Samuel buiten Den Burg


Samuel buiten den Burg, (maar niet de tochten op zondag naar de kerk in de Waal en Oosterend en naar de haven in Oudeschild).

Vrijdag 19 September 1851. Eergister den 17 heb ik naar het Eyerland geweest met Albert Kijzer van de Waal, eerst reden wij naar de Waal en daar [gaven] zij ons nog wat peeren en appels en toen reden wij naar het Eyerland en daar zagene wij een boel zwanen en kooten en toen kwamen wij bij Duinoord en daar zijn wij ingedraagen naar de Zandijk en wij hebben nog op de Zandijk geweest en toen reden wij naar Kors Roeper en zoo reden wij naar de Koog en toen reden wij naar de Burg. / 1/2 8- 6/

Zondag 21 September 1851. Nu ben ik spoedig jarig. Het duurt nog maar vier dagen dan ben ik zeven jaar, want woensdag is het de vierentwintigste. Gister is Dirk om b x
(Zatur) Dingsdag 23 September. brambejen geweest bij Acebuurt in het Grafelijkbosch er waaren maar weinig want de andere jongens haden ze er meestal uitgeplukt (wij vonden). De bodem was twee maal met brambeyen bedekt en dus was het trommeltje nog niet vol en daar heb ik nu een zweer in mijn been, want daar zit een doorn in. Wij gingen des namiddags om vier uur heen en kwamen om 1/2 7 weerom.

XXI Zondagavond 21 Maart 1852. Nù hebben wij vandag gewandeld. Wij zijn toen achter de Boogaard omgewandeld, wij waaren met ons vijven. Menno was er toen (voor het eerst) ook bij. Wij waaren eerst met haar vieren (naamelijk Sientje Katrina Grietje en Vader) maar naderhand kwam ik er ook bij, want toen ik nog niet bij haar was, was ik om Dirk te zoeken.

Zondag 28 maart 1852. Nù hebben wij vandaag weder om de Boogaard gewandeld, toen wij digt bij Pieter Boon waren kwam Dirk met Antoon Vrendenberg, die gingen toen ook mede wandelen. Toen wij een beetje voorbij de Boogaard waren gingen wij aan het knikkeren (vader had de knikkers te hùis mede genomen) om een appel. Toen wij het knikkeren gedaan hadden gingen wij weder naar huis

Woensdag 28 April 1852. Ik ben nù vandaag naar het Eijerland geweest. Wij [hadden] een trommeltje met boterhamen medegenomen. Wij reden de Kogerstraat uit, verder door her Burgernieweland en toen in Waallenburg. Ik heb daar een aardige vogel gezien, een kieviet met een kuifje op het hoofd hetwelk Bakker, met wien wij reden, kragenmaker [kemphaan] noemde. Wij reden ook voorbij de boerenplaatsen (hetwelk zij naar de steden noemen) Gend, Blandenberg kalden en nog een andre stad op Madagaskar. Voor dat wij te Coksdorp kwamen moesten wij een laan doorijden en langs dien laan was een groote vyver waar vele zwanen en koeten in zwoomen en er waren ook een paar eenden. Toen wij te Coksdorp aankwamen gingen wij bij Jakob Buis (de vader van Marijtje onze meid) koffij drinken. Hij liet ons een Gouden medaille en nog een stùk anderen bronzen medailles zien, die zij bijna allen voor het redden van de Agnes gekregen hadden. Vandaar gingen wij naar Dros, waar wij een heele tijd bleven en op de terugreis zijn [wij] nog naar Meheer Kieviet toe geweest, hij had 2 Goudvischen en vele dùiven. En toen wij weder te hùis kwamen zijn wij ook nog naar de Hoorn geweest en wij hebben de Westertoren ook van na bij gezien want wij waren bij De Wit stil gehouden.

Woensdag 19 Mei. Nù zijn ik en Dirk met Korneles Bruin een eindje buiten de Bùrg geweest om in een boschje daar ergens eijeren ùit te halen. Wij kwamen ook bij een boschje en Korneles en Dirk gingen daar in en vonden daarin 5 kneue eitjes.

Maandag 31 Mei 1852. Nù ben ik vandaag ook naar de Hoorn en naar de duinen geweest. In de Hoorn hebben wij een paar boterhammen gehad, elk een pannekoek en een paar kopjes thee gehad; toen wij op de dùinen waren zagen wij een heele boel roosjes en wij hebben daar ook een ruikertje van gemaakt, maar wij hebben het aan den Hoorn bij Oome Huizinga gelaten; en wij moesten toen allen door valleyen tuschen de duinen door dan gleden wij er maar af, maar oome Jùriaan en tante van Giffen liepen te hard en vielen eindelijk in een konynen hol neder.
[Oom en Tante hadden verkering en werden betrapt liggend op de grond, waarop zij verklaarden gestruikeld te zijn over een konijnenhol]

Dingsdag 1 Juny 1852. Nù zijn wij vandaag naar de Hoogen Berg geweest door een weg dien wij nog niet kenden, zoo werd het een grootere wandeling en wij hebben ook nog wat in de Zankuil gespeeld en op de terùgreis dwaalde oome met tante veel van de weg dien wij gingen af en wij hebben haar ook gewacht maar eindelijk kwam het uit dat zij hier een beter pad hadden.

Dingsdag 15 Jùnij 1852. Nù zijn wij vandaag naar het Eierland geweest, met vader, alde neeven en Grietje en Dirk met ons veertienen. Wij stonden des morgens om half zes op en om half zeven gingen wij naar Dirk Leiden om te vragen of hij zijn kapwagen klaar maken wilde, toen wij daar kwamen moest Dirkbroer noch naar de Rùitersplaats om tegen de knechten te zeggen dat zij de paarden spoedig klaar moesten maken, en toen de wagen ingespannen stond reden wij heen, wij reden naar den Waal en langs de Waalenbùrgerdijk. Vader ging ook bij iemand daar, maar de wagen van Leiden reed maar door en raakte op het laatst een heel eind voor ons. Zij reden naar eene boereplaats Ruimzigt en wij reden daar ook naar toe en vonden haar daar; toen gingen wij de boereplaats bekijkken, en wij bevonden dat de eigenaar van die boereplaats een en twintig paarden had en ook vele brabantsche ploegen en die boereplaats was heel groot en toen reden wij verder.
Vervolgens reden wij naar polder Eendragt en zagen in die polder een zeer groot water en wij kwamen toen ook te Fortùin (eene boereplaats aldaar) en toen heb ik ook noch met een hondje, Fannie geheten, gespeeld dan deed ik hem mijn zakdoek over de rùg en zoo voort; en ik heb ook met Dirk naar het strand geweest, daar lagen een heele boel alikruiken en mossels. En [wij] reden verder en vervolgens deelde Vader de bolletjes rond maar ik luste geen bolletje en toen kwamen wij op de boereplaats van Keizer en Kùiper die de Eendragt te zamen in bezit hadden deze boerplaats heete Zeeburg. Maar wij zochten bij Fortùin geen mossels maar het was bij deze boerplaats. En wij reden vervolgens verder en kwamen bij de Roggesloot en ook te Coksdorp hetwelk daaraan gelegen was en wij gingen vervolgens naar de kastelein Drosch. Daar aten wij een boel boterhammen en kopjes koffij en toen dat gedaan was kregen wij van hem noch een zakje amandelen en twee zakjes sùikerertjes en begonnen onze terùgreis, en ik werd onder de terùgreis wagenziek en voor dat wij aan den Bùrg waren ging ik er uit en liep, naar hùis toe en daar moest ik op bed liggen. X

Vrijdag 30 July 1852. Pieter Koning heeft gezegd dat hij morgen middag met Adriaan Keizer en Teùnes Koning karawassen [rietsigaren] gaat plùkken en dat ik dan mede mag De karawassen groejen bij Driehuizen, in slooten die meestal droog zijn, aan riethalmen.

Zatùrdag 31 Julij 1852. Vanmiddag ben ik om half drie naar Driehùizen om karawassen te plùkken. Toen wij bij Driehùizen waren hebben wij nog wat gedronken. Ik en Adriaan Keizer deden zamen karawassen en Pieter Koning en Teunes Koning deden zamen. De karawassen groeiden een eind ver van Driehuizen ik en Adriaan Keizer hebben er tachtig geplukt maar Pieter Koning en Teùnes Koning wel honderdenvijftig. Al de slooten die er waren, waren droog, een was er bij die een beetje moddrig was.

Maandag 6 September 1852. Ik heb vandaag met mijn hoepel naar het Witte Hek toegeweest, een eind de Schilpweg op, er gingen ook andere jongens na toe met hùnne hoepels. Dirk is er ook na toegeweest met zijn ijzeren hoepel die hij onlangs gekregen.

Dingsdag 7 September 1852. Er is vandaag een windhoos bij den Burg geweest, vader en tante wisten er niets van want hij was alleen bij Monsieùr zijn hùis. Het was net als een stofwolk, het begon op eens te waajen en toen kwam hij de Schilpweg af, hij ging het land dat bij Monsieùr zijn hùis is langs en toen zagen wij hem niet meer, toen was hij al ùitgescheiden. Dit is de eerste windhoos die ik gezien heb, ik had er een ander denkbeeld van ik vergeleek het bij een stok van stof die ùit de lùcht hing.

Zondag 17 October 1852 6 1/2 op. Ik ben vandaag naar Aakenbuurt geweest wij hebben op de boereplaats van Dirk Bakker geweest. Het huis behoorde eigentlijk aan Johanna Lindgreen maar hij (Dirk Bakker) woont er op. Wij hebben er met ons allen naar toegeweest Menno, Katrina Sientje Dirk Grietje Vader Tante en Ik. Wij wandelden daar naar toe omdat Dirk zoo graag naar de Miend (een groot heideveld) wilde. Toen dacht Vader dat die reis wat te groot voor Menno en Sientje zoù wezen, daarom zijn wij daar naar toe geweest, want dat boerenplaatsje lag maar een half uùr van de Burg af. Dirk heeft nog een paar stokjes uit een boschje daar naast gehaald. Wij gingen om omtrent 4 uren henen en om tien minuten voor 6 uren kwamen wij wederom. Aafje ging toen naar de Gereformeerde kerk, de boterhammen waren toen al klaar. Aafje is niet naar Akenbuurt geweest. Wij gingen toen wij naar Akenbuurt gingen de Gasterstraat uit.

Dingsdag 15 Februarij 1853. Ik ben vandaag met Vader Dirk Katrina, Sientje en Menno naar de Ielmert (een bevroren water) toegeweest, ik heb achter een stoeltje schaatsen gereden. Ik heb koek en warme melk daar gehad.

Donderdag 17 Febrùarij 1853. Ik ben vandaag vrij van de school geweest, want ik ben na de Waal geweest om schaatsen te rijden. Dirk heeft ook medegeweest, vader heeft hem een dubbeltje mede gegeven. Wij hebben 2 cent voor een koek, 4 voor 2 kopjes chocolade en 2 cents voor baangeld besteed. Dirk heeft een cent gevonden. Aan de Waal op het verdronken land waren zeer vele schaatsenrijders, de baan was omtrent een kwartier lang.

Vrijfag 18 Februarij 1853. Al de kinderen zijn vandaag vrij van school geweest, de 4 oudsten zijn naar de Waal te schaatsenrijden geweest. Er waren drie banen tot de keet aan toe.

Woensdag 30 Maart 1853. Ik ben nu des middags naar de keet gelopen met Katrina, Sientje en Grietje en ook naar de Boogaard.

Zatùrdag 16 April 1853. Ik ben vandaag met Dirk naar Noordhaffel op de boereplaats de Witte Engel, daar Jan Bakker op woont, heen geweest om een briefje naar toe te brengen. Als wij daar naar toe willen dan gaan wij de Hoornderweg uit.

Woensdag 11 Mei 1853. Ik Dirk Griet en Tante hebben vandaag een wandeling langs de Schulpweg gedaan.

Maandag 16 mei 1853. Ik heb vandaag met alle kinderen de Schilpweg opgewandeld.

Woensdag 18 Mei 1853. Wij zijn vandaag naar de Hooge Berg geweest, wij waren met ons twintigen, Katrina Grietje Sientje Menno Dirk ik Vader de beide tantes Oome Juriaan Jan Vrendenberg Betje Vrendenberg Adriana Vrendenberg Eduard Bok Thedora Henriette Johanna Bok. Ik Dirk en Jan zijn vooruit gegaan om Dominé Wentink te halen met zijne kinderen doch ik bleef op de Hooge Berg, daarna kwam de geheele troep met Dominé Wentink zijn vrouw en 4 kinders. Wij hebben een tijdje in de Zandkuil en het Lage Boschje gespeeld, wij hebben ook een vuutje gestookt en op de schommel gespeeld. Sybrand August Herman en Adriaan Keiser waren er ook om eyeren te zoeken. In de tent heeft ook de dans van een hoed plaats gehad. Wij hadden ook veel boterhammen medegenomen in de kinderwagen. daar na zijn wij naar huis gegaan.

Donderdag 30 Junij 1853. Ik ben vandaag met eenige andre kinderen en Vader naar het strand bij de Westen geweest, om 8 1/2 zijn wij heengegaan. Wij hadden 70 noten, een dik stuk koek en een valies met broodjes medegenomen. Toen wij aan de duinen kwamen hielden wij stil bij een duinval, het water hiervan smaakte lekker. Wij hebben ook nog niet ver van de duinen stilgehouden. Frans Kooren is toen met ons meegegaan om ons de weg door de duinen te wijzen. Toen wij aan het strand kwamen hebben wij ons in het zeewater gebaad, daarna hebben wij bij Frans Kooren theegedronken en toen zijn wij weder naar de Burg gegaan.

Maandag 26 Julij 1853. Ik en Dirk zijn nù de geheele dag niet naar school en van 7 1/2 tot 4 uur met Dirk Leien naar het Eierland geweest. Toen wij aan Coksdorp kwamen hebben wij bij Jakob Korsen broodjes gegeten. Wij zijn ook naar het Eierlandsche huis geweest, boven op de steng ook. Wij konden de Noordzee duidelijk en van Vlieland een weinig zien. Toen zijn wij weer naar het Eierlandsche huis terug gegaan en hebben daar een glas water met suiker gedronken. Ook hebben wij nog bij Ruimzigt ingeweest. Zij hadden daar een boel paarden ook een brabantsche hengst.

Zondag 30 October 1853. Ik ben vandaag met Martinus Langeveld naar het Nieuwland gewandeld, het is 10 minuten ver. Vandaag is het mooi weer geweest.

Zondag 20 November 1853. Vandaag ben ik met Vader naar Driehuizen geweest, want Frouwtje Koren had de koorts en het eerst dagt men dat zij dood was, maar het was zoo niet. Wij zijn met Doctor Stolp teruggegaan. Toen wij Driehuizen uit waren zagen wij brand het was het schuurtje van Daalder, niemand was gelukkig te huis, o Jemine!

Zaturdag 3 December 1853. Het is vandaag mooi weer geweest, doch het heeft vannacht sterk gevroren. Ik ben toen met Dirk naar de Witte Engel gegaan om J. Bakker een paar brieven te doen onderteekenen, wij hebben op een kolk daar ijs van 3 duim dik gevonden.

Donderdag 30 Maart 1853. Gisteren ben ik met Herman, Arend en Dirk naar de Prins Hendrik polder geweest.

Maandag 17 April 1853 [Tweede paasdag]. Vandaag is het geheele huis behalve Aafje naar de Hooge Berg geweest.

Donderdag 1 Junij 1854. Eergisteren ben ik naar het boschje van de tent, zondag ben ik ook naar de hoogte geweest.

Woensdag 16 Junij 1854. Ik en Dirk zijn vanmorgen om 1 uur naar de Hors geweest, wij hebben eerst nog gespeeld. Vader en Do. Lodesen waren al een half uur eerder gegaan en die aten aan de Hoorn. Wij kwamen daar om twee uren aan, toen gingen wij over de Kadijk naar de eerste rei duinen, daar zagen wij de Mok en een gedeelte van de Hors. In de Mok lag een kanonneerboot. Toen gingen wij over de stuifdijk naar het strand en daar moesten wij een plas van wel 5 minuten lang overtrekken. Eindelijk kwamen wij aan het eind van de Hors, waar twee stukken geschut stonden, het schip dat niets anders dan eene romp was stond op 150 ellen afstand. Vader en Do Lodesen waren daar ook. Daar waren de Minister van de Marine namelijk de baron van Eschingen en zijne Adjudant, de scout bij nacht welke drie ridderordes op zijn borst had, de overste Engelberts, twee officiers van de marine, drie serjanten, twee tamboers en twintig soldaten. Zij hadden er een klein huisje, een kruidmagazijn en twee woontenten gemaakt. Het eene stuk geschut, het welk tienduizend ponden woog, schoot kogels van 80 ponden en pakken kruid van drie ponden, het andere schoot kogels van zestig pond. De granaten waren ook zeer zwaar. Vier menschen konden het stuk met een rad aan de affuit voor uit en achteruit brengen. Eerst schoot men met grenaten de Bourbon, welke geheim alleen aan de officieren en aan de hooge persoonen bekend was en dat aan ons land 120000 gulden gekost heeft. Een keer is het schip met zulk eene grenaat in brand gestoken, toen zijn eenige der hooge menschen er in twee boten naar toegegaan, doch men kon er niet bij komen zonder zijne vingers te branden. Wij hebben toen eene wandeling over het strand gedaan. Toen dat men 12 salvos gedaan had, gingen wij weg.
Wij aten nog iets bij Do. Lodesen. Toen kwam de overste en heeft met vader tot 10 uren zitten praten. Toen zijn wij weg gegaan, om 11 uren waren wij aan den Burg en om half twaalf op bed. Ik heb bij Do Lodesen een studentenalmanak gelezen. Het is vandaag mooi weer geweest.

Woensdag 19 Julij 1854. Wij zijn vandaag met ons geheel huisgezin, Jan, Domené en Kornelis Vrendenberg naar de Hooge Berg geweest. Emilie Theodore Henriette Johanna Bok Bruno Tideman Klaas Brouwer en het geheele huisgezin van Do Wentink waren daar al. Wij hebben daar een brand gehouden in het Boschje, op het land en in de Zandkuil gespeeld.

Woensdag 9 Augustus 1854. Ik ben vandaag met Adriaan Keizer naar Piet Blankesbosch geweest om boogjes, pijlen en bogen.

Zaturdag 11 Augustus 1854. Ik ben vandaag met Dirk en Menno naar Akebuurt geweest.

Dingsdag 5 September 1854. Er is vandaag harddraverij en zakkeloperij bij Raven maar ik mag er niet heen.

Woensdag 6 September 1854. Ik ben vandaag naar de harddraverij geweest, er waren daar zeer vele paarden, wel 200 menschen, 20 harddravers en 10 zakkelopers. Ik heb daar 2 centen verkocht. Ik heb heen en terug gereden met Kees Keijser.

Woensdag 18 April 1855. Wij zijn vanmiddag allen naar de Hooge Berg geweest, wij hebben daar een vuurtje van drooge bladen gestookt, hebben met de verrekijker naar eene brik gekeken en hebben in het bosch gewandeld.

Zondag 6 Mei. Ik ben vandaag met Ph. Slijboom naar de Hoogte geweest.

Donderdag 17 Mei. Ik ben vandaag met F. Slijboom naar het Doolhof geweest.

Vrijdag 18 Mei. Ik heb met Dirk en Engel de Schulpeweg wat opgewandeld.

Maandag 21 Mei. Het is vandaag tweede Pinksterdag. Gisteren zijn wij met Ons allen naar de Hooge Berg geweest en hebben wat lelietjes van dalen medegebragt.

Dingsdag 22 Mei 1855. Vader Oome Juriaan Katrina Sientje Menno en ik zijn vanmorgen om 7 uren naar het Eijerland gereden met Jan Dekker. Wij kwamen er om 9 1/2 uur aan en zijn een tijdje geweest in de herberg de Hoop, toen bezocht vader R. Koning A. …. en Marijtje en eindelijk zijn wij naar Ds. Lammers gegaan. Hij heeft een grootere tuin als de onze. Wij hebben ook in het dorp en aan de haven gewandeld, hebben daar gegeten en zijn om ruim 6 uren weder naar de Burg gegaan waar wij om 8 1/2 aankwamen.
Ik heb bij Ds. Lammers veel gelezen in ‘De almanakken van het schoone en goede’ en hebben er elk een boekje gekregen. Het heeft vandaag ook geregend en gewaaid. Ik was misselijk toen ik thuis kwam.


Terug naar de vorige bladzij