Geen hoop op betere dagen


Hendrik Roeper
Geboren op 17 april 1841 op Driehuizen, gestorven op 2 mei 1888 in Haarlem.
Zoon van Cornelis Roeper (Spang 1811- Bargen 1859) en Geertje Dekker (Oudeschild 1813- Paterson, New Jersey 1872)
Hun kinderen waren Jantje (Oudeschild 1837), Jan (Burg 1839- USA), Hendrik (Driehuizen 1841 Haarlem 1888), Pieter (Driehuizen 1843- USA), Jantje (Spang 1844- USA), Martje (Spang 1846), Cornelis (Spang 1847-1848), Nanning (Spang 1850- Waalenburg 1858), Cornelis (Waalenburg 1855- USA)
Behalve Hendrik vertrok de familie naar Amerika, eerst zuster Jantje met haar echtgenoot Arend Heerschap en hun kinderen, later ook de anderen. Ze namen in 1871 hun oude moeder mee.

Huizinga 4 Augustus 1852. Antje Pieters Breker verhaalt hoe haar schoonzoon Cornelis Roeper als een ontaard mensch kan woeden tegen zijn zoontje Pieter.
Geertje Dekker was een dochter van Jan Pietersz Dekker en zijn eerste vrouw Marretje Geerts Visser. Marretje was in 1811 met Jan Dekker getrouwd en in januari 1826 gestorven. Jan hertrouwde met Antje Breker op 6 mei 1827.
Kinderen van Marretje: Pieter, Geertje, Tetje, Aaltje, Dirk, Dirk, Marretje, Marretje, Pietertje. Van deze kinderen waren er in 1827 nog 5 in leven. Er kwamen er nog 6, Dirkje, Trijntje, Pieter, Antje, Nan en Tetje. Bij het huwelijk van haar ouders was Dirkje al bijna een maand oud.

Gezien de aantekening van Huizinga was het pedagogisch klimaat in dit gezin niet optimaal.
Hendrik wilde van jongs af niet deugen, wat in die tijd stevig werd aangepakt.

Maatschappij van Weldadigheid in Frederiksoord
Brief van Burgemeester Pieter Keijser 22-10-1855
Aan de Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid te ’s Gravenhage
Het Algemeen Armbestuur dezer gemeente heeft het voornemen opgevat, naar de Kolonie van Weldadigheid te Frederiksoord op te zenden, de persoon van Hendrik Roeper, geboren alhier den 17-4-1841, zonder ligchaamsgebreken, en heeft onze tusschenkomst verzocht UEd zulks ter kennis te brengen, met verzoek of UEd ons wel wilt doen informeren, wanneer die opzending kan plaats hebben, en welke renseignementen door het Algemeen Armbestuur moeten worden in acht genomen en opgegeven.

14-11-1855 Aan den Heer Directeur der Maatschappij van Weldadigheid
Overzending Hendrik Roeper en Cornelis Vermeulen

Huizinga 14 November 1855. Intusschen liet de Burgemeester nog berigten dat Hendrik, de zoon van Cornelis Hendriksz Roeper, morgen naar Frederiksoord zou gaan en of ik hem nog spreken wilde. Doch daar ik hem laatstleden zaterdag namiddag reeds zeer ernstig had toegesproken en ik nu geen tijd had, deed ik dit niet.
Deze knaap, 14 jaren oud, was reeds dikwijls van zijn ouders weggeloopen, is een meester in liegen en later ook in stelen. Onlangs was hij bij Jan Jansz Roeper van de Veen onder Vermaningstijd ingebroken met zijn kleine broer Pieter van 12 jaar en had daar behalve eetwaar, 5 rijksdaalders weggenomen uit het kabinet. Sedert had men hem door intermediair van de Burgemeester uit de Haarlemmermeer teuggehaald. Zaterdag l.l. kwam de vader met de beide knapen hier (op raad van de Burgemeester) toen hij ze van de haven had gehaald.
Ik heb toen al het mogelijke gedaan om een diep berouw bij hen op te wekken en met hen om vergiffenis gebeden. Zij waren daarbij wel zeer bewogen, maar er was reden voor. Gaarne gebruikten zij vervolgens hier een middagmaal. Dingsdags waren zij op catechisatie
.

Bevolkingsregister van de Maatschappij van Weldadigheid
Hendrik Roeper, geboren op 17-04-1841; plaats van herkomst: Texel; godsdienst: hervormd; aangekomen op 17-11-1855; ingeschreven in Wilhelminaoord als ingedeelde; vertrokken op 30-04-1856.
Bijzonderheden:
Aankomst in kolonie II, Wilhelminaoord.
Plaatsing: Armvoogden Texel.
Ingedeeld bij: kolonist W.L. v.d. Laan kol. II; Ommerschans; kolonist
W. Hofman kol. II; kolonist D.B. Sap (of Siep) kol.II.
Bijzonderheden: Op 06-02-1856 gedeserteerd (V.d. Laan). Op 13-02-1856 terug bij V.d. Laan; op 19-02-1856 naar Ommerschans
Strafkolonie. Op 14-03-1856 terug bij Hofman en op 30-04-1856 gedeserteerd uit kolonie II (D.B. Sap of Siep). Bron Drents archief – DrenLias: http://www.drenlias.nl/index.php]
Ook daar was Hendrik blijkbaar opstandig, wat onverstandig was, want deserteren maakt het verblijf daar niet korter en zeker niet aangenamer! Het bracht hem in Zwolle in de gevangenis.

Brief van Burgemeester Keijser 7-10-1856
Aan den Heer Officier van de Regtbank te Alkmaar
Dat op zijn verzoek dd 30-9 per omgaande aan den Heer Officier bij de Regtbank te Zwolle is opgezonden het bedoelde geboorte-extract van Hendrik Roeper

Deserteren
Na zijn terugkeer uit Drenthe werd Hendrik, al dan niet vrijwillig, zeeman in dienst van Zijne Majesteit.
Brief 12-1-1860 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Begeleidende een certificaat omtrent de persoon van Hendrik Roeper, welke bij de Nederlandsche Marine is dienende en tot deze gemeente behoort.
Hendrik kwam na jaren weerom, hij verliet zijn schip, deserteerde, en ging naar Bargen naar zijn familie, waar hij echter niet veilig was.

Brief Burgemeester Loman 1-10-1865
Aan den Heer Commissaris van Policie te Helder
Idem aan den Schout bij Nacht bij de Marine te Nieuwediep
en een kortere versie aan den Heer Officier van Justitie te Alkmaar
Dat heden nacht ten 12 1/2 ure door de Veldwachters Arie Dekker en Adam Kalf in Bargen gemeente Texel is gearresteerd zekeren persoon met name Hendrik Roeper, oud 24 jaren, geboren alhier den 17-4-1841, zoon van C. Roeper, overleden, en Geertje Dekker, wonende alhier. Genoemd persoon heeft zich alhier eenige dagen opgehouden, en is volgens zeggen, met het Oorlogschip de ‘Citadel’ naar Oost Indië vertrokken, en met het Oorlogschip ‘Balie’ teruggekeerd, als toen op het Wachtschip te Nieuwediep geplaatst, om later met de ‘Prins Hendrik’ te vertrekken, waarvan hij is gedeserteerd.
Ik zal zoo vrij zijn genoemd persoon op morgen per stoomboot onder geleide van den Veldwachter A. Dekker aan UEd optezenden.
10-10-1865 Aan den Heer Kommandant van Zijne Majesteits Wachtschip ‘Kortenaar’ liggende te Nieuwediep
Bij deze intezenden, eene declaratie ten behoeve van de Veldwachter A. Dekker alhier, wegens het arresteren van de persoon H. Roeper, gedeserteerd Matroos 3e klasse van Zijne Majesteits Wachtschip Kortenaar.

Hij werd voor diefstal veroordeeld kort na deze desertie. Kennelijk was hij gevlucht na iets gestolen te hebben.

Heldersche Courant 1-1-1866
Zaterdagmorgen is van hier naar Leeuwarden getransporteerd, de gewezen matroos der Marine H. Roeper, na door den Zee-Krijgsraad te zijn veroordeeld tot 7 jaren tuchthuisstraf en vervallen verklaard van den militairen stand; hij had zich schuldig gemaakt aan diefstal van ’s Rijks goederen door middel van inbraak (zie ons nr. 462).

Amerika
Ondertussen waren de familieleden van Hendrik gestorven of naar Amerika vertrokken, met geleend geld van de Doopsgezinde gemeente. Ook zijn moeder ging daar nu heen.
Huizinga 28 april 1870. Des avonds brief geschreven aan Jantje Cornelis Roeper (en Arend Heerschap) te Paterson in Noord Amerika, waarheen zij in 1867 vertrokken is. Zij gevoelde zich zeer gelukkig, wilde dat haar moeder overkwam. Zij had 75 gulden disponibel tot afkorting van hare schuld van 100 gulden bij de Gemeente. Ik schreef dat zij die per wissel aan Veenstra zou overmaken.

Gevangenis
Desertie na diefstal werd hoog opgenomen- sindsdien zat Hendrik in de gevangenis in Leeuwarden.
Huizinga 26 Augustus 1870. Hendrik C. Roeper hier, ontslagen wegens ziekte uit de gevangenis te Leeuwarden waar hij 4 en een half jaar gezeten had. Hij wil gaarne 25 gulden van de Gemeente voor uitrusting, om dienst te nemen op een schip te Amsterdam, Hamburg of Londen. Ik adresseer hem aan [diaken] Veenstra.
28 Augustus 1870. De Kerkeraad beluit (Burger Diakens) om aan Hendrik Roeper een rood hembd en broek te geven, en Veenstra enzovoort, willen voor zichzelf wel iets bijdragen. Veenstra zendt mij daar voor 2,50 gulden, Jacob Roeper 2,50 gulden, 1 gulden van D.de Boer, Pieter Roeper 75 cents, Dominee Vrendenberg 50 cents, e.a. Totaal 8,25 gulden, en nog 1 gulden van Pieter Boon, na veel praten (hij wilde echter tot zulke zaken gaarne medewerken en ik mogt vrij terugkomen, maar hij twijfelde of ’t goed besteed zou zijn), 5 gulden van Sijbrand Jans Keijser, Neeltje Bakker, Jacob Kooiman, Joh. Keijser. Ik bragt deze 6 gulden aan de belanghebbende moeder en sprak hem nog eens vermanend toe.
’s Avonds 2,50 gulden van Dominee Bakker en 50 cents van Pronk die ik de dan reeeds vertrokkene naar ’t Oude Schild nazond (het werd mij echter den volgenden dag terugbezorgd daar hij al vertrokken was)
.

Hendrik kwam snel weer in de problemen, al na enkele maanden werd hij opnieuw veroordeeld.
Klapper Huis van Bewaring Helder
Hendrik Roeper, zoon van Cornelis Roeper en Geertje Dekker, geboren Texel,
wonend Amsterdam, 29, ongehuwd, zeeman, doopsgezind, 1 m 70 lang, blauwe ogen, blond haar, aangehouden wegens diefstal en veroordeeld. Op 5-1-1871 naar Alkmaar getransporteerd.
De straf was 7 jaar in het Tuchthuis.

Op Texel wist men daar nog niets van.
Huizinga 8 January 1871. Bij Jan Bruin en Trijntje Burger, voor 17 dagen bevallen van een zoon Jakob. Hier ongeveer een uur vertoefd. De man vaart bij schipper Dekker, aldaar Aagje Smit en de moeder van Bruin, eene zuster van Geertje Dekker. Gesprek over Hendrik Roeper, onlangs weer op Texel geweest. Hij schijnt in Amsterdam te zullen trouwen [Hendrik was een zoon van Geertje Dekker].
Misdadigers beteren vaak hun leven als ze een aardige vrouw krijgen. Maar dat gunstige vooruitzicht bleek geen waarheid te zijn geworden, gezien de volgende aantekening over Hendrik.
Huizinga 4 Mei 1872. [Huizinga bezocht in de gevangenis te Leeuwarden Hendrik Cornelisz Roeper door bemiddeling van Doctor Plet] die Geneesheer in de Gevangenis was te dezer stede. Al de menschlievende bemoeijingen om gevangenen te verlossen en verbeterd aan de Maatschappij terug te geven leden meest schipbreuk. Zij moesten (volgens hem was dit het beste middel) naar eenig overzeesch gewest gezonden worden, waar zij niemand schade konden doen en door arbeid in hun onderhoud konden voorzien. Hij verhaalt veel van zijne ondervindingen. Wij spraken over Hendrik Roeper en maakten afspraak dat ik hem heden 11 uur in de gevangenis zou opzoeken.
Ik vond daar Doctor Plet in zijne Apotheek. Hij liet Hendrik Roeper binnen komen. Bleek en mager zag hij er uit. Hij kon door zijn Asthma eerst niet spreken, later ging het. Hij herkende mij, maar zonder bewijs van opgewekte aandoeningen. Ik vroeg hem of hij zich 3 Augustus 1870 nog herinnerde. Ja. Ik herinnerde hem zijn toen beledene goede gezindheid en voornemens, vroeg hem hoe hij toch deze weer zoo spoedig vergeten had, zoodat ik hem thans hier moest wederzien? Hij zeide dat het niet anders kon. Hij had nog een huur gehad op een schip, maar de kaptein had hem weggejaagd wijl hij zieken genoeg had. Toen was hij weer aan de dwaal geraakt.
Te Amsterdam was hij door eene heer nog bestolen, zoo schoot er voor hem dan niets meer over dan het verblijf hier. Ik sprak van hoop op betere dagen. Hij achtte ze onmogelijk. Hij had niets meer te hopen, nu niet meer. Ernstig stelde ik hem voor dat hij zich verbeteren kon en moest. Nog 4 jaar moest hij hier blijven. Dat zijne moeder naar Amerika vertrokken was wist hij uit een brief van zijne tante of een harer kinderen. Toen de Doctor mij herinnerde dat het tijd was, eindigde ik met zoo ernstig dwingende woorden mogelijk. Vroeg of hij nog iets aan iemand te zeggen had, wat hij met “neen” beantwoordde en ging weer heen zoo als hij gekomen was
.

Huizinga 3 Augustus 1872. Brief van Arend Heerschap en Jantje Roeper dat haar moeder Geertje Dekker overleden is te Amerika.

Huizinga 3 September 1872. Des avonds brief geschreven aan Pieter Cornelisz Roeper te Hillegom, het overlijden zijner moeder, mij door zijn zuster berigt.

Die woont hier niet meer
Brief van Burgemeester Loman dd 14-9-1872 Aan den Heer Ambtenaar van de Burgerlijke Stand te Amsterdam
Onder terugzending uwer missive den 11 dezer N 25, waarbij wordt gevraagd om een getuigschrift van werkelijke woonplaats aan te vragen ten behoeve van H. de Roeper, heb ik de eer te berigten dat genoemde H. de Roeper zich niet in deze gemeente bevindt. Genoemde persoon was bij de Volkstelling in 1859 reeds niet meer in deze gemeente, maar bevond zich toen waarschijnlijk in ZM Zeedienst, is later wegens diefstal veroordeeld tot 7 jaren tuchthuisstraf, daar uit ontslagen wegens ziekte, en vervolgens weder ten gevolge diefstal, in regters handen vervallen en bevindt zich thans waarschijnlijk in een der gevangenissen.

Huizinga 9 January 1877. Des namiddags begrafenis van Jan Daalder, 18 jaar oud, na ettelijke maanden sukkelen aan keelteering, in het Gesticht overleden. Alle de kinderen van Jan Daalder met hemzelve tegenwoordig, ook Cornelis Eelman. Hij verhaalde mij dat vandaag ook Hendrik Cornelisz Roeper, eer door mij in het Tuchthuis van Leeuwarden bezocht, in het Gesticht was opgenomen. Hij had reeds eenigen weeken in Meerenberg dienstbaar geweest.

Huizinga 17 April 1877. Des middags wordt ik verzocht om in het Gesticht Cornelis Schagen, zeer ziek zijnde, eens toe te spreken, gelijk ik doe. Aldaar lag ook Hendrik Cornelis Roeper, hevig lijdende aan asthma. De moeder [van het Gesticht] verhaalt van zijn voetreis (zonder geld) van Alkmaar naar den Helder in een stormigen, regenachtigen nacht, van paal tot paal zich voortslepende en zijne hevigen dorst van de koorts zoekende te lesschen door uit zijn schoen geschept water te drinken. In 2 dagen geen eten gehad. Hijzelf natuurlijk geheel druipnat. Het was de eerste maal dat ik hem wederzag na de ontmoeting in het Tuchthuis te Leeuwarden. Ik kon echter ditmaal niet met hem spreken.

Hendrik had geen familie meer op Texel, niemand om op terug te vallen. Waar hij de volgende elf jaren was komen we niet te weten uit de Dagboeken van Huizinga, wat haast zeker betekent dat Hendrik daar tot 1879 niet meer geweest is, anders was er wel iets over opgeschreven. Overleden in Haarlem? Daar is ook een gevangenis……

Tuchthuisboef
En dat vermoeden bleek waar te zijn. Hendrik eindigde in de gevangenis van Haarlem, na eerst nog daaruit gevlucht te zijn. In de Heldersche en Nieuwedieper Courant (digitaal beschikbaar 1858-1880) staat te lezen:

5-4-1878 HNC Een der twee gevangenen, die onlangs uit het huis van arrest te Haarlem ontvlugt zijn en wel de Roeper, is weder gearresteerd en jl. Dingsdag in de gevangenis teruggebragt.

7-4-1878 HNC Omtrent den tuchthuisboef Roeper, den uitgebrokene uit de gevangenis te Haarlem, te Zeist gevat en weer naar Haarlem teruggevoerd, valt nog te melden, dat de man gearresteerd is door den inspecteur van politie aldaar, die hem op weg ontmoette en, hem niet kennende, vroeg wie hij was. Roeper, daarop voorbereid, noemde zich Bouwman, sedert een paar dagen uit het gasthuis te Utrecht ontslagen en nog zeer lijdende, wat hem trouwens wel was aan te zien. Dat hij het zoo erg op de borst had, gaf den inspecteur, die het signalement van den asmatischen voortvlugtige niet bij zich had, achterdocht en hij nam hem met zich mede naar het politie-bureau, waar het weldra bleek, dat Bouwman en Roeper één waren. Roeper deed niet de minste moeite om verder te loochenen of te ontkomen; integendeel scheen hij blijde, weder onder veilig dak te zullen komen na de odyssee in regen en sneeuw, welke zijn zwak ligchaam geheel had uitgeput.
Een ware odyssee toch moet het togtje geweest zijn, dat de twee uitgebrokenen hebben doorleefd. Hauwert, de medegezel, moest Roeper, die zoo zwak was dat hij op den weg van Haarlem naar Amsterdam niet tegen den wind kon inlopen, letterlijk voortslepen aan twee aan elkaar gebonden zakdoeken. Zoo kwamen zij in het holle van den nacht te Amsterdam, waar zij de gevangeniskleeren tegen andere hebben verwisseld. Hauwert, die zijn vrouw en kinderen bij zich had genomen, en Roeper, bragten vervolgens in een hooiberg eenigen tijd door en toen het kind erg ziek werd, meende de vader, daartoe aangemaand door de vrouw, die den doop van den zuigeling vreesde, dat het kind niet ongedoopt de eeuwigheid mogt ingaan, begaf zich er mee naar een predikant in een dorp in de nabijheid van Amsterdam, maar de predikant zeide, dat hij slechts op Zondag en in de kerk mogt doopen. Vervolgens begaf zich het viertal, Hauwert en vrouw, het kind en Roeper- naar een pastoor, die het kindje in de Catholieke kerk opnam.
Deze treffende episode uit het leven van een paar boeven, wordt mij door een geloofwaardig persoon verteld. Zij bewijst, dat er inderdaad een meer innige band is, welke die uitgestooten lieden nog aan de maatschappij verbindt, dan men oppervlakkig zou vermoeden.
Roeper moet ook bij een slaapbaasje aldaar aan den haard hebben gezeten, toen een rijksveldwachter zijn signalement kwam voorlezen en de logementhouder aanspoorde tot voorzigtigheid en tot goed-uit-de-oogen-kijken; hij lachte natuurlijk in zijn vuistje.

19-4-1878 HNC Naar men verneemt, is nu ook de tweede der twee gevangenen, die onlangs uit het huis van Arrest te Haarlem ontsnapt zijn, te weten A.F. Hauwert, gearresteerd, en wel onder Voorburg.

15-5-1878 HNC Bij de arrondissements-regtbank te Haarlem is jl. Zaturdag behandeld de zaak van Roeper, een der beide uit de gevangenis in Haarlem ontvlugte personen. De eisch van het OM was 6 maanden cellulaire gevangenisstraf. Zooals men weet heeft de andere ontvlugte, Hauwert, door ophanging een einde aan zijn leven gemaakt.
Zo was Hendrik weer zes maanden onder dak.

Hendrik had nog 10 jaar te leven, met zijn zware astma en zwakke gezondheid.

Bewerking van het Dagboek van Dominee Huizinga door Irene Maas
Brieven van Burgemeester en Secretaris van Texel
Stamboom Dekker van Oudeschild (Hendrik’s moeder was een halfzuster van Antje Dekker, de vrouw van Pagga)
Tien Texelse families en hun aanhang, Cees Hoogerheide, 2003, familie Roeper
Geneaogische Databank van Rob Gomes.



Home