Hermanus Mauritius Ahlé

Hermanus Mauritius Ahlé

Chirurgijn en vroedmeester in Den Burg, griffier bij het vredegerecht in het kanton Texel.

Na de berichten van Simon Koorn heb ik alles wat ik al in de oude boeken van Texel had gevonden over deze HMA opgezocht. De naam Ahlé kwam voor in allerlei documenten, dus hij was geen vreemde voor mij. Onderaan dit verhaal volgt Koorn zijn complete bijdrage.

HMA (1769-1860) was ruim 40 jaar lang een belangrijk man op Texel. Hij was geboren te Amsterdam, overleden te Schoonhoven. Hij werkte als chirurgijn te Wijdenes, op de Hollandse vloot (1795) en in Westwoud, maar vestigde zich rond 1797 in dat beroep op Texel. Hij bleef als geneesheer op Texel werkzaam tot 1838. Toen werd hij benoemd tot griffier bij het Kantongerecht aan den Helder.

N 328 31-12-1838 Verandering in het [medisch] personeel

2 Vertrek van den Heer Hermanus Mauritius Ahlé, Plattelands Heelmeester naar den Helder

REPUBLIEK DER VERENIGDE NEDERLANDEN, FRANSE TIJD, BATAAFSCHE REPUBLIEK, KONINGRIJK HOLLAND, KONINKRIJK DER NEDERLANDEN

De bestuurlijke omstandigheden wisselden nogal tijdens zijn leven. In 1795 was de Republiek (met Oranje-stadhouder) vervangen door de Bataafsche Republiek onder Franse overheersing, waar niet iedereen blij mee was. Wie oranjegezind was moest zwijgen, wie dat niet deed verloor zijn werk. Even leek het tij te keren in 1799, maar dat ging voorbij. Hoewel zorgvuldig voorbereid, mislukte de herovering van het land door Oranje.

In de herfst van dat jaar was Texel bezet door Engelse en Russische troepen, die geleid werden door de Prins van Oranje vanuit Den Helder. HMA was blij, er zou een eind komen aan de Franse en Bataafse overheersing. Maar dat viel tegen. De herovering van Holland was mislukt, het was voor hem beter om even niet in het land te zijn. HMA was een vurig orangist, zozeer dat hij na dit verlies met de Engelsen meeging naar Engeland.

Er was weliswaar geen guillotine aanwezig op Texel, maar het herstelde Bataafse bewind had nog wat kwesties te regelen, en niet alleen met hem. Het oranjegevoel op het eiland bleek tijdens de invasie algemeen en enthousiast, en mensen als HMA moesten zich nu tot 1813 koest houden. Zestien jaar tot de Fransen verdreven werden was een lange tijd, niet iedereen maakte dat mee.

Later kwam hij weer terug, het lag in 1802 allemaal al niet zo zwart-wit meer.

AAGTJE KOORN

Genealogische Databank van Rob Gomes: Jan Gerritsz Koorn, zoon van Gerrit Koorn en Lijsbet Jans Groot. Diens jongste zuster was Aagtje Gerrits Koorn, geboren te Berkhout op 21 november 1773. Zij trouwde te Berkhout op 4 mei 1793 met Hermanus Mauritius Ahlé, afkomstig uit Westwoud [Amsterdam, gedoopt in de Westerkerk]. Ouders Emanuel Ahlé en Maria van der Steen. Koorn is een veel voorkomende Texelse naam, maar of in dit geval een connectie met het eiland is blijkt niet.

Kinderen: Maria (1798-1754), Maria Elisabeth (1799), Jacobus Gerardus (1803), onbekend kind begraven in 1807, Hermina Catrina (1810), Wilhelmina Frederica (1814-1830)

De dokter kon zijn eigen kinderen niet in leven houden. Het was weliswaar een slechte tijd met allerlei ziekte en gebrek, maar echt arm zal het in hun huishouden niet geweest zijn. Misschien was het iets genetisch, of gewoon een samenloop van omstandigheden.

De vader van HMA overleed in West-Indië in 1776, zijn moeder was sindsdien weduwe. Zij woonde bij haar zoon en schoondochter in op Texel.

Grafboek van de kerk in de Binnenburg

Graf 97 De Kerk. Dit graf verkogt aan Willem Romans

23-1-1805 begraven het kind van Abram Kikkert [Kikkert was een schoonzoon van Romans]

25-5-1806 begraven Bejaterus (Beatrix) Hondius [echtgenote van Romans]

12-1811 bijgeset het kind van Abram Kikkert [Reijer1807-1811]

12-5-1815 begraven de Heer Willem Romans

Abram Kikkert. Gereklameerd oost zeijde

Graf 59 De Kerk. Willem Romans.

2-6-1815 begraven Willem Romans van Schaik, kind van Jacob Engelsz van Schaik te Wijk bij Duurstede.

Noorder uijtlaed 14 Cornelis Pietersz Schol. Nu op naam van Cornelis Disper.

Nu op naam van Hermanus Mauwrietieus Ahlé

21-3-1803 begraven 't kind van Hermanus M Ahlé.

24-11-1807 begraven het kind van H.M. Ahlé.

5-10-1810 begraven het kind van H.M. Ahlé.

23-4-1812 met consent is begraven het kind van Corn. Pie, genaamd Trijntje.

8-2-1826 begraven Aagje Koorn.

Aagtje Gerrits Koorn overleed op 2 februari 1826 in Den Burg (Texel).

Zij is overleden om 05.00 uur; aangifte overlijden op 2 febr. 1826 door Mees Disper, 61 jaar, werkman en Jan Bakker, 52 jaar, werkman; beiden wonende in Den Burg.

HMA werd heel oud, 91 jaar. Op het laatst, van 1854 tot 1860, woonde hij bij zijn kleindochter Dirkje Vos in Schoonhoven. Een maand eerder had het noodlot toegeslagen, Echtgenote Meijntje van Juchem en dochter Maria Ahlé waren gestorven aan kolendamp. Dirkje was echtgenote van Willem Romans van Schaik, een kleinzoon van de Texelse gemeentesecretaris Willem Romans. In die familie maakte men van die afkomst een dubbele naam.

Deze Willem had een ouder broertje met dezelfde naam gehad, dat in juni 1815 stierf toen de familie naar Texel was gekomen om de oude Willem te begraven. Het kindje werd in een ander graf in de kerk gelegd dan zijn grootvader.

Uit de feiten kan iets van het leven van Aagtje Koorn gereconstrueerd worden. Zij was vreemd op Texel (tenzij er een familieband met de familie Koorn was). Vanwege de positie van haar man was zij voor haar sociale contacten aangewezen op de vrouwen van de 'betere' kringen. Dat was een beperkte groep, waarmee het maar net moest klikken. Er zijn gevallen van vrouwen in die positie die gillend gek werden door de isolatie. In de tijd dat haar man in Engeland was had Aagtje een klein kind, de tweede Maria. De dode kinderen kwamen later.

Hoe zou ze zich in leven gehouden hebben in de tijd dat ze zonder inkomsten zat? Haar man was weg, voor hoe lang wist niemand. De diakonie van de Hervormde kerk zal wel geholpen hebben. Burenhulp? Links van haar in de Weverstraat woonde Dirk Koorn met Grietje Hoogschagen, de vroedvrouw, aan de andere kant Dirk Kooijman met Maartje Vlaming. Zij hadden er een winkeltje. Zou Aagtje daar wat aan gehad hebben? Ze was niet helemaal alleen, haar schoonmoeder was bij haar, hopelijk klikte het tussen hen.

Toen er een tehuis gevonden moest worden voor de weesjes van dominee van Juchem was ze misschien wel blij dat ze die in huis kon halen. Het vulde de leegte. Ze kon ook iets terug doen voor de ondersteuning die ze eerder zelf had gekregen van de diakonie.

WAAR WOONDEN ZIJ?

Klaassen Huizenboek Burg:

B 159 Huis en erf Weverstraat, eigenaars waren de erven Keesoom.

Dit huis werd ook enige tijd verhuurd aan de chirurgijn HMA, die in 1797 toestemming kreeg om zich op Texel te vestigen. Hij had een diploma van het chirurgijnsgilde van Amsterdam en was chirurgijn bij het admiraliteitsgilde te Hoorn. Hij was goed op de hoogte van de laatste stand van de geneeskunde, want hij vaccineerde [in 1804] op Texel 'met gelukkig gevolg' een aantal kinderen met koepokstof, in die tijd een belangrijke ontdekking waarmee mensen tegen pokken konden worden beschermd. In 1808 kreeg hij 'patent' als vroedmeester.

B 165a Huis en erf Weverstraat

Willem Rab verkocht in 1828 het dubbele huis aan HMA. In 1830 werd het bewoond door zijn dochter Maria Elisabeth, die winkelierster was.

B 216 Huis en erf Weverstraat, gekocht van Abram Reijersz Kikkert in 1815.

De uit Amsterdam afkomstige HMA, griffier bij het vredegerecht en tevens chirurgijn en vroedmeester, kocht het huis voor f 800.- Hij was ook diaken van de gereformeerde [hervormde] kerk. In 1830 woonde hij hier met zijn 30 jaar jongere vrouw Meinsje van Juchem [216 is aan de zuidkant van de Burgwal, vlak bij de HV kerk ongeveer tegenover de Action].

B 296 Huis en erf Kneppelbuurt- Warmoesstraat

1819 Gekocht van (erven) Willem Vlaming. Ook de volgende eigenaar HMA, werkte voor het vredegerecht, maar dan als griffier. Hij kocht het huis voor f 500.- met inbegrip van de tuin. In 1830 was het eigendom van Marcus Joseph Hangjas.

De kadasternummers waren B 159= 291, B 165a= 285 en B 216= 103, allemaal aan de rechterkant van deze kaart gelegen.

Kinderen van HMA

Maria (13-1-1798, 1 dag) Doopgetuige: Maria van der Steen

Maria Elisabeth (1799-1854) Doopgetuige: Maria van der Steen

Jacobus Gerardus (12-3-1803, 1 dag) Doopgetuige: M. van der Steen

Hermina Catrina (30-11-1810, 5 dagen) Doopgetuige: M. van der Steen

Wilhelmina Frederica (27-6-1814-1830) Zij is geboren om 11.00 uur; aangifte geboorte op 28 juni 1814 door de vader; getuigen bij de aangifte: Jan Danièl van Holy, 29 jaar, kapitein commandant van Texel en Johan George Rodner, 22 jaar, klerk bij het gemeentebestuur van Texel; beiden wonende in Den Burg.

Bij haar overlijden was zij 15 jaar; zij is overleden om 14.00 uur; aangifte overlijden op 4 mrt 1830 door Mees Disper, 65 jaar, werkman en Gerrit List, 34 jaar, zaakwaarner; beiden wonende in Den Burg.

Het kind dat in 1807 werd begraven staat hier niet bij.

Maria Elisabeth trouwde op 23-12-1821 met Teunis Simonsz Vos (1790-1824) van Oudeschild. Weduwnaar van Ariaantje Tiedes Christiaans (1790-1819) kind Simon (1818).

Dirkje (1822) en Hermanus Mauritius (1824).

Uit 'Den Burg 1622-1830' van Thijs en Miriam Klaassen:
B4 Huis en erf Binnenburg
Aan de zuidzijde grensde dit hoekhuis aan de Vismarkt. Het was belast met 4 lopen abtskoren en vier oorjes mijtgeld. In 1826 kocht MEA als weduwe het huis voor f 650,-. Binnen een week werd het voor f 690,- doorverkocht aan de winkelierster Aaltje Brinkman.

Dirkje Vos

Zij is geboren om 20.00 uur; aangifte geboorte op 13 nov. 1822 door de vader; getuigen bij de aangifte: Hermanus Martinus Ahlé, 53 jaar, griffier, wonende in Den Burg en Harmen Schraa, 37 jaar, schipper, wonende in Oudeschild.

Zij huwde met Willem Romans van Schaik, geboren 4 nov 1815.
Kinderen uit dit huwelijk:
Hernina Mourina Ahlea, Hermanus Mauritius Ahle, Harmina Mourina Meijnse Romans
Jacobus Engelbertus, Paulina Romansia Leonora, Abrammina Hendrina Beatrix
Jacoba, Poulina Engelina, Joan Ludovicus, Abrammina Hendrina

Hermanus Mauritius is geboren om 21.00 uur; aangifte geboorte op 21 juli 1824 door de vader; getuigen bij de aangifte: Hermanus Mauritius Ahlé, 54 jaar, griffier bij het vredegerecht en Gerrit List, 29 jaar, klerk ter secretarie; beiden wonende in Den Burg.

LEVEN OP TEXEL

In 1797 kreeg HMA permissie om zich met zijn echtgenote op Texel te vestigen, in de Weverstraat. Het lijkt erop, dat HMA wel graag ergens anders heen wilde, net als zoveel ambtenaren en functionarissen die geen geboren Texelaars waren. In de Notulen van de gemeenteraad staat:

Vergadering 22 Junij 1802

De precident geeft kennis: dat zig by hem vervoegt had H.M. Ahlé, naar elders met 'er woon zig willende begeven- versoekende dat hem bewys van zyn goed gedrag geduurende deszelfs inwooning mag worden verleend, en dat zyn vertrek naar Engeland naar de afloopende Invasie in 1799 hem deswegens niet mag obstreeren-

Vergadering 6 Maart 1804

De precident versoekt in Naam van H.M. Ahle alhier begeerende als doctor en Chirurgyn mag werden gegeven bewys, dat aan dezelve als de Inenting met koepokstof aan een aantal Kinderen op deese Eilande met een gelukkig gevolg verrigt hebbende, en zulks daar genoemde H.M. Ahlé eerlang naar de WestIndien staat te vertrekken , alwaar hy van voorneemen was, de Inenting te onderneemen tot Heil van het Menschdom daar te meer Ingang zoude vinden-

en is conform het voorstel van den precident het versoek toegestaan.

Pas in januari 1806 werd zijn naam weer genoemd, of hij werkelijk heen en weer naar de West is gereisd is nergens uit op te maken, ook niet of zijn gezin met hem meegegaan is. In diezelfde maand werd hij genoemd als diaken van de Hervormde kerk, zodat het verblijf daar niet lang geweest kan zijn.

CHIRURGIJN EN VROEDMEESTER

In februari 1804 paste Hermanus Maurits Ahlé als één van de eersten in den lande de inenting van koepokken toe met zeer gunstig resultaat [had hij tijdens zijn verblijf in Engeland publicaties gelezen van Edward Jenner, woonde in Berkeley, Cloustershire Engeland, die zich bezig hield met koepok inenting en daarover ook publiceerde ?]. Hij paste de inentingskennis toe in een gezin waar zich de pokken reeds geopenbaard hadden, daar entte hij twee kinderen in. Zij bleven van de ziekte gevrijwaard. De algemene inenting voor alle bewoners kwam pas jaren later op gang. In het voorjaar van 1809 waren de chirurgijns bezig met een grote vaccinatie-actie om het eiland te bevrijden van de 'besmettelijke kinderziekte' de pokken.

In 1806 kreeg het Gemeentebestuur van Texel een brief van de Departementale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toeverzigt om ingelicht te worden over hoe het met de artsen en vroedvrouwen op Texel is gesteld. In de gemeentevergadering van 16 september 1806 werd hiervan een overzicht gegeven. Hierbij werd medegedeeld, dat Hermanus Mauritius Ahlé sinds 1797 in Den Burg woont en in het bezit was van een diploma van het Chirurgijnsgilde van Amsterdam.

In 1807 was er discussie over de bevoegdheid van heelmeesters om vroedmeester te zijn.

Op 13 juli 1808 werden hij en Dirk Ooykaas in Haarlem door Departementale Commissie geëxamineerd. Ze kregen de bevoegdheid van vroedmeester. Zij assisteerden de vroedvrouwen op het eiland. Vanaf die tijd mochten alleen zij alleen nog bij moeilijke gevallen geroepen worden. Wie zonder noodzaak de vroedmeester bij een bevalling haalde werd bekeurd, dat kwam vaak voor, vooral beter gesitueerden hadden liever geen gewone vroedvrouw bij de bevalling. Maar die werden ervoor betaald door de gemeente, dus extra kosten mochten niet gemaakt worden.

In de jaren 1810 -1813 werden Ahlé en zijn collega's genoemd in verband de betalingen van rekeningen van diensten verricht aan militairen. De betalingen verliepen af en toe zeer moeizaam. In 1813 wil de "Franse Overheid" weten wie er de kruiden artsenijkunde beoefenen.

In december 1818 verleende de Gouverneur van Noord-Holland van een gouden Medaille aan geneesheer Hermanus Mauritus Ahlé.

BURGERLIJKE FUNCTIES

Baardscheerder, haarsnijder, Commissaris tot de Kerkelyke Zaken aan den Burg van wegens de hervormde Gemeente, Commissaris tot de Militaire Zaken, houder van een Engelse school (en zodoende tolk bij schipbreuk van Engelse schepen), diaken van de Hervormde kerk, kolonel van de schutterij, griffier van het vredegerecht op Texel, lid van de Schoolcommissie, brandspuitmeester.

Het tweede huwelijk

Hermanus Mauritius Ahlé hertrouwde met Meijnsje van Juchem .

Met haar had hij geen kinderen.

Zij was als weeskind door Regenten van het Weeshuis in het gezin van HMA ondergebracht. De ouders van deze kinderen waren geen geboren Texelaars, wat feitelijk voorwaarde was voor opname in het Weeshuis, dus hadden de kinderen geen recht op een plaats in het gesticht. Hun voogd was HMA. Deze had in 1813 van zijn 5 (of 6) kinderen nog maar een in leven, Maria Elisabeth, die 14 jaar oud was. Er was ruimte in huis en misschien ook in het hart voor de arme wezen. In 1814 kregen zij hun laatste eigen kind, Wilhelmina.

Wezenboek:

Clejus, Mijnsje en Fredrik van Juchem vader Dominee Jan van Juchem Moeder Catharina Kruisinga (besteed).

Kinderen van Juchem

Clejus [Sejus] van Juchem gebooren den 6 October 1803 vader Jan van Juchem Moeder Catharina Kruisinga werd 20 Jaar oud den 6 october 1823

Werd aanbesteed van den 1 april 1813 voor 100 Franc in t Jaar

Mijnsje van Juchem gebooren den 8 April 1805 vader Jan van Juchem Moeder Catharina Kruisinga werd 20 Jaar oud den 8 April 1825

Werd aanbesteed van den 1 april 1813 voor 100 Franc in t Jaar

Fredrik van Juchem gebooren den 2 October 1806 vader Jan van Juchem Moeder Catharina Kruisinga werd 20 Jaar oud den 2 october 1826

Werd aanbesteed van den 1 april 1813 voor 100 Franc in t Jaar

Dit geld werd betaald aan HM Ahlé

Inventarisatie van de boedel van Jan van Juchem, 9 maart 1813:

HMA was Voogd over de 4 minderjarige nagelaten kinderen van wijlen den Heer Jan van Juchem, in leven geweest Leeraar bij de Gereformeerde gemeente aan den Burg voornoemt, en deszelfs overleden huisvrouw Catharina Huisinga, met namen Zeus, oud 9, Meintje, oud 7, Fredrik, oud 5 en Johanna Henriette van Juchem, oud 1 jaren.

De moeder was niet langer dan 1 jaar dood, de vader stierf op 23-2-1813.

Kasboek van het Weeshuis 1260 Augustus den 5 e 1813

Boelhuis bij doom: Van Juchem Dekens 9.2.12

Den 5 Meij 1814 HM Ahle toelaag voor 3 weeskinderen van Doom: J: van Juchem versch: den 1 meij 1814 70.15.8 [die waren in de kost bij HMA]

Den 3 November 1814 HM Ahle een ½ Jaar toelaag voor 3 weesen van Doom: J: van Juchem verschenen geweest den 1 Oct: 1814 70.15.8

Den 5 Meij 1815 HM Ahle ½ Jaar toelaag voor 3 weesen van de Heer van Juchem versch: den 1 meij 1815 70.15.8

Idem elk half jaar tot eind 1820.

GRIFFIER

In 1815 overleed Willem Romans, gemeentesecretaris en griffier bij het Vredegerecht. Zijn opvolger als griffier was HMA.

23-7-1817 Juffrouw Dieuwertje Caspers Klopper, Weduwe van wijlen Cornelis Kalis de Jonge, de schoen-makers affaire exercerende, en aan den Burg, binnen de gemeente van Texel voornoemt, woonachtig.

Dewelke, bij deze tegenwoordige acte, heeft verklaard tot Voogd over hare minderjarige dochter Neeltje Kalis, gesproten uit het huwelijk tusschen haar Comparante en haren gemelden nu overledenen Man bestaan hebbende, te benoemen en te verkiezen den Heer Hermanus Mauritius Ahlé, Griffier bij het Vrede-geregt van het Kanton Texel , wonende aan den Burg voornoemt, wiens braafheid, kunde en genegenheid voor hare gemelde dochter haar bekend was; en zulks ten einde omtrent haar gezegde dochter dadelijk na des Comparantes overlijden, en tot dat dezelve hare dochter meerderjarig of eerder geëmancipeerd zal zijn, de functien waartenemen door de Wet aan de Voogdij over minderjarigen gehecht. Verzoekende zij Comparante den gemelden Heere Hermanus Mauritius Ahlé om deze Voogdij aantenemen en dezelve te voeren overeenkomstig de Wet.

HMA bleef tot 1 oktober 1838 werkzaam in deze functie. Bij de reorganisatie van de Rechterlijke Macht werden ingang van die datum de alle vredegerechten in Nederland opgeheven. Daarvoor in plaats kwamen grotere eenheden: kantongerechten, die o.a. hun taken overnamen. HMA werd benoemd bij het kantongerecht in Den Helder en verhuisde daarheen.

Bij het overlijden van zijn moeder Maria van der Steen, oud 93 jaar, op 24 november 1838 wordt in de overlijdensakte vermeld, dat Hermanus Mauritius Ahlé in Den Helder woonde.

In 19 juli 1853 nr. 51 bij Zijner Majesteits besluiten verzocht H.M. Ahlé‚ om ontslagen te worden als Griffier bij het Kantongerecht te Helder met ingang van 30 september 1853.

Bij KB van 19 juli 1853/51 werd hem ontslag verleend met ingaande 1 oktober 1853.

Enige weken later verhuisden ze naar Amsterdam 1 , adres Realeneiland 3 buurt VV, huisnr. 92. Zijn inmiddels alleenstaande dochter Maria Elisabeth Ahlé, gedoopt te Den Burg op 14 april 1799, verhuisde ook mee.

Op woensdag 4 januari 1854 overleed daar Maria Elisabeth Ahlé 's avonds om 9 uur en op vrijdag 6 januari 1834 morgens om 10 uur Meijnsje van Juchem. De aangifte van de dood van Meijnsje geschiedde op 9 januari 1854, BS gem. Amsterdam Reg. 1 folio 31, onderaan. Die van Maria Elisabeth werd genoteerd BS gem Amsterdam Reg. 1 folio 26.3.

Op 24 februari 1854 verhuisde Hermanus Mauritius Ahlé naar Schoonhoven, waar zijn kleindochter Dirkje Vos met haar man Willem Romans van Schaik woonden. Deze was van beroep winkelier, 1851werd hij secretaris van de stad Schoonhoven.

Hermanus Mauritius Ahlé overleed op 10 maart 1860, ten zijnen huize, ruim 90 jaren oud.

Dagboek van dominee Jakob Huizinga:
12 January 1854. De Heer Ahlé (86) heeft dezer dagen zijn vrouw en dochter 2 dagen na elkaar verloren, misschien ten gevolge van kolendamp.

NAAR ENGELAND

HMA was enige jaren naar Engeland- WAT DEED HIJ DAAR?

Vergadering 22 Junij 1802

Dat hy zederd den Jaare 1797 zynde het begin der Inwooning alhier, tot den Jaare 1799 tydens den Invasie van de Engelschen met de Zyne rustig en Vreedsaam gedragen heeft- dat hy in persoon zederd naar Engeland vertrokken, eerst onlangs weer op deesen Eilande gekomen is.

Waarom is hij meegegaan naar Engeland? Kennelijk kwam hij pas in 1802 weer terug.

Er was een groep loodsen van den Hoorn, die door de Engelsen 'genomen' waren om ze het Marsdiep binnen te loodsen. Die gingen ook mee terug naar Engeland en kwamen later weer thuis, voorwendende dat ze onvrijwillig het land hadden verraden. Misschien had Ahlé daarmee te maken. Tussen 1799 en 1803 werden in zijn gezin geen kinderen geboren, wat erop wijst dat hij al die tijd uitlandig was.

Het voordeel was later dat hij de enige was die op Texel de Engelse taal beheerste, zodat hij optrad als tolk bij strandingen van Engelse schepen. Ook gaf hij les in de Engelse taal.

NOTULEN van de Texelse gemeenteraad

1 Vergadering 4 September 1798

Binnen gestaan Brandmeesteren van den Burg- zig beklagende over den Burgers Ahlé & S. Kikkert welke weigeren hunne dienst te presteeren, aan de Brandspuit- vooral de Eerste, daar de tweede nog al niet weigeragtig zoude zyn, zo de Eerste het aannam-

Geresolveerd den Burger Ahlé te doen afvragen of hy zyne opgelegde bediening wilde aanneemen ja dan neen! zo neen! dat men hem dan zyn Regt als Burger zoude ontneemen en de inwooning op dit Eiland opzegt.

De Boode gerapporteerd hebbende, dat den Burger Ahlé versogt had, omme de reedenen zyner weigering aan de Vergadering zelve te mogen voordragen, en dit aan hem zynde toegestaan, zegt deselven dat hy als Chirurgyn zynde alhier, vermeende even als in andere plaatsen daar Doctoren, Chirurgyns en Apothekers altoos van de Brandspuit vrij zyn, uit hoofde haarer functie, zulks alhier voor hem ook van applicatie zoude weesen, gemerkt

de omstandigheeden van schielyk opkomende toevallen by de Mensch, hem de laaste zoude vereychen op 't ogenblik zyne bediening aan de Brandspuit hem daar riep &z

Dog heeft deselve eindelyk aangenomen zyne bediening by de Brandspuit te zullen aanneemen.

Vergadering 26 february 1799

Ingekomen Missive van het Bureau van Gezondheid en Hospitalen voor de Armee van de Bataafsche Republicq, geschreeven in den Haag den 13 february 1799, met te rug zending der reekeningen van de Chirurgyns Ahlé en Ooykaas wegens gedaane Verbanden en Visites aan de hier op Voorleeden Jaar gelegen hebbende Fransche Militairen, met Last deselve Reekeningen te diminueeren en te expliceeren, zodanig als opgegeven word-

en zyn tot dat eynde die reekeningen in handen gesteld van de Burgers Ahlé en Ooykaas.

Vergadering 26 Maart 1799

De reekeningen van de Chirurgyns Ooykaas en Ahlé wegens de Franschen ten tijde zy hier op Texel waaren, ingekomen zynde, zyn deselve met de volgende Missive verzonden aan het Bureau van Gezondheid over de Armee en Hospitalen der Bataafsche Republicq in S' Hage

MedeBurgers!

Wy kunnen geene reedenen opgeven waarom de Commandant Michel over de Fransche Troupes alhier, zyne zieken voorleeden Jaar, niet naar eene der Hospitalen heeft doen transporteeren; even min waarom dezelve niet aan eene der Militaire Chirurgyns op ons Eiland aanweezig, zyn gerenvoijeerd- daar wy op zyne requisitie zo als UEd eens uit de Bons en onze Reekening ziet, altoos de benodigde wegens Vaartuigen, tot het Transport hebben versorgd, zonder dat ons eens bewust was, als korte tyd voor hun vertrek, dat de Medici van ons Eiland, ze zieken en gekwetsten behandelde-

Na den ontfangst van de Uwe de 13 februarij ll de Chirurgyns Ooykaas en Ahlé Ul begeerte conform den zelfs intentie te kennen hebbende gegeven, heeft de Eerste volgens zyn voorgeeven, daar eerst met Ulieden over gecorrespondeerd, waarom wij niet in staat geweest zyn, dezelven eender veranderd te rug te zenden, wij voegen daar wederom de reekening van de Chirurgyn Klaas Vermeulen by, op dewelke door Ul geene aanmerking is gemaakt-

hier mee vertrouwende voldaan te hebben, zyn wy naar toewensching van

Heil & Broederschap

De Municipaliteit van Texel voornoemt

Ter ord. van deselve (get) WRomans Texel 27 Maart 1799

Vergadering 7 Mey 1799

Binnegestaan de Commissie tot de Kerkelyke Zaken aan den Burg van wegens de hervormde Gemeente benoemd, de Burgers G.C.W. Reynbach, H.M. Ahlé, C. Kikkert & Hermanus Kikkert- versoekende afdoening der zaake nopens de Heerschende Kerkgebouw aldaar vermits het saisoen verloopt, tot de te doene reparatie aan het zelve Kerkgebouw,

En is deselve Commissie versogt nog een wyl te suppercedeeren, als zynde de vertraging geenzints aan de Municipaliteit te imputeeren, doordien onoverzienlyke bezwarigheeden belet hebben met de werksaamheeden te kunnen voortgaan- dat men eenige maatregelen had moeten neemen, waarop men als nog approbatie inwagtend is.

Vergadering 4 Junij 1799

Binnen gestaan Commissarissen tot de Militaire Zaken van de Koog en hebben dezelve hunne Reekening en Verantwoording tot genoegen der Vergadering gedaan, houdende zy in Cas f 22.12- welke penningen aan de Municipaliteit zynde overhandigd, by de andere Caserne en fournituur gelden zyn gedaan-

Idem die afgaande van den Hoorn M. Daalder en J. Klok welke al meede de by Cas zynde gelden overhandigen ter Somma van f 6.17.10 welke penningen insgelyks by de fournituures gelden gedaan zyn-

Idem de afgegaane H.M. Ahlé, welke de by Cas zynde gelden ter Somma van f 48.17.12 aan de Municipaliteit behandigd hebben, die deselve bij de fournituurgelden deponeert-

Vergadering 16 July 1799

Binnegestaan de Burgers Ooykaas en Ahlé Chirurgyns, versoekende betaling van geregtelyke Schouwing over het Kind van Grietje Gielis- over het lyk van Jannetje, zuster van de Vrouw van Jacob Bruyn-

Alle gesteld in handen van de Schout omme voor de Betaling te zorgen-

[Grietje Aries Gielis (1771-18xx) had een onecht kind Cornelisje Johannes geboren in 1795]

Vergadering 13 Aug. 1799

Binnen gestaan S. Koning en Klaas Vermeulen Regenten van 't Weeshuijs te kennen gevende, dat met H.M. Ahlé in hunne qualiteit verschil was ontstaan, over de gedaane genezing van Martje Groenveld by haar in alimentatie-

Gerenvoyeerd naar de Ordinaire Justitie

Ging dit misschien hierover?

2 Februarij 1797 Betaalt aan FG: van Grauw voort geneesen van Martje Groenvelt zomma 28.14.- [Van Grouw was geen dokter].

Vergadering 29 Aug. 1799 S' avonds 6 uuren

Tot Supplement der Notulen van 28 Augustus 1799 op folio 223

De Schout Langeveld berigt de Vergadering, dat Heede morgen by hem waaren gekomen zekere Jan Schagen geweest zynde Assistent by de Hoofdgaarder en H.M. Ahlé Chirurgyn, in substantie te kennen gevende: daar de Helder nu aan de Engelsche Troupes over was, de Vlaggen bereids van de Toorens de Waal en Oosterend waaide, of men die ook niet aan den Burg zoude opzetten, om dat men vreesde die van Oosterend zulks zoude komen doen, het geene aanleiding konde geven tot verstoring der publicque rust, hy Schout daarop had geantwoord, dat volstrekt niet konde aanraden te doen- aangenomen voor Notificatie

Maar daar onder de Militaire wagt door Cap. Cornelisse alhier op het Raadhuijs agtergelaten veel drank geconsumeerd wierd, ook zommige van hen reeds Orange droegen, en met een menigte Volks dat met Orange versierd was en een Vlag by hun voor het Huys van de Chirurgyn Ahlé vergaderd waren, over en weer liepen zonder de minste Ordre-

is geresolveert Cap. Cornelisse die met de andere Militaire na de Schans was, by eene korte Missive te versoeken: door het toezenden van een goed Officier betere ordre onder de Wagt doende Militaire tot bewaring der algemeene rust en veiligheid te willen doen, welke Missive aan hem met voorschreeve Artillerist is verzonden; dog waaraan dezelve Capitein niet voldaan heeft, maar ter contrairie kort daarna dezelve Militaire heeft ingetrokken-

In welke tusschen tyd het Volk voor het Huys van Ahlé versameld, de Vlag na de Tooren van den Burg bragten en met groot geJuyg opzetten- wajende toen except van het Oude Schil van alle de Kerktoorens op Texel Vlaggen. Aan het Oude Schil had het gemeen die wel opgezet, maar haalde hem op de bedreiging van Cap. Cornelisse weder neer-

Dienzelve avond verliet Cap. Cornelisse met zyn Volk de Schans en het Eiland Texel- nadat in de voormiddag de Schout by Nagt Story met het Bataafsche Esquader- de Rheede had verlaten, en na de Vlieter was opgezeild-

[HMA was openlijk Oranjegezind, het volk verzamelde zich voor zijn huis in de krappe Weverstraat].

Den 11 September 1799

Present G. Kooyman, A. Gorter en de Schout

S' morgens half 8 uure

De Commandant A.C. Twant over de Manschappen alhier aan den Burg requireerd dadelyke Inquartiering van deselve Manschappen by de Burgery- en dat men ogenblikkelyk tot dat eynde de nodige Billetten in gereedheid zal brengen- zullende ½ pond Vleesch aan ieder Man dagelyks werden gegeven-

Alle remonstrantien [bezwaren] deswegens zonder eenige Vrugt zynde, zyn daarop Lysten geformeerd en de nodige Billetten vervaardigd- zynde alzo de Manschappen nog voor 12 uuren des middags by de Burgery geinquartierd-

En is wyders op voorstel van de Burgery naar Zyne Hoogheid de Erfprins eene Commissie benoemd, omme te versoeke dat het Eiland van deeze drukkende inquartiering ontheven wierden, en daar toe benoemd Hermanus Kikkert en H.M. Ahlé-

[HMA werd van 1799-1802 niet genoemd, omdat hij naar Engeland was. Ging hij met de bezetters mee toen die in oktober 1799 zich terugtrokken? Ze waren eind augustus 1799 het land binnen gevallen om het terug te veroveren voor de Prins van Oranje. Uit de Notulen van 29 augustus bleek dat HMA Oranjegezind was. Na het herstel van de Bataafsche republiek was zijn positie op Texel wellicht onhoudbaar. Zijn gezin bleef achter].

Vergadering 22 Junij 1802

De precident geeft kennis: dat zig by hem vervoegt had H.M. Ahlé, naar elders met 'er woon zig willende begeven- versoekende dat hem bewys van zyn goed gedrag geduurende deszelfs inwooning mag worden verleend, en dat zyn vertrek naar Engeland naar de afloopende Invasie in 1799 hem deswegens niet mag obstreeren-

Waar over zynde gedelibereerd is geresolveerd: hem bewys te geeven van zyn goed gedrag in deezer voegen namentlyk: dat hy zederd den Jaare 1797 zynde het begin der Inwooning alhier, tot den Jaare 1799 tydens den Invasie van de Engelschen met de Zyne rustig en Vreedsaam gedragen heeft- dat hy in persoon zederd naar Engeland vertrokken, eerst onlangs weer op deesen Eilande gekomen is- werdende de Secretaris gelast het bewys in dier voegen aan opgemelde H.M. Ahlé aftegeven-

Maar HMA vertrok achteraf niet.

[In 1802 kampeerde een grote groep soldaten op Texel, in afwachting van verscheping naar Kaap de Goede Hoop. De Kaap moest heroverd worden op de Engelsen. Het Kamp lag tussen de Schans en de Hoge Berg].

Vergadering 19 October 1802

op Last van den precident van 't Gemeente Bestuur, is deese Missive versonden aan de Luitenant Coll. Reyne, commandeerende de Bataafsche Troupes gecampeerd alhier

Geagt Burger!

De Geweermaker behoorende tot de alhier gecampeerde Militairen in de Vergulde Kikkert

aan den Burg begevende, hebben wy uit ingekomende Klagten ontdekt dat Krankzinnig is, en in zyne Vlagen de publicque rust stoort, waar van ondervinding op gisteren avond een voorbeeld voorhanden is, is de zwangere Vrouw van de Chirurgyn Ahlé, die hy met ontblootte Zabel op straat geattaqueerd heeft-

Het zal ons aangenaam weezen, dat UEd die Man gelieft te doen delegeeren, van hier naar eene Verzekerde plaats ten einde verdere excessen te voorkomen-

Texel 20 October 1802

[De vrouw van HMA was zwanger, dus was hij al een paar maanden terug uit Engeland].

Vergadering 23 Augustus 1803

Binnen gestaan Geert Michielsz en Reindert Dirksz als gecommitteerd van wegens de Raad der Spuit aan den Burg, overleggende zeker Extract uit de handelingen de Raad voorschreeven van dato 22 Aug. 1803 ten opzigte van Feye Zwart weigerende zyne post aanteneemen als Brandhaaksgast, vorderende daarby dat staande deeze Vergadering hierop resolutie word genomen, en verder opgevende een voorschrift: hoedanig verstaan moet worden het regt als Burger te verliesen, en dit met een voorbeeld aan zeeker Ahlé stavende-

Waar over zynde gedelibereerd en uit aanmerking, dat de Raad der Spuit, dan ondergeschikt aan deeze Vergadering in geene deele voegt Taxatoire uitdrukkingen te gebruyken, even min Voorschriften ongevraagd te geeven- is geresolveerd

Wyders in deliberatie gebragt zynde, het 15 articul van het Brandreglement van den Burg en Hoorn van den 8 July 1800 en in overweeging zynde genomen, dat wanneer iemand weigert een post by de Brandspuit aanteneemen, van zyn Regt als Burger vervallen zal worden verklaard.

[ Zelfs een arts kon zich niet onttrekken aan de plicht om bij de Brandweer te dienen. Zie Notulen van 4 september 1798. De kans dat op Texel brand was tegelijk met een medische urgentie was niet zo groot als in plaatsen aan de overkant.]

Vergadering den 27 September 1803

Binnen gestaan H.M. Ahlé wonende aan de Burg alhier versoekende attestatie de Vita- en is het zelve versoek hem geaccordeert.

Vergadering 6 Maart 1804

De precident versoekt in Naam van H.M. Ahle alhier begeerende als doctor en Chirurgyn mag werden gegeven bewys, dat aan dezelve als de Inenting met koepokstof aan een aantal Kinderen op deese Eilande met een gelukkig gevolg verrigt hebbende, zelfs in een Huysgezin alwaar de Natuurlyke pokken zig reeds geopenbaard hadde, aan 2 Kinderen de vaccinatie meede hadde verrigt, die tot Heede nog bevryd en in een gewenschte gezondheid waaren gebleeven- en zulks daar genoemde H.M. Ahlé eerlang naar de WestIndien staat te vertrekken, alwaar hy van voorneemen was, de Inenting te onderneemen tot Heil van het Menschdom daar te meer Ingang zoude vinden-

en is conform het voorstel van den precident het versoek toegestaan.

[Naar West-Indië ging hij niet of hij was snel terug. In die tijd begon men met pokkeninjecties].

Vergadering 29 January 1806
Binnen gestaan H.M. Ahlé fungeerende Diacon van de Gereformeerde Gemeente aan den Burg, te kennen gevende dat Dieuwertje Mout tot hunne gemeente behoorende, de inwooning genoot en verdere voordeelen in de Armekamers van de Molenstraat, welke Vrouw ten eenemale door de Diaconie Cas in de Kleederen moest worden gestooken als zynde byna naakt, dog dat zy dagten, dat gemelde Vrouw in haare hooge Jaaren en geleeden gebrek en ongemak niet lang meer zoude leeven dewyl de Fundator dier Kamers medebrengt, dat alles wat haare Arme Inwoonderen agterlaten aan de Kamers komt te desolveeren en te versterven- zo versogte zy in Cas [geval] van opkomende sterfgeval, deselve Kleederen te mogen reclameeren en te rug vorderen
Waar over zynde gedelibereerd, en in aanmerking genomen: dat de Godsdienstige Corporatien in allen gevallen niet alleen voor Voedsel, Deksel en Kleeding maar ook voor Huisvesting van hunne Armen en behoeftige Leeden geobligeerd zyn te zorgen
Dat daar ook deeze Vrouw in de ArmeKamers voorniet gelogeerd word, en even als de andere Inwoonende, de voordeelen zo van Brand als Eetwaaren komt te genieten- de Diaconie alzo uit hoofde van dit zig niet moesten veroorloven aantedringen- als zullende in cas van Sterfgeval, deese Kleedertjes een gering recompens maken, voor hetgeen die Vrouw qua Lidmaat de gereformeerde genooten heeft- welk een en ander by de Vergadering zo zwaar pondereerd, dat men zig genoodzaakt vind, het versoek van de Gereformeerde Diaconen van den Burg te moeten wysen van de hand-

[Meijnoutje Kikkert, de schoondochter van Dieuwertje Mout had zich tot de Raad gewend om kleding voor de oude vrouw te verzoeken. De regel was, dat alle goederen die iemand nog bezat als die een Armekamer kreeg toegewezen, na diens overlijden eigendom werden van de Kamers. Men mocht, als men eenmaal in een Armekamer woonde, niets meer van de ingebrachte goederen verkopen. De Gereformeerde diaconen vonden nieuwe kleren zonde van het geld. Kon zo'n oud vrouwtje niet die korte tijd dat zij nog leefde haar oude kleren dragen? De Gemeenteraad vond van niet]. Dieuwertje Jans Mout (1737-1807), was de weduwe van Klaas IJsbrandsz Slot (17xx-1793). Hun zoon was Jan (1773-1797). Dieuwertje en Klaas waren in 1770 getrouwd en hadden na Jan nog 2 kinderen, Trijntje en IJsbrand. Na het ingrijpen van de Raad kon Dieuwertje haar nieuwe kleren nog en jaar zelf dragen].

Vergadering 6 Mey 1806

Den precident geevt Kennis: dat door hem het Erff, afkomstig van het Huis van Abram Klaasz Plavier aan den Burg in de Weverstraat is verkogt geworden, aan H.M. Ahlé voor f 20- contant geld- avn en geapprobeerd, de precident voor zyne moeite bedankt.

[De erven Plavier waren niet in staat de verponding of onroerendgoedbelasting voor de nagelaten huizen te betalen. Dit huis was te oud om nog bewoond te worden. Het erf lag schuin tegenover het woonhuis van de familie B 159].

Vergadering 16 September 1806

aan de Commissie van Geneeskundig onderzoek en toeversigt

aan den Burg Dirk Ooijkaas zedert 1797, H:M: Ahlé zedert 1797, A. Dubert zedert 1801,

aan den Hoorn Hendrik Hagen zedert 1797, aan 't Oudeschil Pieter Thielman zedert 1800,

aan Oosterend Georg Theodoor Otto zedert 1797

Vroedvrouwen

Aan den Hoorn Maartje Cornelis Rentenaar zedert 1793, hebbende Getuijgschrift van afgelegd Examen gegeeven door Cornelis Bootsman Heel en Vroedmeester dato 6 Augustus 1790

Aan 't Oudeschil Trijntje Pieters Bommel zedert 1793 heeft diploma van het Vroedkundig Collegie te Alkmaar dato 26 July 1793

Aan Oosterend Wobbigje Jans Wobbe zedert 1798 heeft bewijs van afgelegd Examen gegeven door A: Bonn Artz: en Chirurgale Professor te Amsterdam dato 14 October 1797

Aan de Waal en voor 't Dorp de Koog Wilhelmina Hachnel zedert 1802 hebbende diploma van de Departementaale Commissie tot het Geneeskundig Bestuur van den Amstel gegeven te Amsterdam dato 15 September 1802

Aan den Burg Helena Schiereke zedert 1803 hebbende diploma als vooren meede gedateerd 15 September 1802

Alle welke Vroedvrouwen zyn van Goede reputatie en gedrag-

Vergadering 15 October 1806

Binnen gestaan H.M. Ahlé diacon der Gereformeerde gemeente aan den Burg, ingevolge het gearresteerde Plan voor het algemeen Armbestuur op Texel art. 4 en 5 opdragende

Riekje Troost oud omtrent 23 Jaaren ontbreekende haare verstandelyke vermogens-

In advys tot de naaste Vergadering wanneer versogt word zig bij deese Vergadering te voegen-

[Als iemand niet in staat was toe te treden tot de Hervormde Kerk, omdat die niet begrijpen kon wat het geloof inhield, viel die niet onder de HV gemeente en diaconie, ook al waren de ouders belijdende leden. Zulke mensen werden doorgeschoven naar de Algemene Armenzorg. De Databank geeft alleen Riekje Hendriks Troost, geboren in 1793, dus in 1806 13 jaar (het zal wel een typefout zijn, ze is genoemd naar haar grootmoeder Rykje Plavier). Zij kreeg in 1813 een onecht kindje, Jan Fransz genaamd, dat na een half jaar stierf.

Het zou in het geval van Riekje om een geval van Downsyndroom kunnen gaan. Daar zijn meer voorbeelden van. Haar ouders waren allebei nog in leven in 1806.]

Vergadering 2 Juny 1807

De precident in overweeging van deeze Vergadering gevende: een ingekomen plan opzigtelyk het Werkhuis aan den Burg, met eene bygaande Missive van de Diacon der geref. Gemeente aldaar H.M. Ahlé-

Waar over zynde gedelibereerd, is beslooten: alvorens hier over finaal te resolveeren, opteneemen by alle gezindheeden welke armen in staat zoude weezen eenige werk te kunnen doen-

Vergadering 28 Julij 1807

Aan het Gemeentebestuur klagten zynde gedaan, dat kortelings de Chirurgyn Hagen aan den Hoorn 3 Vrouwen en kortelings nog een Vrouw aan de Koog, zonder behulp van een VroedVrouw had verlost- zeer tot prejudicie van de gequalificerde Vroedvrouwen-

Ook dat de Chirurgyn H.M. Ahlé aan den Burg alhier ook dit meermalen heeft gedaan- ofschoon zy beide geen diploma's van Vroedmeesters zyn hebbende- is beslooten zig hierover met nadruk aan de departementale Commissie van Geneeskundig Ondersoek en toeversigt te Haarlem te addresseeren- met versoek: dat niet dan bij gevalle waar in de vroedvrouw Heelkundige Hulp nodig hadde, deselven vergunt werden daar by te assisteeren-

[Veel mensen hadden liever een arts aan het kraambed dan een vroedvrouw. Of die meer kon doen bij problemen is de vraag. De vroedvrouw riep gewoonlijk hulp van een geneesheer in als zij dat nodig vond].

aan de Departementale Commissie voor Geneeskundig ondersoek en toeversigt te Haarlem

Mijn Heeren

Wy vinden ons in de noodzakelykheid te klagen over de Chirurgyn Hendrik Hagen aan den Hoorn alhier woonagtig, van welke zyne diploma en getuigschriften wy UL opgave deede, den 27 Sept. 1806, zonder diploma de Vroedkunde uitoeffenende, hebben wy hier over ons ongenoegen betoond, dan hier aan geen gehoor gevende, hem volstrekt verboden, ten waare: gelyk met alle andere Chirurgyns, by die Verlossingen, waar bij Heelkundige hulp te passe kwam, hebben wy onze VroedVrouwen gelast henlieder bystand interoepen-

Dan onllangs zig andermaal veroorlovende 3 kort op elkander aan den Hoorn en 1 verlossing aan de Koog te doen- moeten wy zulks ter Uwer kennisse brengen-

Zo meede opzigtelyk de Chirurgyn H.M. Ahlé aan den Burg alhier, insgelijks 27 sept. voornoemt aan UL opgegeven; welke ook onderscheidene maalen als Vroedmeesster geageert heeft-

Wy versoeken: dat tegens een en ander Kragtdadig werden voorzien- op dat niet ieder Chirurgyn ongequalificeerd, zig tot Vroedmeester opwerpende, het zo edel werk der Vroedkunde, 't welk wij voor een byzonder Vak houde, ten eenemale nutteloos en ilusoir worden gemaakt

Wy betuigen met verschuldigde hoogagting te zyn Myn Heeren, Uwe goede vrienden

't Gemeente Bestuur van Texel voornt

ter Ordonn. van deselve (get) WRomans Secretaris

Texel 1 Aug. 1807

Vergadering 14 October 1807

Ingekomen aanschryving van de Commissie van Geneeskundig Onderzoek en toeversigt geschreeven te Haarlem den 30 Sept. 1807 inhoudende: de verlossing door Heelkundige voor als nog te laten in statu quo, tot zo lange zy in staat zyn gesteld dit nader te kunnen beoordeelen- verzoekend de Heelmeesters Hagen en Ahlé te gelasten by gunstiger gelegenheid, zig te vervoegen bu haren Precident den Heer Bernard, wanneer dezen maatregul het belang der Ingezetenen met het gemak der gemelde Heelkundige verenigd-

Versoekende al verder ter beantwoording der Missive dezerzyds van 13 Augustus jl de patenten van zoortgelyke in het vervolg aantehouden-

En is de inhoude dese opzigtelyk de de Heelmeesters Hagen en Ahlé aan dezelven gecommuniceerd-

[Eigenlijk mochten de heelmeesters geen bevallingen doen, maar het werd ze vergund in 'tegennatuurlijke' gevallen. Er moest een bekwame Vroedmeester worden aangesteld, met diploma. De Gemeente vond dat niet nodig, want er waren al 4 vroedvrouwen].

Vergadering 24 November 1807

Ingekomen aanschryving depart. Comm. Geneeskundig ondersoek en toeversigt te Haarlem, dato 20 Nov. 1807 inhoudende: dat de Heelmeesters Ahlé en Ooykaas op Texel scheenen

genegen te zyn zig in de Verloskunde te doen examineeren, en ofschoon het Niemand vrystaat de Verloskunde zonder afgelegd bewys van bekwaamheid uitteoeffenen, zo word nogthans tot April 1808 aanstaande dog niet langer, de Heelmeesters op Texel voorheen verlossingen gedaan hebbende vergunt in tegen natuurlyke gevallen verlossingen te doen- met verder last aan het Gemeentebestuur van te zorgen, dat als dan eene bekwaame Vroedmeester door hun word aangesteld-

Waar over zynde gedelibereerd is besloten de Heelmeesters Ahlé, Hagen, Ooijkaas en Thielman als welke laaste nu onlangs ook eene Verlossing heeft gedaan, by Extract uit de aanschryving voorn. zulks ter hunne kennisse te brengen-

Aan de Departementale Commissie van Geneeskundig onderzoek en toeverzigt te Haarlem

Myn Heeren!

Ter voldoening Ulieder aanschryvinge van den 20 dezer jongstleden, hebben wy de Chirurgyns Ahlé, Hagen en Ooykaas alhier by Extract den inhoude van dezelve Aanschryving gecommuniceerd, en vinden ons verpligt, ter Uwer Kennisse te brengen: dat de laaste weinig dagen te vooren, al wederom zonder dat 'er een onzer gequalificeerde Vroedvrouwen bygevraagd of geweest is, eene Verlossing heeft gedaan, by de Huisvrouw van de Procureur A. Kikkert wonende aan den Burg-

Niet onverschillig denkende, aan eene toekomstige Vroedmeester, waarvan wy al het nutte en noodsakelyke onder eene bevolking van 5000 Zielen op een zo afgelegen Eiland, zeer duidelyk pentieerene, komt het ons nogtans bezwaarend voor, daar wij al reeds 4 Vroedvrouwen uit onse eigen Finantien besoldigen-

Wy betuigen met agting te zyn

Uwe Goede Vrienden

't Gemeentebestuur van Texel voornt

Ter ord. van deselve (get) WRomans Secr.

Texel 1 Dec. 1807

[Een jaar later had HMA zijn diploma voor verloskunde al behaald. Nu kon hij zonder problemen zijn diensten aanbieden op dit terrein. De ongediplomeerde heelmeesters mochten nu geen bevallingen meer doen].

Vergadering 19 July 1808

Binnen gestaan H.M. Ahlé Chirurgyn alhier, versoekende Patent als Vroedmeester- overleggende acte van admissie als Vroedmeester gegeven by de Departementale Geneeskundige Commissie van toeversigt te Haarlem den 13 July 1808-

En is zyn versoek geaccordeerd-

Vergadering 11 October 1808

Ingekomen aanschryving Landdrost- relatief het beroepen en aanstellen van persoonen tot het Vak der Genees en Heelkunde- waarvan alsdan ook kennisse moet worden gegeven aan de departementale Commissie van Geneeskundig onderzoek en toeverzigt-

Op voorstel van den precident is besloten aan de chirurgijns Hagen aan den Hoorn en Thielman aan 't Oudeschild te doen aanzeggen: dat daar 'er thans 2 geadmitteerde vroedmeesters op Texel bestaan, zij zig voortaan met geene vroedkundige werk meer zullen hebben optehouden, op poene dat anders tegen hun zal werden gehandeld volgens de wet.

Voorts zullen de vroedmeesters Ooykaas en Ahlé onder dezelven verpligting werden gelegt als de vroedvrouwen, namentlijk:

Omme tot naaukeurige ouderdom der kinderen, die voortaan aan het Algemeen Weeshuis zullen werden opgedragen, dat zij alle ¼ Jaaren aan het Gemeentebestuur zullen weezen optegeeven, de kinderen met de naams der ouders en woonplaats die zij in dat ¼ Jaars, door middel der Vroedkunde verlost hebben- waarvan bij Extract hun zal worden kennis gegeven.

Nog is vastgesteld: dat by kennisgeving alom te adverteeren, een ieder zal berigt worden:

dat daar 'er thans door de Geneeskundige Commissie van onderzoek en toeverzigt zyn geadmitteerd op Texel 2 Vroedmeesters, met Name Dirk Ooykaas en H.M. Ahlé, welke ook behoorlyk gepatenteerd zyn- niemand nog een Chirurgijn tot vroedkundige hulp voortaan mag gebruiken-

Dat degeene welke uit verkiezing, zonder nood, een Vroedmeester wil gebruiken, daartoe volkomene vrijheid heeft, maardan ook gehouden zal weezen aan de vroedvrouw van zijn District waar men woonagtig is, telkens te moeten betalen niet minder als f 3.-

tot welke invordering ten eigen profijte, zodanige vroedvrouw word geauthoriseerd en gequalificeerd- zullende de vroedvrouwen niettemin worden gelast, zig stiptelijk aan hunne Instructie te moeten houden en speciaal wel aan Art. 3 en 4.

En zal deese kennis geving alvoorens te worden aangeplakt, door de Eilands Booden aan de Vroedvrouwen werden voorgelezen, ten einde dezelven daar aan geen ignorantie kan voorwenden-å

[Deze opgave van geboorte van kinderen ten behoeve van het Weeshuis was het begin van de Burgerlijke Stand. Enkele jaren later voerde Napoleon die in, vanwege de dienstplicht].

Vergadering 15 November 1808

Binnen gestaan de Chirurgyn H.M. Ahlé zo voor zig als als de Chirurgyn P. Thielman, de eerste aan de Burg en de andere aan het Oude Schil, te kennen gevende, dat zy met voorkennis van de precident deezer Vergadering op versoek van de respective Kommandanten bij het Corps Jagers in de Maanden Mey en Junij ll alhier gecantonneerd

geassisteerd hebbende zo met levering van de benodigde Medicynen als het uitoeffenen van Genees en Heelkundige diensten aan dezelve-

dat zy daarvan geformeerd hadde naukeurige Lysten inhoudende inkoopprys der Medicynen van de eerste ten bedrage f 192.2- van den andere 359-

alle welke door de respective Commandanten onderteekent, vervolgens door henlieden met de verdere daar by vereischte bylagen, na alvoorens gezien te zyn, door de precident van 't Geneeskundig bestuur van S' Konings Armee welke alhier op Texel was, zyn versonden aan de respective raaden van administratie- zonder dat 'er tot nog toe, zo voor hun verschotene Medicynen, als voor hunne moeitens en diensten eenige Betalinge volgt-

dat zy daar het bekend is, de voorn. Troupes hier niet meerder [dog?] op S' Lands Schepen geplaast zyn, alzo niet weeten: werwaards zig te wenden tot bekoming van voldoening-

de intercessie en bystand deezer Vergadering, het zy by het Ministerie van de Marine of Colonien zyn versoekende

Waar over zynde gedelibereerd-

Is de Chirurgyn Ahlé gelast Copie van de Overgezondene Lysten ter Secretary te bezorgen, als wanneer men zig voor hun by het Ministerie van Oorlog zal interesseeren-

[Het kwam vaker voor dat het moeilijk was betaling te krijgen].

Vergadering 29 November 1808

Tot Commissarissen voor de Militaire Zaken zyn benoemd

aan den Hoorn voor Cornelis C. Dykse- Dirk P. Daalder

aan den Burg Cornelis Keyser- H.M. Ahlé

N 5 H.M. Ahlé aan 't Gemeentebestuur van Texel

Wel Ed: Achtbare Heeren!

Ingesloten van den Minister van Marine en Colonie &a ontvangen hebbende, neme ik de Vrijheid (wegens verhindering mijner indispositie) langs dezen wegUE:Achtb: deze te doen toekomen.

Uit dezelve Consteerd dat de tweede Rekening by het Ministerie niet is ingekomen, en dus bij den raad van Administratie der Jagers is verzuimd in te geven, dezelve was getekend door den Capt: Parret in forma; Ik twijfel niet dat zulks eenige defect altijd zal veroorzaken, en daar (volgens de ingeslotene) begeert wordt, Declarativen voor gedane diensten, zoo is mijn nederige sollisetatien andermaal de Intercessie van UWE Achtbaren, daar mij de Perzoon waar, en bij wien onbekend is, moeite zou vinden het Appointement te kunnen laten ligten, zullende (wanneer UE: Achtb: zulks mogt goedvinden) de vrijheid nemen, genoemde Declaritoren in triplo ter secretarie in te zenden.

Hebbende de Eer mij met de Respect te noemen

Wel Ed: Achtbare Heeren!

Uw Wel Ed: Achtb: dienstw: dienaar

H.M. Ahlé Per ord:

Den Burg op Texel 16-1-1809

Vergadering 4 Grasmaand 1809

Binnen gestaan de Chirurguns Ooykaas en Ahlé- biedende zig aan op zekere bepaalde dagen de vaccinatie ter bevryding van de besmettelyke Kinderziekte, aan elk en een ieder Armen om niet [gratis] te doen, zelfs bereid zynde aan de zodanige ofwel klyne Kinderen buiten staat aan den Burg te komen, het zelve aan hunne huizen op de buiten dorpen te verrigten- mits vertoonende bewys van de Armebezorgers dat zy waarlyk bedeelde Armen zyn, en ingeval het aan hunne huizen begeerende te geschieden, daarvan 1 a 2 dagen bevorens kennis gevende

Dat zy lieden met al hun hart tot een en ander bereid zynde, gaarne zoude zien, dat het Gemeentebestuur hieromtrent eene gemoedelyke en dringende kennisgeving deed waar toe zy met alle eerbied het zelve waaren verzoekende-

En na hier over gedelibereerd te hebben besloten conform hun verzoek-

[Voor het eerst was het mogelijk de Pokken te voorkomen. De doctoren deden wat ze konden om zoveel mogelijk kinderen in te enten].

Vergadering 25 Lentemaand 1809

Binnen gestaan de Chirurgyn H.M. Ahlé wonende aan den Burg, versoekende zo voorheen als de Chirurgyn P. Thielman als nog de intercessie dezer Vergadering by het Ministerie van Marine tot afdoening hunner pretensien van voorledene Jaar, tydens het Cantonnement van de Jagers- en is hem toegezegt, dat men zig nogmaals voor henlieden zoude interesseeren-

[Nog steeds waren de rekeningen niet betaald].

Vergadering 25 van Hooimaand 1809

Op de aanschryvingen van den Landdrost van 1 en 9 Hooimaand 1809 omtrent de Jongelingen voor de Militairen Etablissementen

Is na de ingekomene opgave der Wees, Armevoogden en Diaconien te hebben geexamineerd, vastgesteld dat by opgemelde aanschryvinge geene andere zyn bedoeld, dan ouderloosen die gealimenteerd wierden- maar niet zodanige welkers Ouders gealimenteerd, daar bij inwoonen, en tot subsistentie van dezelven hunne Ouders meer of min bydragen-

Dat alzo in de Termen vielen die in het Weeshuis zyn, 16 Jaaren en daarboven oud-

Die by de Gemeene Armen zyn 16 Jaaren en daar boven-

Die by de Mennonite Gemeente Burg Waal en Oosterend zyn 16 Jaaren en daar boven-

Terwyl by de andere gezindheeden, tot nog toe, geene zodanige Jongelingen zyn-

Beroepende zig de Mennonieten op een decreet zyner Majesteit van 18 dec. 1806 waar by de Mennoniten van de Wapenhandel als een gemoedsbezwaar zyn vrygesteld.

Voorts zullen allen deeze in te Termen vallende omtrent hunne Lighaamsgesteldheid en gebreken worden onderzogt- door de Chirurgyns Ooykaas Ahle en Dubert, welke hunne bevinding gehouden zullen weezen te geven een Nominatieve rapport-

Zullende een Lyst van alle de Kinderen werden opgemaakt, met opgave van hun tegenwoordig beroep en bedryf dat met aangevoerde verschooning der Mennoniete tot den Wapenhandel, en het declaratoir van de Chirurgyns te zenden aan de Drost van het tweede Kwartier-

[De Koning van Holland vond de Hollanders ongeschikt voor de dienstplicht, maar hij opende de Koninglijke Etablissementen voor kwekelingen voor arme jongens, als gunst. Daar werden ze opgeleid als militair. Wat het verschil met dienstplicht was is onduidelijk].

Vergadering 22 January 1811

In plaatse van de afgaande Commissaris tot Militaire Zaken aan den Hoorn Pieter van Grauw is aangesteld Cornelis Jansz Dyksen

Idem A. Kramer aan den Burg H.M. Ahlé

BRIEVENBOEKEN

N 85 Service Santé 22-3-1813 Aan de Heer Onder Prefect

1 Dat het getal der chirurgijns welke zich onder mijne Mairie bevinden die tegelijk de kruiden artsenij-mengkunde uitoefenen, in zes bestaan, te weten:

Aan den Burg H.M. Ahlé, oud chirurgijn majoor bij de marine

Idem A. Dubert id.

Idem P. Ruardi chirurgijn

Aan den Hoorn H. Hage id.

Aan het Oudeschild P.J. Gordijn id

Aan Oosterend G.T. Otto id.

Als mede dat buiten dezen alhier niemand is, die zich als apothecar bij de laatste zitting der geneeskundigen Jury heeft laten examineren.-

2 Dat alhier geene weduwen van apothecars gevonden worden, welke dit beroep zijn blijven uitoefenen.

N 189 Casernement 20-7-1813 aan den Heer Commissaris van oorlog aan de Helder

Hiernevens te zenden de verlangde Staten van de Militaire Bedden, indien de officieren van het Battaillon chasseurs francais rentres in het geven van dezelven niet zo traag waren geweest had ik dezelve al voor den ontvangst van uwe missive gezonden-

Ik hoop dat dezelven voldoende zullen zyn; en doe u daarby observeren dat Zich alhier geen Eigentlyke préparé der militaire bedden bevind; maar dat de waarneming van deze functie provisioneel opgedragen is, aan den Heer H.M. Ahlé gewezene Commissaris van inquartiering, die dezelve met allen Yver en vigilantie waarneemt, en in dit geval een volkomen vertrouwen verdient-

Gy zult my voorts verpligten myn Heer de Commissaris, dat door uwe tusschenkomst aan my spoedig de mandaten van betaling voor het onderhoud der militaire bedden worden afgegeven, niet alleen voor de 2 eerste trimesters, maar ook voor de 2 laaste trimesters van het vorige Jaar, die ik nog niet heb ontvangen, en zonder welken het mij niet mogelijk is, langer in den dienst te voorzien.

[Ook hier was men te laat met betalen].

N 273 27-7-1815 SG
Dat er reeds op den 20 mei ll alhier door de Hoofd Commissie te Amsterdam is benoemd en aangesteld eene subcommissie bestaande in de Heeren Martinus Langeveld en Hermanus Mauritius Ahlé oud Chirurgyn majoor by de Marine, welke door middel van het doen ombrengen van gedrukte Intekening Billetten tot ondersteuning, vereering en aanmoediging van de Gewapende Nederlandsche magt aan de Huizen er Ingezetenen reeds zoo verre geslaagd zyn, dat daarvoor een somma van f 750.-.- plus minus is ingetekend welke Som zy vermeende nu dat na de gedane afkondiging van de messive van den Heer Secretaris van Staat voor de Binnelandsche Zaken in dato 4 dezer nog wel eenigzints zal dagmenteeren-
Dat voorts door dezelve Subcommissie met adsistentie van een Lid van het gemeente Bestuur is ingezameld en op den 24 July ll afgeleverd de quantiteit van
206 Lakens, 306 lb Schuirlinnen, 31 lb Pluksel, 2 lb Haarlemmer O, 2 Knotten vlas, 441 Windsels van 3 tot 186 Elle. 160 lb Tabak en aan Contanten in plaats van Linnen de Somma van f 16.17.-

1817

Burgemeester Reinbach, Assessoren Cornelis Kikkert en Jan Ran, Secretaris S.Th. Beets

Voogdij

N 720

Voor Simon Theodorus Beets, Openbaar Notaris, in de residentie van Texel, deze onderteekend hebbende, en in tegenwoordigheid van de nagenoemde en mede ondergeteekende getuigen, is gecompareerd:

Juffrouw Dieuwertje Caspers Klopper, Weduwe van wijlen Cornelis Kalis de Jonge, de schoen-makers affaire exercerende, en aan den Burg, binnen de gemeente van Texel voornoemt, woonachtig.

Dewelke, bij deze tegenwoordige acte, heeft verklaard tot Voogd over hare minderjarige dochter Neeltje Kalis, gesproten uit het huwelijk tusschen haar Comparante en haren gemelden nu overledenen Man bestaan hebbende, te benoemen en te verkiezen den Heer Hermanus Mauritius Ahlé, Griffier bij het Vrede-geregt van het Kanton Texel, wonende aan den Burg voornoemt, wiens braafheid, kunde en genegenheid voor hare gemelde dochter haar bekend was; en zulks ten einde omtrent haar gezegde dochter dadelijk na des Comparantes overlijden, en tot dat dezelve hare dochter meerderjarig of eerder geëmancipeerd zal zijn, de functien waartenemen door de Wet aan de Voogdij over minderjarigen gehecht. Verzoekende zij Comparante den gemelden Heere Hermanus Mauritius Ahlé om deze Voogdij aantenemen en dezelve te voeren overeenkomstig de Wet.

Wijders verklaarde zij Comparante, bij deze, tot toeziende Voogd in dezelve Voogdij voortedragen haren Schoonbroeder Jan Kalis, Meester Schoenmaker, insgelijks aan den Burg woonachtig, met verzoek aan den famille-raad welke, in der tijd, ter beoordeeling dezer Zaak, zoude mogen worden bijeen geroepen, dat dezelve deze haar voordragt gelieve te confirmeren.

Gedaan en gepasseerd aan den Burg op Texel voornoemt, ten huize van den gemelden Heere Hermanus Mauritius Ahlé, in tegenwoordigheid van den Heer Jacob de Liefde, Conducteur bij den Waterstaat, en Mees Disper, sjouwerman, beide aan den Burg voormeld woonachtig, als getuigen ten dezen opzettelijk verzocht, den 23-7-1817, na den middag; en heeft de voornoemde Comparante ons verklaard niet te kunnen schrijven noch haar naam teekenen, als hetzelve niet geleerd hebbende; doch hebben de voornoemde getuigen en Notaris, na gedane voorlezing, de tegenwoordige minute geteekend, welke gebleven is onder de bewaring en in het bezit van den gemelden Notaris Simon Theodorus Beets.

N 135 Gouverneur 7-12-1818

Gouden medaille voor de geneesheer H.M. Ahlé

N 98 9-11-1819 Aan de Provinciale Commissie voor Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt in Noord Holland, residerende te Haarlem
1 Dat Heelmeester A. Dubert als zoodanig is geadmitteerd door de Departementele Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzigt op den 14 November 1810.
2 Dat Heelmeester G.F. Otto, volgens deszelfs opgave, reeds voor 40 jaren in Berlijn gepromoveerd tot Veld-Chirurgijn bij de Armee van ZM de Koning van Pruisen, van 1794 op Texel. Zijn diploma van 1800 was thans niet meer voorhanden.
3 Dat Vroedmeester H.M. Ahlé in die betrekking is geadmitteerd door de Departementale Commissie te Haarlem op 13 Julij 1808.

Notulen 101a Vergadering gehouden den 22 July 1820

is vervolgens door den heer Schout kennis gegeven … dat in de Schoolcommissie benoemd werd in plaats van Van Rijswijk den Heer Ahlé.

Vergadering gehouden den 27 October 1826

10 uur Present de Burgemeester en alle de Leden

Vacante post van Secretaris dezer Gemeente, veroorzaakt door het overlijden van den Heer Simon Theodorus Beets, waartoe zich als sollicitant om op de voordragt geplaatst te worden hadden aangemeld Gerrit List, Jan Ran, H.M. Ahlé, JJ Reinbach en Abraham Kikkert. De 3 laatsten by Requeste, welke requesten wierden voorgelezen.

Tractement f 500- Kandidaten JJ Reinbach en Gerrit List.

[Simon Theodorus Beets (1778-1826) uit Haarlem, zoon van boekverkoper Nicolaas Beets (1740-1788) en Dorothea Fiers (1744-1826). Getrouwd in 1766 te Haarlem met Anna Catharina Henrietta Ingemohl].

[Nicolaas Beets (1814-1903) pseudoniem Hildebrand was een volle neef van Simon, via Martinus Nicolaas Beets (1780-1869) en Maria Elisabeth de Waal Malefijt (1787-1855), beiden uit Haarlem].

N 92 5-9-1827 Heeren MD Zeegers, HM Ahlé en Haagen- Staat der Ziekte

circulaire met vragen

Of het UEd voorkomt, dat men de thans vrij algemeen wordende Ziekten, tot eene bepaalde hoofdsoort, en zoo ja, welke, kan rangschikken- dan niet.

N 93 provincie 7-9-1827

Nadien in de laatste dagen binnen deze gemeente een aanmerkelijk aantal zieken gekomen zijn, welk aantal door het gerucht, als gewoonlijk, nog zeer vergroot werd, heb ik het van mijn pligt geacht, daarop alle myne aandacht te vestigen, en, dientengevolge by Circulaire Missive van dato 5 dezer, aan de 3 alhier practiserende geneesheren, aanschrijving gedaan, mij onverwijld mede te deelen, het getal der zieken zich onder hunne geneeskundige hulp bevindende- als mede het karakter der ziekte, in zoo verre die algemeen zijn mogt.

De daarop ingekomen berigten zijn zeer relitionde en geruststellend, het aantal zieken door hen behandeld op dit ogenblik bedraagt geen 80; terwijl volgens hun eenparig oordeel, de aard der Ziekte bestaat in eene galachtige zuivere afgaande koorts (Febris gastuca saburralis), welke als geen de minste onrust barende kenteekenen oplevert.

Algeneeskundige hulp overigens genoegzaam voorhanden zynde, is het alleen om alle verkeerde en vaak geheel onware berigten, voor te komen, dat ik Uwe Ex: met deze onze omstandigheden bekend maken, terwijl bij de minste aanleiding daartoe Uwe Ex: door mij, volgens myne pligt, de tijdige en behoorlijke kennisgeving daar van zal bekomen.

N 100 28-7-1828 Gouverneur- Geregtelijke schouw lijk H. Geerts

Dat zekere grasmaayer genaamd Harm Geerts, oud 31 jaren, wonende te Ankum, Koninkrijk Hannover, thans zich bevindende alhier, dezen nacht plotseling is overleden.

Burgemeester Reinbach is met den Chirurgijn Majoor H.H. Ahlé ter lijkschouwing gegaan in een schaapskooi- verschen wond aan het achterhoofd- gevallen in dronkenschap?- Lijk naar meer geschikte plaats- naauwkeurig onderzoek in tegenwoordigheid van de Secretaris des Bestuurd, den broeder en eenige vrienden van de overledene- dat deze wond niet de oorzaak was, doch dat integendeel het zelve lijk alle sporen droeg van suffocatie door het onmatig gebruik van Sterken Drank kort voor het overlijden van gemelde dode.

Wordt morgen begraven.

[Google: suffocatie (lat. suffocatio) 1 verstikking, het (doen) ophouden van de ademhaling, 2 de asfixie die hiervan het gevolg is]

N 138 Secr: Generaal van Marine en Kolonien 22-12-1829

Quarantaine van de manschappen en vaartuigen die in aanraking geweest waren met het uit Alexandrië in Afrika gekomen schip De la Garde. Zij zijn na de noodige herhaalde visitatie op den 21e daarvan ontslagen.

De Heer Ahlé is naar ik meen in den Jare 1822 door den Heer voormaligen Gouverneur dezer Provincie tot visitateur van besmette verdachte en alhier gestrande Schepen benoemd. Ik heb deze Heer verzocht my visie te geven zijner aanstelling, dan deze scheen voor het oogenblik in het ongerede te zijn geraakt. Doch ZEd heeft my eene missive van denzelven Heer Gouverneur laten zien van 1 Nov 1828 N 15/5801 waarin hij als visitateur genoemd wordt.-

N 44 Prov. Comm: Geneeskundig onderzoek te Haarlem 28-4-1830 Antje de Wit

Stukken proces verbaal geneesheer Ahlé, vroedvrouw Rechlien, weduwnaar Verberne

Wat aangaat het tweede lid Uwer Missive zoo verzoek ik de volgende omstandigheden in aanmerking te willen nemen door welke Zamenloop de voormelde J.H. Rechlien niet op de lijst der geneeeskunstbeoefenaren binnen deze gemeente bekend staat.

De gezegde Johanna Rechlien is een dochter van Helena Schierecke, zij liet zich voor ongeveer 7 à 8 jaar als vroedvrouw examineren en verkreeg een volledig diploma als zoodanig, hetwelk aanleiding gaf dat zij bij enkele gelegenheden van ziekte of afwezigheid harer moeder eene verlossing deed, zonder daartoe eene speciale vergunning of ook eenig tractement van Eilandswege te genieten. Dit duurde tot voor ongeveer 2 Jaren geleden, wanneer de vroedvrouw Klaasje van Gent aan het Oudeschild komende te overlijden, Helena Schierecke naar het Oudeschild werd verplaatst, en alzoo destijds de Heer Zegers die ook art.obst.doctor was alhier beroepen en aan den Burg woonachtig was, zoo werd bij het Plaatselijk bestuur in overweging genomen of de vroedvrouwsplaats aan den Burg zoude worden vervuld, dan niet.

Het onverwacht vertrek intusschen daarop van voorm: Hr. Zegers gaf al weder aanleiding dat men hangende de deliberatien van de Raad en de bestaande vacature haar Provisioneel en tot gerijf der ingezetenen op haar diploma af de vroedkunde al uitoefenen en van het gratis bedienen der armen eene douceur toelegde en welke staat van zaken heeft geduurd, zonder dat zij immer is benoemd geworden tot vaste vroedvrouw en alzoo alles te beschouwen als eene provisionele maatregel, die de nood in der tijd vorderde, maar thans kan geacht worden te zijn weggenomen, weshalve dan op dit Jaar te dien aanzien eene definitieve maatregel te dien aanzien zal genomen worden.

Ik (hoop) vertrouw dat deze toevallige zamenloop van omstandigheden in aanmerking dit een en ander tot genoegzame motieven bij UWEgestr: zal strekken waarvan tot heden de bedoelde opgave niet is gedaan aie anders nimmer verzuimd is geworden.-

[Johanna Rechlien (1792-1867) geboren in Amsterdam, dochter van Johan Friedrich Rechlien (17xx-1800) uit Pommeren, Duitsland, en Helena Schierecke (1756/57-1835) uit Amsterdam. Johanna was in 1815 getrouwd met barbier Nanning Dirksz Kikkert (1797-1880), 7 kinderen, waarvan het oudste jongetje geboren en gestorven was in 1814. Het jongste kind werd geboren op 23 november 1830. Johanna had een ruime ervaring met bevallingen, ook van haarzelf].

[Helena Schierecke (1756-1835 had behalve Johanna nog een dochter Dorothea Marie Christiane (1788-1835) en een zoon Carel Frederik (1794-1848). Beiden zijn overleden op Texel. Dorothea was in 1817 getrouwd met Teunis Rutsz Schaatsenberg (1786-1820), daarna met Arie Ariesz Leijen (1780-1855). Carel (1794-1848) was genees- heel- en vroedmeester. Hij was op 26-8-1814 op Texel getrouwd met Maartje Dirks Kikkert (1794-1847). Zij overleed in Muiden. 5 kinderen].

N 28 7-2-1831 Aan de Heeren S.J. Galama, Med. Arts Obstr. en H.M. Ahlé, oud Chirurgijn Majoor, Genees- Heel- en Vroedmeester te Texel

IK heb de eer UEd uittenoodigen mij op heden te verzellen naar den Hoorn ten huize van Hendrik Wilner aldaar No 48 woonachtig, alwaar zich moet bevinden het lijk van zekere Dieuwertje Bakker, plotseling overleden in den morgen van den 4 dezer, en zulks ten einde hetzelve lijk overeenkomstig de voorschriften der wet te schouwen op dusdanige wijze als door UEd zal noodig geoordeeld worden.

N 31 11-2-1831 Gouverneur

Naar aanleiding van art. 85 van het reglement op het bestuur ten platten lande acht ik mij verpligt van het volgende alhier dezer dagen plaats gehad hebbende vooral kennis te geven.

Zekere Albert Mulder oud 38 jaren, van beroep boer, vroeger geconfineerd geweest ten zake van Diefstal van vee, doch thans woonachtig aan den Hoorn alhier, was voornemens om zich den 4de dezer alhier in ondertrouw te doen opnemen met zekere Dieuwertje Bakker, oud 23 jaren, dienstmeid mede aan den Hoorn bij zekere Hendrik Wilner en Huisvrouw (welke laatste was de eigene moeder van genoemde A. Mulder) woonachtig en zedert 4 maanden bij hem zwanger.-

Denzelfden dag echter ten ondertrouw bepaald wordt zij door H. Wilner des morgens te 4 ure dood in bed gevonden nadat zij te 4 ure de vrouw door haar geklaag had wakker gemaakt en volgens de verklaring van deze over misselijkheid en benaauwdheid had geklaagd; doch hetgeen toen haar eenig water en azijn was toegediend weder bedaard was.-

Door de bijna geheel afgebroken gemeenschap met den Hoorn ten gevolge der gevallen Sneeuw, verneem ik eerst op maandag den 7 ll dat er aanleiding bestond om te veronderstellen dat voormelde D. Bakker eenen geweldigen dood had ondergaan.

Ik begeef mij dadelijk met den Secretaris der Gemeente [W. Bok] verzeld van twee geneesheeren derwaarts op weg, kom op het oogenblik der begraving aan- doe het lijk schouwen en openen en wordt bevestigd in het dadelijk opgevat vermoeden dat de overledene gewurgd is- ofschoon van den dader van het misdrijf op dat oogenblik zich nog niets met zekerheid vermoeden liet.

Ik stel daarop mijn proces verbaal van het gevondene als dat der geneesheeren aan den Heer Vrederegter alhier ter hand ten einde in deze verder te handelen naar behoren.

Deze vangt dan ook dadelijk aan met het doen der noodige onderzoekingen, en het hooren van verschillende getuigen, met dat gevolg dat er aanleiding schijnt te bestaan om niemand anders dan den aanstaanden man zelve den vermoorde van dat misdrijf te verdenken, genaamd Albert Mulder.

De voorn. Heer Vrederegter begeeft zich dan ook op gisteren den 10 e dezer naar den Hoorn verzeld van de noodige dienaars van Justitie en Policie met oogmerk den voorn: Albert Mulder in hechtenis te nemen. Men is bezig met zich gereed te maken tot de terug reize naar den Burg toen de gevangene zich een gunstig oogenblik weet ten nutte te maken, de dienaars ontspringt en op hetzelfde oogenblik zich in een ter plaatse bevindende regenbak stort met als gevolg dat hij niet dan levenloos is uit dezelve terug gehaald ofschoon de middelen der kunst doch te vergeefs aan hem zijn aagewend.

Alle deze omstandigheden alzoo bij één gevoegd maken het meer dan waarschijnlijk dat de voornoemde Albert Mulder de dubbele moord van vrouw en kind inderdaad begaan heeft; de eenige die over deze schrikkelijke gebeurtenis eenig zeker licht kan doen opgaan is de moeder van hem Albert Mulder- die ik vermoed dat des nachts toevallig op den moord zal zijn aangekomen doch als moeder vrij natuurlijk tot dus verre alles ontkend heeft.

Ik heb ter zelver tijd de eer Uwe Excell de noodige autorisatie te verzoeken ten einde de kosten ter zake der geregtelijke Schouwing van voorm: lijk gemaakt op de onvoorziene uitgaven over 1831 te kunnen plaatsen.

[Albert Mulder (1792-1831) zoon van Cornelis Albertsz Mulder en Liesbeth Jacobs Abbenes, was op 27 april 1817 getrouwd met Stijntje Maartens Daalder (1793-1822) van den Hoorn. Het eerste kind kwam op 21 october. Hun kinderen waren Jantje (1817-1849), Elisabeth (1820-1822) en Gerrit (1822-1823)].

[Dieuwertje Bakker (1806-1831), dochter van Gerrit Willemsz Bakker en Neeltje Dirks Boon.

De aangifte van haar overlijden op 4 februari werd gedaan op de 5 e door Albert Mulder (38), boer, wonende in den Hoorn en Jacob Puinman (27) werkman wonende in den Burg].

Als een vrouw zwanger was hoefde haar man niet in actieve dienst.

N 42 4-3-1831 Aan de Gouverneur

De Doctoren konden op 29 januari totaal geene bewijzen vinden van een bestaande zwangerschap van de vrouw van P.G. Dros, doch 14 dagen later geeft de vroedmeester Rechlien een stellig attest dat die vrouw reeds 4 ½ maand zwanger is, hetwelk alzoo met terug rekening tot op den tijd waarop voornoemde P.G. Dros CSu [naam vrouw is Johanna Bolt]

getrouwd zijn (31-10-1830) niet anders overlaat dan of te veronderstellen of dat zij vroeger eene ongeoorloofde gemeenschap gehouden hebben of dat de verklaring der Heeren Galama en Ahlé meer naauwkeurig zijn dan die van den Heer Rechlien.

Dit punt intusschen kan ik niet beslissen. Ware er maar eenige zekerheid voor mij dat men zich veroorlooft het Gouvernement met valsche Certificaten te bedriegen, dan moge Uwe Excellentie zich verzekerd houden, dat dezulken in mij steeds eenen onverbiddelijken strenge vervolger zouden vinden.

Ik zende Uwe Ex: ten overvloede hiernevens een attest van den Heer Ahlé, Galama sedert van hier met der woon vertrokken zijnde.

[Pieter Dros en Johanna Bolt waren getrouwd op 31 oktober 1830. Er staat op de Genealogische Databank geen kind vermeld geboren in 1831, pas op 25 juli werd de kleine Nicolaas geboren. Misschien heeft Johanna een miskraam gehad].

N 63 12-3-1832 Gouverneur Vrywilligers

Commissie bestaand uit de Heeren H. van Lit, H.M. Ahlé tevens secretaris, Pieter J. Duynker, C. Schram en J. Brans- dat het noch aan den Yver dezer Commissie noch aan de mijne zal ontbreken om de best mogelijke uitslag dezer poging te verzekeren-

Notulen 25-5-1832 -Commissie Aziatische Braakloop [Cholera]

Welken allen zich ten spoedigste zullen daarstellen een Commissie onder het voorzitterschap van den Burgemeester;- wordende, voor zoo veel de noodige werkzaamheden van Secretaris dier Commissie tevens opgedragen aan den Heer H.M. Ahlé voornoemd.

Zullende aan de benoemde (voor zoo verre die niet in de vergadering tegenwoordig zijn, als welke de op hen uitgebragte benoeming zich hebben laten welgevallen) ten spoedigste van deze benoeming worden kennis gegeven, tot kennisgeving en aanstelling in forma.

N 200 25-7-1834 Officier van Justitie te Alkmaar

Twee bladzijden over Nan Plavier die overlast geeft.

Klagers willen niets officieel verklaren. Ik heb de ouders onderhouden hem streng aan te pakken. Hartelijk willen wij wenschen dat het verrigten eener heilzame schrik moge verwekt hebben, die het weder opvatten dezer zaak nimmer zal doen noodig zijn.

Overeenkomstig UEdgestr missive van den 12 ll N 705 heb ik dadelijk de geneesheeren Van Deinse en Ahlé verzocht de persoon van Nan Plavier te onderzoeken en naar aanleiding zoo van dit als met name ook van hetgeen hun omtrent dezen van vroegeren tijd bekend was een schriftelijke verklaring aftegeven. Ik heb daarop ontvangen het Certificaat dat ik de eer heb alsnu aan UEdG: overteleggen-

Het onderzoek dat ik in het werk heb trachten te stellen betreffende de veelvuldige ondeugendheden nu en dan door denzelven gepleegd hebben evenmin tot het vereischte resultaat geleid; zoo als dat men geen dezelfde menschen die soms overluid klagen over geweld en onregt daarvan dan wanneer zij begrijpen dat dezelve ernstige gevolgen zouden kunnen hebben, uit vrees familie of andere betrekkingen, niet volhouden en ontrekken zich aan alle verder onderzoek.

Ook de ouders van den genoemden Nan Plavier zijn weinig geneigd om hun zoon voor eenigen tijd onder behoorlijke vreemde leiding te geven, bekrompenheid van doorzigt met verkeerde zoogenaamde ouderliefde gepaard, doet hen omtrent de ware belangen van dien in mijn oog eigenlijk door de opvoeding bedorven ondeugende jongen geheel dwalen.

Bij deze stand van zaken heb ik voor het oogenblik het voor den eenigen weg gehouden dien wij hadden inteslaan van namelijk de ouders met klem en nadruk alles onder het oog te brengen wat ter dezer zake te pas kwam; ik heb hem voorgehouden, dat na de genoemde geneeskundige verklaring alle verschooning wegens zwakke geestvermogens ophield en ik dan bij de minste ongeregeldheid van zijne zijde hem zoude vervolgen en doen straffen, als elk ander gewoon persoon, hen alzoo uitnoodigende den bewusten jongen onder het strengst opzigt te houden en te zorgen dat hij zich van alle baldadigheden stiptelijk onthield.-

Ziedaar WEdgestr Heer wat ik begrepen heb in deze te moeten en te kunnen doen en hetwelk ik mij vleije dat de goedkeuring van UEdG moge wegdragen. Men heeft dan ook thans de algemeene overtuiging dat het publiek officie zich de zaak heeft aangetrokken, doch des voor Hands alleen uit gebrek aan de noodige bewijzen heeft moeten laten rusten. Hartelijk willen wij wenschen dat het verrigten eenen heilzaame schrik moge verwekt hebben, die het weder opvatten dezer zaak nimmer zal doen noodig zijn.

[Nanning Plavier (1821-1852), zoon van Hendrik Klaasz Plavier (1788-1858) en Grietje Koorn (1800-1879). Hij was de oudste van hun 9 kinderen, allemaal op 1 na in leven gebleven. Uit en eerder huwelijk had Hendrik 4 kinderen, van wie 3 volwassen werden. Slechts 3 dochters trouwden].

N 85 en 86 6-3-1835 Aan de Doctoren Van Deinse en Ahlé, onderwerp M. Kooiman

Mij op heden te vergezellen naar de Hoorn, alwaar zich moet bevinden het lijk van Jan Danielsz Klaassen, wiens lijk dezen morgen achter den Hoorn moet zijn gevonden en zulks ten einde het zelve lijk volgens de Voorschriften der wet te onderzoeken op zoodanige wijze als UEd best zult oordeelen ten einde met de waarschijnlijkste oorzaken van dit overlijden bekend te worden.

[Jan Klaassen! Het verhaal is dat hij bedolven en gestikt is bij hij konijnen uitgraven 's nachts bij de Jan Klaassennol. Maar dat blijkt niet uit onderstaande brief. Bij 'duinen achter den Hoorn' gaat het niet over de nol met zijn naam- hoewel, in 'weinige uren' twee of drie bijvoorbeeld, kan een man wel tot daar lopen. In het verslag komt het woord 'konijn' helaas niet voor].

N 87 7-3-1835 Aan de Gouverneur, Policie

Dat op gisteren aan mij werd berigt dat in de duinen achter den Hoorn alhier gevonden was het lijk van een inwoner dezer Gemeente met name Jan Danielsz Klaassen, die nog weinige uren te voren gezond zijne woning verlaten had. Ik heb mij daarop oogenblikkelijk, vergezeld van den Secretaris dezer Gemeente [notaris Bok] en de twee alhier praktizerende geneesheren, begeven ter plaatse alwaar het lijk zich bevond, heb de noodige schouwing daarvan bevolen en proces verbaal van alle voorhanden zijnde getuigen opgemaakt, uit welk een en ander echter ik tot mijn genoegen de overtuiging verkregen heb, dat niet dan natuurlijke oorzaken en bepaaldelijk eenen stilstand in het bloed de oorzaken van dien plotselingen dood geweest is.

Tevens verzoek ik UEx mij wel de noodige autorisatie te willen geven om de hiervoor gemaakte uitgaven der Geneesheeren en anderen op de onvoorziene uitgaven over 1835 te mogen brengen.

N 89 Officier van Justitie 7-3-1835 JD Klaassen

Ter voorkoming van alle soms geheel verkeerde geruchten acht ik het niet onnoodig UEdGestr mede te deelen dat op gisteren voormiddag ter mijner kennisse komende dat het lijk van een inwoner dezer Gemeente, die nog kort te voren zijne woning volkomen gezond verlaten had, in duin gevonden was en wel bebloed, ik na schriftelijke uitnoodiging aan twee Geneesheeren alhier, verzeld van deze terstond heb begeven ter plaatse waar het lijk in kwestie zich bevond, aldaar hetzelve ter schouwing heb doen overgeven en vervolgens proces verbaal mijner bevinding heb opgemaakt, uit welk een en ander echter tot mijn genoegen geheel is gebleken, dat den plotselingen dood alleen aan natuurlijke oorzaken was toeteschrijven. Ik heb daarop het proces verbaal zelve met het daaraan gehechte Visum Repertum aan UEdGestr toetezenden bij deze.

N 110 20-4-1837 Aan de Gouverneur Gedetailleerde rekening van den Geneesheer Ahlé ter zake van den alhier verpleegden A. de Moor.

120 N 47

Op heden den 7-11-1837 compareerde voor Arnoud Langeveld vrederegter in het Kanton Texel quartier Alkmaar, provincie Noordholland geadsisteerd met den Griffier

Teunis Duinker, Loodsman, Trijntje Duinker, geadsisteerd met haare man P. Nannings, en Vroutje Duinker, geadsisteerd met haare man Klaas van Grouw, wonende alle op de Hoorn in de gemeente en Kanton van Texel-

[Vanaf hier JL Kikkert] Dewelke ons heeft gezegd Erfgename te zijn van Cornelis Simonsz Duinker in Leven Loodsschipper, die overleden is in deze Jaare aan de Hoorn gemeente van Texel- gewoond hebbende aldaar.-

Dewelken den Eed zoo als die bij Art. 13 der wet van de 27-12-1817 tot het heffen eener Belasting onder den naam van Regt van Successie voorgeschreven in gemelde betrekking heeft afgelegd.-

Van 't welk dit tegenwoordig Proces-Verbaal is gesteld dat de Comparant met ons en onze Griffier heeft geteekend

N 254 25-9-1838 Aan de Officier van Justitie onderwerp gratie voor P. Zwart

Gerritje Zwart, huisvrouw van A. Buikema vraagt gratie voor P. Zwart. Burgemeester Reinbach vindt straf op zijn plaats, maar vraagt om vermindering.

[Gerritje (1800-18xx) is een dochter van Pieter Willemsz Zwart en Antje Jacobs de Boer]

Dat ik in voldoening aan het laatstgemelde de Heeren van Deinse en Ahlé tot het geneeskundig onderzoek van den persoon van P. Zwart heb uitgenoodigd die dan ook daaraan hebben voldaan blijkens hierbij gevoegde verklaring.

Dat ik geen zwarigheid zie om zoo als nu de zaak gelegen is en zoo wel de voornoemde P. Zwart zelve, als ook de beleedigden de volle overtuiging hebben verkregen dat soortgelijke verkeerdheden door den bevoegden regter hier te landen niet worden voorbijgezien maar op eene gepaste wijze gestraft.- straf verminderen tot de geldboete.

N 278 Gouverneur 23-10-1838 Quarantaine

Dat zoo verre ik meen met zekerheid te weten de Heer Ahlé nimmer eenig aanstelling als visiteur der quarantaine heeft gehad, doch dat het alleen is geweest ten gevolge eener toevallige zamenloop van omstandigheden, dat dezelve voor veel jaren een enkele reis diensten in quarantaine gevallen bewezen heeft, waarvan het gevolg is geworden dat hij bij alle voorkomende gelegenheden als visiteur der quarantaine is geëmployeerd geworden en in de uitoefening waarvan hij door geene tegenspraak te ontmoeten altoos is gemainteneerd gebleven, doch het is mij zeer verklaarbaar dat er in Uwe Exc: Bureau van zoodanige aanstelling niets bekend is.

Intusschen hoe dat zij- de Heer Ahlé is verplaatst naar den Helder, en daar mede is er bij voorkomende gelegenheden van schipbreuk of zeeramp waardoor Equipage van besmettelijke plaatsen komende hier aan land werkelijk behoefte aan eene plaats vervanger in die betrekkingen. Voorstel C. van Deinse.

N 328 31-12-1838 Verandering in het personeel

1 Christina Schneider vroedvrouw van Barendrecht Zuid Holland is benoemd in plaats van de alhier overleden vroedvrouw Wilhelmina Rachnel

2 Vertrek van den Heer Hermanus Mauritius Ahlé, Plattelands Heelmeester naar den Helder

1838 benoeming HMA te Helder

Kopie van de brieven zoals bewaard in het archief van de Historische Vereniging Texel

Hij werd niet uitgekozen om zijn fraaie handschrift.

N 12 Den Heere Schout bij Nacht Pool 9-1-1840

Over de onverkwikkelijkheden omtrent de verkoop van het huis van de overleden Burgemeester Reinbach aan de Gemeente om te gebruiken als raadhuis.

[Pool was een schoonzoon van Burgemeester Reinbach:

In het Huwelijksregister Burgerlijke Stand Texel (2859) staat vermeld:?

6 Oct. 1814, fol. 26 vs. ?Georgius Adrianus Pool, 34 j, Capitein Lieutenant ter Zee, geboren op Texel, zoon van Jobst Anthonij Pool, oud Capitein ter Zee en van Vrouwe Amelia Jacoba Pool geboren Oudkerk?

met Magdalena Johanna Reinbach, 33 j, zonder beroep, geboren en woonagtig op Texel, dochter van Mr Gijsbert Coenraad Willem Reinbach, Commis van de Convoijen en Licenten en van Vrouwe Josina Reinbach geboren Temmink.?

Afkondigingen 25 Sept. en 2 Oct. 1814?

Getuigen: Joan Jacob Reinbach, 32 j, Municipale ontvanger, broeder van de bruid. Texel;

Mr Willem Maurits Reinbach, 29 j, Rechter ter? Instructie bij de Rechtbank ter Eerster Instantie te Sneek; broeder van de bruid;

Gerardus Robijn, 36 j, Chirurijn majoor bij de Marine te Texel;?

Hermanus Mauritius Ahlé, 45 j, oud Chirurgijn Majoor bij der Marine. Texel.??

Acte getekend: ?G.A. Pool (J. J.) Reinbach W. M. Reinbach? M. J. Reinbach, G: Robijn?

G. C. W. Reinbach, J. Reinbach H. M. Ahlé

?als vader G. C. W. Reinbach]

Verslag van de gebeurtenissen op Texel in de Herfst van 1799

Brief aan J.B. Warendorf Commissaris vanwege de Raad van Oorlog

Over noodzakelijke bevoorrading

De 28e (28-8-1799) des morgens 9 uuren berigte de Schout van Texel den Burger M. Langeveld aan de Municipaliteit dat dien zelve morgen circa ½ 9 uure by hem waaren gekomen een Jan Schagen geweest zynde assistent by de Gemeene Middelen en H.M. Ahlé Chirurgyn wonende alhier in substantie te kennen gevende: daar de Helder nu aan de Engelsche over was, en de Vlaggen bereids van de Toorens de Waal en Oosterend waaide, of men die ook niet aan den Burg zoude opzetten, om dat men vreesde, die van Oosterend zulks zoude komen doen, hetgeen aanleiding konde geeven tot verstooring der rust, hij Schout daarop had geantwoord zulks volstrekt niet konde aanraaden-

Intusschen wierd onder de Militaire wagt voor het Raadhuys op Last van Cap. Cornelisse agtergelaten, zeer veel sterke drank geconsumeert ook droegen 'er zommige van hen reeds Orange, en was onder deselve een Sterke beweeging; vooral liepen zy over

3 en weder na een groote meenigte Volks zommige met Orange en een Vlag by hun welke voor het Huys van opgemelde Ahlé wonende op de Vischmarkt digt by het Raadhuys, vergaderd stonden- waarop direct vanwege de Municip. eene Missive is afgesonde aan den Cap. Cornelisse in de Schans met versoek dat door het toesende van een goed en bekwaam Officier onder de Militaire voor het Raadhuys tot bewaaring der goede ordre en algemeene rust zoude medewerken- dog waar aan deselve Cap. by monde van een der Leeden liet verklaaren niet te kunnen voldoen, trekkende kort daar na zyn Militaire Wagt in-

Intusschen zette de [het volk- doorgestreept] de fanatique meenigte voor het Huys van Ahlé versameld als van de Militaire niets te vreesen hebbende, de Vlag op de Tooren van den Burg onder een groot gejuyg- en geschreeuw- waayende als toen van alle de Kerk Toorens except van het Oude Schil, alwaar deselve door bedreiging van cap. Cornelisse was neergehaald

Denzelve avond verliet Cap. Cornelisse met zyn volk het Eiland Texel, gaande zo men meend naar Medemblik, na dat reeds in de Voordemiddag de Schout by Nagt Story de Rheede had verlaten en naar de Vlieter was opgezeild-

De 10e (10-9-1799) versogt de precident in de Notulen te insereeren, dat hij den 28e der gepasseerde Maand Aug. op bekomen Missive van de precident van het Gem. Bestuur op de Helder J. Bakker door Last der Engelsche Commandant onder bedreiging van ongenade, naar het Nieuwe diep had moeten, zynde alle de Lootschuyten en Lootsen van den Hoorn, gelyk ook de 29e daar aan op order van de Luytt. ter Zee W.H. Sprengler in Naam der Engelsche Militairen alle de Lootsen op Texel, en welke hy beval uit hoofde der tydsomstandigheeden had moeten vorderen, produceerende de opgemelde byde ordres ter zyner decharge

Dien zelve dag S' middags 4 uure beriep zeker Officier de welke zig Major van der Hoop noemde aan de Vergadering, vragende aan deselve de volgende order geteekend W.F. Erffprins van Orange-

Fiat insertio-

-Kennis gevende, dat 'er van de Manschappen berieds tusschen de 3 a 4000 op Texel waaren- requireerende tot plaatsing van deselve alle publicque gebouwen waar inne zy nog Heede avond moeten gelogeerd weesen- zynde 'er provisioneel voor deselve Manschappen xx

Den 11e S' morgens ½ 8 uure eyschte de Officieren, by deselve Manschappen, dadelyk inquartiering by de Burgery en dat ieder Man ½ Lb Vlees en 1 Lb brood van de prins zou gegeven worden, waaraan men moest gehoorsamen

Aan de Burg bevonden zig als Officieren A.C. Swart Capt, Fagel en Trip Luytenant,

nades W. van Vos, 't Hooft en van Son

Oudeschil Van der Hoop Majoor Baron van Duvestein van Sipaan na des

Panhuijs Collenel, Bennet, Hofman, Vos

Oosterend Martinus, nades Dykers

Waal Fagel, Woldering

Hoorn Luyten

Koog Vos

En daar de burgerij zig over verder drukkende inquartiering beklaagde, is op deselver voorstel uit hun midden benoemd eene Commissie na de Erffprins op de Helder- bestaande in de persoonen van Hermanus Kikkert en H.M. Ahlé

De complete brief staat op mijn website.

Hermanus Mauritus Ahlé , een bekende Texelaar door Simon Koorn

in de periode 1795 - 1853.

Koorn is geboren te Noordwolde Friesland: Mijn stamlijn gaat verder in West-Friesland via Bovenkarspel, Grootebroek, Berkhout, Wognum, Haringhuizen, Winkel en toch een uitstapje naar Texel. Mijn voorva is Jan Gerrits Koorn, geboren in Berkhout op 10 oktober 1762. Bij mijn genealogische zoektocht (nog zonder computers) kwam ik via de registers Civique (overzicht van weerbare mannen van 20 - 40 in de Franse periode) terecht op Texel. Jaren lang heeft dit stukje onderzoek stil gelegen en nu ben ik het verder aan het uitwerken.

Waar kwamen zijn ouders en grootouders vandaan.

Grootvader Maurits Ale , is afkomstig uit Lingen (Duitsland), woonde te Dordrecht en later te Amsterdam, overleden in de periode 1741 - 1744.

Hij ging in Dordrecht op 22 oktober 1735 in ondertrouw met Maria Wenger, geboren te Vaals (Limburg) en wonende te 's-Gravenhage, overleden te Amsterdam op 28 augustus 1770 en is begraven op het Karthuizerkerkhof in Amsterdam.

Zij is waarschijnlijk een dochter van Emanuel Wenger, schoolmeester, voorlezer en zanger en koster te Vaals (Limburg), Emanuel Wenger werd 23 april 1707 aldaar benoemd. In een civiele procedure over de teruggave van 3 percelen onder Vaals werd hij in 1721/1722 genoemd als eiser. Verder was hij getuige in de Nederlandse Hervormde kerk te Vaals bij de doop van Franciscus Dedenius op 19 oktober 1721. Gegevens over de moeder van Maria Wenger zijn niet bekend.

Grootmoeder Maria Wenger liet haar ondertrouwinschrijving in 's-Gravenhage op 21 oktober 1735 aantekenen.

In Dordrecht werd dat door Maurits Ale Hermanus gedaan. Bij deze ondertrouw-inschrijving in marge nog aangetekend, dat hij op 6 november 1735 is vertrokken met attestatie zonder te vermelden waarheen.

Uit genealogisch computer onderzoek werd vastgesteld dat zij op 13 november 1735 te Scheveningen (ZH) zijn getrouwd.

Kinderen uit dit huwelijk zijn

1 Emanuel Ahl‚ later genoemd Emanuel Ahlé, gedoopt te Dordrecht (ZH) op 2 september 1736 (Vadersnaam geschreven als Maurius Akle), volgt onder II

2 Maria Atle, gedoopt te Dordrecht (ZH) op 18 juni 1738 (vadersnaam geschreven als Maueritz Atle.

3 Lucretia Dorothea Ahl‚ gedoopt te Dordrecht (ZH) op 11 september 1739 (vadersnaam geschreven als Maurits Ahl )

4 Johanna Jacoba Ahle, gedoopt te Amsterdam (NH) op 6 september 1741 gedoopt in de Zuiderkerk te Amsterdam (vadersnaam geschreven als Mourits Ahle)

Activiteiten van het gezin Ahlé/Wenger :

Maurits Ale werd op ingeschreven als burger van de stad Dordrecht. Bij de kwitantie is aangetekend, dat hij van buiten de provincie, het geen betekende dat hij 40,-- gulden aan de stad moest betalen en dat hij ouder was dan 21 jaar was.

Tussen 11 september 1739 en 6 september 1741 is het gezin verhuisd naar Amsterdam. Emanuel Wenger is tussen 1741-1744 overleden, want zijn vrouw Maria Wenger hertrouwde met Jacobus Palli (Palie) op 28 augustus 1744.

Hij was doopgetuige aanwezig bij de doop Johanna Jacoba Ale, maar hij is vóór 1770 gestorven, want in het begraafboek is aangetekend, dat zij overleden is als weduwe.

Uit haar tweede huwelijk zijn geen kinderen geboren.

Vader Emanuel Ahl ‚, later genoemd Ahlé, gedoopt te Dordrecht (ZH) op 2 september 1736, overleden in 1775/1776 in West-Indiën.

Hij ging in ondertrouw (1) te Amsterdam (NH) op 19 maart 1756, met attestatie vetrokken naar Sloterdijk (NH) en aldaar getrouwd met Anna Mangeno, overleden vóór 1763.

Hij ging opnieuw in ondertrouw (2) met Maria van der Steen, gedoopt in de Oude Kerk te Amsterdam op 23 april 1745, wonende in 1763 te Heemstede, overleden in de Smitbuurt te Den Helder op 24 november 1838, dochter van Salomon van der Steen en Harmijntje van der Velde.

Uit dit huwelijk is geboren:

Hermanus Mauritius Ahlë, gedoopt te Amsterdam (NH) op 12 november 1769, volgt onder III.

Activiteiten van het gezin Ahlé/van der Steen :

In 1760 Hermanus Emanuel ging studeren in Leiden. Hij werd op 12 augustus 1760 ingeschreven als student, afkomstig uit Dordrco-Batavus, leeftijd 25.

Welke studie hij zou gaan volgen is hierbij niet aangetekend, evenmin het jaar dat hij de universiteit verlaten heeft.

In het artikel over de Theunis Andriesz de Leeuw, afkomstig uit St. Maarten (NH), kapitein op het zeilschip Oostermeer en varende op Suriname is vermeld dat Hermanus Ahle als passagier aan boord was. De afvaart te Amsterdam was op 8 april 1773 en aankomst te Paramaribo 8 juni 1773.

In de Leydse courant van 6 november 1776 doen de curatoren van de plantage Watervlied een oproep om eventuele claims te melden. Daaronder word vermeld dat dit tevens geldt voor de boedel o.a. :

"Emanuel Ahle, in den jaare 1775, uitgevaren voor de Kamer Rotterdam na de West-Indien en aldaar overleden"

Kleinzoon Hermanus Mauritius Ahlé

Kleinzoon Hermanus Mauritius Ahlé‚ Mr. Chirurgijn te Wijdenesse en daarna te Westwoud, vervolgens Chirurgijn-schrijver bij Landsvloot, Chirurgijn-vroedmeester op Texel en na 1818 griffier bij het Vredegerecht op Texel en na 1 oktober 1838 griffier bij het Kantongerecht te Den Helder, gedoopt te Amsterdam (NH) op 12 november 1769, overleden te Schoonhoven (ZH) op 10 maart 1860.

Hij ging op 3 mei 1793 in Westwoud (NH) in ondertrouw en gehuwd op 4 mei 1793 te Berkhout met Aagtje Gerrits Koorn, gedoopt te Berkhout (NH) op 21 november 1773, overleden te Den Burg (gem. Texel) op 2 februari 1826, dochter van dochter van Gerrit Koorn en Lijsbeth Jans Groot.

Uit dit huwelijk zijn geboren:

1 Maria Hermina Ahlé‚ geboren te Den Burg (gem. Texel) op 13 januari 1798, gedoopt aldaar op 14 januari 1798

2 Maria Elisabeth Ahlé‚ gedoopt te Den Burg (gem. Texel) op 14 april 1799, volgt onder IV

3 Jacobus Gerardus Ahlé‚ geboren te Den Burg (gem. Texel) op 12 maart 1803, gedoopt aldaar op 13 maart 1803

4 Hermina Catr. Ahlé‚ geboren te Den Burg (gem. Texel) op 30 november 1810, gedoopt aldaar op 2 december 1810 overleden aldaar op 4 december 1810.

5 Wilmine Frederica Ahlé‚ geboren te Den Burg (gem. Texel) op 27 juni 1814 overleden aldaar op 2 maart 1830.

Hermanus Mauritius Ahlé hertrouwde te Den Burg op 6 juli 1828 met Meynsje van Juchem, geboren te Beets (NH) op 8 april 1805, gedoopt aldaar op 14 april 1805, overleden te Amsterdam (NH) op 6 januari 1854, dochter van dochter van Jan van Juchem (predikant) en Catherina Kruisinga.

Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.

Activiteiten van het gezin Ahlé/Koorn/Juchem

Hermanus Mauritius Ahlé kreeg, na het overlijden van zijn vader in 1775/1776, onderricht in Amsterdam. Zijn medische opleiding volgde bij het Chirurgijnsgilde in Amsterdam. In 1790/'91 verkreeg hij zijn diploma. 2

In het lidmatenregister van de hervormde gemeente van Wijdenes is vermeld, dat hij in 21 februari 1790 samen met zijn moeder Maria van der Steen uit Amsterdam is gekomen zonder vermelding van beroep.

In Wijdenesse wonende, tekende hij in op de vertaling van een Engels boek: getiteld: "Samenstel van Heelkunde", geschreven door Benjamin Bell. Als dit 1795 verschijnt staat zijn naam bij de intekenaren als chirurgijn wonende te Wijdenesse.

Hermanus Mauritius Ahlé was intussen al enige malen verhuisd.

Ds. Cornelis Mos, beroepen in april 1792 in Westwoud en Binnenwijzend vermeld hem in de ledenlijst van de gemeente Westwoud, die hij heeft opgemaakt kort na zijn beroeping in Westwoud.

Op 4 mei 1793 trouwde hij te Berkhout met Aagtje Gerrits Coorn, ook geschreven als Aagtje Gerrits Koorn.

Waar verbleef dit jonge echtpaar in de periode mei 1793- eind 1797? Van Aagtje werd vermeld, dat zij met attestatie op 23 maart 1796 uit de Hervormde gemeente Ursem kwam en naar Berkhout ging. Van haar vertrek uit Berkhout is alleen het haar 1799 aangetekend. Maar hoe betrouwbaar zijn deze gegevens, daar ze pas in 1838 zijn opgetekend!

Hermanus Mauritius Ahlé monsterde in 1794 aan als chirurgijn-schrijver op landskotter Snelheid, uitgerust door het admiraliteitsgilde van Hoorn.

Deze Landskotter was in Friesland gebouwd. Het was een gekoperd scheepje, uitgerust met 12 kanonnen en had een bemanning van 60 koppen. In 1782 trad Dooitzen Eelkes Hinxt in de dienst van Friese Admiraliteit en kreeg het bevel over de Snelheid, Zijn rang was eerst luitenant ter Zee en na 1789 als kaptein ter zee. Hij maakte vele reizen o.a. naar Zuid-Amerika en Middellandse Zee en beschermde de Nederlandse koopvaardijvloot. In september 1794 kwam hij aan op rede van Vlissingen De Snelheid kwam in aanvaring met een veel grotere oorlogschip Walcheren onder leiding van kapitein J.A.B. Bloys van Treslong. Deze weigerde de schade te betalen. Luitenant-admiraal Van Kinsbergen regelde uiteindelijk de schadekwestie. Kapitein Dooitzen Eelkes Hinxt kreeg intussen een ander schip toegewezen Na herstel van de schade aan de Snelheid werd het bevel opgedragen aan kapitein-luitenant Adolph Holland.

In de zomer van 1789 begon de Franse Revolutie. Gedreven door de ideeën: Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap wilden ze deze verder verspreiden. De Fransen begonnen ze in november 1792 aan een opmars in de Zuidelijke Nederlanden. In december 1794 konden ze via de bevroren wateren een snelle opmars naar het noorden maken. (de Hollandse waterlinie kon door de vorst niet worden gebruikt ter bescherming).

Op 19 januari 1795 werd in Amsterdam de Bataafse republiek uitgeroepen. Een regiment Huzaren en een afdeling Infanterie onder leiding van Jan Willem de Winter (patriot) en |Louis Joseph Lahure trokken naar den Helder. De vloot van 14 oorlogsschepen lag ingevroren in het Nieuwe Diep (ondiep gedeelte van de Zuiderzee). De Fransen etc. konden zonder slag of stoot aan boord komen.

De Nederlandse bevelhebber gaf zich over. Deze overgave was vele bemanningsleden (de meesten waren Oranjegezind) tegen het "Franse" zere been. Ze kregen ontslag of deserteerden. De achtergebleven bemanningsleden werden ontslagen en mochten opnieuw solliciteren. Je moest namelijk niet te "Oranjegezind" zijn.

Op 11 oktober 1797 raakten de Bataafse vloot, bestaande uit 25 schepen slaags met de Engelse vloot, bestaande uit 24 schepen. Dit speelde is af ten Noord-Westen van Camperduin. De "Bataafse vloot" zonder de "Oranjegezinde Jantjes", waren te weinig geoefend om partij te kunnen leveren en verloren de zeeslag [mede omdat de open plaatsen gevuld waren met ongeoefende wezen en armen].

Waar Hermanus Mauritius Ahlé als chirurgijn-schrijver aan boord van de landskotter "Snelheid" gebleven is, is mij niet bekend.

In het "Huizenboek van Den Burg" huurde hij het huis B159, staande aan de Weverstraat en kreeg in 1797 permissie om zich daar te vestigen.

Het gewone gezinsleven begint ook zijn vorm te krijgen.

Op 13 januari 1798 werd hun eerste kind geboren, genaamd Maria Hermina Ahlé.

Op 4 september 1798 3 werd in de Municipale raad (gemeenteraad) besproken de vraag van de klagende Brandmeesters van Den Burg besproken, dat de burgers Ahlé en S. Kikkert weigeren hun dienst te verlenen aan de bediening de Brandspuit. Vooral Ahlé gaat er vanuit dat hij vrijgesteld zou worden vanwege de uitoefening van zijn beroep. Na discussie, waarbij zelfs intrekking van het recht als Burger te mogen wonen op het eiland werd genoemd, ging de raad uiteindelijk toch akkoord. Verder achtte men de situatie klein, dat beide situaties zich gelijk zouden voordoen.

Eind augustus 1799 landden er Engelsen en Oranjegezinde soldaten op Texel.

Als reactie werden er daarna Bataafse troepen gelegerd. De chirurgijns Ooykaas en Ahlé verlenen diensten aan zieke militairen. Er discussie over betalingen van de rekeningen. Er waren in die periode geen "militaire chirurgijns" op het eiland aanwezig. Ook andere medische verleende diensten gaven in de raad van Texel nog wel eens wat discussie.

De wisselingen in het aantal "Franse en Bataafse" soldaten gaven ook de nodige spanningen op het eiland. Hermanus Maurits Ahlé en nog enkele notabelen werden regelmatig door de inwoners van Den Burg afgevaardigd om te bemiddelen bij het Bataafse bestuur in Den Helder. Het resultaat was niet altijd positief voor de bevolking.

Van deze niet permanente bezetting maken de Engelsen samen met Oranjegezinden op Texel binnen te vallen. Op zulke momenten lijkt het eiland voor Oranje te zijn [Kromme zin- deze inval was lang tevoren beraamd door de Engelsen, die loodsen 'ontvoerden' om bij de inval het zeegat te kunnen invaren, het volk van de Bataafse vloot was Oranjegezind, wilde niet vechten. Texel werd bezet tot eind oktober 1799].

Eind 1799 ging Hermanus Mauritius Ahlé [die zich bijzonder Oranjegezind had betoond] en een aantal loodsen mee naar Engeland. De loodsen verklaarden medio 1802: "Dat zij onvrijwillig waren meegenomen". Ook over het gedrag van Ahlé werd een verklaring opgesteld. Op grond van zijn gedrag van vóór 1799 werd zijn afwezigheid hem niet kwalijk genomen.

Eind augustus 1802 kampeerden een grote groep militairen op Texel in afwachting verscheept te worden Naar Kaap de Goede Hoop. Dat moest heroverd worden op de Engelsen. De troepen stonden onder commando van Kolonel Reijne. Een aantal van hun waren ingekwartierd in de herberg de Vergulde Kikkert. Hierbij was ook een geweermaker.

Van hem werd verteld, dat hij bij vlagen waanzinnig was. Of dit nu kwam door stoffen, die vrij kwamen bij het maken van de geweren of gebruik van alcohol, wordt geen mededeling gedaan. Op een avond bedreigde hij met ontblote sabel de zwangere Aagtje Gerrits Koorn, vrouw van Hermanus Maurits Ahlé. Hij vroeg aan de commandant om verder excessen te voorkomen, de geweermaker ergens anders op te bergen.

In februari 1804 paste Hermanus Maurits Ahlé als één van de eersten in den lande de inenting van koepokken toe met zeer gunstig resultaat. [Had hij tijdens zijn verblijf in Engeland publicaties gelezen van Edward Jenner, woonde in Berkeley, Cloustershire Engeland, die zich bezig hield met koepok inenting en daarover ook publiceerde ?]

Hermanus Mauritius Ahlé past de inentingskennis toe in een gezin waar zich de pokken reeds geopenbaard hadden, daar entte hij twee kinderen in. Zij bleven van de ziekte gevrijwaard. De algemene inenting voor alle bewoners kwam pas jaren later op gang.

In 1806 kreeg het Gemeentebestuur van Texel een brief van de Departementale Commissie van Geneeskundig Onderzoek en Toeverzigt om ingelicht te worden: hoe het met de artsen en vroedvrouwen op Texel is gesteld. In de gemeentevergadering van 16 september 1806 wordt hiervan een overzicht gegeven. Hierbij werd mede gedeeld, dat Hermanus Mauritius Ahlé sinds 1797 in Den Burg woont en in het bezit is van een diploma van het Chirurgijnsgilde van Amsterdam.

In 1807 gaan de discussies verder dat heelmeester niet bevoegd zijn om vroedmeester te zijn. Op 13 juli 1808 werd hij en Name Dirk Ooykaas in Haarlem door Departementale Commissie geëxamineerd. Ze kregen de bevoegdheid van vroedmeester. Zij assisteerden de vroedvrouwen op het eiland bij moeilijke bevallingen. Vanaf die tijd mochten alleen zij nog op het eiland bij moeilijke gevallen assisteren.

In het voorjaar van 1809 zijn deze chirurgijns bezig met een grote vaccinatie-actie om het eiland te bevrijden van de besmettelijke kinderziekte: pokken.

In de jaren 1810 -1813 werden Ahlé en zijn collega's nog wel eens genoemd in verband de betalingen van rekeningen van diensten verricht aan militairen. De betalingen verliepen af en toe zeer moeizaam.

In 1813 wil de "Franse Overheid" weten wie er de kruiden artsenijkunde beoefenen.

Op 13 mei 1815 overleed Mr. Willem Romans, griffier van de het vredegerecht op Texel.

Wie daarna benoemd is niet het geheel duidelijk.

In december 1818 verleende de Gouverneur (commissaris) van een gouden Medaille aan geneesheer Hermanus Mauritus Ahlé.

Markeert dit zijn overgang van chirurgijn naar Griffier?

In de staatsalmanak van 1822 werd hij vermeld als griffier bij vredegerecht Texel.

Op 2 februari 1826 overleed zijn vrouw: Aagtje Gerrits Koorn

Dit belette hem niet om op 27 oktober 1826 te solliciteren naar functie van gemeentesecretaris van Texel. Hij werd niet benoemd.

Hij hertrouwde te Den Burg op zondag 6 juli 1828 met Meijnsje van Juchem, geboren te Beets (NH) op 8 april 1805, gedoopt aldaar op 14 april 1805. Zij is de dochter van Jan van Juchem, predikant te Den Burg en Catrina Kruisinga. Zij verloor haar moeder op 14 maart 1811 en haar vader op 22 maart 1813. Wees geworden, werd Hermanus Mauritius Ahlé benoemd tot voogd.

Op 23 jarige leeftijd trouwde zij dus met de man, die zij jaren had gekend als voogd.

Uit dit huwelijk zijn geen kinderen geboren.

Hermanus Mauritius Ahlé bleef tot 1 oktober 1838 werkzaam als griffier bij het vredegerecht. Bij de reorganisatie van de Rechterlijk Macht werden ingang van die datum de alle vredegerechten in Nederland opgeheven. Daarvoor in plaats kwamen grotere eenheden: kantongerechten, die o.a. hun taken overnamen. Hermanus Mauritus Ahlé werd benoemd bij het kantongerecht in Den Helder en verhuisde naar Den Helder.

Bij het overlijden van zijn moeder Maria van der Steen, oud 93 jaar, op 24 november 1838 wordt in de overlijdensakte vermeld, dat Hermanus Mauritius Ahlé in Den Helder woont.

In 19 juli 1853 nr. 51 bij Zijner Majesteits besluiten verzocht H.M. Ahlé‚ om ontslagen te worden als Griffier bij het Kantongerecht te Helder met ingang van 30 september 1853.

Enige weken later verhuisden ze naar Amsterdam 4 , adres Realeneiland 3 buurt VV, huisnr. 92. Zijn inmiddels alleenstaande dochter Maria Elisabeth Ahlé, gedoopt te Den Burg op 14 april 1799, verhuisde ook mee.

In begin januari 1854 slaat het noodlot toe.

Op woensdag 4 januari 1854 overleed Maria Elisabeth Ahlé 's-avonds om 9,-- uur en op vrijdag 6 januari 1834 morgens om 10,-- uur zijn Meijnsje van Juchem, zijn tweede vrouw.

Volgens de aantekeningen van Jakob Dirksz Huizinga, doopsgezinde predikant op Texel, zou het gaan om een geval van koolmonoxide-vergiftiging.

Op 24 februari 1854 verhuisde Hermanus Mauritius Ahlé naar Schoonhoven, waar zijn kleindochter Dirkje Vos met haar man Willem Romans van Schaik woonden. Hij was eerst van beroep winkelier, 1851/'52 werd hij secretaris van de stad Schoonhoven tot en 26 september 1869.

Dit echtpaar kreeg 11 kinderen. Bij de drie eerste kinderen zijn de naamsvernoemingen naar de familie Ahlé/Juchem:

  1. Hermina Mourina Ahléa van Schaik, geboren te Schoonhoven op 27 febuari 1847 en overladen aldaar op 9 maart 1848.

  2. Hermanus Mauritius Alexander van Schaik, geboren te Schoonhoven op 12 maart 1848 en overleden aldaar op 24 juli 1848.

  3. Hermina Mourina Meijntje van Schaik, geboren te Schoonhoven op 7 juli 1848 en overleden te Diemen (NH) op 16 mei 1918. Zij was gehuwd van Cornelis Johannes Martens, geboren te Ijsselstein (ZH) op 2 juni 1846 en overleden te Diemen op 18 maart 1914.

De naamsvernoemingen zijn niet verder nagespeurd.

Hermanus Mauritius Ahlé was zowel kerkelijk als sociaal zeer actief. Hij overleed te Schoonhoven op 10 maart 1860, ruim 90 jaren oud.

Zo kwam en verdween de familienaam Ahlé uit de provincie Noord- en Zuid Holland.

Dominee van Jan Juchem in Hauwert, 1799-1804, in Beets, 1804-1808, Den Burg (Texel) 1808-1813 en zijn nageslacht

door Simon Koorn

In de Hervormde kerk van Hauwert hangt een naamlijst van 23 dominees, die haar gediend hebben in de periode 1599-1936. Als nummero 13 staat bovenaan Johannes van Juchem in de rechter rij, maar zijn doopnaam is Jan.

Waar komt Jan van Juchem vandaan? Bij vluchtig onderzoek op internet blijken er in Nederland meer jongemannen van de familienaam Van Juchem, die theoloog te zijn.

Ik heb niet getracht om de eventuele familie verbanden uit te zoeken.

Deze Jan van Juchem is geboren in Hoorn.

Zijn ouders zijn:

I. Gerrit van Juchem, gedoopt te Hoorn (NH) op 11 februari 1752, overleden aldaar op 11 april 1816, zoon van Jan van Juchem en Hendrikje Siepman.

Hij is ondertrouw gegaan te Hoorn (NH) op 15 maart 1776 en trouwde aldaar op 31 maart 1776 met Meinsje Mansveld, geboren rond 1750, overleden te Den Burg (gem. Texel) op 4 oktober 1813, adres: huisnr. 162 Den Burg (Texel), dochter van Jan Mansveld en Hiltje (verdere gegevens onbekend)

Meinsje Mansfeld kwam als jongedochter uit Stavoren naar Hoorn en werd aldaar 11 december 1770 aangenomen als lidmaat.

Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren:

1 Jan van Juchem, gedoopt te Hoorn (NH) op 27 augustus 1776 volgt onder II.

2. Hendrikje van Juchem, gedoopt te Hoorn (NH) op 11 april 1784, begraven, aldaar op 22 januari 1785.

II. Jan van Juchem , predikant, gedoopt te Hoorn (NH) op 27 augustus 1776,overleden te Den Burg (gem. Texel) op 22 februari 1813, adres Den Burg, huisnr. 155.

Jan van Juchem kon kennelijk goed leren. Hij kreeg op 12 september 1792 een prijs op de Latijnse school in Hoorn en werd in 1793 nog eens genomineerd. Zijn opleiding in de theologie heeft hij gevolgd in Groningen. Op 25 april 1798 werd hij geëxamineerd in Groningen 5 en mocht zich daarna als proponent beschikbaar stellen.

Ergens op beroep preken, soms waren er wel 12 kandidaten gevraagd om te komen preken. In de Classis Hoorn was hij uitgekozen voor de vacature in Hauwert.

Op 17 juli 1799 werd hij door een commissie uit classis Hoorn ondervraagd over zijn preek Romeinen V. vs. 12 en zijn kennis van het Grieks en Hebreeuwse talen. Op 4 augustus 1799 werd hij morgens in Hauwert in het ambt bevestigd door dominee D. Woesthof, predikant te Spanbroek en Opmeer met een preek over Colossenzen IV vers 17 en middags hield Jan van Juchem zijn eerste preek 6 over I Corinthiers II, vers 2.

Tussen deze ondervraging en intrede was hij op 27 juli 1799 in Hoorn in ondertrouw gegaan met Catrina Kruisinga, gedoopt te Midwoud (NH) op 27 juni 1773,

Een bevestiging van het huwelijk heb ik niet kunnen vaststellen.

Catrina, ook geschreven als Catharina Cruisinga of Kruisinga is overleden te Den Burg (Texel) op 14 maart 1811, een week na de geboorte van haar vijfde kind.

Zij was de dochter van Syeije Kruisinga (predikant te Midwoud) en Annetje Reek.

Schoonvader van Jan van Juchem is Syeije Kruisinga is op 6 maart 1729 gedoopt in Sappemeer (provincie Groningen). Hij studeerde theologie in de Classis Hoorn. Zijn doopnaam is veranderd tijdens zijn studietijd "verlatijniseerd" in "Sejus". Via zijn enige dochter Catrina Kruisinga werd deze naam van Sejus doorgegeven aan het tweede kind van het gezin van Juchem-Kruisinga

Schoonvader Sejus (Seus) Kruisinga overleed als emeritus-predikant, op 4 april 1803 te Hoorn (NH).

Kinderen van het gezin van Jan van Juchem en Catrina Kruisinga

1. Gerard van Juchem, geboren te Hauwert op 6 juli 1800, gedoopt te Hauwert op 13 juli 1800 en overleden 7 op 30 juli 1800 aldaar.

2 Sejus Cruisinga van Juchem, geboren te Hauwert (NH) op 6 oktober 1803.

In 1803 en 1804 werd hij regelmatig gevraagd om in vacante gemeentes op beroep te komen preken. In februari 1804 was hij één van de zes uitgenodigde predikanten en 21 februari werd een beroep op hem uitgebracht. Een week later op 26 februari 1804 deelde hij de gemeente in Hauwert mede, dat hij het op hem uitgebrachte beroep aanvaardde. Hij nam op zondag 22 april 1804 afscheid in Hauwert en deed intrede in Beets op zondag 29 april 1804.

3 Meynsje van Juchem, geboren te Beets (NH) op 8 april 1805, gedoopt, aldaar op 14 april 1805.

4 Frederik van Juchem, geboren te Beets (NH) op 5 oktober 1806, gedoopt aldaar op 20 oktober 1806.

5. Johanna Hendrika van Juchem, geboren te Beets (gemeente Beets) op 17 januari 1808, gedoopt aldaar op 31 januari 1808, begraven eveneens aldaar op 18 juli 1808.

Op den 10 juli 1808 deelde dominee aan het einde van de morgendienst mede, dat hij een beroep had gekregen van de veel grotere gemeente Den Burg op Texel. De gemeente in Beets zagen hun waardige, geliefde leraar en vriend liever niet zien vertrekken en boden hem nog een traktementsverhoging aan, maar bracht geen verandering in zijn besluit om het uitgebrachte beroep te aanvaarden.

Hier werd hun vijfde kind geboren: Johanna Henrietta van Juchem, op 4 maart 1811, gedoopt aldaar op 10 maart 1811, overleden op 24 juli 1814 te Den Burg in huis genummerd 161.

Een week na de geboorte van haar vijfde kind overleed moeder Catrina Kruisinga op 14 maart 1811. Het leven ging met steun van zijn moeder Meijnsje Mansveld en vader Gerrit van Juchem verder.

In 1813 kreeg Jan van Juchem een aanval van "galkolijk" 8 te verwerken. De afvoer door het "galwegenstelsel" was verstopt geraakt. De samentrekking van de spieren daarachter veroorzaken immense pijnen. Na een ziekbed van drie dagen overleed hij op 22 februari 1813 te Den Burg in huis genummerd 156.

De Gereformeerde (hervormde) gemeente te den Burg verloren hun geachte leeraar :

Ja, maar ook voor de kinderen, die verloren hun vader!!!

Op 9 maart 1813 werd de nalatenschap van het gezin van Juchem-Kruiisnga beschreven 9 . Gerrit van Juchem (grootvader) werd benoemd als bewaarder, Henricus (Herman) Maurits Ahlé, chirurgijn en vroedmeester als voogd en Cornelis Kikkert, lid van de Muncipale Raad en van beroep koekebakker.

Toen Meijnsje Mansveld (moeder van dominee en grootmoeder der kinderen overleed op 4 oktober 1813, bleven die verweesd achter. Verder verloren de oudere kinderen op 24 juli 1814 ook nog hun jongste zusje.

Grootvader Gerrit van Juchem keerde terug naar Hoorn en overleed aldaar op 11 april 1816.

In 1813 werden de kinderen ingeschreven in het register van het Algemeen weeshuis Texel. In de kantlijn is vermeld de datum van 1 april 1813.

Zij hadden als niet-Texelse kinderen geen recht op een plaats in het Weeshuis. Ze werden er wel aangemeld, maar door het Weeshuis uitbesteed bij HM Ahlé. Het Weeshuis betaalde een bedrag per jaar daarvoor aan HM Ahlé.

Wat is de verdere geschiedenis van de drie kinderen van Jan van Juchem en Catrina Cruisinga (Kruisinga)

Sejus Cruisinga van Juchem , geboren te Hauwert (NH) op 6 oktober 1803, overleden te Bolsward (Fr) op 10 mei 1887, zoon van Jan van Juchem (II) en Catrina Kruisinga.

Hij is getrouwd te Berkel (gem. Berkel en Rodenrijs) op 22 juni 1828 met Maria Jans Verhoeff, geboren te Berkel (ZH) op 20 juli 1799, gedoopt aldaar op 30 juli 1799, overleden te Bolsward (Fr) op 10 december 1866 in huisnr. 310, dochter van Jan Verhoeff en Gerrigje van der Graaf.

Sejus Cruisinga van Juchem lootte bij de loting der Nationale Militie in gemeente Texel nr. 29, "hetwelk hem tot den dienst verpligtte, hij daaraan heeft voldaan door het in dienst stellen van een plaatsvervanger" 10 .

Hij vertrok naar 's-Gravenhage en werd aangenomen als ambtenaar bij het Departement der Ontvangsten. Bij een reorganisatie van het Ministerie van Financiën in 1843 werd hij op wachtgeld gezet. Bij KB. Van 25 februari 1844/nr. 83 werd hij benoemd tot ontvanger 11 van het Kantoor in Witmarsum en KB. van 30 december 1847 werd overgeplaatst naar het Kantoor in Bolsward 12 .

Uit dit huwelijk:

1 Anna Catherina van Juchem, geboren te 's-Gravenhage (ZH) op 28 mei 1829, overleden aldaar op 21 mei 1832.

2 Jan Hendrik Gerhard van Juchem, geboren te 's-Gravenhage (ZH) op 29 juni 1831, overleden aldaar op 22 mei 1832

3 Jan Hendrik Gerhard van Juchem, geboren te 's-Gravenhage (ZH) op 14 maart 1833 overleden aldaar op 24 september 1835.

4 Anna Catharina van Juchem, geboren te 's-Gravenhage (ZH) op 9 mei 1835, zie hier onder.

5 Mijnsje van Juchem, geboren te 's-Gravenhage (ZH) op 28 januari 1837, overleden te Gorredijk (Fr.) op 31 juli augustus 1868.

Zij is getrouwd te Bolsward (Fr) op 29 juli 1860 met Klaas Jellema,geboren te Franeker op 11 juli 1828, overleden te Gorredijk (Fr.) op 27 november 1903.

Uit dit 1ste huwelijk zijn vijf kinderen geboren (niet verder uitgewerkt).

Klaas Jellema hertrouwde op 21 juli 1870 te Beetsterzwaag (gemeente Opsterland) met Alida Zwart geboren te Gorredijk op 20 dec. 1841, overleden aldaar op 6 september 1896.

Uit dit tweede huwelijk van Klaas Jellema zijn zeven kinderen geboren (niet verder uitgewerkt).

6 Gerharda Johanna Hermina van Juchem, geboren te 's-Gravenhage (ZH) op 25 maart 1841, (ongehuwd) overleden te Bolsward (Fr) op 25 april 1905.

7 Jan Herman Maurits Kruisinga van Juchem, geboren te Bolsward (Fr) op 18 januari 1845.

Hij verkoos om militair te worden nog voordat het werd opgeroepen voor de keuring van de Militie registers. Op 22 oktober 1861 werd ingeschreven te Delft bij het Instructie bataljon onder nummer 4423. Op 1 mei 1862 werd hij bevorderd tot korporaal en op 15 februari 1863 overgeplaatst naar het 4 de Regiment Infanterie, ingeschreven onder stamboeknummer 49860. In begin 1865 werd hij betrapt op diefstal van uitrustingsstukken van zijn kameraden en de verkoop daarvan. Dit werd beschouwd als zeer ernstig delict. Bij vonnis van 22 februari 1865 werd hij vervallen verklaard van de militaire stand (ontslagen) en veroordeeld tot twee jaar kruiwagenstraf. Hij moest zich melden bij de Provoost (commandant van Militaire gevangenis). Soms kon je deze straf ontlopen door tekenen voor 6 jaar naar de Oost (Nederlands Oost Indië).

Zijn verdere levensverloop zijn mij de gegevens onbekend.

Anna Catharina van Juchem, geboren te 's-Gravenhage (ZH) op 9 mei 1835, overleden te Groningen op 3 februari 1871, adres Oosterstraat, letter E nr. 216, dochter van Sejus Cruisinga van Juchem en Maria Jans Verhoeff.

Zij is getrouwd te Bolsward (Fr) op 19 november 1855 met Jan Hendrik Stratemeijer, geboren te Groningen op 16 november 1824, overleden te Bolsward (Fr) op 31 december 1864, in huis genummerd 395, zoon van Hindrik Stratemeijer en Teubina Mangels.

Hendrik Jan Stratemeijer ontving zijn opleiding aan de school van B. Brugsma. Hij werd op 7 april 1847 geëxamineerd en behaalde de tweede rang. Hij solliciteerde in Scharmer. Er waren 40 sollicitanten, waarvan 32 kwamen opdagen. Deze groep moest een vergelijkend examen 13 af leggen. Hieruit werd Hendrik Jan Stratemeijer verkozen. Hij begon op 1 mei 1847 als onderwijzer in Scharmer (gemeente Slochteren) en verhuisde op 23 juli 1849 naar Baflo. Op 20 juli 1851 werd hij geëxamineerd voor het examen voor onderwijzer 1ste Rang. Hij solliciteerde op een vacature aan de Burgerschool in Bolsward. Op 15 maart 1852 nam hij deel aan het vergelijkend examen en werd verkozen. Hij aanvaardde de betrekking op 17 mei 1852.

In 1854 werd hij bevorderd tot hoofdonderwijzer 14 aan de stadsburgerschool. Hij leidde verscheidene jongelui voor het hulp- en hoofdonderwijzerexamen op. Hij schreef een aantal publicaties ten behoeve van de opleidingen in het onderwijs.

Na het overlijden van Hendrik Jan Stratemeijer verhuisde zijn vrouw Anna Catharina van Juchem met twee kinderen naar Groningen en werd winkeliersche.

Uit dit huwelijk:

1 Hendrik Jan Stratemeijer, geboren te Bolsward (Fr) op 11 oktober 1856, ongehuwd overleden te 's-Gravenhage (ZH) op 7 januari 1924.

Op 21 juli 1871 werd hij toegelaten tot de Rijkskweekschool in Groningen en slaagde op 10 april 1875 slaagde hij voor de acte van hulponderwijzer. Hij begon met zijn baan in het onderwijs in Marum (Groningen) op in februari 1876. Verwisselde zijn baan in de jaren 1883-1885 in het onderwijs voor een baan als redacteur bij de Amsterdammer, later bij de Haagse Courant en vanaf 1904 is hij literair medewerker en toneelcriticus van de Avondpost.

2 Sejus Stratemeijer, onderwijzer en schrijver, geboren te Bolsward (Fr) op 10 januari 1858, ongehuwd overleden te Amsterdam (NH) op 2 november 1918

Op 21 juli 1872 werd hij toegelaten tot de Rijkskweekschool te Groningen en nam deel aan het voorjaarsexamen van 1876 en slaagde op voor de acte van hulponderwijzer. Hij begon zijn onderwijzersbaan in Drachten aan de school aan de Noorder-Dwarsvaart. Kennelijk waren het contracten voor één jaar, want naam werd ook genoemd in Gorssel (Gld), Terneuzen (Zl) en IJlst (Fr).

Op 19 april 1884 werd ingeschreven in het Stamboek van de Mariniers, stamboeknummer 16140 voor de tijd van zes jaren. Bevorderd tot korporaal op 16 mei 1885 en werd op 19 december 1885 geregistreerd onder Stamboeknummer 24461 als schrijver 2de klasse en werd op 31 december 1899 gepensioneerd. Hij woonde o.a. in Den Haag, Meppel en Zwolle. Hij overleed ongehuwd te Amsterdam (NH) op 2 november 1918.

3 Tjabina Stratemeijer, geboren te Bolsward (Fr) op 20 december 1859, overleden aldaar op 28 januari 1860.

4 Coenraad Stratemeijer, geboren te Bolsward (Fr) op 4 juni 1861, overleden aldaar op 22 juli 1861.

Meijnsje van Juchem , g eboren te Beets (NH) op 8 april 1805, gedoopt aldaar op 14 april 1805, overleden te Amsterdam (NH) op 6 januari 1854, adres: Realen Eiland, Kanton A, Buurt VV, nr. 92.

Zij is getrouwd te Den Burg (gem. Texel) op 6 juli 1828 met de weduwnaar Hermanus Mauritius Ahlé, gedoopt te Amsterdam (NH) in de Westerkerk op 12 november 1769, overleden te Schoonhoven (ZH) op 10 maart 1860, zoon van Emanuel Ahlé en Maria van der Steen.

Zij was wees geworden na het overlijden van haar vader Jan van Juchem op 22 februari 1813 te Den Burg en o.a. Hermanus Maurius Ahhé was benoemd tot haar voogd. Op 23 jarige leeftijd trouwde zij dus met de man, die zij jaren had gekend als voogd en bij wie zij al die tijd in huis was geweest.

Hermanus Mauritius Ahlé was eerder getrouwd geweest met Aagtje Gerrits Koorn, die overleden was te Den Burg (gem. Texel) op 2 februari 1826.

Uit dit huwelijk waren vijf kinderen geboren waarvan in 1828 nog twee in leven waren

1. Marina Elisabeth Ahlé, gedoopt op 14 april 1799. Zij is op 23 december 1821 getrouwd met Teunis Simonsz Vos. Dit echtpaar heeft twee kinderen gekregen. Zij was ook al weduwe, want haar man is te Oude Schild op 10 oktober1824 overleden.

2. Wilmine Frederica Ahlé, geboren 27 juni 1814 te Den Burg en was dus 14 jaar als haar vader voor de tweede keer trouwde.

Hermanus Mauritius Alhé was griffier bij het Vredegerecht op Texel en bij het reorganisatie van de rechterlijk macht in 1838, waarbij het Vredegerecht werd opgeheven, werd hij met ingang van 1 oktober 1838 benoemd tot griffier bij het kantongerecht. Het kantongerecht was gehuisvest te Den Helder. Het gezin verhuisde naar Den Helder. Bij KB. van 19 juli 1853/51 werd hem ontslag verleend met ingaande 1 oktober 1853.

Enige weken later verhuisden ze naar Amsterdam, adres Realeneiland 3 buurt VV, huisnr. 92. Zijn alleenstaande dochter Maria Elisabeth Ahlé verhuisde ook mee.

In begin januari 1854 slaat het noodlot toe.

Op woensdag 4 januari 1854 overleed Maria Elisabeth Ahlé 's-avonds om 9,-- uur en op vrijdag 6 januari 1834 morgens om 10,-- uur zijn Meijnsje van Juchem, zijn tweede vrouw.

Volgens de aantekeningen van Jakob Dirksz Huizinga, doopsgezinde predikant op Texel, zou het gaan om een geval van koolmonoxide vergiftiging.

Op 24 februari 1854 verhuisde Hermanus Mauritius Ahlé naar Schoonhoven, waar zijn kleindochter Dirkje Vos met haar man Willem Romans van Schaik woonden. Hij was van beroep winkelier, 1851/'52 werd hij secretaris van de stad Schoonhoven tot en 26 september 1869.

Hermanus Mauritius Ahlé overleed hij op 10 maart 1860, ten zijne huize, ruim 90 jaren oud.

Frederik van Juchem , geboren te Beets (NH) op 5 oktober 1806, gedoopt aldaar op 20 oktober 1806, overleden te Den Helder NH) op 11 december 1877.

Hij is getrouwd te Den Helder (NH) op 5 juli 1839 met Aagje Knaap, geboren te Den Hoorn (gem. Texel) op 6 december 1806, overleden op 12 januari 1864, dochter van Simon Knaap en Trijntje Schram.

Hij was eerst van beroep huisknecht en later bewaarder.

Uit dit huwelijk:

Jan Sejus van Juchem, geboren te Den Helder op 17 juni 1840, overleden te 's-Gravenhage op 13 februari 1928.

Hij is getrouwd te Den Helder op 1868 met Gezina Bakker, geboren te Den Helder op 2 maart 1836, overleden te den Helder op 25 mei 1911, dochter van Pieter Bakker en Trijntje Schipper.

Hij werd op 29 juli 1856 geëxamineerd voor de kweekschool en toegelaten als kwekeling. Hij behaalde in het najaar van 1858 de akte van hulponderwijzer en werd met ingang van 1 januari 1859 benoemd als hulponderwijzer op één der basisscholen in Den Helder.

Op 10 oktober 1866 werd hij door de Provinciale Commissie voor onderwijs opnieuw geëxamineerd en slaagde voor de acte van hoofdonderwijzer. In 1906 nam op 23 oktober de Gemeenteraad van Den Helder over zijn pensionering. Jan Sejus van Juchem diende een verzoek in om te mogen blijven werken, namelijk tot 1 januari 1907. Dat was gunstig voor de berekening van zijn pensioen. Toen nam hij afscheid van school 3, waar hij als kind en als onderwijzer de gehele tijd van zijn loopbaan had doorgebracht. Na het overlijden van zijn vrouw in 1911 woonde hij bij zijn kinderen op diverse plaatsen. Hij verhuisde vaker dan dat hij zijn gehele leven had en woonde van 1925 -1928 bij zijn oudste dochter Agatha Catherine Lemaire-van Juchem te 's-Gravenhage.

Uit dit huwelijk:

1. Agatha Catharine van Juchem, geboren te den Helder op 5 maart 1870, overleden te Hilversum op 14 mei 1928.

In 1884 trad Agatha Catherine is de voetsporen van haar vader. Ze werd toegelaten tot de lessen van de Normaalschool (naam voor de kweekschool in die tijd). In 1889 behaalde zij haar diploma 15 . Na meerdere sollicitaties te hebben gedaan, werd zij op 4 juli 1890 benoemd aan de lagere school te Kolhorn (gemeente Barsingerhorn).

Op 49 jarige leeftijd trouwde zij te Baarn (Ut) 15 september 1919 met Johannes Theodorus Lemaire, geboren te Woerden op 4 oktober 1878, overleden te 's-Gravenhage op 8 november 1958.

Beroep: magazijnmeester der Artillerie. Vanwege zijn beroep in het leger verhuisde nog al eens. In de latere jaren van zijn leven woonde hij te 's-Gravenhage.

2 .Pieter Frederik van Juchem, geboren te Den Helder op 24 december 1871 ongehuwd overleden te Grand Rapids op 21 juli 1963. Begraven op Fairplans Cemetery, Grand Rapids, Kent County, State Michigan, VS.

Hij vertrok uit Nederland en kwam met het stoomschip: Statendam op april 1903 aan op Ellis-Island. Na enige jaren keerde hij nog eens terug om naar Nederland. in 1911 definitief te emigreren. Nu reisde met het stoomschio Postdam. In 1920 keerde hij terug om zijn vader, op dat moment in Epe, nog eens te bezoeken.

Als beroep werd opgegeven: fineerder (een beroep in de machinale houtverwerking industrie, waarbij dunne platen hout van circa 1 mm worden gesneden uit boomstammen en vervolgens verlijmd op een andere plaatmateriaal).

3. Catharina Wilhelmina Antonia van Juchem, geboren te Den Helder (NH) op 2 november 1873, ongehuwd overleden te Epe (Gld) op 20 juni 1922.

Beroep: pensionhoudster.

3. Frederika Gezina van Juchem, geboren te Den Helder, ongehuwd overleden te Hilversum op 20 december 1957. Beroep: verpleegster

Zij was in 1914 directrice van de Villa Hooggelegen te Baarn. Een Rustoord voor Herstellenden en rustbehandeling. Met ingang van 9 oktober 1920 werd ze welkom geheten als nieuw ingezetene van Hilversum. Nu gaf ze leiding aan een deel van het sanatorium ter behandeling van tuberculose. In 1931 werd nog genoemd in het jaarverslag van het sanatorium Zonnestraal. Het einde van haar werkzaamheden is mij niet bekend.

5.Jan Sejus van Juchem, geboren te Den Helder (NH) op 25 november 1878, overleden te Delft op 7 maart 1942.

Hij is getrouwd te Den Helder (NH) op 7 mei 1912 met Johanna Woutéra Manikus, geboren te Den Helder op 2 oktober 1885, overleden te Delft op 16 augustus 1965, dochter van Hendrik Marius Manikus en Egje van Meeteren.

Uit dit huwelijk:

1. Jan Hendrik van Juchem, geboren te Leiden (ZH) op 22 juli 1915 te Leiden

2. Jetje Johanna Cornelia van Juchem, geboren te Leek op 10 januari 1918.

Jan Sejus van Juchem 16 ging na de lagere school naar het Instituut Vastenou. Een school voor meer lager onderwijs in Den Helder, geleid door directeur. A.G. Vastenou. Hij deed in 1895 eindexamen. Op 1 oktober 1897 kreeg hij eerst aanstelling bij het postkantoor te Edam. Vanaf 1 april 1898 werd overgeplaatst naar Amsterdam, Wormerveer, Rotterdam, Alkmaar, Zaltbommel en Amsterdam. Steeds een stapje hogerop. Vanaf 4 oktober 1905 was hij werkzaam bij het bureau van de inspectie der P.T.T. en daarna op 21 april 1908 naar het hoofdkantoor in 's-Gravenhage. Zes jaar later werd hij leraar in Leiden bij opleidingsschool van de P.T.T voor aankomende P.T.T. 'ers in Nederlandsch Indië. De loopbaanreis was nog niet ten einde. Op 16 januari 1917 werd hij directeur der P.T.T. in Leek, daarop volgde Veendam met ingang van 16 juli 1923 en zeven jaar later naar Helmond en tenslotte naar Delft.

1 Bevolkingsregister Amsterdam, 1851-1853, bladzijde 8

2 Het archief van de het Chirurgijnsgilde is slechts zeer fragmentarisch bewaard gebleven. De gegevens over Hermanus Mauritus Ahlé komen latere bronnen.

3 Archief van de gemeente Texel, inventarisnr. notulen van raad , 4 sept. 1798.

4 Bevolkingsregister Amsterdam, 1851-1853, bladzijde 8

5 Maandelykse Uittreksel, of Boekzaal der geleerde waerelt, Deel 166, 1798, bladzijden 535, 536

6 Maandelykse Uittreksels, of Boekzaal der geleerde waerrelt, deel 156, bladzijden 712, 713

7 Doopboek Hervormde gemeente Hauwert, 1756-1812: het overlijden is in het doopboek bijgeschreven.

8 Boekzaal der geleerde wereld en tijdschrift voor de Protestantsche kerken, 1813, bladzijden 313, 314, 315.

9 Notarieel archief van Simon Theodorus Beets, notaris op Texel, 1813, aktenr. 5

10 Archief van notaris M.J. de Lage te Alkmaar, inventarisnummer 928, aktennr. 197, opgemaakt op 23 april 1822

11 Leeuwarder Courant, 1 maart 1844

12 Nederlandsche Staatscourant van 1 januari 1848

13 Nieuwe Bijdragen ter bevordering van het Onderwijs,……., 1 maart 1847, bladzijden 278/279

14 Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, deel 2, bladzij 1386

15 Vliegend Blaadje, Nieuws- en advertentieblad voor Den Helder, 30 oktober 1889

16 Persoonlijkheden in het Koninkrijk der Nederlanden in woord en beeld, 1938, blz. 766, 767


Home