Dagboek Jakob Dirksz Huizinga 1857-1864.

1 January 1857. Zeer schoone dag. De gewone drukte. Willem Bok en twee zusters. Ik zeide hem dat zijn komst mij bijzonder aangenaam was, omdat daardoor het denkbeeld wat weggenomen werd dat hij niet zoude komen uit hoofde er in den laatsten tijd eenige verkoeling tusschen ons had laten bespeuren. Hij verklaarde dat denkbeeld ongegrond. Hij kwam uit belangstelling tot mij. Dat hij spoedig heenging moest ik daaraan toeschrijven, dat hij geen lust had om met Simon Keyser, die juist bij mij zat, veel te praten, ofschoon hij hem de vorige avond (zoo hij zeide) uit de grond van zijn hart, alle kwaad tegen hem vergeven had en dat was anders niet gering. Want hij had in de zaak van Albert Pzn Keyser gepoogd zijne gehele a.s carrière te bederven. Het komt mij voor dat dien heer al zeer weinig denkbeeld heeft van wat eigenlijk vergeven is.

2 January 1857. Wieringa verhaalde dat de Afschaffing aan den Hoorn reeds zoodanig werkte, dat de vergadering van Notabelen daar onlangs uit hun eigen beweging met chocolade i.p.v. met punch gehouden was.

Burgemeester verhaalde dat op voorstel van Voigt in de Kerkeraad der Hervormden aan den Burg besloten was om niemand te bedeelen die sterke drank gebruikte en dit een jaar streng vol te houden.

3 January 1857. Grietje, de vrouw van Dirk de Vries komt met hare jammerklagten over haar man, een dierlijk-zinnelijke mensch, die zelfs het eten der kinderen opeischt voor zijn portie en deze [kinderen] laat verhongeren.

Gisteravond maakte Gé van Giffen, omstreeks 6 uur, mij opmerkzaam op een ster die onmiddelijk bij de helder schijnende maan zat. Zoodat men er geen vinger (om zoo te spreeken) kan tusschen leggen. Ik zag het met verwondering, vooral daar de ster evenzoo helder daar scheen als de maan zelve. Toen Ds. Wieringa kwam vroeg deze of wij de doorgang van Jupiter door de maan ook geobserveerd hadden? Toen begreep ik de zaak en verheugde mij dat ik het gezien had. Het gaf aanleiding dat ik des avonds aan mijne huisgenoot het een en ander over het zonnestelsel voorlas en verklaarde. Diep gevoelde ik daarbij de verbazende grootheid Gods.

4 January 1857. Zondag. Preek te Oosterend. Door de vele regens slecht pad. Bij Molenbuurt moest ik Samuel door het water dragen.

5 January 1857. Bijkans storm uit het Oosten. Er is veel sneeuw gevallen. Door het stuiven daarvan en de wind is de reis naar Oosterend zeer moeijelijk, zoodat ik bijkans was teruggekeerd.

Tegen alle verwachting des avonds Neeltje Cornelis Kuiper van den Hoorn hier, catechisatie. Zij blijft hier des avonds en des nachts.

6 January 1857. Albert Pietersz Keyser verhaalt hoe hij, op eene reis met Biem Cornelisz Lap naar Terschelling, een borrel teveel genomen had en daarvan eene gunstige werking meende te bespeuren (vermits daarna een treurige uitslag, die hem kwelde, geheel bedaarde). Hij had dat drankgebruik daarna meer al herhaald. Nu wilde hij zich weldra bij mij inschrijven.

Hij stelt de handelswijze van W. Bok met dat kopen van Vianen in een zeer ongunstig dagligt. Hij had opzettelijk verzwegen dat hij voor 1000 gulden er weer af kon. Het schijnt dat de geldzucht van W. Bok werkelijk hierin een groote rol heeft gespeeld.

6 January 1857. Willempje Pieters Dekker, de vrouw van Gerbrand Gerbrandsz. Dros jr., is verbazend opgezwollen door het water.

Op 23 February 1857 werd ze begraven in de Waal.

7 January 1857. 15 schipbreukelingen van een Noordsch houtschip, dat voor een paar dagen hier strandde, zijn in de Lindeboom.

Vorst, er was nu sedert een paar dagen geen post overgekomen.

8 January 1857. Voigt vertelde wat al pogingen hij deed om Willem Hendriksz Faas op de goede weg te houden.

Des avonds Gé naar de familie Bok.

9 January 1857. Samuel vanmiddag op schaatsen.

Sterfdag mijner moeder in 1852.

11 January 1857. Zondag. Menno jarig, 7 jaar.

Des morgens naar den Hoorn geloopen (slecht pad door de opdooi). Aldaar gepreekt.

12 January 1857. Daarna (catechisatie) met Gé en Neeltje Kuiper naar de Nutsvergadering. De zaal geheel vol. De heer Simon Sijbrandsz Keyser deed de Redevoering "Vergelijking tusschen de zedelijke en godsdienstige beschaving van de Nederlander der 17de en 19de eeuw". Hij wees het goed en het kwaad aan wat de vergelijking aan de hand gaf. Het stuk getuigde van zeer veel kennis van de Vaderlandsche geschiedenis enz. Ik hoorde het met veel genoegen.

Dominee Wieringa las een schoon dichtstuk voor van Ter Haar "Elize met haar kind ontvlugtende uit de negerhut", Willem Bok "de Teeringzieke" naar Claudius, mede zeer schoon. De Heer Johannes Ludovicus Kikkert deed een vers uit Hollands Jaarboekje "Eene moeder redt haar kind, dat door een gier geroofd is, van een hoogst gevaarlijke plaats". Meester Brouwer doet "Grootmoeders klagt over xxxx", Van der Wal "De abt van Paderborn". Hendrik Vrendenberg reciteerde 2 zeer schoone dichtstukjes, door hemzelven vervaardigd, "De wandeling naar het Kerkhof" en "Herinnering aan kindschen leeftijd", die mij beide uitstekend voldeden, zeer poëtisch. De voordragt zal nog wel beter worden.

13 January 1857. Ik heb gister en eergister den ganschen dag last gehad van hoofdpijn, waarschijnlijk door een gevatte koude.

Des middags het kindergeld ontvangen van de Ontvanger, 198,15 gulden.

14 January 1857. De kinderen zijn gezond behalve dat Menno nogal moet hoesten.

15 January 1857. Des avonds Afschaffingsvergadering aan den Burg. De zaal eivol. Ik deed eerst een Nieuwjaarswensch, vervolgens deed Wieringa eene treffende Redevoering, vooral ter wederlegging der bedenkingen "Een enkel glaasje kan geen kwaad". J.L. Kikkert las het vers van Dikema "Een uit velen". Ik las daarna nog de "Brief van een afgevallen lid".

J.L. Kikkert verhaalde hoe de jonge Bok maandag laatstleden na de Nutsvergadering was blijven punch drinken tot dronkenschap toe en in die staat zijn gezelschap (Doctor A.E. Stiggelbout en zoon, Pieter M. Langeveld, Pieter P. Koning, Cornelis S. Keyser, Aris P. Bremer en Van der Wal) op allerlei verhalen van zijne guitestukken had onthaald, o.a. hoe hij op 't Vlie geleefd had met de vrouw van Dominee Kiehl.

17 January 1857. Des avonds aan den Heer Bok een brief gezonden waarbij ik hem, om 't gebeurde van l.l. maandag, ontraad om morgen voor te lezen. Ik ontvang een brutale brief terug.

18 January 1857. Zondag. Bok (hij alleen van 't gansche gezin) is te Kerk en leest voor en geeft alle blijk dat hij zich niet stoort aan het voorgevallene. Na de preek lees ik mijn brief aan hem en zijne brief aan mij aan de diakens voor. Pieter Jakobsz Boon zegt dat Pieter M. Langeveld hem ook van de zaak verhaald had en dat hij zich schamen zou als hij zoo gesproken had als Bok (gisteravond liet ik Cornelis S. Keyser nog even bij mij komen die mij verslag gaf van het voorgevallene).

Deze namiddag ging ik naar Pieter M. Langeveld. Ik nam hem mede naar mijn huis waar hij mij insgelijks verslag gaf van de zaak.

19 January 1857. Brief van den Heer Bok. Hij wil eene bijeenkomst met mij.

20 January 1857. Brief geschreven aan den Heer Bok en dien den volgenden morgen laten bezorgen.

21 January 1857. Vanmorgen brief van Bok.

23 January 1857. Des voormiddags komt Pieter Klaasz Pronk bij mij om mijn gedrag met den Heer Bok te veroordeelen. Ik had te voorbarig geweest. Ik moest niet geschreven hebben maar met hem gesproken hebben. Hij zou willen dat ik naar Bok ging om in dezen mijn schuld te bekennen. Wij verschillen zeer in opinie.

Ik des namiddags nog eens met Cornelis S. Keyser gesproken. Hij zegt dat den ouden Heer Bok alles doet om zijn zoon te regtvaardigen en mijn brief als een zeer brutale laat lezen. Keyser blijft voorts voor de waarheid van zijn verhaal instaan.

Des avonds komt Bruno Bok belet vragen [voor zijn vader] tegen 7 ure. Den Heer Bok is hier geweest en heeft tot half 10, toen hij heen ging, niets gedaan dan over de zaak gesproken. Zijn rede was enkel beschuldiging tegen mij. Dat ik de rust in zijn gezin -in een zoo voortreffelijk gezin zooals ik er wel niet veel op Texel zou kunnen noemen- eensklaps had verstoord. Ik had in dat vreedzame huisgezin als 't ware een bom geworpen om daar uiteen te spatten en alle vreugde te vernielen. Hij had 29 jaar gearbeit met alle krachten om zijn gezin te vormen zoo als het gevormd was. Zoo er een huisgezin was waarin zedelijkheid en godsdienst op prijs werden gesteld, dan was het het zijne. Alle dagen, op zeer enkele uitzonderingen na, werd de dag met de Bijbel begonnen en alzoo ook geëindigd. Hij had dan ook de satisfactie dat de Texelaars, hoe zij hem ook miskenden, toch alle lof gaven van den goeden geest (of zoo iets) van zijn huisgezin, en nu had ik hem opeens de kroon van 't hoofd genomen.

De brief die ik geschreven had was allerbrutaalst. Ik had gesproken van in openbare drinkgelegenheden met Christus de spot te drijven. Wat fataler beschuldiging kon er uitgebragt worden? Hij had liever dat zijn zoon in verregaande gramschap 3 doodslagen op zijn geweten had dan zulk een beschuldiging.

Hij toonde mij aan dat ik verkeerd gesproken had van openbare drinkgelagen, daar het op 12 january een besloten gezelschap was. (Ik sprak van 't geen ook elders b.v. op 't Schil was voorgevallen, doch daar wist hij niet van en dat rekende hij in alle gevallen buiten de zaak.)

Ik had volstrekt geen regt om hem het Voorlezen te VERBIEDEN, want ik sprak wel van ONTRADEN maar dit was hier toch zoo veel als verbieden, als ik er magt toe had gehad. De Kerkeraad moest dat doen. Later berispte hij het grootelijks dat ik de beide brieven aan de Kerkeraad had voorgelezen. Hij kende 3 Kerkelijke Persoonen, dat waren de Leraar, de Voorlezer en de Voorzanger, die stonden alle 3 volmaakt gelijk in rang, alleen was de werkkring van de Leraar uitgebreider. Ik had mij dus ten opzichte van mijne medebroeders een regt aangematigd dat mij volstrekt niet toekwam.

Toen ik sprak van de pligt des Leeraars om op het gedrag der Gemeente een wakend oog te houden, zeide hij, ja dat dit wel degelijk pligt was, en dat de Leeraars juist daarin het meest te beschuldigen waren dat zij het zoo weinig deden. Maar ik moest het geheel anders gedaan hebben. Ik moest zijn zoon opgezocht hebben en hem eerst gehoord hebben of hem bij mij laten komen. Een veger (die nu om zijn moord van de Aartsbisschop van Parijs gestraft was) was toch ook eerst verhoord, en ik wierp maar zonder iemand te hooren mijn banbliksem uit, en dat wel tegen wie: tegen zijn zoon, 28 jaar oud, die een rang in de Maatschappij bekleedde. Hij was toch Britsch Consul.

Toen ik zeide dat ik onder de leden mijner Gemeente de onderscheiding van Britsch Consul niet kende, maar dat allen voor mij gelijk waren, zeide hij: dat dit het ongelukkigst was, dat ik geene personen wist te onderscheiden. Ik had geene boerenkinkel zoo mogen behandelen en ik had het zijn zoon gedaan, en wat had hij bedreven! De beschuldiging van dronkenschap was een pertinente leugen. Zijne dochters, die hem Willem half 1 hadden ingelaten, getuigden dat hij volmaakt nuchter was, en wat was er in de Kikkert gebeurd? Volgens zijn eigen verhaal: laffe praatjes waren er gevoerd waarvan wij als mannen van bezadigden leeftijd een afkeer hebben maar die men bij de jeugd (-"bij de Britsche Consul"?) zoo naauw niet moest nemen.

Hij zag nu in dat ik laboreerde aan een volslagen gebrek aan menschenkennis. Ik wist volstrekt niet hoe ik met jonge menschen moest omgaan, alles getuigde daarvan. Mijne brieven hingen van inconsequenties aan elkander. Ik begreep zelf niet meer wat ik schreef.

Vroeger had hij mij nog niet alleen voor een braaf godsdienstig, maar ook VERSTANDIG mensch gehouden, doch dit laatste nu niet meer. Hij kon zich de ze zaak niet anders begrijpen dan dat ik op zijn zoon hoogst verbolgen was geweest en dat ik nu maar eens de gelegenheid had aangegrepen om hem te treffen. Dat zijn zoon mij verachtte, zoo als ik geschreven had, was geheel onwaar. Hij stelde hoogen prijs op mijn oordeel en toch droeg de brief die Willem mij schreef zijn volle goedkeuring weg. Zoo als hij zeide, had hij zijn zoon niet tegengehouden toen hij mijn eerste brief ontving, dan was die in zijne woede naar mij toegeloopen en dan zou hij voor de gevolgen niet hebben durven instaan, dan had er wel moord en doodslag kunnen plaats hebben.

Maar juist daarin zag men den man van fatsoen, dat hij nu dien vorm gekozen had voor zijnen mededeeling of beantwoording die de voegelijkste was, en dat hij zich tot het schrijven van een brief bepaald had. Telkens kwam Bok er op terug, ik moest eerst zijn zoon gehoord hebben.

Of ik al zeide dat mijn woord aan hem moest worden aangemerkt als het vermaan van eene welmeenende vriend, niet als eene regterlijke uitspraak, dit wilde hij volstrekt niet laten gelden.

Hij ging heen met de wensch dat ik de zoo noodige wijsheid zou bekomen. Zijn zoon zou niet komen om zich als een boetvaardig zondaar aan mijne voeten te werpen (!). Hij wilde wel eene samenkomst als van 2 fatsoenlijke mannnen. Ik zeide dat zijne komst mij alleen genoegen zou doen als hij kwam zoo als ik geschreven had, met diep leedwezen over het gebeurde.

Hij ging heen zonder mij zelfs een hand te geven.

25 January 1857. Zondag. Oosterend. Vanmorgen bij Arien Dijksen het voorgevallene met Bok verhaald. Hij oordeelde mijne handelwijze geheel te moeten goedkeuren.

27 January 1857. Jakob van Grouw hier met een briefje van Pieter Klaasz Pronk uitnoodigende tot een extra Kamerdag op vrijdag naar aanleiding van een bijgevoegde brief van Bok aan de Kerkeraad, waarbij hij eene beslissing inroept van zijne schuld of onschuld. Ik vooraf koffij gedronken bij Pieter Klaasz Kuiper met Jacob Jansz Roeper en Dirk Gerritsz Kooiman. Allen waren in de beste stemming en tenvolle bereid mij in mijn pogen te ondersteunen. Ik las de gewisselde brieven voor. Kuiper zou des namiddags nog bij mij komen, doch kwam niet. Een concept geschreven dat vrijdag a.s. als antwoord aan Bok jr. kan dienen om dat morgen aan Pieter Klaasz Kuiper te zenden.

28 January 1857. Dominee Wieringa en vervolgens J.R.C. Coninck Westenberg waarschuwen mij om voorzichtig te zijn in mijne uitdrukkingen of geschriften daar Bok al het mogelijke wil doen om zich eene schitterende voldoening te verschaffen, al was het ook door mijne diepste vernedering.

Hij laat tegenwoordig Pieter Klaasz Pronk rondloopen om een certificaat geteekend te krijgen dat er OP 12 JANUARY door Willem niets berispelijks bedreven is.

Coninck Westenberg wil zich niet in de zaak steken, maar hij zegt dat Willem bij elke gelegenheid zijn loszinnig karakter toont. Op zijne getuigenissen kan men niet de minste staat maken enz.

Dominee Wieringa raadt mij om te zorgen dat het antwoord hetwelk a.s. vrijdag aan Bok vanwege de Kerkeraad gegeven moet worden zoodanig zij, dat de zaak daarmede in eens UIT is.

Des avonds komt Pieter Klaasz Kuiper. Ik laat er Simon Sijbrandsz Keyser bij roepen. Zij deelen mij hunne gevoelens mede en regtvaardigen mij volkomen.

Ik des avonds het stuk voor Kuiper geschreven dat a.s. vrijdag als antwoord zal kunnen dienen.

29 January 1857. Des namiddags Simon Keyser hier. Hij verhaalt mij dat hij gisteravond bij Pieter Jacobsz Boon is geweest en dat hij daar ook Pieter Klaasz Pronk en Cornelis Eelman had gevonden. Pronk had een uitvoerig verhaal gedaan van wat hij in de zaak voor Bok gedaan had. Zes getuigen van het voorvallene op 12 JANUARY hadden een certificaat geteekend dat Bok onschuldig was. Alzoo, dat ik mij niet wel gedragen had. Deze conclusie werd door hem, Simon Keyser, heftig bestreden. Hij toonde het dwaze aan dat Pronk in dezen voor Bok partij trok en zich als een dienaar van Bok liet gebruiken. Hij toonde aan dat ik volkomen in mijn regt was en gehandeld had juist zoo als het betaamde enzovoort, waardoor hij Pronk wel zeer verbitterde, maar toch de gehele toestemming van P. Boon en C. Eelman verwierf.

Veel sprak hij nog over zijne betrekking tot Bok. Over diens gewone handelwijze en karakter hetwelk altijd hoogmoed en eigenwaan was geweest, gepaard met groote geldzucht, ook weder in het geval met Albert P. Keyser gebleken. Simon Keyser vertrok, nog half plan hebbende om naar de Waal te gaan en nogmaals Pieter Kuiper tot standvastigheid t.o.v. Pieter Pronk te manen.

Cornelis P. Keyser bij mij. Hij deelde mij mede dat hij zeer verstoord was op Pieter Koning die zich mede had laten bepraten om het certificaat voor Bok te teekenen, waarover hij hem een scherpe brief had geschreven. Op dezen had hij een antwoord ontvangen 't welke hij mij mededeelde en de redenen bevatte waarom Koning zich tot het teekenen had laten overhalen, n.l. omdat hij zich in geene moeijlijkheden met Bok tegenover mij wilde inlaten. Dat hij zich door die teekening niet zou laten weerhouden om te vertellen wat er gebeurd was. Dat hij wel erkende dat er op die bijeenkomst veel kwaad was gesproken, maar niet zoodanig dat ik de zaak zoover had moeten drijven. Dat hij niet te min den Heer Bok bleef houden waarvoor hij hem hield enzovoort.

Cornelis P. Keyser verhaalde dat Van der Wal, die nu tot verontschuldiging van Bok zijn naam gezet had, zelf hem gezegd had dat hij zulks ten aanzien van het voorgevallene bij Van Heusde nooit zou willen doen.

Den Heer Mr. W. Bok liet nu belet vragen. Ik ontvang hem op mijne studeerkamer. Vooraf moet ik vermelden dat ik gisteravond, diep bewogen met de treurige gevolgen die te voorzien zijn als vrijdag besloten werd dat Bok als Voorlezer zou worden afgezet, hem nog een ernstigen gemoedelijken brief schreef om hem tot leedwezen te bewegen. Daarop had ik vanmorgen terstond eene brutalen brief teruggekregen. Nu kwam Bok hoofdzakelijk vragen waarop die brief betrekking had? Ook die was zoo verbazend dubbelzinnig gesteld dat zij vreesden of wellicht hun zoon een moord had gedaan, of een valsche wissel geteekend, of ontucht gepleegd of zoo iets waaromtrent ik openbaringen zou kunnen doen die de schroomelijke gevolgen die ik voorspelde zouden uitwerken. Of dat mijn schrijven alleen betrekking had op het gebeuren van 12 JANUARY? Toen ik hem dit bevestigde was het hem een groote verlichting. Evenwel bleef hij nog een paar uur om mij eene menigte insolenties [onbeschaamdheden] te zeggen.

Dat ik het loog dat zijn zoon dronken geweest was, dat ik dom was, geen verstand, geen menschenkennis bezat, dat ik daardoor veel kwaad stichtte. Dat mijne brieven niet anders dan nonsens bevatten. Ik zeide dat hij dan wel gelooven moest dat ik ze in dronkenschap had geschreven om geheel nonsens te zijn. Ja, zeide hij, als ik het niet beter wist dan zou ik wel zeggen, gij zijt dronken geweest. Van Heusde was een gevaarlijk persoon, die strooide het geld als water. H. Raven had ook gezegd dat hij blij was dat hij weg was, want dat was geen verkeer voor hem, noch voor Willem. Van de dronkemanspartijen aldaar wilde Bok niets weten. Hij zou er niet om kniezen als zijn zoon in een besloten gezelschap ook eens zoo dronken was geweest als een kartouw en hij dacht hetzelfde van mij. Ik zeide dat ik er geheel anders over dacht, en dat het mij van mijn zoon altijd spijten zou. Doch hij zeide, dit kwam niet te pas, en ik kon het nog wel eens ondervinden. Ik zou ook wel eens dronken zijn geweest. Ik zeide dat ik het mij alleen herinnerde van mijn eerste ontgroeningspartij.

Ook ten aanzien van het liegen zeide hij dat men ieder woord bij een jongmensch zoo niet moest wegen. Ik zoude ook wel eens gelogen hebben. Ik zeide dat ik het mij niet herinnerde, maar dat ik altijd de grootste prijs op opregtheid had gesteld. "Nu, dan noem ik je wel een gelukkig mensch", zeide hij, half spottende.

Toen ik hem t.a.v. de sterke drank (waarvan hij meende dat ik in mijn ijver veel te ver ging) het principüs absta herinnerde zocht hij te bewijzen dat hij wel degelijk tegen de beginselen waakte, want wel een jaar of 9 had hij met zijne vrouw ettelijke avonden in de week des avonds punch gedronken, die zij zelve bij groote hoeveelheden maakte, maar hij was er toen mee uitgescheiden om geen verkeerd voorbeeld aan de kinderen te geven, enz.

Ik was blij toen hij te half 10 heenging. Ik ging met hoofdpijn naar bed.

30 January 1857. Des middags extra Kamerdag aan de Waal door Pronk belegd n.a.v. de brief van Bok aan de Kerkeraad waarin hij regtvaardiging verlangde, of anders afzetting als Voorlezer. Allen praesent. Pronk doet eerst een verslag van zijn handelwijze in deze zaak, waarbij hij zich vooral zocht te zuiveren van de blaam dat hij een handlanger van den Heer Bok zou zijn. Hij bragt een getuigschrift bij voor de onschuld van Bok, geschreven door Van der Wal en door de beide Stiggelbouten en de twee Mooijens en Piet Koning geteekend.

Vervolgens tracht ik eene eenvoudige en duidelijke voorstelling van de zaak te geven. Vele woordenwisseling. Ik stel vervolgens 2 vragen: 1e of iemand het gedrag van Bok omtrent mij gehouden kan goedkeuren? En 2e of iemand kan aanwijzen dat ik in mijne handelwijze omtrent hem buiten de grenzen van mijn pligt ben getreden?

Bij hoofdelijke omvraag worden de beide vragen algemeen ontkennend beantwoord. Daarop stelt P. Kuiper voor om dit als besluit dezer vergadering aan Bok te melden en tevens dat men hem van zijn Voorlezersampt ontslaat. Dit laatste vindt tegenstand (de conceptbrief van Kuiper door mij gesteld en door hem overgeschreven wordt bij herhaling gelezen). 4 zijn er voor (Kuiper, Kooiman, Boon en Roeper (deze iets weifelend)). De overige 5, vooral Brans en Pronk, er tegen. Leendert J. Brans, Jan J. Bakker, Arien Jac. Dijksen en Arien H. Mantje willen zich echter met de eerstgenoemden vereenigen als zij eerst een schriftelijke getuigenis zullen hebben ontvangen van Pieter M. Langeveld en Cornelis P. Keyser, getuigen van het gedrag van Bok op de 12e january, waruit blijkt dat hij zich toen schandelijk heeft gedragen. Ik beloof hun dit eerstkomende zondag te leveren. Daarop gaat de vergadering uiteen.

Des avonds Simon Keyser bij mij om iets van het voorgevallene te vernemen.

31 January 1857. Des voormiddags op mijn verzoek Cornelis P. Keyser en Pieter M. Langeveld bij mij. De laatste wil wel mondeling doch niet schriftelijk getuigen. Beide blijven de waarheid beweren van hetgeen zij mij omtrent Bok jr. hebben verhaald en bevestigen dit nog meer. Zij zullen dus morgen aan de Waal komen.

Des avonds komt Cornelis P. Keyser nog eens bij mij om te zeggen dat vader (de Burgemeester) er tegen was dat hij in deze zaak getuigenis zou afleggen, doch dat ieder die er wat van het schandelijk gedrag van Willem Bok jr. wilde weten bij hem Burgemeester kan komen om er alles van te vernemen.

Ik ga nog even naar de Burgemeester. Ik doe hem de noodzakelijkheid erkennen dat zijn zoon zijne getuigenis niet achterhoudt. Hij belooft dat Cornelis morgen aan de Waal zal komen.

1 February 1857. Zondag. Des middags aan de Waal Belijdenis. Voor de predikstoel zeg ik dat Pieter M. Langeveld en Cornelis P. Keyser nu in de Kerkekamer zijn om te getuigen. Pieter K. Pronk doet eene redevoering. Leendert J. Brans wil geene getuigen hooren om de zaak nog niet meer te verwikkelen. Na vrij sterke woordenwisseling, waarbij ik van de Diakens eisch dat zij mijn regt zullen handhaven, willen zij mij geene reden geven dat ik mij over hun bij de Broederschap zal beklagenen na nog eenige ophelderingen verklaart Leendert J. Brans dat hij nu de zaak beter inzag. Hij stelt voor om naar Bok te gaan en hem mondeling te bewegen dat hij met schuldbekentenis tot mij kome. P. Pronk en L. Brans (geen ander wil mede) nemen op zich te beproeven.

Des avonds Pronk en Brans bij mij. Zij zijn bij W. Bok jr. geweest die hun zijne grieven heeft voorgedragen. Zij hebben met hem bepaald dat hij morgenavond te 7 ure bij mij zal komen met Pronk en Pieter Jac. Boon (ik weifel of ik de presentatie van deze beide zal vergunnen). Ik sta het toe, schoon zij niet belooven dat hij met schuldbekentenis zal komen.

2 February 1857. Te 7 ure kwamen Pronk en tot mijn groote verwondering (in plaats van Pieter Jac. Boon die zich verontschuldigde) Jan J. Bakker. Vervolgens komt W. Bok jr. Dit drietal heeft mij van 7 tot 11 uur bezig gehouden. Bok behandelde mij als zijne beschuldigde. Legde de grootste onbeschaamdheid aan de dag. Noemde zich geheel onschuldig en besteedde uren lang om mij zooveel mogelijk verachtelijk voor te stellen. Pronk en Bakker schenen hem meestal gelijk te geven. Hij vorderde van mij dat ik C. Keyser en P. Langeveld zou ontbieden om hier de waarheid te getuigen, en hij wilde 100 gulden aan de armen geven als zij zouden durven volhouden te zeggen dat hij, W. Bok jr., dronken geweest was en gezegd had dat hij op 't Vlie ontucht gepleegd had en met Christus zou hebben gespot.

Ik laat mij bepraten om Cornelis Keyser te ontbieden (Langeveld zou wel alreeds te bed liggen) doch deze schreef terug dat hij niet wilde komen daar W. Bok jr. zelf wel zeer goed wist hoe hij het had aangelegd.

Dit gaf Bok nieuwe stof tot smaadredenen. Hij verlangt met P. Pronk en J. Bakker dat ik nu morgenavond een getuigenverhoor zal beleggen, of op een anderen dag. Pronk en Bakker zeggen dat zij er gaarne bij willen wezen. Ik zeg er nog geene beslissing op te willen geven, maar er over te zullen denken. Eindelijk ging het hatelijk gezelschap henen.

3 February 1857. Kuiper des middags bij de Burgemeester gesproken. Kuiper daarna nog even bij mij. Hij zal zich op de beste handelwijze in dezen te volgen beraden.

Bij Burgemeester hoorden wij nog veel van de wijze waarop W. Bok zich bij onderscheiden gelegenheden had gedragen.

5 February 1857. Des namiddags met A. Voigt naar het Oude Schild. Afschaffingsvergadedring bij P. Luik. Wieringa deed de Redevoering, ik las een paar bijdragen, ook Voigt en Thijssen. De zaal propvol. Een dienaar van Justitie was op last van Bok aan de deur. Alles liep naar genoegen af, doch Voigt verloor zijn zakboekje met 30 gulden.

7 February 1857. Pronk heeft het verzoek om ontslag van W. Bok ontvangen.

8 February 1857. Zondag. Doopbediening aan den Burg. Daarna Vertoeving van de Diakens. Pronk leest de brief van W. Bok jr. voor, vol smaadreden. Men beslist hem zijn ontslag te geven. Pronk had het reeds geschreven.

9 February 1857. Vergadering van 't Nut. Vrendenberg doet de Redevoering over "de Sterrenhemel". Het had hier en daar wat van een preek over Jesaja 40, doch ik hoorde hem met genoegen. De zaal was eivol. Ook Pieter Martinusz Langeveld hopende op debatten over het afschaffen van de punch.

12 February 1857. Met Wieringa, Voigt en Arnoud Langeveld met de wagen naar Oosterend. Afschaffingsvergadering bij Hendrik Wuis. Alles propvol. Ik deed de Redevoering over onze beweegredenen, middelen en uitzigten. Ik sprak buitendien veel voor de vuist.

17 February 1857. Pieter Langeveld zeide dat het klein getal communicanten van l.l. zondag zijn oorsprong had alleen in het geval met Bok, daarom was Pronk, Brans en de geheele familie Bakker er niet.

Gé des namiddags naar mevrouw Bok.

Neeltje Gerrits Bakker kan mijn gedrag omtrent Bok niet geheel goed vinden. Zij meende dat ik hem (Bok schijnt dit uit te strooijen) bij herhaling de broederhand had geweigerd. Haar broeder Dirk Gerritsz Bakker meende dat ik niet had moeten schrijven, maar met hem had moeten spreken. Hij beklaagde zeer de loop der gebeurtenissen en hij werd, meen ik, vrij wat zachter gestemd toen hij van mij vernam dat W. Bok jr. niet eenmaal eenigen schuld had bekend. Want ook hij keurde zijn gedrag zeer af. Zijn zoon Gerrit was het vrij wel eenstemmig met mij eens.

P. Langeveld meende vanmorgen dat Dominee Vrendenberg heel veel kwaad in deze zaak gestookt had, schoon hij loos genoeg was om zich hierin niet te laten zien.

18 February 1857. Zeer schoone dag. Klaas Pietersz Smit in de tuin aan 't hout hakken.

Ik ter Kerk bij Vrendenberg. Daarna met Meester Teekele Rijnsz Zwaal bij hem koffij gedronken. Zwaal leest een verslag voor van zijne School voor de Zeevaart. Hij gaat nu eerlang naar Terschelling vertrekken. Van zijne leerlingen waren 11 kapiteins, 31 stuurman, eerste enz, tot 95 toe. Bovendien nog 28 die loods waren geworden. De School op Terschelling telde 300 leerlingen, kon 1300 gulden opbrengen en de Zeevaartschool zou er wel 20 keer beter zijn dan hier, want op geheel Terschelling zouden wel 800 buitenvarende zeelieden zijn.

Hij had hier wel willen blijven als het Gemeentebestuur van Texel slechts 400 gulden had willen besteden voor de aankoop van instrumenten. Hij verklaarde ons de loop der orkanen. Verhaalde hoeveel er nu bij het examen der stuurlieden gevorderd werd enz. Hij liet ieder leeren wie er maar wilde, al hadden zij niets om te betalen als zij klaar waren. Maar hij verwachtte betaling als zij hunne reis gedaan hadden of zoo ver kwamen dat zij het missen konden en nog nooit was hij een stuiver bij te kort gekomen, ook zelfs niet als hij zijne leerlingen nog het geld moest voorschieten om het examen te kunnen doen.

19 February 1857. Samuel ontvangt de Kindercourant en daarbij het berigt dat hij in de wedstrijd te 's Hage bekroond is geworden, hetgeen natuurlijk groote blijdschap veroorzaakt.

Ik vanavond bij Doctor Stolp die naar Andijk gaat vertrekken. Hij verklaart mij dat hij, naar een nieuwe plaats vertrekkende, daar de volksmeening niet ongunstig tegen zich wil stemmen, gelijk hier met Doctor Stolp het geval was geweest.

Hij verhaalt waarom hij henen gaat. Finantieel zou hij daar ten minste gelijk kunnen blijven met hier, maar waarschijnlijk zich zeer kunnen verbeteren. Hij zag niet in dat hij het hier zoo ver zou kunnen brengen. Nu Doctor van Deinse hier was, dat hij eenmaal de practijk buiten den Burg, die zeer moeijelijk was, zou kunnen laten varen. Hij had buitendien last van zulke onstandvastige menschen als Pieter Langeveld, die hem eerst hier naar den Burg hadden gebragt en nu Van Deinse inriepen.

Hier was altijd partijschap en met de beste wil kon men er niet buiten blijven. Hij was altijd bevreesd als er eens over een zaak of persoon eene openbare stemming moest plaats hebben. Hij was met de Texelaars van den Burg niet hoog ingenomen. Hij verwachtte het op een eenvoudig boerendorp beter te zullen hebben.

Klaas Smit vandaag en gister in de tuin.

20 February 1857. Albert Jansz Koning spreekt over het voorgevallene met Bok en vindt het zeer goed dat het jongmensch eens gestuit wordt op zijn verkeerde weg. Hij oordeelde dat ik gehandeld had geheel naar behooren. Hij zeide dat W. Bok jr. soms een gansche avond kon praten over Godsdienst, even als een Dominee, en dan toonde hij vervolgens in zijn daden dat hij geen greintje Godsdienst bezit (ik zeide dat dit oordeel wel hard was). Alles achtte Bok jr. geoorloofd als er maar te verdienen was.

Hij verhaalt dat Bok jr. onlangs bij Veenstra uitvoerig over de Afschaffing had gesproken en die sterk had afgekeurd, op grond dat hij eenmaal voor God beleden had dat hij niet alleen regtvaardig en godzalig, maar ook matig zou leven en nu kwam het dan niet te pas om die verbindtenis tot matigheid voor een mensch te herhalen.

21 February 1857. Zeer schoone dag. Brief van 't Hoogezand, daarbij één van Dirk en Grietje.

Des avonds brief van den Heer Mr. W. Bok berigtend dat hij morgen ter Kerk wil komen, doch dat ik mij daarvan geen illusies moet maken, dat de betrekking tusschen hem en mij wellicht nooit meer hersteld zal worden enzovoort, mij daarbij met hoon en smaad overladende.

20 February 1857. Des namiddags naar Jakob Zuidewind. Zijn kleine dochtertje Trijntje 5 jaar oud, is sedert 5 maanden bedlegerig aan eene uitzetting van de milt of verweeking, zoo als Doctor Stolp het noemt. Het kindje is geheel uitgeteerd, niets dan vel en been, doch heeft een buik van monsterachtige dikte, gespannen als een trommel. Zij heeft echter geen pijn, dan als men haar behandelen moet. De ouders zijn zeer droevig.

Zij werd op 13 Maart begraven.

22 February 1857. Zondag. Gepreekt aan den Hoorn en daarna aan den Burg. Mr. W. Bok te Kerk. Ik was er aanvankelijk wel door ontzet doch mogt mij gelukkig weldra herstellen. Ik had vrij wat hoofdpijn.

De kinderen hadden hier kinderen bij zich.

Ik ontvang een brief van Dominee Pieter Douwes Dekker, mij meldende dat hij met algemeene stemmen te Zijldijk beroepen was en vragende of ik ook lust zou hebben in het beroep te den Helder?

23 February 1857. Naar Oosterend, catechisatie. Te 12 uur bij Hendrik Wuis om onderteekening op te nemen van hen die leden van de Afschaffing wilden worden, doch niemand deed zich voor.

Hendrik Wuis zeide mij dat hij al 36 jaar kastelein was geweest. Ik noemde hem gelukkig dat de Sterke Drank hem niet overmeesterd had. Hij zeide dat onze vergadering bij hem terstond indruk had gemaakt, zoo dat na een paar dagen bij de vergadering van de Burenton de 4 flesschen jenever, die daar anders gratis geschonken worden, achterwege waren gebleven en dat men reeds om middag naar huis kon gaan, terwijl de vergadering anders gewoonlijk om 4 uur of later scheidde en velen dan beschonken waren, wat nu met niemand het geval was.

Op Oost was geen drank te koop. Het is waar, doch dit kwam daar vandaan, dat men het er veel voordeeliger vond om de 18 cents per kan eilandbelasting niet te betalen en ze met de vischschuit zelve in te voeren.

Tegen 2 uur naar de begrafenis van Willempje Pieters Dekker, vrouw van de kastelein Gerbrand Dros. Ook daar werd op het laatst over de Afschaffing gesproken.

Gerbrand Dros wilde ook liever chocolade schenken of bier enz dan drank.

Gerrit Jacobsz Kok van den Hoorn had nog groot bezwaar in het teekenen, ofschoon hij erkende dat zijn vader een stijve borrel dronk. Deze verkocht aan den Hoorn wel de meeste drank.

Toen ik te huis kwam vond ik een brief van Meester Teekele Zwaal aan 't Oude Schild, die ons daarin een zeer gunstig tafereel ophing van de indruk onzer Afschaffingsvergadering aldaar. Vele drankverkoopers misten reeds een aantal klanten. Ook vele sjouwerlieden aan de haven weigerden den Drank. De Afschaffing vond er in het algemeen veel bijval. Zwaal had 110 afschaffingsgeschriften ter leezing uitgedeeld en kwam nog zeer veel te kort. Ik [ging] des avonds met dezen brief naar Voigt, die daarmede ook zeer verblijd was en morgen terstond met Zwaal zoude spreken.

Ik beloofde Voigt hem van 't zomer te helpen tot het maken van bessenwijn.

24 February 1857. Catechisatie aan de Waal. Ik sprak Klaas Dirksz Bakker van Oosterend en Jan Jansz Duinker van de Waal. Ik verhaalde hun van de brief van Teekele Zwaal. Klaas Bakker verwonderde zich dat de jonge Meester Pieter Bouma en Jan Bas zich nog niet aan ons aangesloten hadden.

Jan Duinker was de zaak geheel toegedaan, doch wilde zich nog eenigen tijd beproeven of hij zich onthouden kon.

Des avonds na de catechisatie Dirk Leijen hier. Veel gesprek over de Afschaffing. Hij meent nog, dat het borreltje op enkele tijden hem goed doet en hij wil vrij blijven.

Hij was kort geleden bij Bok geweest, die zoo als licht te denken is, mijn persoon zeer ongunstig aan hem had voorgesteld. Ik zou jufvrouw van Giffen als met 't pistool op de borst hebben willen dwingen om tot de Afschaffing toe te treden. Een der bestuurders zou te Oude Schild de diender Pull een glas punch hebben aangeboden.

Op mijn zedelijk gedrag had hij niets te zeggen, maar ik preekte zoodanig, dat ik 't op die wijze even zoo goed voor heidenen en turken kon doen. Het Christelijke in mijn leerredenen ontbrak (het verschilt veel wat men Christelijk noemt). Hij ging eerst des nachts te half 2 van hier.

25 February 1857. Sijbrand Pietersz Keyser kwam bij mij en toonde mij een door hem afgescheurd aanplakbiljet, houdende berigt van eene Komedie, die onder mijne directie gespeeld zou worden in de Vergulde Kikkert op 5 Maart eerstkomende, waarin ik in de rol van den Dronkaard zou optreden en A.D. Voigt als mijn zoon insgelijks, de Bugemeester als Commissaris van Politie enz. Deze brieven waren overal aan den Burg aangeplakt. Des namiddags kwam Voigt bij mij, die zich daarover regt vroolijk maakte. Wij vertrouwen dat alle deze pogingen van de vijanden der Afschaffing op den duur niets dan goed zullen kunnen uitwerken.

Ik ontving van Pieter Cornelis Koning als brievenbesteller een zoodanige affiche. Wij vermoeden dat het werk is van Pieter Langeveld door het intermediair van Pieter Cornelisz Koorn en Bruno Bok en welligt Pieter Koning.

Voigt verhaalde hoe hij gister bij Zwaal te Oude Schild was geweest en deze hem de verblijdendste berigten had gegeven van den invloed van ons Genootschap.

Dirk Paulusz Vos zag zijne klanten niet meer, die anders dagelijks 2 of 3 maal voor 2 of 3 cent bij hem kwamen nemen. Zoo ook andere dronkaards zooals Verberne en Hopman hadden om afschaffingsgeschriften bij hem gezonden en ze gelezen.

Zwaal wilde nog niet teekenen, maar eerst nog eenigen tijd in stilte voortwerken om dan welligt met anderen ter onderteekening te komen. Hij had zelfs zijn zoon en nog een andere stuurman die reeds gezind waren om te onderteekenen aangeraden om eerst nog eens eene reis te doen zonder eenige Sterke Drank te gebruiken, en dan te komen teekenen.

26 February 1857. Des namiddags naar den Hoorn gewandeld (onderweg boeldag bij Thijssen in de Prins Hendrik Polder. Veel volk ontmoet, Maarten de Bleijker. Het ging zijn broer Jan in Amerika zeer goed. Hij had 300 gulden overgezonden opdat zijn zoon Jan en huisgezin zou overkomen. Hij had nu zelf een boerderij).

Klaas van Grouw bezogt. Hij herstelt weer uit zijne ziekte.

Bij Wieringa. Wentink was er des morgens geweest, die had hem medegedeeld van de aanplakbiljetten. Daar vertoefd tot half 12. In den donker langs de rijweg in 5 kwart uur naar huis.

27 February 1857. Op de Kamerdag aan de Waal besloten dat de Kerk aan den Burg 5 el verlengd zal worden.

Bij Pieter Klaasz Kuiper hoorde ik dat Bakker en Neeltje beide veel dronken. Ik las aan Kuiper den brief van Bok voor, die mede daarover zeer verontwaardigd was.

3 Maart 1857. Catechsatie aan de Waal. Bij Jakob Roeper gegeten. Deze kwam van de Bureton, daar was bijkans geen Sterke Drank gebruikt. Verleden jaar nog geheel anders. Gewoonlijk was 't een gelegenheid om malkander onder een glas sterke drank eens regt de waarheid te zeggen, wat dan op twist en verward geschreeuw uitliep. Nu was alles volmaakt rustig afgeloopen en toch waren er dezelfde menschen van verleden jaar. Het een en ander kon alleen de werking zijn van het Afschaffingsgenootschap.

Te 2 uur ter begrafenis van Jan Nansz Eelman (bij Pieter Jacobsz Eelman)

Daarna nog eens bij Jakob Roeper om met hem nog eens opzettelijk te spreken, naar aanleiding van een gezegde zijner vrouw Guurtje Kuiper, dat het weinig scheelde of Jakob Roeper was er ook aan toe. Na lange woordenwisseling moest ik echter heengaan zonder nog een stellige toezegging ontvangen te hebben.

Vrendenberg bij mij voor 't eerst sedert maanden, welligt October.

5 Maart 1857. Des namiddags Dominee Wieringa hier. Wij naar de Vergadering van 't Afschaffingsgenootschap aan den Burg in de Kikkert. Weinig leden, doch weldra groote vergadering in de Kolfbaan.

Wieringa deed de Redevoering ter weerlegging van eenige bedenkingen. Ik droeg een stukje voor "Wat willen wij afschaffen?". Vervolgens Voigt het tractaatje "het Ingezonken graf", dat een uur duurde. Ik daarna nog een ex tempore en het stukje "Legende van een boer met den duivel". Ruim half 10 scheidde de vergadering. Alles liep rustig af. Drie dienders waren tegenwoordig, maar hunne hulp werd niet vereischt. Pull zeide mij op mijne vraag, dat werkelijk een der Afschaffers, doch dien hij volstrekt weigerde te noemen, hem aan het Oude Schild een glas punch gegeven had. Ik vroeg de leden daarop na, niemand had het gedaan. Men zeide ronduit dat hij het loog. De Burgemeester zeide dat men hem meermalen op leugens betrapt had.

Dominee Wieringa vertelde dat aan den Hoorn op de Polderrekening de jenever geheel geweerd was, men had krentebrood en koffij gehad. De kasteleines aan den Hoorn wil ons niet meer hebben, omdat niemand meer bij haar komt borrelen of biljarten.

Aan 't Oude Schild zoude, als wij er weer kwamen, een oploop plaats hebben van de Roomschen tegen ons, doch onze voorstanders hadden gezegd, dat wij maar gerust komen zouden, want dat zij de zaak wel voor ons in orde zouden brengen. Jan Daalder was zeer tegen ons en was onlangs van de Polderrekening weggeloopen toen Lap er krentebrood liet komen, daar hij, als Lap dit dan wilde, wel de jenever wilde afschaffen, maar dan ook alles, ook krentebrood en koffij.

Door bewerking van Biem Lap en M. Remmers drinken de haringtrekkers aan 't strand ook geen drank meer. Er zijn 9 netten, bij iedere 10 man, die dikwijls halverlijf in 't water staan, doch zij weigeren zelve reeds den drank.

M. Langeveld en D. Leijen gaan met mij mede naar huis en teekenen de Afschaffingsformule. De eerste geeft te kennen dat sommigen wel verlangen dat de naamlijst der leden niet telkens worde voorgelezen. Ik doe hem het belang van de openbaarheid in deezen opmerken. Hij zegt dan ook niet te schroomen voor zijn lidmaatschap uit te komen, daar de meesten hem al voor een Afschaffer houden. Dirk Leijen blijft hier boterham eten tot kwart voor 1.

Ik nam op mij om 2 April de Redevoering te doen op Cocksdorp.

6 Maart 1857. Brief van Dirk, schrijft veel van de genoegens die hij te Zutphen geniet.

Met mijne kinderen zeer genoeglijk de verjaardag van Oom Juriaan gevierd.

Bij Pieter Reijersz Keyser van Zuid Haffel, aldaar zijn broer Jan en zijn zoons Arend en xx Mets. Allen waren zeer voor de zaak. De oude Heer Keyser verhaalde veel van de hoge graad die de dronkenschap, reeds in zijne jonge jaren, had bereikt hier op Texel, toen men de Kolfbaan bouwde, billiardtafels begon te plaatsen en alles deed om de jongelieden naar de herbergen te lokken, waarvan velen dan ook tot hunne schade gebruik maakten. Keyser zelf meende geen lid te kunnen worden, omdat hij zijn borreltje voor geneeskrachtig hield.

Wij spraken over het Godsdienstonderwijs in de Gemeente. Zij waren met mijnene werkzaamheid ten dezen zeer ingenomen. De jufvrouw Willempje Alberts Koning verhaalde hoe het ging bij de oude Dominee Jacob Sytzesz Hoekstra, die nooit iets anders deed dan van buiten geleerde lessen overhooren.

Zij waren zeer blijde over mijn bezoek.

8 Maart 1857. Zondag. Des morgens met Gé en de 4 kinderen naar den Hoorn met de wagen van Jacob Cornelisz Bakker. Voorbereiding gepreekt. Met Samuel en Menno teruggereden (de anderen bleven bij Wieringa). Naar de Waal geloopen. Op de heenreis betuigde buurman Cornelis Keyser zich met de zaak der Afschaffing wel ingenomen, maar oordeelde dat het geheel onnodig was dat geheel Texel teekende en dus ook hij teekende.

Des namiddags kwam Jan Duinker van de Waal om te teekenen, zijn vrouw Martje Dijksen en haar zuster Marretje Dijksen hadden het hem nog wel afgeraden, maar hij was vastbesloten, niettegenstaande hij des winters op 't ijs met zijn marketenten in een gunstige 14 dagen meer aan den verkoop van sterke drank verdiende dan hij in 2 volle jaren zelf gebruikte, doch hij wilde gaarne de winst derven, want hij besefte ten volle de voordeelen.

Bij de Bureton zat hij naast iemand die "omdat hij bezweet was" een glaasje brandewijn dronk en toen met hem, die bier dronk, over de Afschaffing was begonnen, dat hij die goed keurde enz. Maar toen hij had gezegd "Als gij daarover praten wilt is dat goed, maar gooi dan eerst dat goed (die brandewijn) weg, anders wil ik niet". De man toonde zich van de beste geest doordrongen.

Daarna (6 uur) naar den Hoorn, sneeuwjagt. Wieringa en vrouw wilden Gé en de beide meisjes (die zich daar zeer met 2 meisjes van Meester Hillenius vemaakten) dien nacht houden. Het weer klaarde echter wat op en wij gingen te 11 uur vertrekken en hadden een goede reis.

Wieringa deed mij mededeeling van een zeer uitvoerig gesprek met Wentink over de Afschaffing. Wentink scheen niet te willen toegeven.

9 Maart 1857. Op reis naar Oosterend, maar de storm en sneeuwjagt uit het Oosten was zoo geweldig, dat ik besloot terug te keeren en alzoo voor het eerst de catechisatie te verzuimen.

Des avonds vergadering van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Dominee Wentink deed de Redevoering "Eene portraitschilderij naar het leven". Ik hoorde hem met veel genoegen. 't Was geestig. Willem Bok droeg een mooi vers voor. Ook J.L. Kikkert en Van der Wal hadden verzen en Meester Brouwer zijn gewoon stukje "Huwelijksbeletselen".

De Heer Kikkert verhaalde dat het getal afschaffingsleden op Wieringen thans 20 was en dat men wenschte met ons te vergaderen, waarop hij dan ook plan had en mij voorstelde dat hij met Wieringa en mij eens derwaarts zou gaan.

12 Maart 1857. Dominee Douwes Dekker heeft voor Zijldijk bedankt.

Huisbezoek aan den Hoorn met Cornelis Klok. Den avond bij Wieringa doorgebragt. Bij overschoon weder naar huis gewandeld.

13 Maart 1857. Vrendenberg zeide dat hij aan Willem Bok geheel geen voedsel had gegeven in zijne verbittering tegen mij, maar dat hij het zeer had afgekeurd dat hij in zulk gezelschap was gebleven. Hij scheen echter niet te willen ontveinzen dat hij geenszins aan mijn zijde stond.

16 Maart 1857. Maandag. Naar Oosterend en terug. Vele menschen ontmoet die van den Burg van de markt kwamen. Albert Keyser zei dat er bijzonder veel volk was, dat het getal dergenen die niet in de herberg gingen veel grooter was dan gewoonlijk, dat er toch nogal velen waren die jenever dronken! Dat hij het niet wel hebben kon, dat Biem Lap madeira dronk, daar hij ook den wijn wil hebben afgeschaft. Dat hij nog verbolgen was op Bok, ten gevolge van wiens handelwijze Simon Keyser nu onlangs 8000 gulden voor hem (Albert) had moeten uitbetalen, waardoor die onaangename zaak dan nu afgeloopen was, enz.

Vanavond Meester P.W. Verberne hier, ook Sina en Menno zullen nu op zijn school komen.

17 Maart 1857. Sina verjaart.

18 Maart 1857. De Heer D.C. Loman uit Eijerland hier. Hij betaalt 149 gulden voor Juriaan.

Sijbrand Jacobsz Keyser verhaalt dat er op de laatste veelvuldige veeverkoopingen zeer weinig sterke drank gebruikt is. Lotje Eelman had het op Pijpersdijk, bij de verkooping van vee van Jakob Pietersz Eelman, zeer druk gehad met koffij en brood verkoopen, namelijk zonder drank. De verkoopers van drank hadden zich beklaagd dat zij zoo met hun drank zitten bleven. Een venter die steeds had geroepen "Wie moet er een borrel" was eindelijk verdrietig geworden en had gezegd "Men wil niet eens meer naar mij omzien".

18 Maart 1857. Sina had vanavond 15 meisjes bij zich tot viering van haar verjaardag gister. Zij hadden veel genoegen.

19 Maart 1857. Klaas Smit in de tuin. Ik heb gezaaid: wortelen, salade, radijs, spinazie, chalotten.

Van de week zijn zij begonnen met het schoonmaken van de zolder.

Klaas Joannesz Brouwer zal nu als ondermeester naar Barsingerhorn gaan.

Jakob Nansz Eelman uit het Weeshuis, vanmiddag hier om afscheid te nemen. Hij gaat ter zee met het schip Zeelust, kapitein Mooi.

22 Maart 1857. Zondag. Des avonds bij Jan Jansz Kalis. Zijn vrouw Elisabeth Pieters List, heeft het verontrustend in de keel. Doctor van Deinse aldaar.

Na diens vertrek uitvoerig gesprek over het Afschaffingsgenootschap. Kalis wil er eerst niet van weten om lid te worden. Hij wil zijne vrijheid houden, ofschoon hij geen sterke drank meer drinkt en ook voortaan niet meer drank wil dan alleen eens bij eene jarigheid, een advocatenborrel of zoiets. Op het laatst echter beloofde hij mij nog ernstig over de zaak te zullen denken.

25 Maart 1857. Meester Jacob Theunisz Boonakker hier, komt teekenen voor 't Afschaffingsgenootschap.

Voigt had vandaag weer de grofste smaadtaal moeten hooren van Pieter Langeveld in de Raad, die niets deed dan de afschaffers bespottelijk maken of ze voor huichelaars te schelden, zoodat Voigt het soms haast niet verdragen kon. Hij verloor echter de moed niet, ziende op de veelvuldige goed uitwerksels van ons pogen.

Nan Cornelisz Boon verhaalde mij l.l. maandag dat de opkoopers van de paling te Oost aan de visschers, die ze hun bezorgden, altijd bij de leverantie een borrel schonken, doch dat thans nalieten. Meerendeels gedeeltelijk ook omdat men het niet meer verlangde.

Bij Jakob Roeper, wiens zoon Pieter morgen trouwt, is in alle deze dagen geen sterke drank in huis geweest.

Meester Boonakker vertelde dat Maarten de Bleijker noemde 't deelnemen aan 't Afschaffingsgenootschap een dwaasheid, omdat 't daarbij toch alleen maar 't doel was om eenige gelden voor mij te verzamelen.

26 Maart 1857. Jakob Cornelisz List, van 't Nieuwland, hier. Hij berigt mij de bevalling van zijn vrouw van haar 10e, zijn 12e kind. Die man bevalt mij. Hij toont veel godsdienstig gevoel. Hij is zeer gezet op het Bijbellezen, beklaagt zich dat zijne vrouw daar minder mee op heeft! Hij spreekt veel over een goede opvoeding zijner kinderen. Zijn zoon Jakob is zeer onhandelbaar, doch met zachtheid wordt hij het best geleid. Hij zelf leert zijne kinderen breiden [breien].

Te huis de kinderen in vreugde om de chocolade van gisteren.

Brief aan de Kerkeraad om mijn tractement van 1000 op minstens 1300 gulden te brengen, aan Pronk overhandigd. Deze brief, reeds in January geschreven, had ik laten liggen, huiverig om hem in te dienen. Eindelijk heb ik er toch toe besloten, vooral daar ik verneem, dat men er weer over spreekt om een tweede leeraar te beroepen.

Pronk zeide dat de kas 't wel lijden kon, maar dat hij 't tijdstip slecht gekozen achtte om 't voorgevallene met Bok. Ik zeide mij overtuigd te houden van naar pligt en geweten gehandeld te hebben. Pronk meende dat ik aan zijn verlangen had moeten toegeven om de getuigen te laten komen en te verhooren, terwijl ik beweerde dat dit alleen te pas kwam daar waar wij als Regtbank van Instructie over bepaalde feiten iemand hadden te verhooren, niet daar waar een Leraar een Broeder wenken wil geven tot verbetering van een in het oog loopend verkeerd karakter.

Pronk meende dat vele menschen er ook om uit de Kerk bleven. Ik vroeg wie? Hij noemde Gerrit List. Hij dacht dat wel zou worden voorgesteld om een tweede leeraar te beroepen.

27 Maart 1857. Des middags komen Pronk en Bakker, terwijl ik niet medeging naar de Kamerdag, om het Notulenboek. Zij wilden zien hoe ik het verslag van het voorgevallene met Bok had opgemaakt. Tot welk liefderijk doel dit dienen moest openbaarden zij mij niet. Toen ik zeide dat ik dat verslag niet ingeschreven had en ook meende het niet te doen, was het hun goed en vertrokken zij weder.

Ik te 3 ure neer het Oude Schild, aldaar met Wieringa met de stoomboot overgevaren naar 't Nieuwe Diep waar Dominee Douwes Dekker ons opwachtte.

Bij de kleedermaker Meijer de rok (van broeder Juriaan van 1853) gebragt om die te laten veranderen.

Om 7 uur naar de Nutsvergadering in Tivoli. Men had al gehoord dat de zaak [van de Afschaffing] op Texel nogal wat opgang maakte.

28 Maart 1857. Bij Dominee Douwes Dekker op den Helder uitvoerig verhaald het voorgevallene met den Heer W. Bok jr.

30 Maart 1857. Op de kamerdag werd besloten het verzoek ter zijde te leggen. Men wilde mij nogtans een gift geven, ik protesteerde hiertegen. Ik stemde aan Kooiman toe dat ik geen regt van eischen had, doch dat de billijkheid zelve het eischte om de verhoogde stand der prijzen.

1 April 1857. Meester Boonakker verhaalt dat Dirk Tamis niet dulden wil dat ik weder te Cocksdorp preek, anders zou hij zijn ampt als ouderling neerleggen, omdat ik de laatste maal aldaar gezegd had: "te vertrouwen dat de Goede God den zondaar ook nog na dit leven genade kon bewijzen". Alle anderen hadden gezegd dat zij mij gaarne hoorden, doch nu durfde Dominee Lammers mij nu niet te vragen.

2 April 1857. Met Albert Pietersz Keyser gereden van de Waal naar Cocksdorp, aldaar vergadering van 't Afschaffingsgenootschap bij Jakob Cornelisz List. Niet overvol. Ik Redevoering, Wieringa eene bijdrage. Daarna nog een uitvoerige improvisatie, waarbij ik de voornaamsten (Kievit, Loman, Brans, V.d. Kloot, Zeedijk, enz) sterk opwekte om zich voor onze zaak te verklaren, maar ook de geringere standen.

Ik bleef die nacht bij Dominee Lambers.

3 April 1857. Albert P. Keyser verhaalde mij veel van wat er tusschen hem en Bok voorgevallen was. Bok had hem nu dezer dagen een rekening gestuurd van 900 gulden, waarbij 600 voor de reis van Willem met hem naar Rotterdam, doch hij scheen geen plan te hebben die te betalen.

5 April 1857. Zondag. Des namiddags met de 4 kinderen naar 't Oude Schild gewandeld. Bij Dominee Wentink thee gedronken. Deze was zeer terneergeslagen. Zijn [tractementsverhoging] was eerst algemeen goedgekeurd, maar nu had Meester Zwaal, zoo hij meende, alles weer in duigen geworpen. Hij was zeer op Zwaal verbitterd en schilderde hem, in zijn niets ontziende hoogmoed, zeer donker af. Hij verheugde zich zeer dat hij door Zwaals vertrek rust zou krijgen.

Ik te 8 ure met de kinderen naar huis.

6 April 1857. Des avonds bij Gerrit J. List. Ik zeide dat ik wilde trachten een misverstand weg te nemen dat tusschen ons ontstaan was volgens zijn gister voorgelezen brief. Hij zeide dat dit hem aangenaam zou wezen (hij was zeer koel) maar weldra voer hij tegen mij uit en bleef mijn gedrag afschuwelijk noemen, daar ik zoo als Pronk, Bakker en Bok zeiden, die hij toch meende te moeten gelooven, de hand der verzoening met Bok had teruggestooten. Ik trachtte hem alles beter te doen beschouwen en verzekerde dat ik helaas niet, hoe zeer ik het ook wenschte, de gelegenheid had gehad om met Bok te verzoenen, daar hij nog nooit eenig leedwezen over het voorgevallene had willen betuigen. Dat ik ook nu nog niet vuriger wenschte dan dat hij zou komen met de betuigenis "Het spijt mij", en dat ik dan gaarne alles wilde vergeten.

Na een langdurig gesprek gelukte het mij toch wat zachter te stemmen. Hij zeide telkens dat hij niets tegen mij had dan dat ik mij niet wilde verzoenen, en als ik hem het tegendeel aanwees, dan zeide hij dat hij zich alleen beriep op mijn eerste brief aan W. Bok, en als ik hem dan bewees dat die brief niets in had waartegen hij iets kon hebben, en hem dan die brief wilde voorlezen en ontleden, daar hij die brief slechts een maal door W. Bok had hooren voorlezen, dan wilde hij dien brief volstrekt niet uitpluizen, maar zeide hij dat hij alleen daar maar op kwam dat ik mij niet wilde verzoenen en zoo draaide alles in een cirkel rond.

7 April 1857. Sijbrand Jansz Keyser hier, biest gebragt.

10 april 1857. Aafje Buijs verhaalt dat bij 't Avondmaal voor 't eerst gebruik gemaakt was van een geschenk van zilveren Avondmaalsgereedschap.

11 April 1857. Van Jufvrouw Kuiper een pot gember ten geschenke gekregen.

14 April 1857. Met de stoomboot naar 't Nieuwe Diep in gezelschap van W. Bok, die echter met mij geen woord wisselde.

15 April 1857. Naar Westzaan, Amsterdam, Arnhem, Deventer, Dieren, Zutphen, naar Dominee Bodisco, Dirk in welstand ontmoet.

16 April 1857. De rector Matthes roemde Dirk zeer als zeer scherpzinnig met een voortreffelijk geheugen, groote vlijt. Hij twijfelt volstrekt niet of hij student kon worden, geschikt om voor de wetenschap veel te presteeren, maar of hij geschikt zou zijn als kanselredenaar wist hij niet. Hij sprak doorgaans te zacht, moest zijn stem nog oefenen.

18 April 1857. [Verslag van bezoek aan het opvoedingsgesticht "Nederlandsche Mettray" bij Zutphen. Rondreis in de omgeving met Dirk, naar Almelo, de stoombleekerij van Ten Cate, de 28-e met de diligence door 't Nijverdal naar Zwolle, met de stoomboot over Kampen naar Amsterdam, Westzaan].

29 April 1857. In Amsterdam bij Professor Muller. Hij beklaagde zich, dat het thans met de studenten zooveel anders en minder gesteld was dan toen wij student waren.

Des avonds te Westzaan met broeder Juriaan veel gesproken over zijn plannen tot verandering van stand en woonplaats.

Te Westzaan, bij Dominee Van Gilse. Ik vertelde hem het voorgevallene met Bok. Hij, zoowel als Muller, dien ik het ook vertelde, konden zich die handelwijze van Bok alleen verklaren uit dienzelfden hoogmoed en pedanterie die zij in Johannes hadden gezien, die daardoor op hen een zeer onaangename indruk had gemaakt. Van Gilse meende dat als ik mondeling met Bok gesproken had, het beter zou geweest zijn.

1 Mei 1857. Broeder Juriaan brengt mij naar Zaandam. Met de Stoomboot naar Alkmaar, in de IJzeren Barge [naar den Helder]. Veel gesprek met Albert Heijn, hulponderwijzer te Sint Maarten, vroeger te Oudesluis. Ik verhaal hem van de werking van het Afschaffingsgenootschap op Texel. Zooiets had hij nog nooit gehoord.

Johannes Ludovicus Kikkert verhaalde mij veel van de handelwijze van de Notaris Cazank van Rotterdam, administrateur van de polder [bij Wieringen]. Iemand die alles onverschillig was als hij maar aan 't geld kwam. Een tweede W. Bok, zooals Kikkert zeide.

2 Mei 1857. Jan de Bleijker hier. Hij wil de 15de Mei naar Noord Amerika vertrekken. Hij wil het geld aan mijn broeder betalen als hij het in Amerika verdiend zal hebben.

Pronk verhaalt hoe het verleden zondag hier gegaan is toen de Kerk met menschen gevuld was en Dominee Huizinga van Graftdijk, die aan den Hoorn was te preeken, niet kwam opdagen omdat Jan Cornelisz Bakker had vergeten hem af te halen, waarop allen de Kerk weer hadden verlaten.

Pronk meende dat men Jan de Bleijker minder moest helpen dan een Texelaar, omdat hij van afkomst geen Texelaar was, waarin ik hem ernstig tegenspreek.

3 Mei 1857. Den Heer J.L. Kikkert bij mij. Ik 's middags met hem naar Dominee Wieringa aan den Hoorn.

4 Mei 1857. Bij Pieter Kikkert. Zijne vrouw Marretje Jacobs Zuidewind, sedert ruim een week bevallen van Marretje Pieters Kikkert, is in zeer slechten staat, meestal krankzinnig.

[Het kind leefde van 27 April tot 12 Augustus 1857, de moeder stierf voor 7 mei 1857].

5 tot 7 Mei 1857. Afschaffingsvergadering op Wieringen, met J.L. Kikkert, Dominee Wieringa, Coninck Westenberg en Willem Hendriksz Faas.

5 Mei 1857. Des morgens half 10 naar den Heer J.L. Kikkert, daar meer dan een uur gewacht op Dominee Wieringa. Toen met Coninck Westenberg, J.L. Kikkert en Willem Hendriksz Faas naar 't Oude Schild gereden waar wij Dominee Wieringa vonden. Met de stoomboot Texel die ons wachtte naar Wieringen gevaren. Ook Biem Cornelisz Lap. Aldaar met 2 wagens van de quarantaineplaats gehaald. Koffij gedronken in 't logement van Kossen.

Wieringa en ik Dominee Pott en Leemhuis bezocht. Beide zijn de Afschaffing niet genegen. Pott en Leemhuis houden volstrekt geen verkeer met elkander.

In het logement gegeten, daarna gewandeld. Vervolgens te 7 ure Afschaffingsvergadering. Talrijke vergadering. 't Scheen met veel genoegen te worden gehoord. Ook zij die verstoring der orde in den zin schenen te hebben werden spoedig stil. Men noodigt ons uit om morgenavond aan den Oever nog eens te vergaderen.

6 Mei 1857. In 't logement van Kossen op Hyppolytushoef op Wieringen. Des morgens met J.L. Kikkert, Coninck Westenberg en Dominee Wieringa naar de boerderij van Beukenkamp. Hij is voor eenige jaren, toen zijne zaken zeer slecht stonden en de polder werd geinundeerd, door J.L. Kikkert aan geld geholpen. Nu staat zijn polder zeer goed. Kikkert en Coninck Westenberg stellen er groot belang in dat hij lid wordt van de Afschaffing, anders kan 't onmogelijk goed gaan.

Ik verneem later dat Beukenkamp met die vrouw die daar bij hem is, een dochter van Dirk Koorn, niet eens getrouwd is, maar dat zijne vrouw nog leeft en aan de Hoef woont. Zij zijn gescheiden van tafel en bed. Had ik dit vroeger geweten, ik zoude er bij mijn spreken in zijn huis partij van getrokken hebben.

J.L. Kikkert verhaalde mij later veel van de handelwijze van de Notaris Cazank van Rotterdam, administrateur van de polder. Iemand die alles onverschillig was als hij maar aan 't geld kwam. Een tweede Bok, zooals Kikkert zeide.

7 Mei 1857. Op Wieringen. Met Kikkert en Coninck Westenberg wandelden wij naar Westerland, wachtten daar op de stoomboot Texelaar en voeren naar Texel.

9 Mei 1857. Jan de Bleijker hier. Het is voor hem eene groote teleurstelling dat de Gemeente hem de 50 gulden niet verstrekt, die hij nog noodig heeft voor de reis naar Amerika. Ik schrijf een aanbevelingsbrief tot verzameling van giften, geef hem attestatie en laat hem een papier teekenen dat hij aan broeder Juriaan nog 10 gulden schuldig is.

10 Mei 1857. Gerrit Dirksz Bakker meent dat het spreken van gebeden een heilaanbrengende zaak is. Het regte denkbeeld van de wijze waarop het gebed nuttig is schijnt te ontbreken, ook welligt bij zijne vrouw.

Ik bedank Pieter Jacobsz Boon, dat hij mij l.l. maandag met een briefje verwittigde van de toestand van Marretje Zuidewind [die na haar bevalling op 27 April in slechten staat, meestal krankzinnig was en voor 7 Mei overleden is].

11 Mei 1857. Het weer blijft koud en de gewassen winnen weinig.

Jan de Bleijker zal van onze Gemeente 25 gulden krijgen. Van de Gemeente zijner vrouw kan hij niets krijgen. Hij is nu aan het collecteren.

Des namiddags begrafenis van Marretje Zuidewind, vrouw van Pieter Klaasz Kikkert. Aldaar ook W. Bok.

12 Mei 1857. Vandaag een zij spek van 38 pond en 1 ham van 15 pond à 37,5 cent van Zutphen ontvangen. Kost mij omstreeks 8 cent het pond (hier kost het spek 11 stuiver) en 20 pond boter à 46 cent.

12 Mei 1857. Buurman Cornelis Pietersz Keyser vraagt mij of hij eenige takken van mijne boomen op de straat zal doen afslaan. Ik heb er niet tegen. Cornelis Bruin zal het doen. Eenigen tijd later hoor ik gillen en schreeuwen. Ik snel naar beneden, daar lag Bruin (iemand die dikwijls toevallen heeft) aan de voet van den hoogen ladder, van welks boveneinde hij was neergestort. Allen erg verschrikt. Ik des avonds naar hem toe. Hij ligt veel te slap bijkans den geheelen dag met veel pijn in hoofd en knie, doch niets schijnt te zijn gebroken.

13 Mei 1857. Sijbrand Keyser vertelt hoe Pieter Bakker en Grietje Pieters Keyser met hun zoontje Dirk (geboren 1854) aan het Nieuwediep zijn en dat dit kind daar door Haremaker en een Doctor van 't Wachtschip is geopereerd van een gebrek in de pisloozing (een kluit vet op de mond der blaas, waardoor hij vroeger veel moest lijden). Het schijnt goed te gaan.

14 Mei 1857. Zeer mooi weer en veel warmer.

Des namiddags Dominee Wieringa en Biem Lap hier thee gedronken.

Met Voigt naar de Waal, Afschaffingsvergadering bij Gerbrand Dros. Veel volk. Meester Boonakker leest een zeer schoone Redevoering voor over "Het volmaakte gebed en de sterke drank".

17 Mei 1857. Jan Dirksz Bruin [zeeman] bij mij. Hij gaat een huis zoeken. Bruin verhaalt van zijne ontmoetingen in Nickerie, duldelooze last van de muskieten en vampyrs.

19 Mei 1857. Dirk Jansz Bakker uit de Polder hier om hout van Juriaan. Ik naar Westzaan geschreven.

20 Mei 1857. Gister een brief ontvangen en beantwoord van den Heer Dyserink van Haarlem over de soliditeit van Jan Cornelisz Knol.

Samuel vanmiddag naar 't Oude Schild om 2 pietermans te visschen, groote vreugde daarover.

Alle dagen mooi weer, doch geen regen die zoo vurig verlangd wordt.

21 Mei 1857. Aafje Buijs, de meid, met Klaas Joannesz Brouwer naar Cocksdorp op Hemelsvaartdag.

Onder Kerktijd zwaar onweer. Ik [ben] met de beide meisjes bij Dirk Leijen blijven eten. Des avonds even voor het uitbarsten eener zware regen met een zwaar onweder te huis.

Samuel naar Hooge Berg met J.L. Kikkert, alwaar groot gezelschap in de Tent.

22 Mei 1857. Weder zeer schoone dag na de verkwikkende regen van gister. Ik des morgens in de tuin planten verzetten, de sla- en snijboonen zijn er nu in.

Aafje vanmiddag teruggekomen.

Geert Dirksz Kikkert, de horologiemaker [woont] nu in een ander huis. Hij doet mij uitvoerig verhaal hoe Jan Koning hem misleid heeft. Hij had het huis in de Weverstraat verhuurd voor zoo lang hij, Jan Koning, leefde. Maar nu had Koning hem aangezegd dat hij met April het huis moest ruimen, waar hij nog geen jaar in had gewoond, want Koning wilde het sloopen om er een nieuw voor te zetten.

23 Mei 1857. Samuel des namiddags te visschen.

Dominee Leenderts van den Ilp, die aan den Hoorn gepreekt had, hier. De bevolking was er zeer onkundig. Bedelen en stelen waren er groote ondeugden. Leefden veel van de visscherij, maar vischten dan ook alles wat zij maar krijgen konden, zelfs melkemmers en alles wat hun voorkwam.

Ik liet hem huis, tuin en Kerk zien. Ik wandelde met hem naar den Hoorn terug, waar hij zijn jas had laten liggen, bezocht met hem Wieringa, bleef daar boterham eten tot 12 uur.

25 Mei 1857. Jan Koning staat de Afschaffing voor, hij had bij het leggen van de eerste steen van zijn huis uitdrukkelijk bepaald, dat het daarbij gegeven geld verteerd zou worden met koffij en broodjes. Maar hij wilde niet teekenen. Hij wilde geen belofte doen van onthouding, terwijl hij het enkele, zeer enkele keren dienstig voor zich oordeelde.

Hij sprak van Vrendenberg en waarschuwde mij zeer tegen hem. Hij zeide dat Dominee Huizinga niet gaarne zou zien dat er vijanden tegenover Vrendenberg opstonden, maar Vrendenberg zou dat gaarne zien tegenover Huizinga. Nooit was Vrendenberg zoo goede vrienden met Bok geweest als nu, nu hij mij vijandig was.

Bij de verkiezingen zond hij briefjes rond om zijne kandidaten (voor de Tweede Kamer) verkozen te krijgen. Koning zeide dat de menschen hem zelf gezegd hadden: "Ik had gemeend zóó te stemmen, maar ik heb een briefje gehad van Dominee Vrendenberg, die mij anders aanraadt". Het ongeoorloofde van de Afschaffing bewees Vrendenberg met den Bijbel. Met sluwheid wist hij zijne bedoelingen te bereiken, evenals de Jesuïten.

26 Mei 1857. Vrendenberg hier. Hij verhaalt dat de Texelaar verkocht moet worden en dat zijn aandeelvan 600 gulden dus moet poffen. Verleden jaar is hij ook al 200 gulden tekort gekomen bij Willem Faas voor een piano.

30 Mei 1857. Broeder Juriaan en Mietje met hun kleine hier. Zij komen met buurman Cornelis Keyser, die ze zeer vriendelijk bij de boot in de wagen had genomen.

31 Mei 1857. Pinkster. Preek aan de Waal.

Des namiddags Juriaan en ik naar den Hoorn, aldaar bij Wieringa en vervolgens in de Kerk, de muzijk van het dien morgen ingewijde orgel gehoord ( het kost 2400 gulden?).

Bij Wieringa thee gedronken met J.L. Kikkert en dochter, J. Coninck Westenberg en vrouw, Dominee Wentink en vrouw en kinderen, die zaterdag en zondag doorgaans bij Kikkert is. Juriaan en ik met Kikkert teruggewandeld.

1 Juny 1857. Tweede Pinksterdag. Preek aan de Waal.

Juriaan en ik des namiddags gewandeld, de groote os van Martinus Langeveld bezien.

2 Juny 1857. Veel gesproken met Juriaan over Geke. Zij had aan Mietje medegedeeld dat haar genoegen hier sedert February zeer was verminderd doordien ik steeds wilde dat zij lid van de Afschaffing zou worden. Zij dacht hier den winter niet in te gaan.

3 Juny 1857. Mijn verjaardag. Broeder Juriaan naar 't Oude Schild gebragt, gereden met Jan Roeper van de Veen ternaauwernood vroeg genoeg.

Bij mijne tehuiskomst de kinderen allen druk in de weer met Gé en Mietje om een bloemkrans voor mij gereed te maken. Gebak, briefjes. Een morgen die mij veel stof tot dankbare blijdschap gaf.

Mietje en Gé des avonds bij jufvrouw Westenberg.

5 Juny 1857. Aafje Jakobs Buijs des namiddags vertrokken. De nieuwe meid Tjaltje Ratsema gekomen.

6 Juny 1857. Brief van Dirk ontvangen met een uitvoerig verhaal zijner reis naar Kleef.

7 Juny 1857. Zondag. Mietje mede ter Kerk.

Des avonds vergadering van 't Afschaffingsgenootschap aan den Burg. Weinig leden, niet veel volwassenen als toehoorders.

9 Juny 1857. Mietje, Catharina, Sina en ik naar Alkmaar en Westzaan. Te ongeveer half 12 valt de kleine Catrina in stuipen, die wel binnen een kwartier weer eindigden, doch waarvan de werking doffe bewusteloosheid voortduurde tot wij met de Zaanstroom te Zaandam kwamen.

Sina bleef in Westzaan tot 11 July.

10 Juny 1857. Ringsvergadering in Alkmaar, de 11de weer op Texel.

13 Juny 1857. Dagelijksch krijgt onze nieuwe meid Tjaltje Ratsema, die ons zeer goed bevalt, eene leesles.

14 Juny 1857. Des namiddags Gé en ik met Katrina en Menno gewandeld bij langs Gerrit Schraag [Lindehoeve] en zoo naar Driehuizen, bij Dirk Jacobsz Koorn thee gedronken.

16 Juny 1857. Willem Franciscus Bispinck vandaag de nis in 't zijkamertje afgebikt en met koolteer bestreken.

Men verlangt naar regen. Er is overvloed aan gras. De vruchten staan overal over 't algemeen best. Aris Mantje heeft mooi koolzaad, de weduwe Eelman uitmuntende tarwe.

18 Juny 1857. Huwelijk van Aafje Buijs en Klaas Brouwer in de Kerk.

Van 11 uur af gewacht met de koffij op Klaas Brouwer en Aafje Jacobs Buijs. Zij komen tegen 1 uur met Jacob Buijs en vrouw en Pieter Brouwer en zuster (van 't Nieuwe Diep of 's Hage) en de kledermaker Heijner van 't Nieuwe Diep, een vriend van Pieter, die juist hier zijnde nu als getuige mee verzocht was. Na eenig vertoef ga ik met de jonggetrouwden in de Kerk. Zij plaatsen zich voor de Predikstoel in een halve cirkel. Ik doe van de Predikstoel af eene toespraak en treed vervolgens af om met de jonggetrouwden knielende (op het vloerkleed voor de Predikstoel) te bidden. Daarna laat ik na korte toespraak en zegenwensch ze gaan. Het gezelschap toefde toen nog een tijd lang in de Pastorij bij een glas wijn, waarbij den Heer Heijner nog het woord voerde en een zeer knap vers op eene zeer goede toon voor de jonggehuwden opzeide. Te half 4 ure gingen zij naar Cocksdorp met eenige geschenken.

Gerberdina Simons Keyser is zeer ziek, thans op het Nieuwe Diep onder zorg van Haremaker.

19 Juny 1857. Des namiddags veel in 't prieel. 't Is zeer warm. Op de studeerkamer met open ramen vat ik koude.

21 Juny 1857. Zondag. Te 6 ure voor Dominee Wentink gepreekt, vrij wat volk. Wentink is naar Amsterdam om een nieuw gebit te koopen of zich te laten maken, daar het oude hem uitvalt. Meester Zwaal ontmoet. Hij gaat van de week naar Terschelling.

22 Juny 1857. Weer korte turf van Jan Rab ontvangen.

23 Juny 1857. Gé des voormiddags afgehaald met een wagentje van jufvrouw Wieringa naar den Hoorn, om daar tot donderdag te blijven.

Des namiddags komt Aafje Jakobs Buijs van Cocksdorp hier tot morgen.

Even naar Simon Keyser om te vernemen hoe het thans is met zijne dochter Gerberdina op het Nieuwe Diep. 't Scheen wel iets beter, doch Haremaker sprak er nog niet gunstig over. Keyser laat zich zeer sterk uit tegen Doctor van Deijnse, die zoo vele weken lang voor zijne dochter had gepractiseerd, terwijl hare kwaal steeds was verergerd en hij niets wezenlijks daartegen had gedaan, dan tot vrolijkheid te vermanen.

Bij den Burgemeester (niet thuis) een tijd lang bij de jufvrouw zitten praten, daarbij ook te kennen gegeven, dat het mij wel hinder gaf dat ik zoo duidelijk kon bespeuren dat er verkoeling was in onze vriendschap. Ik had den Burgemeester van Nieuwjaar af slechts eenmaal bij mij gezien en hoe was het vroeger. De jufvrouw loochende het niet, zeide dat het wel niet anders scheen te kunnen of er moest ook in de vriendschap een klimmen en dalen zijn.

Albert Pietersz Keyser wilde gaarne dat ik aan den Heer Amersfoordt in de Haarlemmermeer schreef over een werktuiglijken hooijer [hooimachine].

24 Juny 1857. Wij ontbijten onder de luif met de18-jarige Teunis de Jong van Westzaan. De Jong doet zijne zaken, maar krijgt geene commissies. Na het eten wandelen wij naar 't Oude Schild over 't Boschje, waar wij de 3 kinderen laten. Daar kwam ook Gé met jufvrouw Wieringa met de wagen.

Des avonds veel gesprek met Vrouwtje [Tjaltje?] die mij de huiselijke omstandigheden harer ouders mededeelt. Haar vader altijd gemelijk, knorrig, had als pompmaker en paklooper goed zijn brood. Hare moeder een best mensch, 53 jaar, die zij teder beminde. Die nu sukkelde, zoo zij meende, vooral door zielelijden over haar jongste broer, 19 jaar, die zich soms aan dronkenschap schuldig maakte en die zich verkocht had om onder dienst te gaan. Haar oudste broer was onder dienst, was smidsknecht bij 't paardenvolk in den Haag. Paste nu best op, schreef mooije brieven. Haar middenbroer, 23 jaaren, bekommerde zich zeer over haar ongesteldheid en sukkelen. Zij kon er zoo benaauwd van worden en schreef het daaraan toe dat zij niet eten kon. Ik deed al het mogelijke om haar door Godsdienstige gesprekken te versterken.

De stoomboot kon eerst niet wegkomen door de droogte.

25 Juny 1857. De laatste dagen veel last van kiespijn gehad, zet nu uit.

Naar den Hoorn gewandeld te 11 ure. Buiten den Burg komt Biem Lap mij tegemoet met Gijsbert Kiljan op de wagen. Zij wilden naar mij toe. Ik rijd met hen terug. Kiljan wordt lid van 't Afschaffingsgenootschap. Wij rijden terug [naar den Hoorn].

Ik bij Wieringa, aldaar groot feest. Vrendenberg en Wentink en Westenberg en 3 vrouwen. Nog een jufvrouw logeerde bij van Logchem. Gé was er sedert eergisteren gelogeerd en had alles helpen klaar maken. Wij hebben den dag zeer genoeglijk bij Wieringa doorgebragt. Na de maaltijd, die zeer exquis was, deden wij eene wandeling naar Loodsmansduin en genoten daar van een heerlijk vergezigt. Thee gedronken en toen zijn Vrendenberg en ik naar huis gewandeld. De overigen gingen met Westenberg rijden.

Gé bleef nog een dag en kwam des vrijdagsavonds te huis van de Tent.

Burgemeester en D. Schuit (die hier voor een paar dagen met de vrouw gekomen was) waren des avonds bij mij aan huis geweest.

26 Juny 1857. Kamerdag. Er wordt gesproken over het verzoek van den Heer W. Bok om de Kooiveiling te mogen doen. Verscheidenen meenen dat het hem niet toekomt omdat hij het verleden jaar gehad heeft, schoon W. Bok sr. stelt dat toen zijn zoon het gehad heeft en dat hij er nu aanspraak op heeft. Ik meende dat er een andere reden is waarom men het hem ditmaal niet moet gunnen, omdat hij zich met zijn huisgezin thans geheel aan onze Gemeente onttrekt, even gelijk men aan Aris P. Bremer de leverantie niet heeft laten houden omdat hij met verlating van onze Gemeente naar Joeg [prediker te Oosterend] gaat.

Pronk zegt dat de schuld van dit wegblijven van W. Bok aan mij ligt. Ik antwoord hem daarop dat ik mij van het tegendeel bewust ben, doch dat de gansche zaak waarop hij zinspeelt eene andere houding zou hebben verkregen, als sommige Diakenen EN VOORAL HIJ steeds een waardige houding hadden aangenomen en in de zaak van waarheid en deugd het waaragtig belang der Gemeente hadden ondersteund. Hierbij ontstaat een eenigszins warme woordenwisseling waarbij echter niemand het waagt Pronk te ondersteunen.

Vervolgens begint Jan Bakker te verhalen hoe hij gehoord heeft dat Dominee een paar menschen in de Kerk getrouwd heeft [Aafje Buijs en Klaas Brouwer] en vaart in verbolgen drift tegen mij uit dat ik alles maar doe op eigen gezag zonder de Diakens daarin te kennen, dat ik hem en anderen daarbij geheel ben gepasseerd. Dat was een allerschandelijkst gedrag enz.

Pieter Kuiper en anderen vallen hem terstond in de rede en zeggen dat dit, dat hij van deze zaak onkundig was, alleen daar vandaan komt dat hij te Oosterend niet in de Kerk was geweest. Dat Dominee daar wel degelijk met de Diakens er over gesproken heeft enz. Ik zeg dat ik wel gaarne allen daar gezien zou hebben, maar om rond te loopen tot uitnoodiging geen tijd had gehad, hetwelk ik bewijs door opsomming van het werk wat ik in die dagen op mijn studeerkamer had te verrigten. Bakker blijft in zijn drift volharden, waarop Jakob Roeper opstaat en zegt: "Ik wil bij zulke gesprekken niet langer in den kamer wezen". Pieter Kuiper zegt: "Ik ook niet" en gaat mede heen.

Ik zeg ook te willen vertrekken en ga opstaan, maar zoek intusschen Bakker nog te overtuigen hoe geheel verkeerd hij zich door zijne drift tegen mij laat vervoeren.

Leendert Brans beklaagt het diep dat onze vergaderingen zulke droevige tooneelen van twist en partijschap moeten opleveren. Ik stem met hem in.

Des avonds komt Dirk Schuit bij mij en afzonderlijk Pieter Boon, die mij het tractement brengt en over het voorgevallene spreekt. Hij weet niet wat de partij waartoe Pronk en Bakker behooren tegen mij in 't zin hebben, maar hij gelooft dat er iets broeijt of dat er iets gaande is [stuk ter teekening uitgaande van Dirk Bakker, waarvoor geen bijval]. Jaap Bouwes kwam niet ter Kerke om het voorgevallene met Bok, maar Pieter Boon had hem naar mij verwezen, daar kon hij de ware toedragt der zaak vernemen.

Vervolgens naar Dirk Schuit teruggekeerd, deze vraagt mij waar hij zijn kinderen ter school zal sturen. Ik raad hem aan met Brouwer te beginnen, besluit hij later anders, dan kan hij het altijd veranderen. Wij spreken over Texel en de Texelaars.

Alle dagen hetzelfde schoone weder.

29 Juny 1857. Kermis begint. Samuel kent 't dichtstuk Tollens "Overwintering op Nova Zembla" geheel van buiten, zoodat ik hem de uitgeloofde prijs van 2,50 gulden Kermisgeld toeken.

30 Juny 1857. Na de bestuursvergadering van het Bijbelgenootschap met de vrouwen bij den Heer Coninck Westenberg den avond doorgebragt, deels in den tuin, deels in huis. Er valt een zeer verkwikkende regen.

De Heer J.L. Kikkert, in den aanvang ook daar, verhaalt hoe Professor Schneevoogd aan zijne vrouw geraden had om voor de gezondheid van haar en van haar zoon Texel met de woon te verlaten.

1 July 1857. Gé verjaart, haar een Schotsch speldekussen à 1,50 gegeven en het dichtbundeltje van jufvrouw Klots geb. Eijsinga. Des middags komen op uitnoodiging jufvrouw Wentink en 2 kinderen en jufvrouw Wieringa en brengen hier den dag door. Des avonds komen Wentink en Wieringa van de Ringsvergadering te Cocksdorp hier. Zij vertrekken na het avondeten.

3 July 1857. Gisteravond na het inpakken van eenig goed enz te 12 ure naar bed gegaan, doch den ganschen nacht NIETS hebben kunnende slapen, stond ik te half 3 weder op. Albert Keyser kwam te 3 ure reeds met zijn wagen. Ik reed met hem naar de haven en voer met de stoomboot Texelaar naar Amsterdam, waar wij tegen 1 uur aankwamen. Schoon zeetogtje door het heerlijke weder. Gesprek met kapitein Dalmeijer o.a. over het Afschaffingsgenootschap, hij meent dat onze christelijke belijdenis genoeg moet zijn.

Albert Keyser gaat naar de Haarlemmermeer om de hooijschudder van den Heer Amersfoordt te zien werken.

Ik bezoek met hem de tentoonstelling van Volksvlijt en de Zoölogische Tuin. Te 5 ure daar vandaan, te 7 uur met de Mercurius naar Zaandam en zoo naar naar Westzaan, waar ik alles wel vond, ook mijn lieve Sina, die zeer blijde was.

5 July 1857. Westzaan. Zondag. Gepredikt te Westzaan Zuid.

Des avonds zwaar onweer tot half 2. Een regenboog bij maanlicht gezien.

6 July 1857. Westzaan. Katrina verjaart. Met Juriaan naar Amsterdam. Boodschappen gedaan, eenig lakwerk gekocht op de Nieuwendijk bij Hulscher. Juriaan opgezocht in het Poolsche Koffijhuis. Nog in enige winkels, een tafel gekocht, in de Texelaar.

Te Westzaan. Bij Jan Dekker en vrouw genoeglijk de avond gepasseerd. Ik vind aanleiding om het onaangenaam voorval met den Heer Bok te verhalen. Dekker verhaalt van onaangenaamheden die hij ondervindt in zijne betrekking.

8 July 1857. Westzaan. Brief van Texel, aldaar alles wel.

9 July 1857. Westzaan. Met Mietje gesproken over [haar zuster] Gé en het onaangename van de familie Bok.

10 July 1857. Westzaan. Des namiddags met Sina naar Meester van Tiel om hem te bedanken voor het onderwijs, maar hij was niet te huis. Met zijn ondermeester gesproken. Deze is een Vlielander en familie van de vrouw van Arie Rab. Hij vroeg mij naar dezen.

11 July 1857. Westzaan. Te 4 ure opgestaan. Juriaan reed ons te 5 ure met de vigilante van Kalf naar Zaandam. Wij gingen met de stoomboot Prins van Oranje te 6 ure over naar Amsterdam. Met de stoomboot Texelaar met zeer schoon weder (doch soms ook een vinnig sterke wind en regen, Sientje werd op 't laatst toch een weinig zeeziek) in gezelschap van Leentje Vrendenberg en de pastoor Grijskamp van den Burg. Ik kon weinig met hem praten, hij ontweek de gesprekken.

Er was veel volk op de boot, de meesten gingen naar Medemblik, velen ook naar Wieringen. Voor 3 uur waren wij op Texel. De kinderen kwamen ons tegenlopen, alles was wel.

12 July 1857. Zondag. Albert Keyser, vandaag druk aan 't hooijen met zijn machine uit de Haarlemmermeer medegebragt, bekeurd door den Burgemeester.

12 July 1857. Jakob Klaasz. Smit heeft nu zijn 6e kind verlooren.

14 July 1857. Samuel l.l. zondag met Arend Kikkert naar de Heldersche Kermis.

16 July 1857. Brief naar 't Hoogezand. Ik geef daarmee mijn verlangen te kennen dat Grietje van het jaar zoo mogelijk nog eens overkomt met iemand, zij het slechts onder geleide tot Harlingen.

Des avonds gaan wij nog eens wandelen naar Willem Roeper in Ongeren met het geheele gezin. Wij worden door sterken regen op de terugreis overvallen, zoodat wij bij Jan Eelman moeten schuilen. Aldaar de kraamvrouw even toegesproken.

Wij tamelijk nat en vuil te huis, Sina nogtans in 't bijzonder zeer in haar humeur.

Vrouwtje te huis gebleven, was zoo door maagpijn en misselijkheid aangetast, dat zij flaauw werd en van haar stoel viel.

18 July 1857. Albert Keyser des morgens 8 uur hier. Hij doet mij verslag van zijn reis en van zijn aankoop van de hooijschudder, die hem in het gebruik best voldeed.

19 July 1857. Zondag. W. Bok (de oude) weer te Kerk. In eenige weken was hij er niet geweest.

Bij Jakob Klaasz Smit, die nu zijn 6de kind verloren heeft. Ik bleef er een paar uur.

Hij had Piet Smit van Cocksdorp gesproken. Nergens welligt hadden wij met onze Afschaffing zoo veel nut gesticht als te Cocksdorp. Daar waren zeer velen die geen drank meer gebruikten.Vooral Willem Logman had dat gebruik veel doen afnemen. Terwijl zijne schelpvisschers anders des zaterdags tot in den nacht bij hem zaten te jeneverdrinken, gaf hij ze nu koffij met brood en, bij de afrekening op den dijk, geld in plaats van drank.

Ook Michiel de Graaf had hem gezegd dat hij zich er zeer in verheugde dat wij daar te Cocksdorp geweest waren.

Wieringa, bij mij komende van Oosterend [verhaalde dat] Dominee Petersen was geschokt door eene ontmoeting met Albert Pietersz Keyser, wien hij, omdat hij verleden zondag aan 't hooijen was geweest, een Sabbathschender had genoemd, en die hem wederkeerig verweten had dat HIJ nog wel meer op zijn geweten zou hebben. Dominee Petersen beklaagde zich dat hij zich niet gehouden had aan Johannes 2, vers 10 en 11. Hij had Albert Keyser niet moeten groeten.

Dominee Wieringa had Johannes W. Bok gesproken en hem tot een speekbeurt uitgenoodigd, die hij echter niet had aangenomen. J.W. Bok had zich daarbij herinnerd dat hij aan mij de eerste spreekbeurt beloofd had, doch men had overeengekomen dat dit nu vervallen was. Schoon J.W. Bok toch ook nog had aangemerkt dat hij tijdens het voorgevallene in dit voorjaar niet op Texel was geweest en er alzoo niet in betrokken was.

20 July 1857. Vanmorgen de student Hendrik Vrendenberg hier. Hij scheen zeer voldaan te zijn over de gevoerde gesprekken: "Zoo kan ik hier nog wat leeren. Ik heb hier anders weinig gelegenheid om eens een ernstig gesprek te voeren".

Vanavond bij de Burgemeester, niet thuis, aan 't koolzaad dorschen.

20 July 1857. Jan J. Kalis [en ik] kwamen aan het spreken dat Gerrit J. List nog altijd uit de Kerk bleef en de redenen daarvoor. Jan Kalis scheen het zeer verklaarbaar niet alleen, maar ook verdragelijk te vinden. Hij, Gerrit List, had zoo lang bij Bok verkeerd. Kon het kwaad van Willem jr. niet gelooven. Nam het gaarne aan dat ik geen verzoening wilde, enz. Jan Kalis trachtte wel op onzijdig terrein te blijven, maar scheen toch wel meest naar de zijde van Gerrit List te hellen.

21 July 1857. Samuel heeft vandaag het vat besschenwijn dat nog boven lag van 1856, op 50 hele flesschen getapt.

22 July 1857. Des namiddags 2 kinderen van Dirk Schuit en 2 van Martinus Langeveld hier omdat de moeders zwak zijn.

Des avonds bij Cornelis Honigh koffij gedronken. Veel met de vrouw gesproken, die behoefte heeft aan vertroosting en opbeuring. Zij had in de Rijp anderhalf jaar lang altijd aan de koorts gesukkeld en was daardoor zeer verzwakt. Nu was zij weder gezond en verheugde zich zeer dat zij weder hier was. Zij erkende dat zij ook in geringen stand nog regt gelukkig kon zijn. Zeer gevoelig was zij nog bij de herinnering aan het verlies harer kinderen. Wij spraken op 't laatst ook nog over het niet meer te Kerk komen van haar oom Gerrit List, hetgeen zij afkeurde. Zij zeide ook dat de losheid in de mond van Willem Bok reeds voor lang genoeg bekend was. Zij wenschte zeer dat ik spoedig eens weer kwam.

23 July 1857. Des namiddags Dirk te huis gekomen. Zijn kisten komen met dezelfde boot. Algemeene blijdschap ook der kinderen toen die te 6 ure uit school kwamen.

26 July 1857. Zondag. Met Pieter Boon naar Oosterend. Bepaald dat er in de Kerk aan den Burg 3 i.p.v. 2 ramen komen. Op de terugreis zeide Piet Boon, dat het eertijds onder Dominee Veenstra eene vaste gewoonte was, dat die van den Burg ook in de Waal ter Kerk gingen (dit moet dan toch in 't laatst al veranderd zijn, want toen ik hier kwam bestond die vaste gewoonte niet meer).

Dominee Taconis van Nieuwe Niedorp meende dat het beter ware geweest zoo de handeling met W. Bok oorspronkelijk mondeling hadde plaats gehad.

27 July 1857. Met Dirk bessen geplukt en des namiddags 1 anker bessenwijn gemaakt.

29 July 1857. De meid vraagt bij Pull wanneer de wolwagens van W. Bok naar Pieter Reijers Koning gaan, dan wilde ik eenig goed naar Reijer Koning medegeven. Willem Bok antwoordt dat hij die wagens zendt en dat als ik wat goed naar de haven wilde hebben, maar maken moest dat het er kwam, waarop zeer veel spotternij gevolgd was, dat de meid begrepen had maar spoedig te moeten weg gaan.

29 July 1857. Des namiddags met Dirk, Samuel, Katrina, Sina en Menno naar de Koog gewandeld en over de duinen in zee. Omstreeks een paar uur hebben wij ons daar op het strand vermaakt. Dirk en Sina met baden, de anderen met plassen in het water, schelpen zoeken, enz. Toen bij Jan Jansz Duinker, hijzelf niet thuis, gedronken en gerust, en vervolgens weer naar huis.

30 July 1857. Gister heeft Klaas Luitse de goten rondom 't huis weggenomen om deze te verbeteren.

Dirk heeft nog altijd veel last in 't hoofd van zijne verkoudheid en dito in de keel. Des namiddags met Dirk, om hem wat verlichting te bezorgen, naar den Hoorn gewandeld. Dirk was zeer lusteloos. Zeer vermoeid kwam hij te huis en terstond naar bed.

1 Augustus 1857. Brief naar Westzaan. Gé stelt haar reis derwaarts nog eene week uit.

2 Augustus 1857. Antje Hendriks Plavier is sukkelende vanaf 8 Maart. Heeft dagelijks koorts.

3 Augustus 1857. Dirk weer zoo goed als klaar. Des namiddags met hem het 2e vat bessenwijn gemaakt, 9 pond kombessen en 24 pond bonte aalbessen met 10 Nederlandsche ponden bruine suiker à 34 cents.

4 Augustus 1857. Zeer heet, de thermometer teekende op den middag hier 82 graden.

6 Augustus 1857. Afspraak gemaakt met Van Aken, dat Dirk 2 keer per week bij hem les zou nemen op de piano.

7 Augustus 1857. Met Jacob Roeper gesproken over onweder, werking van de bliksem. Hij verhaalde van een groote massa vreemde stoffen, zoo hard en vast dat ze met een hamer naauw af te slaan waren, die in het door de bliksem getroffen, verbrande huis gevonden waren, en die wel een wagen vol uitgemaakt zouden hebben. Ik vermoedde uit de beschrijving dat het Meteoorstenen waren die daar neergevallen en verbrijzeld of door het vuur uiteengespat waren. Veel hierover gesproken, over planeten, verrekijkers enz.

Des avonds zeer zwaar onweer in de verte in het Oosten. Wij allen nog naar 't einde van de Waalderstraat [gegaan] om naar de zeer felle lichtstralen (echter zonder veel donder) te zien. Te 12 ure gingen wij ter ruste.

8 Augustus 1857. Pieter Pronk was daags voor het trouwen van Aafje Buijs in onze Vermaning bij Sipkes geweest en had daar Jakob Jansz Roeper gesproken en van deze vernomen dat Dominee wel met de Kerkeraad te Oosterend over dat plan om in de Kerk te trouwen had gesproken en dus was ik in mijn regt.

9 Augustus 1857. Zondag. Preek aan de Waal omdat de Burgerkerk nog niet klaar was.

Bij Albert Keyser blijven theedrinken. Hij deed mij de groeten van Gerbrand de Jong [van de Zaan] bij wien hij een paar dagen gelogeerd had, nadat hij op de Purmerender markt een paar schapen had verkocht. Albert Keyser had onlangs Meerenberg nog eens weer bezocht. Hij gevoelde zich zeer gelukkig dat hij thans in zoo veel beter toestand verkeerde. Hij was ook bij De Cock in Rotterdam geweest.

Met de kinderen des avonds Gé naar kapitein Dalmeijer gebragt om morgen vroeg met de stoomboot naar Amsterdam en Westzaan te vertrekken en vervolgens met Mietje naar Nordhorn te gaan.

10 Augustus 1857. Met Dirk 20 pond roode aalbessen tot bessennat uitgedrukt en daarvan 20 flesschen nat (omstreeks de helft zuiver sap) verkregen.

Des namiddags met Dirk naar den Hoorn gewandeld. Hij [nam] muzijkles bij Van Aken, de eerste.

Bij Dominee Wieringa. Hij gaat morgen met zijne vrouw, Coninck Westenberg en vrouw en J.L. Kikkert en Anna, die zij te Driebergen zullen afhalen, op reis door een deel van Duitschland en België.

11 Augustus 1857. Jacob Sijbrandsz Keyser had zondag 25 january Willem Bok jr. en zijn zuster Marie bij zich gehad. Kennelijk met het doel om hem J.S. Keyser in zijn belang tegen mij over te halen, doch toen hij J.S. Keyser duidelijk had verklaard dat dit niet lukken zoude, zeggende dat hij zich maar zoodanig verantwoorden moest dat zijne onschuld duidelijk bleek, was hij Bok spoedig afgedropen.

Ik nam de vrijheid om Keyser te vragen hoe ik moest handelen met het a.s. Huisbezoek. Hij raadde mij stellig af om bij die gelegenheid bij Bok te gaan. Ik zoude ze laten loopen. Zij onttrokken zich zelve, en wij waren blijde indien zij weg bleven. Hij verhaalde mij hoe hij al in den beginne den ouden Bok om zijn slecht karakter had leeren kennen, toen hij een stuk van de Gemeente dat hij hem als Diaken ter inzage gegeven had weigerde terug te geven. Door zijn onkunde in zijne zaken had hij, Willem Bok, hem voor eenigen tijd ook nog een schade van ƒ 200, - berokkend.

Jacob Sijbrandsz Keyser wilde met Bok voortaan niets te doen hebben. Willem jr. had langen tijd om zijne dochter Grietje gefladderd, maar hij had het haar volstrekt verboden om eenige gemeenschap met Bok jr te onderhouden. Hij wilde zulke tooneelen als van Baert en Antje Langeveld niet vernieuwd hebben. Hij wilde als een goede herder zorgen dat de schapen van de bokken worden gescheiden.

Hij deelde mij voorts mede hoe hij van de winter gehandeld had met een Roomschen praetendent om Grietje, de zoon van Cornelis Hendriksz Dijt. Hij had haar het gevaarlijke van zulk eene verbindtenis ernstig onder het oog gebragt, zoodat zij er nu ook geheel niet meer om dacht. Veel spraken wij nog van het bezwaarlijke van zulke gemengde huwelijken.

[Grietje trouwde dd xxx met Hendrik Dijt]

12 Augustus 1857. Dirk heeft de formule in ons Afschaffingsalbum zeer netjes ingeschreven.

13 Augustus 1857. Mijn rekening eens nagegaan en bevonden dat mijn Kapitaal in de laatste 5 jaren met meer dan 600 gulden verminderd is niettegenstaande de vermeerdering mijner inkomsten sedert mijn overname van mijn deel in de boedel mijner ouders in 1852, doch in de jaren 1856 en 1857 had ik voor Dirk te Hoogezand en Zutphen ook een uitgave van meer dan 1000 gulden.

Des avonds Hendrik Vrendenberg hier. Genoeglijk met hem een paar uren over wetenschappelijke onderwerpen gesproken.

Klaas Smit [heeft] in den tuin aardebeijen gezet. Pieter Boon had wel de goedheid gehad om mij eenige kruiwagens mest af te staan.

14 Augustus 1857. Brief van Dominee Bodisco ontvangen en aan hem teruggeschreven met insluiting van 233,90 gulden.

Des middags zwaar onweer, 2 à 3 seconden sommige slagen.

15 Augustus 1857. Samuel des namiddags te visschen. Ik te half 9 zeer ongerust. Hij komt echter kort daarop behouden weer, zonder vangst.

16 Augustus 1857. Preek te Oosterend.

[Volgens] Pieter Roeper was er in de hooijbouw weinig drank geschonken, door zijn vader bijkans niets. Maar Reijer Boon en de Burgemeester hadden hun volk jenever laten drinken tot dronken wordens toe. Bij 't kooldorschen bij Reijer Boon moet het zeer ruw toegegaan zijn. Vroeger gebruikte de Burgemeester het ook zelf (ook na 1845 toen hij als afschaffer teekende). Als zij bij den Dijk omgingen, bijvoorbeeld bij de bruiloft van Albert Pietersz Keyser, was hij dronken geweest, zoo als mij verzekerd werd door de gebroeders Roeper en vrouwen. Zij vonden het, en teregt, schandelijk.

Wij [Katrina en ik] wandelden over de Veen naar den Burg. Wij misten het regte spoor en zoo besteedden wij 25 minuten tot aan de Kaaisluis (dat wel 10 minuten te veel was).

19 Augustus 1857. De 3 kinderen des namiddags bij Grietje Fehres (in het Weeshuis) op de jarigheid van de kleine Pieter Vlaming, waartoe ik hun het noodige brood, boter enz medegaf. Sientje en Katrina daarna nog op visite bij Sientje Jans Kalis.

20 Augustus 1857. Vrouwtje heeft in de laatste tijd zoo goed als niet gegeten, ofschoon zij hare werkzaamheden steeds behoorlijk verrigt. Zij blijft steeds weigeren om Doctor of Apotheker over haar toestand te spreken en zegt dat het vanzelf wel beteren zal.

22 Augustus 1857. Meester Teekele Zwaal des namiddags bij mij afscheid genomen. Hij gaat dingsdag naar Terschelling.

23 augustus 1857. Vrouwtje heeft om de middag eene sterke bloedspuwing gehad, hetgeen mij zeer verontrust.

24 Augustus 1857. Des avonds naar Albert Keyser en Jan Veenstra. Hij zal mij tarwe laten bezorgen van 124 à 134 pong (dat is de oude zak van 36 in 't last) voor 10 of 11 gulden.

Tehuis komende verneem ik dat Vrouwtje weder eene bloedspuwing heeft gehad zoodat zij niet langer op de vloer kan wezen. Daar zij aanhoudend pijn in de zijde heeft en zeer benaauwd is, vrees ik het ergst. Zij wil echter nog geen geneesheer.

25 Augustus 1857 Sina en Katrina belasten zich aanvankelijk met de werkzaamheden van Vrouwtje, tot haar groot genoegen. Des middags komt Vrouwtje weer op en begint zij weer haar werk. Des middags gebruikt zij met smaak eenige spijzen, terwijl zij sedert zaterdagmiddag niet het minste genoten had.

Des voormiddags met Dominee Vrendenberg naar Dominee Wentink . Eerste bijeenkomst van de herstelde Domineeskrans. Aldaar koffij gedronken. Met Wentink een warm gesprek over zijne betrekking met Teekele Zwaal. Hij meent dat hij de grootste reden heeft om zich over diens vertrek te verheugen. Bijkans is hij buiten zichzelven van verontwaardiging over Zwaal. Ik zoek hem tot zachter gezindheden te stemmen.

26 Augustus 1857. Cornelis Luitsen en Willem Bispinck beginnen de regenbak schoon te maken.

29 augustus 1857. Vrouwtje heeft weer bloed opgegeven.

30 Augustus 1857. Zondag. Preek aan den Burg. Inwijding der nieuwe Kerk. Des namiddags Kors Roeper hier. Men had mij overal zeer goed kunnen verstaan.

Na de preek maakte Pieter Kuiper aanmerking op de afkondiging, door mij gedaan op verzoek van Pieter Pronk, Pieter Boon en Jan Bakker, omtrent een beroep op de milddadigheid der Gemeenteleden voor de Kerkbouw. Kuiper was daartegen, vermoedelijk omdat hij zelf liefst niets wilde bijdragen.

Des avonds brief naar Gé geschreven.

31 Augustus 1857. Naar Oosterend (gereden met Jakob Verberne). Met Leendert Brans huisbezoek gedaan. Des middags bij hem gegeten. Bij Pieter Dijksen thee gedronken. Nergens eenige bijzondere ontmoeting gehad. Jan Bas meende dat de bijbelheiligen Abraham enz ook wel, als zijnde menschen, hunne gebreken hadden, maar dat deze hun om hun geloof niet werden toegerekend.

Hedenavond vermoeid en zeer warm te huis gekomen. Dirk en Samuel [waren] mij tegemoet gekomen.

Dirk heeft in den laatsten tijd vrij wat ongemak aan de oogen. Hij is naar Doctor Knap geweest, die hem druppels heeft gegeven en hem fijn lezen bij avond verbood.

1 September 1857. Naar Oosterend geloopen of liever naar Klaas Mantje, aldaar het huisbezoek met Leen Brans weer begonnen. Op Noorderbuurt koffij gedronken.

Klaas Mantje deelde mij mede dat de Heer Bok hem omstreeks een maand geleden vezocht had om zijn invloed bij mij te doen gelden, opdat ik de zaak tusschen hem en mij, waar hij veel last van had, weer in orde mogt komen. Ik verklaar dat ik dit gaarne wil, dat die verwijdering mij zeer hindert, doch dat de bezwaren weggenomen zullen zijn als Bok zijn leedwezen over het voorgevallene van zijne zijde betuigt.

Ik at des middags bij Brans en wij bezochten ook nog het Spang. Alles te voet! De paarden van Brans hadden het te druk met ploegen. Hij verontschuldigde zich daarover door mij bekend te maken met het karakter van zijn schoonvader Hendrik Cornelisz Timmer, die, als hij nu het ploegen op zijn land had willen uitstellen, daarover langen tijd ontevreden zou zijn geweest.

Leendert Brans deelt mij mede dat Dirk Jansz Bakker zijn wrevel tegen mij gelucht heeft met de voorstelling van een plan om de Gemeenteleden een stuk te laten teekenen waarvan het gevolg zou zijn eene andere Dominee (doch welligt gelijk ontzetting van mij). Doch Brans had hem terstond het dwaze van dit plan onder het oog gebragt. Hij wilde dat Willem Bok en ik van weerskanten elkander zouden toenaderen en dat men daarop moest werken. Ik zocht Brans te doen gevoelen dat juist dat niet partij kiezen van de Kerkeraad de zaak bedorven had, dat men terstond kloekmoedig mijne verdediging had moeten op zich nemen, daar ik immers alleen voor de Gemeente en niet voor mijzelven werkzaam was geweest.

Brans ging van het denkbeeld uit dat ik mij door den Heer Johannes Ludovicus Kikkert tegen W. Bok had laten opzetten. Ik zeide het tegendeel, en dat ik voor dat ik Kikkert had gesproken de zaak kende van een ooggetuige [wat hij anders niet zo in zijn dagboek heeft genoteerd].

Bij Tjerk de Vries, koopman te Oosterend, moest Brans onaangename aanmerkingen hooren, omdat hij niet had medegewerkt dat het huis aan 't Nieuwe Schild aan hem de Vries gegeven werd.

Des avonds ligt onweder maar zeer sterke regens, waarnaar algemeen door het gansche land zee gewenscht werd. Er is bijkans geen gras meer op de velden. De hooge landen zijn geheel verschroeid.

Onze regenbak is met de goten om het huis nu geheel klaar en ontvangt overvloedig water.

2 September 1857. Gister brief van Neef Huizinga van Graftdijk ontvangen, geboorteacte van Regina opgevraagd ter bekoming van kindergeld.

3 September 1857. Naar de Waal, des avonds half 9 daar terug. Eerst de Postweg. Bij Arnout Langeveld koffij gedronken. Bij Jakob Kors List in de herberg koffij en brood gedronken. Aldaar kwam Dominee Lammers bij ons en bleef een tijdlang praten.

Des avonds in het donker nog bij Hendrik Raven, de vrouw zeer ziek. Gister bij Raven Ringrijderij.

Een weesmeisje, kleindochter van de oude Mooijen, van den Helder, reed met ons mede en wandelde met mij naar den Burg.

P. Kuiper van de Waal (met wie ik huisbezoek deed in Eijerland) sprak ook over 't huisbezoek bij Bok. Hij meende, ik moest met P. Boon gaan. Hij noemde Pronk een huichelaar, die nooit diaken had moeten zijn.

4 September 1857. Jacob Keyser vroeg of ik met Dominee Hoekstra over Bok had gesproken. Hij was er steeds voor dat ik er niet heen zou gaan.

5 September 1857. Brief van Dominee Vrendenberg om kruidenierswaren.

Vrouwtje is vandaag zeer goed in orde.

6 September 1857. Zondag. Preek te Oosterend. Katrina met Dirk en Neeltje Bakker daarheen gereden en de dag bij Klaas Mantje doorgebragt.

De vrouw van Pieter Koning en Arien Dijksen [bezogt], allen herstellende of hersteld uit ziekte.

7 September 1857. Wieringa bij mij des voormiddags, afspraak gemaakt om in 't laatst der week Afschaffingsvergadering te Cocksdorp te houden.

Dirk naar den Hoorn om muzijkles.

Des namiddags naar de Westen. Pietertje Jacobs Wuis, Jakob Pietersz List, Pieter Gerritsz Eelman bezocht. Jakob Pietersz List aldaar herinnert zich dat ik de preek over Manasses bekeering nog eens gehouden heb, zoo ook dat ik mijn beroepspreek Handelingen 17 nog eens herhaald heb, doch toen met zeer veel veranderingen, geheel anders dan de eerste keer. Zoo had hij ook bij Feestpreeken of Lijdensteksten wel eens herhalingen opgemerkt. Ik zeide dat het mij aangenaam was als mijn hoorders, gelijk hij, scherp toeluisterden.

Pieter Eelman kon zijn zoon Cornelis er niet toe krijgen om naar de catechisatie te gaan. Hij hoopte dat ik met een zacht lijntje hem daar heen trekken zou kunnen. Cornelis had in zijn jeugd veel gesukkeld en had al te veel toe gehad. Nu ondervond hij het schadelijke daarvan, maar 't was te laat.

Dirk en Samuel komen hier bij mij en wandelen met mij naar den Burg terug.

8 September 1857. De Domineeskrans bij Wieringa was gister afgezegd.

Deze dag harde wind en stortregens. Des avonds naar Cornelis Luitse om hem bij de regenbak te roepen die in de keuken overloopt.

Daarna de Heer Voigt bij mij. Hij verhaalt hoe Vrendenberg sedert Nieuwjaar altijd zijn huis had gemeden en wel zijn vrouw en moeder bij zich vroeg, maar hem passeerde. Voigt verhaalt hoe W. Bok zich gedragen heeft met Jan Koning omtrent het weder verhuren van Ruimzigt.

9 September 1857. Des morgens uitgereden met Jakob Jansz Roeper om huisbezoek te doen op de Koog en omstreken. Begonnen bij Antje Wuis en des avonds laat geëindigd bij J. List in het land. Koffij gedronken eerst bij Pieter Brouwer, 84 jaar, blind, ziekelijk te bed. Daarna bij Antje Dirks Hoogheid, bij Kors Roeper.

Kors Jansz Roeper keurde het gedrag van W. Bok wel af, maar zegt dat Bok en ik van weerskanten wat moest toegeven en zoo bij elkander komen.

10 September 1857. Naar Tienhoven gewandeld met Dirk Kooiman, huisbezoek. De geheel Waal. Geëindigd bij Jan Boon in de Waal, 65 leden bezocht. Ik was zeer vermoeid.

11 September 1857. Dirk Kooiman komt met de wagen. Gerrit [Kooiman] en Samuel mede. Huisbezoek. Jakob Teunisz de Boer, hier koffij gedronken.

Dirk des namiddags met Voigt naar Albert Pietersz Keyser en met deze gereden naar Cocksdorp. Zeer onstuimig weer, regen.

Ik, om kwart over 5 niet langer op Wieringa durvende wachten, geloopen naar Cocksdorp. Nog een kort eind met Lap en Wieringa gereden. Ik was zeer bezweet. Afschaffingsvergadering te Cocksdorp. [Ik ben] des avonds met Dirk bij Dominee Lammers gebleven.

12 September 1857. Dirk en ik vannacht bij Lammers. Verscheidene personen bezocht.

Bij Willem Stark en vrouw. Beide verbinden zich als leden [van het Afschaffingsgenootschap]. Zijn zoon Jan, schoon ook geen sterke drank gebruikend, wil nog wat wachten.

Bij Klaas Brouwer en Aafje Buijs veel en ernstig gesproken. Zij blijven weigeren zich aan te sluiten en hij toont zich niet afkeerig van het drankgebruik.

Bij Reijer Koning. Ik betaal de vrouw 22 gulden voor tarwe.

13 September 1857. Zondag. Preek aan de Waal. P. Boon meent zich als jongste diaken te verontschuldigen van 't huisbezoek. P. Pronk dito als boekhouder. J.J. Bakker dito om den toestand zijner dochter. Ik even bij Kuiper, hij is niet ongenegen om mede te gaan als Boon en Bakker niet kunnen. Ik des avonds bij Boon. Hij zal morgen mede gaan.

14 September 1857. Met Boon met de wagen huisbezoek over Hooge Berg naar 't Oude Schild, Westergeest en Zuidhaffel. Dirk Bakker op Westergeest ontving ons zeer vriendelijk en presenteerde ons van alles. Hij had mijne preek van gister met uitstekend genoegen gehoord en wenschte zeer de eendragt in de gemeente en dat 't met Bok terecht mocht komen en dan wilde hij ook ten Avondmaal gaan. Wij scheidden vriendschappelijk.

Bij Jakob Jansz Eelman spraken wij over de betrekking waarin hij tot zijne ouders stond. Zijn vader, of liever zijne stiefmoeder Wijntje Meijerts Boon, die hem altijd wangunstig was geweest, vooral ook omdat zij zijne vrouw Martje Pieters Kalis niet lijden mogt. Zij had hem, zeide hij, eene erfenis van 1600 gulden van zijne grootmoeder willen onthouden en deze had hij geregtelijk opgeëischt toen hij ze anders niet krijgen kon in een tijd toen hij met zijn gezin bijkans gebrek leed.

Tegen Jan Jansz Bakker zeide ik dat ik wel van mijne groote schuld voor God in het algemeen wilde spreken, maar dat ik mij volstrekt niet bewust was dat ik hem ooit had willen beleedigen of ook nu nog vijandig tegen hem gestemd was, [toen hij weer begon] over het hem niet laten weten dat ik in mijne Kerk een huwelijksinzegening zou houden. Eindelijk scheidden wij vriendschappelijk.

15 September 1857. Huisbezoek met Pronk in den Burg, 's morgens 9 uur begonnen. Wij hadden geene bijzondere ontmoeting als bij Gerrit List, die terstond vroeg: "Zijt gij verzoend met broeder Bok?". Hij zeide, als hij mij hoorde spreken dan had ik volkomen gelijk, en als ik bij Bok ook zoo sprak twijfelde hij niet of alles zou in orde komen.

Ik wees hem op het verkeerde van uit de Kerk blijven. Toen hij Pronk vroeg of ik niet de verzoening die W. Bok mij aanbood had van de hand gewezen en deze dat bevestigde, deed ik hem opmerken hoe W. Bok nooit in waarheid verzoening had gewild. Dat Pronk zelf dat welligt niet had begrepen, maar dat hij moest toestemmen, daar W. Bok nooit gezegd had (wel dat het hem speet dat hij daar geweest was) dat het hem speet dat hij zoodanig gehandeld had, en dit alleen had ik van den beginne geeischt en bleef ik eischen, en wilde hij DIT verklaren dan kon ik hem weer broederlijk de hand geven in de hoop dat wij bij de bewustheid onzer tekortkomingen dan weer gezamenlijk naar het groote doel van ons leven konden en zouden streven.

Ernstig sprak ik Pronk toe en verweet hem dat hij i.p.v. voor de eer der Gemeente te ijveren voor de eer van Bok geijverd had.

Des avonds eindigden wij bij Neeltje Bakker, waar wij brood gebruikten.

Jan Koning meende dat de Diakens bij het Huisbezoek nog efkes moeijlijker post hadden dan de Dominee, want deze sprak en die moest steeds hooren.

16 September 1857. Des voormiddags naar den Hoorn bij Wieringa.

Dirk bleef te huis, ijverig in Mathesis en Algebra werkende.

30 September 1857. Te Amsterdam bij De Haas. Ik zal het vorige maar veel voorbijgaan, omdat het mij op dit oogenblik onmogelijk is het bij te houden.

Ik heb de vorige weken mijn huisbezoek afgemaakt. De bezoeken bij Gerrit List, Dirk Jansz Bakker en W. Bok waren min aangenaam.

L.l. vrijdag besluit genomen over Jannetje de Bleijker.

Vergadering Bijbelgenootschap. Wentink zal het verslag doen. J.L. Kikkert laat de teekening zien voor een nieuwe Kerk aan de Waal.

Kikkert stuurt mij des avonds een buitengewoon zware haas.

Des avonds goed inpakken en naar kapitein Dalmeijer aan 't Oude Schild. Alles nog duister [toen wij afvoeren]. De Heer van Hoorn (minnaar van Welmoet Bok) achtergelaten door verzuim. Pieter Dirksz Bakker en Jakob Pietersz Koning ons gezelschap in de boot. Piet Bakker verhaalde veel ongunstigs over Bok. Men kon van hem niet zoo goed als vroeger afrekening en geld krijgen. Ook zijn vader Dirk Gerritsz Bakker mistrouwde hem nu in zijn werken en bedoelen. Kapitein Dalmeijer sprak veel over zijne toekomst als zeer zorgelijk. De stoomboot zal verkocht worden en dan weet hij nog niet waar hij met zijn huisgezin zal belanden.

De pastoor van 't Oude Schild sprak geen woord.

Wij kwamen door de Eb eerst tegen half 2 te Amsterdam. Wij vonden broeder Juriaan, die al zeer lang op ons gewacht had en gingen naar de Haas (onderweg bloedige twist en vechtpartij) en lieten ons goed bezorgen op nr. 10.

Vervolgens met Juriaan naar de Tentoonstelling van Landbouwwerktuigen op het drilveld bij de Utrechtsche Poort. Daar vele belangrijke zaken gezien. Een stoomwerktuigje van 2 paardekrachten, in beweging brengende een dorschmachiene waar de schoven boven in werden geworpen, terwijl de korrels er gesorteerd en schoon weder uitkwamen. Ook een dorschmachiene in beweging gebragt door het trappen van 2 paarden. Naar Westzaan.

29 September 1857. Te 6 ure in Amsterdam. Wij naar de Haas, aldaar ons verkleed en ontbeten. Dirk bij den kapper. Nog een tijdlang langs de straat geslenterd tot het tijd was dat Dirk de Kerk inging te 10 ure [voor het examen voor het Alumniaat]. Ik laat hem daar achter. Ik rondgewandeld. Tapijt gekocht bij Hartog van Zwol (56 el à 15 stuivers= 42 gulden). Ik ga weder wandelen de Utrechtsche Poort uit, de Weesperpoort weer in, laat mijn Photograpisch portret maken. Ga naar de Kerk, eindelijk 5 uur komt Dirk.

30 September 1857. Vannacht in het Logement de Haas. Tegen half 10 naar de Kerk. Ik rondgelopen langs de Amstel enz. Na 12 uur kwam Dirk. Zijn portret laten maken. In het Logement, vervolgens te 3 uur met de stoomboot naar Zaandam, naar Westzaan. Allen zeer nieuwsgierig naar de uitslag, die wij nog niet konden melden.

1 October 1857. Dirk examen. Ik spreek Professor Hoekstra, die mij zegt dat Dirk stellig een van de allerknapsten is. [Dirk verkreeg het Alumniaat], wij zeer gelukkig. Terstond aan het brieven schrijven naar Westzaan, Texel, Hoogezand en Zutphen.

Daarop aan het zoeken naar een kamer.

2 October 1857. Voor Dirk kamer gehuurd bij Vorstman (hoek Keizersgracht en Spiegelstraat) voor 12 gulden per maand, in de 3 vacantiemaanden half geld. Naar Westzaan.

Professor Samuel Muller noemde den Heer van Hoorn een van de knapste van zijn doopelingen. Hij had ook veel op met Welmoet Bok, maar sprak met de grootste afkeer van de pedanterie van Johannes Bok.

4 October 1857. Zondag. Westzaan.

5 October 1857. Dirk met broeder Juriaan naar Amsterdam om zijne kamer te betrekken.

6 October 1857. Harde regen en wind. Juriaan bragt mij des morgens wandelende naar Zaandam. Ik met de schuit naar Amsterdam. Een nieuw daguerrotype-portret van mij laten maken. Eenige boodschappen verrigt. Lang op Dirk zijn kamer gewacht. Toen ik om 7 uur daar weder kwam vond ik hem te huis. De avond zeer genoegelijk met hem pratende, aldaar doorgebragt.

7 October 1857. Over Alkmaar en 't Nieuwe Diep naar Texel. De mijnen des avonds zeer verrast met mijne komst, daar zij mij eerst de volgende dag verwacht hadden. Zeer vermoeid.

8 October 1857. Tot mijne teleurstelling geen Afschaffingvergadering.

9 October 1857. Voorbereidingspreek aan den Burg. Vanavond, gelijk ook gisteravond, de Heer Borthoren, agent ter inzameling van gelden voor de Evangelisatie in België, bij mij.

11 October 1857. Zondag. Avondmaal. Dominee Knapp van Oud-Opheusden mede aan tafel. Jan Peper hier blijven eten.

Pieter van Grouw berigt mij van den Hoorn.

12 October 1857. Brieven schrijven naar Dominees Van der Ploeg van Middelie, Bakker van Aalsmeer, Bakker van Terschelling, Leenderts van Leer, Douwes Dekker aan den Helder. Des avonds Pieter Boon bij mij over W. Bok.

13 October 1857. Dankpreek aan den Burg. Gisteravond kreeg ik de koorts, die mij echter niet verhinderde heden te preeken.

Jufvrouw van Giffen zondag en heden zeer ongesteld, erg op de zenuwen. Gister lei zij den ganschen dag te bed, vanmorgen toch te Kerk, die zij echter moest verlaten.

Doopelingen bij mij gehad.

14 October 1857. Ik [had] des namiddags harde koorts.

15 October 1857. Jufvrouw van Giffen laat Doctor Knapp roepen. Hij geeft ook aan mij een quinine-drank. Den ganschen dag geschreven aan een brief aan Dirk.

Gister Reijer Koning hier. Hij wil dat ik Samuel de reis mede laat doen naar Groningen. Ik besluit hier toe.

16 October 1857. Dirks verjaardag. Samuels reis nog uitgesteld. Belangstellende bezoeken van Vrendenberg en Voigt. Jufvrouw Wentink heden namiddag overleden.

17 October 1857. Des morgens naar 't Oude Schild gereden met Tijs Flens, heen en terug. Wentink in zijnen treurigen toestand bezogt.

18 October 1857. Zondag. Naar Oosterend met Samuel en Katrina, gereden met Dirk Leijen. Hij blijft hier de avond doorbrengen. Jufvrouw van Giffen voor 't eerst sedert l.l. dingsdag weer eenigen tijd opgeweest.

19 October 1857. Te Oosterend de catechisatie begonnen.

20 October 1857. Catechisatie aan de Waal. Des avonds Vrendenberg en Lambers bij mij.

21 October 1857. Na de catechisatie en het eten naar Vrendenberg. Met hem en Lambers naar J.L. Kikkert en vandaar met Coninck Westenberg gereden naar het Oude Schild. Bij het Park in den Burg loopt een der achterwielen van de wagen en wij vallen met het rijtuig om, echter zonder dat iemand onzer eenig letsel bekomt (Lambers was vrij wat geschokt). Met een ander rijtuig zetten wij de reis voort.

Te 2 uur op de begrafenis van jufvrouw Wentink. Vrendenberg doet eene zeer gepaste en treffende toespraak. Meester Gerritsen las.

Met Coninck Westenberg weer teruggereden.

22 October 1857. Catechisatie.

Gé bloedzuigers op de maag, die haar vrij wat verligting van pijn verschaffen, zoo vroeger aan 't hoofd. Een mandje bessenwijn voor Dirk ingepakt en hem toegezonden.

23 October 1857. Gé is nu merkelijk beter. Zij had tot dusverre nog alle morgens koorts, maar gebruikt nu veel quinine. Vrouwtje is ook alle dagen met zware hoofdpijn bezet, echter doet zij haar werk, schoon met last.

25 October 1857. Zondag. Des morgens met Pieter Boon naar 't Oude Schild, voor Wentink gepreekt van 9 tot 11, al te lang. Hij zelf ook ter Kerke. Hij hield zich zeer bedaard. Met Pieter Boon terug. Bij mij koffij gedronken en toen naar de Waal.

Wij reden in 20 minuten van 't Oude Schild naar den Burg en in 15 minuten naar de Waal.

Het weder begint koud te worden.

25 October 1857. Jan Jansz Bakker helaas, moet trouwen met zijn meid! [Nantje Cornelis Knol]

26 October 1857. Naar Oosterend.

Des avonds vergadering van 't Departement tot Nut van 't Algemeen. Willem Bok Praesident, zeer weinig leden. Bok las de Redevoering van Dominee de Hoop Scheffer bij de laatste Algemene Vergadering, een schoon stuk. Vooraf eenige woorden gewisseld met de Praesident over het al of niet afschaffen van de Volksvriend. Dit eindigt daarmede, dat er verklaard wordt dat het blad niet kan worden afgeschaft dan op een bepaald voorstel deswege, dat nog niet ingekomen was (Vrendenberg was afwezig, die er de vorige vergadering van gesproken had!).

Ik zat bij Van der Wal en Sijbrand Keyser. Met den eersten had ik een uitvoerig gesprek over de vraag in hoeverre ware belangstelling algemeen zich niet ook moest openbaren in begunstiging der Afschaffingszaak. Van der Wal, die zijn glas punch dronk, kon natuurlijk niet zien dat men een matig gebruik van sterken drank moest afschaffen.

27 October 1857. Naar de Waal. Even bij Jakob Roeper en vrouw, beiden ongesteld.

Daarna naar H. Raven geloopen, zijne kranke vrouw toegesproken en afspraak gemaakt over het brengen van Samuel naar Cocksdorp. Gister hadden wij namelijk berigt gekregen van Reijer Koning dat hij a.s. donderdag naar Groningen voer en dat Samuel alzoo, om de reis mede te maken, voor donderdag bij hem moest wezen. Ik kwam laat te huis.

Des avonds catechisatie.

28 October 1857. Samuel des morgens met Pieter Koorn, de kleinzoon van Pieter Langeveld naar Cocksdorp gereden.

29 October 1857. Catechisatie. Brief van Samuel dat hij nog niet vertrekken kon, welligt morgen.

30 October 1857. Des namiddags ter begrafenis van Trijntje Harmens Wagenaar, de vrouw van Jan Dirksz Kok aan den Burg, daar Vrendenberg absent was.

Niet naar de Kamerdag geweest.

1 November 1857. Zondag. Preek aan den Burg. Aafje Buijs hier. Samuel is nog te Cocksdorp en zal waarschijnlijk morgen met Reijer Koning vertrekken.

2 November 1857. Naar Oosterend. Des avonds vergadering te mijnen huize van Wieringa, Voigt en Jan Sipkes, mijne medebestuurders van 't Afschaffingsgenootschap, om de noodige maatregelen tegen a.s. donderdag (de Algemeene Vergadering) te beramen. Des avonds laat nog convocatiebrieven geschreven.

5 November 1857. Des avonds Algemeene Vergadering van 't Afschaffingsgenootschap (de leden alleen, er waren slechts 19 aanwezig). Ik deed een uitvoerig verslag. Veel viel er voor over 't niet-schenken van sterke drank. Velen wilden het schenken verboden hebben. De Burgemeester ontving daarbij eene gevoelige berisping. Wij hadden overigens eene genoeglijke zamenkomst.

6 November 1857. Des voormiddags Krans bij mij. Vrendenberg vindt het Afschaffingsgenootschap is allemaal gekheid, dwaze philantropie van menschen als Suringar, Huijdecooper enz. Een enkel borreltje kan geen kwaad. Zijn voorbeeld om het nooit, behalve dan bij zeer enkele gelegenheid te drinken, moest voldoende zijn. Er was wel meer kwaad dat men afschaffen mogt, de ontheiliging van den Dag des Heeren, ontucht enz. Hij was belijder van 't Evangelie, dat was genoeg. Men moest liever werkzaam wezen de armoede weg te nemen, want uit armoede kwamen de menschen aan de drank. Hij eindigde met te zeggen dat hij niet overtuigd wilde wezen.

Brief van Dirk, eergister een van Westzaan. Ik zond aan Dirk 50 gulden. Juriaan was bij het schrijven van zijn brief blijkbaar in kwade luim.

7 November 1857. Gé is van de week de meeste dagen weder zeer ziek geweest, doch vanmorgen wat beter. Zij had anders 2 koortsen daags. Vrouwtje heeft 's nachts de koorts. Verleden zaterdag is zij adergelaten. Gé heeft nu een Spaansche vlieg op de borst om de hevige pijnen vandaar weg te nemen. Ik des avonds een weinig koorts.

8 November 1857. Zondag. Met Maarten Zuidewind met het karretje heen en terug naar Oosterend.

Burgemeester zendt mij een brief waarin hij en zijne vrouw het lidmaatschap van 't Afschaffingsgenootschap opzeggen.

13 November 1857. Ik een hevige koorts. Wieringa des morgens hier en des avonds [weer hier] met Wentink. Afgesproken dat Wentink zondag morgen aan de Waal zal preeken, dit met Pieter Pronk besproken.

15 November 1857. Ik weinig koorts. Wentink preekt voor mij aan de Waal.

17 November 1857. Weinig koorts. Des morgens niet naar de Waal, maar des avonds catechisatie aan den Burg.

19 November 1857. Weder catachisatie aan den Burg.

Brief van 't Hoogezand met 200 gulden met berigt dat Samuel l.l. dingsdag van 't Hoogezand en Groningen vertrokken is met Reijer Koning.

22 November 1857. Zondag. Des morgens aan den Hoorn en des middags aan den Burg gepreekt.

23 November 1857. Naar Oosterend. Te 12 ure begrafenis van Leendert Bakker aan de Waal.

24 November 1857. Naar de Waal.

Gister een groote partij hout, 74 bos latten, en snijboonen, slaboonen, bieten, wijn, van broeder Juriaan gekregen met schipper A. Henkes. Klaas Smit aan 't hout hakken.

Gé roept vanavond Doctor van Deinse.

Wieringa had vergeten dat hij a.s. donderdag de Redevoering op de Afschaffingsvergadering moest doen. Ik neem het op mij.

Laatstleden zondag herinnerde ik der gemeente mijn 25-jarige predikdienst, werd bij 't aftreden van de predikstoel door Pronk en de andere diakens gefeliciteerd. Anderen zijn er tot dat doel niet geweest.

25 November 1857. Ik begin een weinig ongerust te worden over Samuel, die gister voor 8 dagen al van Groningen vertrokken en nog niet aangekomen is.

26 November 1857. Uit de catechisatie komende vond ik tot mijn groote blijdschap Samuel te huis gekomen. Hij had zich vrij armelijk in 't schip moeten behelpen, schoon hij er geen verdriet in gehad heeft. Hij zag er zeer gezond en blozend uit, schoon 't hoog tijd werd, dat hij zaterdag hield. 't Schip was heen met erwten, terug met turf geladen.

Des avonds Afschaffingsvergadering aan den Burg. Er waren alleen de leden Voigt, Sipkes, Honigh, Simon Dekker en ik. Voigt las de Redevoering voor van Huijdecooper "Hoe de sterke drank den mensch verhindert zichzelven te beheerschen". Ik [las] daarna dat gedeelte van mijn verslag, hetwelk over de vruchten van onze werkzaamheid hier op Texel handelt, 't welk ik besloot met eene opwekkende toespraak.

29 November 1857. Zondag. Naar Oosterend, aldaar gepredikt. Door 't verschil der klokken, een half uur, was het reeds half 1 toen ik de Kerk inging.

Des namiddags Wieringa en Wentink hier. Met hen naar de Gereformeerde Kerk, Bijbelgenootschap. Weinig volk.

30 November 1857. Naar Oosterend, bijkans zomerweder.

Des avonds Departementsvergadering. Willem Bok stelt voor de Volksvriend niet langer voor rekening van 't Departement te lezen, waarin hij door Raven (den ontvanger) wordt ondersteund en door mij, Wieringa en Voigt bestreden. Bij stemming bleek dat er 8 waren vóór 't behoud en 7 tegen. Cornelis Dalmeijer hield zich buiten de stemming.

Wieringa deed de Redevoering, die ik met veel genoegen hoorde, "Over den invloed van het kleine op het groote". W. Bok reciteerde "Huibert en Klaartje". Baalde, die naast mij zat, sprak met veel achting van zijn commies Eckhardt (die voor eenigen tijd in staat van dronkenschap door de straatjongens op een kar door den Burg is rondgereden, maar nu geen drup drank meer gebruikt en nu alle lof verdient).

1 December 1857. Des middags Honigh hier met prentenboekjes. Vandaag weder een zeer schoone dag.

Aanbesteding van de straatweg naar Cocksdorp.

12 December 1857. Meester Wouterus Klaasz Brouwer berigt mij uit naam van de Weesvoogden dat Cornelisje Nans Eelman uit het Weeshuis, omdat hare moeder Gereformeerd was, voortaan niet meer bij mij op de Catechisatie zal komen.

14 December 1857. Hedenavond laat kwam Pieter Jakobsz Boon nog bij mij om mij een en ander mede te deelen omtrent Cornelisje Nans Eelman, die zeer bedroefd was dat zij niet meer bij mij leeren mag (misschien vooral omdat zij alsdan van 't Weeshuis geen zwart goed zal krijgen). Pieter Boon wil er gaarne de helft van betalen als men zulk een dwang op haar wil uitoefenen.

15 December 1857. Des namiddags Cornelisje Nans Eelman bij mij laten komen. Zij bedroeft zich wel dat zij het Godsdienstonderwijs nu niet kan voortzetten, en op last van de Regenten van het Weeshuis (omdat zij van eene Gereformeerde moeder is) nu naar Dominee Vrendenberg moet gaan, doch zij zal zich getroosten om nu nog tot Juny a.s. te wachten, als wanneer zij toch het Huis moet verlaten en alzoo geheel vrij is, om dan vervolgens zich bij onze Gemeente te voegen.

Vervolgens komt Klaas Simonsz Kikkert als Praesident der Regenten van het Weeshuis om over die zaak te spreken. Ik zeide dat het wel wat naar gewetensdwang riekt om iemand, die bijkans 20 jaar oud is, te dwingen onderwijs te gaan nemen in de Godsdienst tegen haar zin. Hij zeide dat hij volgens het Reglement daartoe gehouden was. Dat Reglement was nu veranderd. Ik beklaagde het dat hier weder eene concessie aan Rome gedaan. Hij stemde het toe, en zeide dat de Burgemeester het nu ook inzag, en afkeurde wat hij eerst zoo goed gekeurd had.

13 December 1857. Zondag. Preek eerst aan den Hoorn, daarna aan den Burg.

Aan den Hoorn zegt men mij niets van 't geen Wieringa mij vrijdag mededeelde, dat men dien dag de beroepsbrief naar Dominee de Boer van Knollendam had afgezonden. Tractement 850 gulden.

Des avonds Trijntje Klaas van Grouw hierom mij mede te deelen hoe treurig het met haar vader gesteld was. Hij wilde bij Jan Schagen vandaan naar het Gesticht. Ik moest hem bewegen van dit plan af te zien en tevens niet verder zichzelven te bederven door het heilloos gebruik van Sterke Drank.

14 December 1857. Catechisatie te Oosterend. Anthony Jacobsz Dogger komt daar bij mij met het verzoek om van mij godsdienstonderwijs te krijgen, niettegenstaande zijn vader daar zeer tegen was, die hem volstrekt tot de Kerk der Afgescheidenenen wilde brengen.

Vanmorgen is Antje Hendriks Plavier, oud 30 jaar, de vrouw van Martinus Martinusz Langeveld overleden. Ik hem des avonds bezocht. Hij is niet ontroostbaar, zijne dochters waren zeer bedroefd.

14 december 1857. Gé is veel beter en zoo goed als hersteld. Doctor van Deinse heeft gister zijn afscheid genomen, maar Vrouwtje moest gister in bed liggen en is dagelijks nog vrij wat ongesteld.

16 December 1857. Catechisatie. Des avonds Pronk hier om over de Kerkeraadsvergadering te spreken op Kersdag.

17 December 1857. Catechisatie.

Te 2 uur ter begrafenis van Antje Plavier.

Vervolgens bij den Heer Kikkert om Herman nog eens te spreken, die hoe langer zoo meer achteruitgaat en wel niet verre meer van zijn einde kan zijn.

Kikkert verhaalde van de verkooping die hij zou houden van den inboedel en boeken van Doctor de Könnigh. Hoe deze man zijn geld besteedde aan liefhebberijen, een passerdoos van 40 gulden, plaatwerken enz. Zoo had hij de Illustrated London News met de beschouwing van welke wij ons een tijdlang bezig hielden. Drie kistjes met hoorns en schelpen uit China. Een groot getal kostbare medische werken. Kikkert verhaalde voorts hoe hij aan de pretensie op De Könnigh gekomen was, namelijk toen deze zich voor een jaar of 8 zich van de gelden der Hervormde Kerk te Cocksdorp (als Kerkvoogd) had meester gemaakt en daarop gevlucht was naar Amsterdam om zich naar Amerika te begeven. Kikkert had op het smeeken der vrouw die zaak weer in orde gebragt en de gelden (800 gulden) voorgeschoten, welke schuld later tot 1200 was aangegroeid. Daarvoor had de Könnigh al zijn meubelen, boeken, kortom alles wat hij had verpand en zoo had Kikkert dit nu alles tot zich genomen. Hij zei dat het alles nog niet toereikend zou zijn om de schuld te betalen.

19 December 1857. Ik begon toch tevergeefs naar Dirk uit te zien.

21 December 1857. Niet naar Oosterend. Des avonds naar de verkooping van boeken van Doctor de Könnigh in de stal van J.L. Kikkert. Het ging alles zeer goedkoop. Ik kocht ook nog het een en ander.

Daarna catechisatie met Anthony Jacobsz Dogger en Jakob Tjerksz de Vries tot half 11. Zij bleven hier boterham eten.

22 December 1857. Niet naar de Waal.

23 December 1857. Catechisatie met de Doopelingen.

Des avonds te half 7 komt Dirk, tot ons aller groote vreugde, doch hij heeft de koorts en moet spoedig naar bed.

8 February 1858. Lang heb ik verzuimd iets aan te teekenen, meest door velerlei drukte verhinderd.

[(Samenvatting Ali) Vrouwtje lag ziek te bed, Geke lag boven ziek en Dirk lag in de achterkamer. Verschillende menschen kwamen om te waken. Dirk vertrok weer 15 January)].

8 february 1858. Sedert Kerstijd is Vrouwtje ernstig ongesteld geweest. Zij was soms geheel verstijfd van Rheumatiek zoodat zij geen hand of voet kon verroeren en pijnen leed die haar onophoudelijk dwongen te jammeren. Gé heeft haar van Kerst tot het Nieuwe Jaar geheel alleen met de meeste tederheid opgepast. Op Nieuwjaarsdag bleef zij zelven met de koorts te bed liggen (boven), terwijl Vrouwtje op haar bed in 't zijkamertje lag en Dirk insgelijks met de koorts in de achterkamer. Toen moesten wij vreemde hulp inroepen. Trijntje Martinus Langeveld en haar meid hebben hier elk 2 nachten gewaakt, zoo ook Aaltje Aries Rab een nacht. Voorts Esther de Vogel en Vrouwtje van der Vis, deze 2 om loon. Ook Trijntje Boon, de meid van C. Keyser heeft ons zooveel geholpen als zij kon. Wij waren soms zeer om hulp verlegen.

Vrouwtje kan nog niet veel uitvoeren, hare beenen zijn nog dik en pijnlijk. Zij moet des avonds of soms overdag nog wat liggen. Zij is zeer moedeloos en vreest niet weer te zullen herstellen.

Wij hebben in 't laatst van December aan den Hoorn en in January aan 't Oude Schild genoeglijke Afschaffingsvergaderingen gehad.

Ik heb het druk gehad met de catechisatie. Zondag een week [1 February] heb ik aanneming gehad van 29 Doopelingen en l.l. zondag Doopbediening. Gister heb ik 29 Doopelingen aan de Broederschap voorgesteld.

5 February 1858. Ik heb aan Grietje geschreven met f 3,70 1/2 voor haar verjaardag. Vrouwtje kan nog niet veel uitvoeren.

Samuel heeft nu zijn plan veranderd en wil nu i.p.v. boer houtkooper worden, n.a.v. een schrijven van broeder Juriaan.

22 January 1858. Herman [Johannes Ludovicusz] Kikkert overleden [zijn vader noemde de boerderij Hermanushoef of Hermanshoeve naar hem].

8 February 1858. Dirk na de vacantie naar Amsterdam vertrokken. De vacantie was voor hem en mij niet zoo genoegelijk als wij gewenscht hadden. Mocht hij nu maar regt gezond en blijmoedig zijn werk verrigten! Ach, het is voor hem ook een groot gemis dat hij geen moeder meer bezit wier edele godvruchtige geest hij kan zien en in zich opnemen en helaas kan ik hem dat gemis niet volkomen vergoeden.

Men keurt 't plan dat Samuel houtkooper wil worden in Hoogezand zeer goed.

8 February 1858. Voigt verhaalde dat zij met de Stoomboot Texelaar thans eene geheel nieuwe zaak waren begonnen. De oude aandeelhouders hadden hunne bewijzen vernietigd (de boot kostte 40.000 gulden) en nu zocht me een kapitaal van 26.000 bijeen te brengen, 260 aandeelen van elk 100 gulden en kon men dit klaar krijgen, dan was de zaak regt goed te noemen, dan kon zij zeer goed bestaan.

8 February 1858. Grietje is gelukkig gezond. Men vindt het goed dat zij van 't zomer huiswaarts terug keert, en wil Katrina daar wel weer hebben.

Op de Rekendag deden Pieter Pronk en Leendert Brans wel blijken dat hunne stemming jegens mij, ter gelegenheid van de zaak met W. Bok nog niet goed was.

19 February 1858. Voorbereiding aan de Waal.

21 February 1858. Avondmaal.

23 February 1858. Wieringa deed de Dankpreek voor mij en bleef met zijn vrouw die dag bij ons.

25 February 1858. Met Voigt door Albert Keyser met de wagen afgehaald, Afschaffingsvergadering te Oosterend bij Wuis, de beide kamers opgepropt vol.

26 February 1858. Kerkeraadsvergadering aan de Waal.

27 February 1858. Voigt verhaalde dat zij met de stoomboot Texelaar een geheel nieuwe zaak hadden begonnen. Langeveld en J.L. Kikkert werkten zeer tegen, willende de Texel op 't Nieuwe Diep behouden.

28 February 1858. Zondag. Van morgen gepreekt aan den Hoorn, daarna hier aan den Burg.

Het blijft aldoor koud vriezend weder.

Juriaan wil Samuel op een kostschool hebben.

Met Wieringa l.l. dingsdag gesproken of hij het gevoelen eens wilde vernemen van de Diakenen aan den Hoorn over eene verbindtenis met mij als tijdelijk leeraar.

Van de week is de postschuit of boot meermalen niet over geweest, door het veelvuldige ijs en harde wind en koude. Samuel dikwijls op schaatsen.

1 Maart 1858. Zeer koud en die koude blijft voortduren. Het vriest alle dagen en nachten en toch schijnt het ijs niet sterk te zijn. Men hoort van velen die er door gezakt zijn en in het water gevallen. Ook is het ijs dat goed is om te rijden op Texel weinig en ver te zoeken. De kinderen maken er dan ook niet veel gebruik van.

Ik in de snerpende O.wind naar Oosterend.

Des namiddags aan den Burg begrafenis van Neeltje Wild. Wij kwamen gelijktijdig op het Kerkhof met de begrafenistrein van Gerbrig Vlaming, 84 jaar oud.

Des avonds Departementsvergadering. Vrendenberg deed de Redevoering over de 'Vergenoegdheid als bron van waar geluk'. Zijn a.s. schoonzoon Koning droeg een vers voor van de Bull 'De ledige stoel'. Hij deed het goed, doch wat al te zacht. Vervolgens traden Voigt, W. Bok, Arie Rab en W. Brouwer nog op de katheder. De vergadering was buitengewoon talrijk bezocht. Er werd veel punch gedronken.

4 Maart 1858. Des avonds de Heer Kandidaat Koning verhaalde dat de Heer J.L. Kikkert het voornemen had om a.s. maandag in 't Wapen van Texel eene voorleezing te houden, waarbij hij Koning een vers zou reciteeren. 50 cents entrée ten voordeele van de weduwe Toon Geus [Neeltje Jans Bikker], politiedienaar, dezer dagen plotseling overleden en eene weduwe Smit.

Vanmiddag waren hier Sijbrand Teunis Koning en Anthony Dogger. De laatste verzocht een bewijs van goed gedrag om daarmede te solliciteren om politiedienaar te worden.

5 Maart 1858. Gé van namiddag naar Bok. Bok was vandaag met de boot in 1 uur overgekomen, maar gisteren had Bikker van 't Nieuwe Diep komende, van 9 tot 's avonds 5 uur in de boot geweest, eene zeer moeijelijke reis. Zij hadden langen tijd in het ijs vastgezeten. Allen hopen en wachten op verandering van weer.

8 Maart 1858. Storm en wind die de sneeuw tot groote dammen drijft. Ik beproefde nog naar Oosterend te gaan en kwam tot de molen, maar moest het opgeven en keerde terug.

Des avonds ik met Samuel naar 't Wapen van Texel naar de Voorlezing van de Heer Kikkert. De zaal was geheel vol. De opbrengst ten behoeve der 3 weduwen was 130 gulden. Kikkert las voor: Ter Haar "De val van Jeruzalem".

8 maart 1858. Vrouwtje vandaag weer de koorts.

9 Maart 1858. Naar de Waal, zeer onstuimig weer. Ik had op de eerste catechisatie maar 2 leerlingen. Des avonds catechisatie aan den Burg.

Daarna met Gé naar Vrendenberg, waar wij een kring van zoo ik meen 21 personen formeerden. Te 10 ure vuurwerk in den tuin, waarop de Burgemeester met Simon Keyser en verscheidene anderen komen om dit te verbieden. De Heer Kikkert was zeer beducht voor de onaangename gevolgen daarvan.

Wij bragten de avond voorts genoeglijk door aan den feestdisch tot omstreeks 1 uur, waarbij het aan feestdronken niet ontbrak. Vrendenberg dronk op Dirk, nadat ik op Hendrik gedronken had. Ik wenschte aan Koning een collega als ik in Vrendenberg had leeren kennen, die altijd getoond had in mijne vreugde en droefheid hartelijk deel te nemen. Het scheen alsof Vrendenberg deze lofspraak niet regt wilde aannemen, schoon hij zeide dat hij aan mijne opregtheid niet twijfelde.

10 Maart 1858. Ik vanavond op uitnoodiging bij Pronk met D.J. Bakker van Westergeest en vrouw en P. Boon en vrouw. Gé was mede gevraagd, maar kon niet omdat Vrouwtje [de meid] weer den geheelen dag, zoo ook gisteren, de koorts gehad had. Dit was de eerste keer sedert geruimen tijd dat ik weer op die wijze bij Pronk was, zoo 't heet vriendschappelijk, en dat nog wel met dien man Dirk Bakker, die nu ongeveer een jaar geleden ijverig werkzaam was om mij zoo mogelijk op 't allerdiepst te vernederen. Ik weet niet of ik wel deed met van de wetenschap van dit alles niets te doen blijken.

De vrouw van Dirk Bakker verzogt ons tegen zondag ten harent tot 't vieren van 't a.s. huwelijk van haar zoon Pieter, wat ik dan ook aannam.

P. Boon merkte aan dat de vrageboekjes, die ik voor zijne kinderen gebruikte, veel te hoog voor deze waren. Zij behoefden geen predikant te worden. Hij zelf kon die bijvragen niet beantwoorden. Pronk was 't dan ook wel degelijk met hem eens, dat zoals Veenstra de kinderen leerde veel beter was, schoon zij wel wilden erkennen, dat ik veel werk van de leerlingen maakte. Dirk Bakker nam geen deel aan dit gesprek. Wij hadden samen juist over zijn zoon Gerrit gesproken en ik had aan dezen alle verschuldigde lof gegeven als een mijner beste leerlingen.

Wij scheidden eerst des avonds na half 2.

11 Maart 1858. Ik was den geheelen dag koortsig, des avonds vroeg te bed.

13 Maart 1858. Nog zeer lusteloos, de predikbeurt aan den Hoorn op morgen afgeschreven.

14 Maart 1858. Zondag. Vrendenberg preekt voor mij aan de Waal.

Kapitein Veenstra teekent als begunstiger der Afschaffing. Hij geeft te kennen dat hij wel gaarne lid wilde worden, zoo hij niet weerhouden werd door redenen die hij niet noemen kon, maar die ik begreep, te weten zijn [schoon]vader Jan Koning. Hij erkende dat als iemand als Jan Koning voor de zaak ijverde, deze wel ras een ongelooflijke opgang zou maken, daar hij eene zoo uitnemende kracht van overtuiging bezat.

15 Maart 1858. Gister laten afkondigen dat ik heden niet naar Oosterend zou gaan. Ik was anders weer goed in orde. De wegen zijn door opdooi zeer slecht.

Vandaag ZONSVERDUISTERING die zich zeer schoon laat waarnemen.

19 Maart 1858. Te 2 ure Voorbereidingspreek aan den Hoorn. De Diakens vinden het goed dat ik de vervulling van het dienstwerk op mij neem en hierover een schriftelijk voorstel indien.

21 Maart 1858. Zondag. Met Gé naar den Hoorn gereden, aldaar Avondmaal, 16 communicanten en Dieuwertje Rab en Gerrit Daalder van onze gemeente.

Het schriftelijk voorstel aan de Diakens overgegeven, die daarover de Broeders zullen zamenroepen om daarover te spreken.

Des namiddags 2 uur te den Burg gepreekt, weinig volk.

Schuit en zijn vrouw worden lid van het Afschaffingsgenootschap. Verleden vrijdagavond, toen ik van den Hoorn kwam, kwamen Geert Kikkert en Jakob Puijman hier met hetzelfde doel. Na anderhalf uur hen over die zaak onderhouden te hebben, liet ik ze teekenen.

22 Maart 1858. Gerbrand Dros van de Waal is de Afschaffing wel zeer genegen. Ik stel hem voor lid te worden en vraag hem of eene toelage van ons Genootschap hem de schade zal kunnen vergoeden die hij in zijne herberg daardoor zal lijden. Hij zal er over denken.

Brief ontvangen van den Heer Bok n.a.v. de preek gister door hem van mij gehoord. Ik schrijf daarop des avonds een antwoord.

24 Maart 1858. Brief aan Bok ter beantwoording van de zijne van 22 Maart n.a.v. mijn preek van zondag weggezonden.

De Rijksamptenaren zijn hier geweest om mij te calangeren over het verkoopen van een flesch Spaansche wijn aan een jongen die zij waarschijnlijk hadden afgezonden (voor een zieke, zoo het heette, aan het Oude Schild). Ik daarover naar P. Boon, die mij raadt de Ontvanger Huijgens daarover te gaan spreken. Deze zegt dat hij er niets aan kan doen, schoon hij wel blijk geeft te erkennen dat er geen misdrijf is gepleegd, maarik moest mij als het proces verbaal weggezonden is en er boete van mij geëischt wordt, daartegen verzetten met een rekest aan de Minister van Finantien.

24 Maart 1858. Sientje en Katrina hebben kindervisite van 23 meisjes.

27 Maart 1858. De meisjes hebben vanmiddag Kato Wentink, die hier sedert woensdag logeerde, weggebragt.

25 Maart 1858. Afschaffingsvergadering aan de Waal, niet zoo talrijk [bezogt] als de vorige keer.

De brief aan Bok des morgens weggezonden, den inhoud aan Gé verteld.

26 Maart 1858. Des avonds P. Boon hier tractement gebragt. Ik verhaal hem de correspondentie met W. Bok gelijk ik die vanmiddag onder het wandelen aan Veenstra verteld had. Deze noemt Bok een gevaarlijk mensch die, waren hier alle de voornaamsten Joden geweest, niet geschroomd zou hebben zijne kinderen Joodsch te laten worden. P. Boon is intusschen ook alle behalve vriend van J.L. Kikkert. Hij zegt dat er een gerugt ging dat Dominee Wentink zoo kwijnde omdat de geheele erfenis die hij van Amsterdam had nog onder Coninck Westenberg zat, en door hem als verloren werd beschouwd.

27 Maart 1858. Des avonds verraste Dirk ons met zijn blijde tehuiskomst.

28 Maart 1858. Dirk te huis. Met hem en Samuel geloopen naar Oosterend. Na de preek met Dirk geloopen (meest langs de dijk) naar 't Oude Schild. Bij Wentink gegeten. Te 4 ure daar gepreekt. Met Dirk teruggewandeld. Ik was zeer vermoeid van de reis.

29 Maart 1858. Niet naar de Nutsvergadering, waar Van Deinse spreker was.

30 Maart 1858. Catechisatie aan de Waal gesloten, zoo ook aan den Burg.

Des avonds met Gé naar Westenberg om hem te condoleren met het verlies van hun kindje, anderhalf jaar oud.

31 Maart 1858. Gisteravond en vanmiddag nog druk gewerkt aan mijne Verhandeling. Des namiddags met Albert Keyser met de wagen, ook Sipkes, Voigt, Boonakker en C. Keyser naar het Oude Schild, Afschaffingsvergadering. Met veel genoegen, 10 leden daar gewonnen. Ik deed de Redevoering over de "Eerlijkheid voor zichzelven met betrekking tot de Afschaffing".

Dirk kan om zijne verkoudheid en lusteloosheid niet medegaan en toen ik des avonds te huis kwam, vond ik hem met de koorts.

Ik eergister laken van Langeveld gekocht voor een broek te maken door C. Bakker.

1 April 1858. Dirk neemt quinine tegen de koorts. Gé wordt op den middag flaauw en moet naar bed.

Samuel had een kransje met Arend Kikkert, Willem Westenberg en Eduard Bok.

2 Mei 1858. Gé des avonds ter bruiloft van Welmoet Bok.

4 April 1858. Paaschdag. Aan den Hoorn Dankpreek gehouden. Ik geef aan de Diakens de brief waarbij ik berigt dat ik niet aanneem om voor 250 gulden de predikbeurten daar te vervullen. Arie Rab had het wel gedacht, hij was voor 350 gulden.

Aan de Waal gepredikt.

5 April 1858. Tweede Paaschdag. Aan den Burg gepredikt.

Albert Bakker beklaagt zich dat hij ook door mij genoemd wordt als dengeen die Simon Dekker voor ettelijke jaren weer aan den drank gebragt heeft. Ik vervolgens bij Simon Dekker, hij bevestigt zulks. Bij Jan Knol ten huize van de weduwe Flens. Hij is zeer zwak. Veel en goed met hem gesproken.

Bruno Bok hier om Attestatie te vragen voor zijne zuster Welmoet. Ik gaf hem te kennen dat ik die zoude gereed maken. Hij bleef nog wat zitten praten. Ik vroeg hem naar de staat van het huisgezin en naar Johannes. Deze zou het huwelijk inzegenen. Ik verzocht hem mijne groeten en mijne felicitatie aan Welmoet, het beklagende dat de omstandigheden het verhinderden zulks persoonlijk te doen.

7 April 1858. Wij kunnen het vuur in de studeerkamer nog niet missen.

Gé deelde mij mede dat Vrouwtje te onvrede is omdat ik aanmerking maakte dat zij mijn studeerkamer niet goed schoonmaakt, en zij zelve zegt dat zij hier ook wel den langsten tijd geweest zal zijn, vermits de kinderen haar soms onaangename woorden toevoegen (tegen mijn weten en willen) en ik soms vrij wat kort af ben.

Des avonds Monsieur Verberne hier, met hem afgesproken dat Samuel vervolgens alleen des morgens te school zal komen en dan zal leeren vooral Fransch, Duitsch, Engelsch, Italiaansch, Boekhouden, Rekenen en Schrijven, terwijl hij bij mij Aardrijkskunde, Geschiedenis en Latijn zal leeren. Hij praat nog al veel met Dirk over verschillende lesboeken, over de wijze van opvatting van den Heer Brill van de Hollandsche taal.

8 April 1858. Het weder is zeer koud, de kagchel onze troost.

Albert Keyser zegt in vertrouwen: "Ik heb 100.000 gulden aan goed, maar toch moest ik verleden jaar 1000 gulden opnemen, omdat ik tekort geld had tot het uitbetalen van alle mijne arbeiders", niettegenstaande hij 9000 gulden ontvangen had. Maar nu had hij zijn grond ook wel 2000 in waarde verbeterd.

Hij zeide dat Gerbrand Dros 200 gulden vorderde als hij zijne dranknegotie zou eindigen, doch dit mogt niemand weten dan hij en ik.

9 April 1858. Gé tracteert de kinderen op olijkoeken.

10 April 1858. Ik ontvang berigt van de Ontvanger dat ik de zaak van de wijnhandel met 1 gulden boete kan beëindigen.

12 April 1858. Des morgens te 6 ure met Dirk uitgewandeld naar 't Oude Schild. Alles digt besneeuwd. De reiszak bij Vrendenberg op de wagen gebragt. Dirk te 7 ure met Vrendenberg, vrouw en zoon afgevaren naar 't Nieuwe Diep.

Brief aan de Minister geschreven over de wijnhandel. Burgemeester en Simon Keyser raden mij af te betalen.

S. Keyser verhaalt hoe hij is gevaren met het regtsgeding te Alkmaar daarover dat zijne knegts zijn gekocht hout van 't strand naar de boereplaats gereden hebben. Zij zijn veroordeeld. Hij had niets geen vertrouwen op die regtbank, die was allerellendigst te samen gesteld.

Ik vraag Burgemeester of het ons wat baten kan zoo wij de scholen verzochten te mogen gebruiken voor onze Afschaffingsvergaderingen. Hij zeide dat de Raad daarover beslissen moest en scheen er niet veel heil in te zien.

14 April 1858. De catechisatie te Oosterend gesloten.

15 April 1858. Klaas Smit in den tuin paden gemaakt enz, de noodigste zaden, erwten enz in den grond gebragt.

18 April 1858. Zondag. Preek aan de Waal.

Des avonds bij het schoone weder met de kinderen gewandeld.

26 April 1858. De Kerkeraadscommissie hier, de schoorsteen achter mag niet weg.

29 April 1858. Beslotene vergadering van het Afschaffingsgenootschap. Aan den Burg, 39 leden praesent. Ik deed de Redevoering over "Daar is geen middenpartij tusschen behouders en afschaffers van Sterke Drank".

1 Mei 1858. Ik ontvang berigt van den Hoorn dat men daar nu mijn dienst verlangt op een tractement van 350 gulden en vrij transport.

2 Mei 1858. Bruiloft van Welmoet Bok, Gé daarheen.

3 Mei 1858. Des namiddags naar den Hoorn gereden met Wieringa over de Schans door de Prins Hendrik bijlangs Daalder. P. Visser is zeer verheugd dat ik de beroeping wil aannemen. Arie Rab verheugt zich ook in den aanneming, hij gaf aan wel te mogen lijden dat het tractement op 400 gulden kwam [tot stand gekomen met de bepaling dat ik 400 gulden per jaar tractement genieten zou als de subsidiën althans van Hoorn voortduurden].

Samuel was bij Wieringa, met hem in 50 minuten teruggewandeld naar huis.

6 Mei 1858. Ik verneem dat de Texelaar aan Voigt verkocht is voor 14.200 gulden.

9 Mei 1858. Intrede in den Hoorn gedaan.

13 Mei 1858. Schoonvader Meihuizen overleden, 62 jaar oud.

23 en 24 Mei 1858. Pinksterdagen. Aan den Hoorn en de Waal en aan het Oude Schild en den Burg gepredikt.

25 Mei 1858. Met Katrina in de nachtschuit van den Helder naar Alkmaar, waar wij beiden ons ter ruste leiden, ofschoon een kaartspelend gezelschap ons vrij wat in het slapen hinderde. Ik hoorde daarbij een Jood zeer uitvaren tegen zijne praatzieke medespeler, die soms in herinnering bragt dat hij een Jood was. Dit kwam niet te pas, zeide hij "Het getuigde dat hij geen opvoeding genoten had, dat hij van geen fatsoen wist, als hij sprak van iemand religie" (dus: van iemands religie te spreken is geheel onfatsoenlijk).

26 Mei 1858. Voor 5 uur waren wij te Alkmaar, het was steeds regenachtig en zeer koud, zoodat ik Katrina het genoegen niet kon doen van met haar te wandelen. Wij namen ontbijt in de "Hollandsche tuin" en wachtten daar de Stoomboot "Stad Alkmaar" af. Ik recommandeerde Katrina aan de zorg van kapitein Dalmeijer en een familie, die zich mede in de kajuit bevond. Zij vertrok te 8 ure naar Westzaan.

Ik naar de Ringsvergadering in Alkmaar. De Heer De Hoop Scheffer opende de vergadering met een Redevoering die mij zeer interesseerde over de geschiedenis van de Zwitsersche Doopsgezinden.

Naar Haarlem, Amsterdam. Dirk had nog steeds de derdedaagsche koorts.

28 Mei 1858. Met Dirk in Arti de Tentoonstelling van Oudheden bezien. Naar Westzaan.

31 Mei 1858. Westzaan. Dekker vroeg hoe het nu tusschen mij en Bok was. Ik verhaalde het hem. Ik hoorde gister dat Welmoet zich op hare kaartjes tituleerde "Mevrouw van Hoorn-Bok", 't welk afkeuring vond omdat hij niet van die hooge afkomst was en een zeer hoog gevoelen van zichzelven had.

Juriaan zeide dat er onlangs een uitvoerig stuk van of over den Heer Bok als voortreffelijk schoolopziener in de Amsterdamsche Courant had gestaan.

3 Juny 1858. Te Amsterdam bij Dirk. Mijn verjaardag gevierd. Wij met elkander des avonds ter wille van Katrina langs Kalverstraat en Nieuwendijk gewandeld.

4 Juny 1858. Katrina en ik des morgens verschillende straten doorwandeld, buiten bij de Willemspoort het afrijden der treinen gezien, eenige winkels bezogt.

5 Juny 1858. Terug naar Texel. Dirk brent mij te half 8 naar de Texelaar. Lange reis door tegenwind en stroom. De 3 kinderen halen mij van de haven, teleurgesteld dat Katrina er niet bij is.

6 Juny 1858. [De zieke] Pieter van Grouw wil naar het Gasthuis te Amsterdam.

7 Juny 1858. Albert Keyser deelde mij zijn ontmoeting op de reis naar Purmerend mede, hoe hij zich op de markt lustig maakte, zoodat hij eene aderlating noodig oordeelde, hoe hij later op de stoomboot door 4 dronken officieren werd getergd omdat hij water en melk dronk en hoe dit aanleiding gaf dat hij, gestooten zijnde, een paar hunner een duchtigen slag gaf, waardoor zijn laatwindsels lossprongen en hij zeer veel bloed kwijtraakte, wat hem veel verligting gaf. Hij deelde mij een deel van zijn geschiedenis mede. Ik spoor hem aan om daarvan schriftlijk berigt op te stellen, waarover hij zelf ook al eens gedacht had.

8 Juny 1858. Kors Dirksz Eelman en vrouw aan den Hoorn bezogt, aldaar Aafje Teekes [zijn moeder]. De vrouw [Dirkje Dekker] wil nog niet gaarne hare attestatie naar den Hoorn overbrengen.

Ik was vroeger ook bij Jan Knaap geweest. Antje belooft mij om te komen leeren.

Op 't Raadhuis stembriefje gebragt voor een lid voor de Tweede Kamer (J. van Rappard). Burgemeester keurt Rappard zeer af en wil Poortman.

Ik ontmoet de Ontvanger Huijgens, die mij zegt dat de WIJNZAAK geheel te mijnen voordeele beslist is.

9 Juny 1858. Samuel is bezig een mooijen brief aan den Heer Muller te Rotterdam te schrijven in 't Hollandsch en het Fransch. Muller heeft medewerking beloofd om Samuel in Twenthe op een katoenfabriek te plaatsen, wanneer hij hem aanbevelenswaardig vindt.

Des avonds Doctor van Deinse hier en later Honigh, waardoor ik genoodzaakt wordt om den ganschen nacht tot 5 uur door te werken om mijn brief aan den Heer Muller klaar te krijgen.

10 Juny 1858. Voigt hier. Hij verzocht mij aan Blaupot ten Cate te schrijven opdat die hem bij Minister Boot aanbevele voor den Notarispost op den Helder.

11 Juny 1858. Het is alle dagen zeer warm. De timmerlieden zijn hier de gansche week op den zolder bezig om een logeerkamertje te maken.

Katrina in Westzaan is aan de derdedaagse koorts en kan alzoo dingsdag niet overkomen.

Brief van het Hoogezand. Men verwacht mij om Grietje te halen die zeer naar ons verlangt.

14 Juny 1858. Ik [ben] deze avond bij Antje Roeper geweest, de vrouw van Dirk Keyser. Hun kindje was vandaag overleden.

Mijne verschotten [voorschotten] aan de Gemeente terug ontvangen.

15 Juny 1858. Antje Bakker speekt veel van over de droevige geschiedenis van het huwelijk van haar vader, waartegen zij zich zeer vijandig toont. Ik zocht haar tot zachteren zin te brengen.

16 Juny 1858. Voorbereiding te Oosterend. Albert Keyser laat mij halen met de chais en terugbrengen naar Zuid Haffel, waar ik na een uur rijdens (vrij vlug niettegenstaande de zware zandweg) aankom te 3 ure. Begrafenis van den Heer Pieter Keyser. Na de begrafenis aan den Burg bleef ik er thee drinken. Johannes Eelman, knegt van Albert Keyser, brengt mij weer te huis.

19 Juny 1858. De Heer Westenberg hier met de concept-adessen die ik hem gezonden had [aan de Gemeentraad over het gebruik van de scholen voor Afschaffingvergaderingen]. Hij hield het met het kortste. Ook hij schetst mij de leden van de Raad niet zeer gunstig, vooral niet over de Afschaffing.

21 Juny 1858. Vanmorgen was tante Gé vrij wat geraakt erover dat Samuel met een konijn aankwam (door hem voor een dubbeltje van Adriaan Keyser gekocht) en ik dit toestond, om dat het zoo veel vuil en stank veroorzaakte.

22 Juny 1858. Antje Luitse, vrouw van Reijer Koning wilde lid worden van de Afschaffing. Zij verhaalt mij hoe zij altijd sterk tegen den drank was geweest. Zij beklaagde haar vader zeer, die den zelven zoo zeer beminde. Reijer zou ook wel lid willen worden, als hij het niet soms als schipper noodig vond om jenever te schenken.

22 Juny 1858. Brans spreekt over Jan Koning alsof die in zijn opregtheid door Kikkert is misleid en op eene schandelijken wijze afgezet.

24 Juny 1858. Des namiddags met Samuel en Menno en Sina naar 't Oude Schild. Wentink is om zijne heeschheid naar Amsterdam of Leijden. Den Texelaar niet gevaren, waaruit ik anders Dirk en Katrina verwachtte.

Simon Boon verhaalt hoe hij onlangs bij den arbeid in de zware hitte zich beter bevond bij WATER DRINKEN dan anders bij den daarbij gevoegde dranken.

25 Juny 1858. Veenstra oordeelde dat Gerrit List alles deed om Bok te believen, en daaraan zijn eigen gevoel opofferde.

26 Juny 1858. Simon Dekker voltooit het verwen van 't logeerkamertje, Honigh het behangen.

De kinderen naar 't Oude Schild om Dirk en Katrina af te halen. Zij komen met Dirk en Katrina weer te huis. Wij zijn allen tezamen zeer verheugd over 't wederzien.

27 Juny 1858. Des namiddags even bij Trijntje Langeveld. Het is nu al 10 weken dat zij sukkelt, echter had zij vandaag geen koorts.

28 Juny 1858. Het blijft dagelijks hetzelfde mooije helder drooge weer, hoezeer men ook naar regen smacht.

De kinderen des namiddags naar de Kermis.

29 Juny 1858. Des morgens te 8 ure met alle 5 de kinderen naar den Hoorn gewandeld. De lucht is wel betrokken, maar wij zijn reeds gewoon geen regen te verwachten, schoon wij het van elk uur hopend tegemoet zien. Menno, Sina en Katrina bij ons gewacht, toen met de kinderen van Meester Hillenius mede. Toen naar de duinen (de verrekijker van Klok mede) waar wij weldra Dirk en Samuel vonden. Ons daar wat vermaakt en verkwikt met brood, wijn en water.

Bij Pieter van Grouw, hij ligt als stervende.

Bij Klok gezegd dat ik zijn verrekijker zal medenemen om er een verloren schuifje op te laten maken.

Dirk had te 2 ure reeds weder zijne derdedaagsche koorts gekregen. Hij liep vooruit met Samuel en lag reeds te bed toen wij te huis kwamen.

De kinderen des namiddags naar de Kermis.

Katrina ook niet wel, vroeg te bed.

30 Juny 1858. Dirk en Katrina gelukkig weer beter. Katrina tegen de avond weder niet vlug en naar bed gegaan.

Ik met Menno over de Kermis. Even bij de Heer J.L. Kikkert een sigaar gerookt en een glas rhijnwijn gedronken.

1 July 1858. Veel volk aan den Burg.

8 July 1858. Katrina gister weer den geheelen dag ongesteld.

Sina vanmorgen naar Dirk Leijen gebragt door Dirk. Zij heeft daar des middags gegeten. Des namiddags met hem en zijne kinderen rijdende over 't Oude Schild naar huis gekomen. Zij brengen hier de avond door.

Anton Vrendenberg spreekt met veel geestdrift over zijn handelsbetrekking, ziet wel kans om ook hier te land zonder kapitaal vooruit te komen als makelaar of commissionair. Hij noemde verscheidene voorbeelden van menschen die met niets begonnen zich nu grooten rijkdom verzameld hadden.

Hij meende dat de groote kooplieden gaarne ondernemende jongelieden naar de Oost wilden hebben om ze hier kwijt te raken.

3 July 1858. Des middags aan den Hoorn begrafenis van Pieter van Grouw.

Katrina is nog steeds ongesteld, Doctor van Deinse bij haar geroepen.

6 July 1858. Katrina verjaart, zeer genoeglijke dag, des avonds Adriana en Anna Vrendenberg bij haar.

7 July 1858. Naar de Waal [ziekenbezoek], bij Gerbrand Dros (een kind verloren), aldaar hooiveiling van de Gemeente. Thee gedronken bij Jakob Roeper, aldaar Jantje Boon en 2 kinderen Hilbrands. De ondermeester Sipkes was ongesteld naar huis gegaan.

Roeper verhaalt veel van de opgewondenheid van Albert Keyser. Hij is bang voor hem. Keyser was deze dag nog aan 't vechten geweest met Jan Boon. Hij wil dat allen voor hem zullen onderdoen. Roeper vreest dat hij nog eenmaal weer op Meerenberg of achter de tralies gebragt wordt. Hij kan Bok soms ook vreeselijk bedriegen, vreeselijk vloeken en tieren. Dezer dagen had hij een knecht weggezonden, waarbij hij springend kwaad was geweest en dan spreekt hij van zijne Godsdienstigheid, van zijn aanbidden van God op blote knieën enz. Roeper vreesde dat Keyser straks ook op de hooiveiling zou komen en ook daaraan zijn driften zou botvieren. Ik besluit om naar Keyser te gaan en hem aan de praat te houden, zoodat hij niet zou gaan.

Daar komende vind ik hem echter gereed [om naar de veiling te gaan] en niet van zijn besluit af te brengen. Hij neemt echter mijne waarschuwing goedmoedig aan en belooft mij dat hij zich zeer bedaard zal houden. Zijn broeder Jan zit erbij, vervolgens komen Reijer Keyser, Jan Veenstra en Cornelis Sijbrandsz Keyser. Ik blijf met dezen tot 8 uur, waarop ik vertrek en zij naar de veiling gaan. Bij het heengaan belooft Keyser mij nogmaals zich bedaard te houden.

Hij was verleden zondagmorgen bij mij geweest om zijn ernstig ongenoegen te kennen te geven dat de Diakens de hooiveiling hadden gegund aan een man als Bok, over wien hij zich in de hevigste bewoordingen uitliet. Hij wilde, indien het niet gekeerd werd, met zijne vrouw en kinderen de Gemeente verlaten. Ik deed al het mogelijke om hem tot zachter zinnen te stemmen. Ik kon echter niet beletten dat hij vroegtijdig naar de Kerk ging om zich op den plaats van Bok te zetten.

Ik sprak over het voorgevallene met de Diakens. Eenparig oordeelden wij dat men zich met deze huring daaraan niet kon storen, maar dat men, zoo Bok voortging met volstrekt geen bewijzen te geven dat hij werkelijk prijs stelde op gemeenschap met onze Gemeente, men dit bij de volgende groote verhuring in aanmerking zou nemen. Des avonds was Albert Keyser weder bij mij en het gelukte mij hem te doen verklaren dat hij er in zou berusten.

8 July 1858. Des morgens eenige donderslagen en daarop een heerlijke regen.

Katrina is nu gelukkig sedert eenige dagen weer goed in orde en is vlug en vroolijk, in de beste gemoedstemming. Dirk laboreert nog om de derde dag aan de koorts.

Gister brief van 't Hoogezand. Grietje verwacht ons vol verlangen.

Geschreven aan den Heer Grothe, Directeur der Technische School te Utrecht, over de voorwaarden waarop ik Samuel daar zou kunnen plaatsen. Vrendenberg raadt mij aan aan zijne voorbereiding niet zoo heel veel ten koste te leggen, maar hem, als hij genoegzame kundigheid hier heeft opgedaan, terstond in het werkzame leven in te leiden, wat hem met zijn zoons Anton en Jan goed voldeed. Hij verhaalde vele voorbeelden van menschen die alzoo van onderen zich zeer goed in den hoogte gewerkt hadden.

9 July 1858. Katrina ook weer eens mede ter school.

13 July 1858. Naar den Hoorn, bij Dirk Daalder en Simon Daalder, bij Wieringa met Wentink koffij gedronken.

14 July 1858. Des namiddags op visite bij Dominee Wieringa met Vrendenberg en zuster en vrouw en zoon en dochter, Westenberg en vrouw, Voigt en vrouw. Gé had bedankt wegens drukte.

Vandaag vergelijkend examen van 3 onderwijzers aan 't Oude Schild.

15 July 1858. Ik heb gister het lidmaatschap van de Tent Concordia aangenomen. Ik heb gister Grietje Jacobs Keyser toegesproken en gelukgewenscht met haar engagement met H. Dijt doch de gevaren van zulk eene verbindtenis niet ontveinsd. Hij is wel niet Roomsch, zegt hij, maar kan zich toch niet aan een ander genootschap aansluiten.

Vanmiddag vergadering van bestuurders van 't Bijbelgenootschap.

Daarop met Vrendenberg en zoon en Wentink naar de Tent met alle kinderen, de 3 jongste met Wieringa gereden. Wij vonden daar een groot gezelschap. De avond genoeglijk doorgebragt.

Vrendenberg verhaalde mij gister dat zijne geldelijke omstandigheden (schoon hij niet schatrijk was) veel verbeterd waren daar zijne schoonvader inzonderheid voor zijne kleinkinderen uitnemend gezorgd had, om op die wijze het meest wel te doen aan zulken zijner kinderen die het het meest behoefden.

Vrendenberg bleef het afkeuren dat Wentink, die eene gratificatie had aangevraagd bij de Burgemeester, zulk een staat voerde in het kleed zijner kinderen. Ik zeide hem dat ik het lidmaatschap der Tent alleen daarom aanvaardde, omdat den Hoorn mij dit jaar eene bate verschafte.

17 July 1858. C. Bakker hier, hij berigt dat hij reeds a.s. maandag te 7 ure denkt te varen. Ik heb dit nog even aan broeder de Waard in Grijpskerk geschreven, dat wij mogelijk maandagavond i.p.v. woensdagavond zouden aankomen.

Reijer Koning hier, hem de 28 ton turf van verleden najaar betaald. Hij wilde voor de reis van Samuel met hem geen geld hebben.

Dirk heeft vannamiddag gelukkig geen koorts gehad, na de druppels van broeder de Waard gebruikt te hebben. Hij begint er terstond veel beter uit te zien en goeden eetlust te krijgen.

18 July 1858. Zondag. Naar den Hoorn met Menno en Sina en J.C. Bakker (zijn zoon de bruigom met een dochter van Dalmeijer, zonder eigen bestaan). Aldaar gepreekt. Dankzegging gedaan voor Jan Bruin, na 14 maanden nu uit Indië terug als toonbeeld van gezondheid.

De verrekijker bij Klok teruggebragt.

Vervolgens aan de Waal gepredikt. Des namiddags zeer zwaar onweder.

Jufvrouw van Giffen en ik de 2 koffers gepakt voor de reis van morgen.

20 July 1858. Met Katrina, Sina en Vrouwtje op reis naar Harlingen. Om half 7 met C. Bakker afgevaren kwamen wij, door windstilte en later tegenwind, pas te half 11 des avonds te Harlingen. Katrina lag den ganschen dag op dek en lustte haar hoofd niet op te beuren. Poll kon ons niet bergen en wees ons naar "het Schipperswelvaren" van Balkstra, waar wij 't goed hadden.

Vrouwtje vertrok de volgende morgen naar Workum. Zij had gister berigt gekregen van het overlijden van haar vader op l.l. zaterdag. De jufvrouw heeft toen den ganschen dag tot 's avonds laat met haar en eene dochter van Dalmeijer zitten naaijen om haar rouwgoed klaar te krijgen.

21 July 1858. Katrina vanmorgen gelukkig weer beter. Ik ging met beide meisjes en Vrouwtje naar de schuit van C. Bakker. Zij haalde haar goed en ging vervolgens naar de Workummer beurtman. [Haar broeder heet Ype Hootes].

Wij naar Poll, kaartjes gehaald voor de diligence. Te kwart voor 2 afgereden in een der bijwagens (45 personen) naar Leeuwarden, aldaar te 5 uur. Verder naar Buitenpost en vandaar in 1 uur naar Grijpskerk bij broeder de Waard.

Harlingen, bij Dominee Cool op zijn studeerkamer. Ik verhaalde van mijne kennismaking met de familie Bok. Hij oordeelde dat de bewoordingen van mijn brief aan Willem wat te kras geweest waren. Zulke lui zijn zoo spoedig gekrenkt.

Huizinga reist met Katrina en Sina met de diligence naar Leeuwarden en naar Grijpskerk naar broeder de Waard, getrouwd aan Sientje Meihuizen.

23 July 1858. Moeder, Grietje, Jakob en nichtje kwamen met de wagen hier. Hartelijke doch weemoedige ontmoeting. Grietje was zeer groot en zwaar geworden.

24 July 1858. Huizinga en Sina op 't Hoogezand. Moeder verhaalt veel van Grietje, met wier ijver, zucht voor orde, bekwaamheid en lust tot allerlei verrigtingen zij zeer ingenomen is, doch die soms in hare begrippen zeer onverzettelijk is. Met zachtheid geleid komt men met haar tot de beste uitkomsten. [Zuster] Sientje zei ook dat zij gaarne alles voor een ander wil doen. Ze was doorgaans zeer stil, scheen bij anderen niet best te kunnen praten, doch dat zou wel beter worden.

Moeder wil haar huis met land verkopen om dan een kleinder huis te betrekken.

25 July 1858. Zondag. Moeder denkt nogal om een huis te bouwen. Ik zeide dat ik, kwam 't eens zoover dat ik kiezen kon, ook liever hier dan op Texel mijn dagen zou slijten.

31 July 1858. Brief naar Texel: Katrina gaat dagelijks des namiddags met pleizier naar de naaiwinkel. Het was er erg streng, zeide zij, er mag niet gepraat, niet gelachen worden enz. maar er moet steeds worden gewerkt. Wij willen hopen dat dit haar op den duur goed zal bevallen, aanvankelijk was dit, geloof ik, minder het geval.

1 Augustus 1858. Ik sprak met Dekema over het onderwijs van Katrina. Zijn secondant hield school met meisjes, voornamelijk Duitsch en Fransch. Ik wenschte dat zij ook Nederlandsche Taal, Geschiedenis en Aardrijkskunde zou leeren. Daar kwam, zeide hij, anders niet veel van maar hij zou trachten het daarheen te leiden.

17 Augustus 1858. Afscheid genomen van moeder die zich wel voorsteld dat het voor eeuwig zal zijn, en van mijne Katrina. God geve dat ik haar eerlang gelukkig wederzie! Zij was mede zeer aangedaan.

18 Augustus 1858. Plaatsbriefjes genomen voor de diligence van vanavond. Tegen 11 uur met Juriaan en vrouw en kind mede afgereist. Grietje en Sientje gaan mede naar Texel.

19 Augustus 1858. In de diligence naar Harlingen. C. Bakker wachtte ons reeds bij aankomst. Te kwart over 8 staken wij in zee met eene schoone gelegenheid, doch die weldra zeer ongunstig werd. Stil en daarna tegenwind. Al laverende kwamen wij eindelijk te kwart over 8 aan 't Oude Schild. Gezelschap van de Heer Zwanenburg van Harlingen, ook aan boord Dirkje Bruin met haar kind.

22 Augustus 1858. In de Gereformeerde Kerk te Oosterend gepreekt voor Dominee Steinfort, die zich nog, nu reeds de 8ste week, te Bloemendaal bevindt, alwaar zijn dochter Jantje ziek is.

23 Augustus 1858. Geke naar Groningen.

Samuel en ik bij Wentink een boterham gegeten, aldaar de nieuwe Meester van 't Oude Schild, Dieperink van Kampen.

25 Augustus 1858. Des morgens een briefje van Dominee Wentink ontvangen of ik met Dirk des avonds 7 uur wilde komen. Hij wilde zijn Herstellingsfeest vieren. Kikkert en Westenberg waren ook genoodigd, doch waren er niet. De tafel was buitengewoon bereid. Wij waren tot half 12 in gulle vrolijkheid te zamen.

Van Deinse was zeer vroolijk over het aanvankelijk herstel zijns zoons, dien hij onlangs van Rotterdam had gehaald, gedurig bloed spuwende.

26 Augustus 1858. Sedert mijne te huiskomst is Dirk dagelijks ijverig bezig bij mij op de studeerkamer met het overschrijven van het Geslachtsboek.

30 Augustus 1858. Dirk naar Grijpskerk en 't Hoogezand.

2 September 1858. Grietje naar Wentink tot 3 September.

5 September 1858. Zondag. Bok en zijn zoon Bruno ook ter Kerk, doch zitten nu onder de kraak.

Dolfine Wentink en Betje Vrendenberg bij Grietje.

6 September 1858. Kors Roeper beklaagt zich dat de voornaamsten hier zoo weinig voor een goede zaak overhebben. Toen er onlangs over het nut van eene Bewaarschool gesproken werd had jufvrouw Dijksen gezegd: "Laat ze daar maar niet mee beginnen, want dan moeten wij nog meer betalen".

Puijman verhaalde mij zaterdag [toen ik met hem van den Hoorn terug kwam] dat hij 5 schapenvachten van Jan Daalder had willen koopen, maar dat deze gezegd had, dat ze voor hem niet te koop waren omdat hij afschaffer was.

7 September 1858. Naar den Hoorn, aldaar geene leerlingen. Ik bij Aagje Stark, Meester Hillenius, bij Simon Daalder koffij gedronken. Bij Jantje Daalder ten huize van den Urker, die mij verhaalt hoe Biem Lap hem hier door schoone voorstelling naar Texel getrokken heeft, waaraan hij echter niet heeft beantwoord. Bij Dirk Bruin, Jan naar 't Nieuwe Diep, hij gaat de volgende week naar Harlingen. Aris Rab is ziek. Hij heeft er niet tegen dat wij in de Vermaning een Afschaffingsvergadering houden. Ik in sterken regen naar huis.

8 September 1858. Des namiddags met Grietje en Samuel naar de Tent, aldaar Vrendenberg, Koning, Voigt, Koorn, C. Keyser, enz.

10 September 1858. Met Samuel naar den Helder bij Dominee Dekker. Bij de kledermaker Heijnes voor Samuel een broek en vest besteld.

Op het Nieuwe Diep bij dominee Douwes Dekker gesproken over Willem Bok die met Attestatie [naar den Helder] wil overkomen, en hem mijn laatste brief aan Bok voorgelezen waarop ik van hem geen antwoord ontving. Douwes Dekker schijnt ook wel in te zien dat de hoogmoed Bok weerhoudt om verdere stappen tot toenadering te doen.

[Huizinga naar Alkmaar, logeerde bij apotheker Bruinvis. Naar Westzaan, Zaandam, Amsterdam].

[Huizinga is al geruime tijd op zoek naar een school voor Samuel, nu schrijft hij bv. aan dominee van Zutphen of er in Dusseldorf ook een goede school was? Eerder is er gedacht om Samuel in Twenthe op een textielfabriek te plaatsen enz].

16 September 1858. Des morgens 5 ure uitgewandeld naar Zaandam, met de Prins te 6 ure naar Amsterdam, met de Texelaar te 7 ure naar Texel met Cornelis Rab en vrouw, het zoontje van Willem Bakker die pastoor moet worden. Er waren te Leijden 110 kwekelingen op de school.

Met de Texelaar te 7 ure naar Texel. De student Lijndrayer werd door Bruno Bok afgehaald.

Ik reed met de wagen van Jan Bakker naar huis. Dirk was even te voren met C. Bakker van zijn Groninger reis teruggekeerd. Alles in welstand, Gode zij dank!

Des avonds even naar Geert Kikkert, zijne vrouw l.l. maandag overleden.

17 September 1858. Brief van Dominee Douwes Dekker over Willem Bok die zaterdag op Texel wil komen.

Bij Pieter Boon koffij gedronken. Hij roept mij afzonderlijk en deelt mij mede dat Bok hem wilde spreken, vermoedelijk ter beslechting van de zaak tusschen zijn zoon en mij, waarover hij reeds weder voor een paar weken zijn hulp had ingeroepen. P. Boon kwam 's avonds nog bij mij en noodigde mij uit met Veenstra en W. Bok bij hem te komen in hope dat wij geheel bevredigd zouden kunnen scheiden.

17 September 1858. Des namiddags ter begrafenis van buurvrouw Leentje Kikkert, die na 18 maanden sukkelen eindelijk bezweek, maar nog in hare laatste uren hoop op herstel bleef voeden.

18 September 1858. Des avonds 8 uur bij P. Boon (die mij daartoe den vorigen avond had uitgenoodigd, toen hij mij mededeelde dat Bok mij wilde spreken, vermoedelijk weder ter beslechting van de zaak tusschen zijn zoon en mij) met Veenstra en Willem Bok [de zaak werd bijgelegd]. De broeders Boon en Veenstra gaven hunne blijdschap te kennen en ik zocht al spoedig de zaak als geheel geëindigd te doen voorkomen door hem te vragen hoe 't hem nu op zijn nieuwe plaats als notaris aan den Helder geviel? enz, waarop wij weldra een algemeen gesprek hadden. Toen wij vervolgens een glas wijn zouden drinken, vatte ik 't glas en zeide "Mijnheer Bok! Blijmoediger dan lang te voren vatten wij thans het glas. Wij zijn met vriendschappelijke gevoelens elkander genaderd, maar zal de vreugde daarover eenen goeden grond hebben en duurzaam zijn, zoo moeten wij ons van elkander overtuigd houden, dat wij nooit voor elkander iets ten kwade hebben gewild of gedaan of dat wij, zoo dit ooit ongelukkig het geval geweest mocht zijn, dan daarover een waar en diep berouw hebben gehad en nu elkander gezind zijn om altijd ten goede voor elkander te werken. Dat ik zoodanig denk en gevoel verklaar ik met de opname van dit glas, ook gij zult bereid zijn het te verklaren en dat deze verklaringen opregt zijn, dat leere meer en meer de toekomst!", waarop wij samen klonken en dronken en waarna ik weldra afscheid nam, verblijd dat de goede God mij er toe geleid had om zoo een breuk te helen.

19 September 1858. Zondag. Aan den Hoorn gepreekt. Overeenkomstig de vroeger (5 September) verkregene toestemming van de Diakenen kondigde ik af dat wij a.s. donderdagavond te 7 ure in dit Kerkgebouw zouden vergaderen (Afschaffing). Na de preek zei Dirk Daalder dat hij van die afkondiging geheel in de war was. Hij had gemeend dat dit nog eerst afgepraat moest worden en veel broeders waren er tegen.

Wie zouden er komen? Een troep kwajongens, de Vermaning zou wel een schutterhok gelijken enz enz. P. Visser gaf mede zijn afkeuring te kennen. Het bleek duidelijk dat zij, die vroeger zoo bereidwillig geweest waren met hunne toestemming, nu door anderen waren opgezet. Na veel discoursen besloot ik eindelijk met de vraag of zij ons bij onze komst ook moeijelijkheden wilden in de weg leggen? En toen Dirk Daalder daarop neen zeide, nam ik mijn afscheid, zeggende dat het nu dan eens als eene proeve moest doorgaan, daar het reeds in verscheidene Kerken was afgekondigd.

Ik reed van den Burg met P. Boon naar de Waal, wien ik het op de terugreis vertelde.

Des namiddags ontving ik een briefje van Dirk Daalder, dat het niet zou gebeuren, dat de deuren gesloten zouden blijven. Ik overleide met Voigt en Sipkes. De laatste wilde morgen naar de Waal gaan en zien of hij er nog eenige geschikte lokaliteit kon vinden.

Dirk zijn goed gepakt, de koffer naar Dalmeijer.

20 September 1858. Des morgens Dirk naar de wagen aan het huis van Dalmeijer gebragt om met de stoomboot naar Amsterdam te vertrekken.

Sipkes komt van den Hoorn en zegt dat Wieringa mij vanavond zal berigten over gelegenheid tot vergaderen.

Albert Keyser hier om mij mede te deelen wat hij op de markt van Piet Daalder gehoord heeft, dat wij aan den Hoorn de Kerkdeuren gesloten zouden vinden. Pieter Boon zendt mij een briefje om dezelfde reden en komt vervolgens zelf opdat ik gewaarschuwd zal zijn. Hij brengt mij tegelijk een kwartaal tractement en deelt mij mede dat men op de laatste Kamerdag, toen ik niet tegenwoordig was, gesproken heeft over de verhooging van mijn tractement en met algemene stemmen daartoe besloten heeft. Men wil het aan de Broederschap voorstellen en Boon verwacht wel dat niemand er tegen zal zijn.

't Was door allen toegestemd, dat ik een allermoeijelijkste werkkring heb, dat ik mijn werk met onberispelijken ijver waarneem.

P. Boon was ook bij Bok geweest die hem gezegd had dat hij nu a.s. zondag met zijn geheel gezin ter Kerk zou komen. Hij had l.l. zaterdag nog tegen Willem gezegd; "Hoe was het toch mogelijk dat gij op den brief laatst door Dominee aan Uw vader gezonden het stilzwijgen kondet bewaren, daar die brief van het begin tot het einde LIEFDE ademde?". Maar Willem had gezegd dat hij van dien brief geheel onkundig was.

Wieringa kwam, hij was van oordeel dat het best was de vergadering aan den Hoorn maar uit te stellen, waartoe wij besloten en waartoe ik vervolgens aanplakbiljetten gereed maakte, die ik de volgende morgen naar Sipkes bragt.

Wieringa naar de Departementsvergadering, waar hij echter verscheen zonder verslag van zijne reis naar de Algemeene Vergadering te Amsterdam.

21 September 1858. Naar den Hoorn. Aris Rab wist zich vrij goed te verontschuldigen over het voorgevallene. Hij was niet tegen die vergadering geweest, maar daar Pieter Daalder, Hillenius en Klok er tegen waren, had hij om vredes wil er ook tegen gestemd. Hij was van meening dat Vrendenberg zoo zeer tegen de Afschaffing ijverde omdat het van een Doopsgezinde uitging. De Gereformeerden konden niet hebben dat de Doopsgezinden ook iets konden ten uitvoer brengen door materiële of morele krachten.

23 September 1858. Albert Keyser had het timmerwerk dit jaar niet aan Pronk gegeven omdat deze hem teveel jenever dronk. Neeltje Bakker had ook wel opgemerkt dat hij sterk naar drank rieken kon.

M. Langeveld jr. spreekt weinig gunstig over P. Boon, zinspelend op iets wat er eens bij Bok gebeurd moet zijn met zekere Elsje. Gevolgelijk moest hij altijd aan Bok onderdanig wezen.

24 September 1858. Samuel verjaart. Hem een bronzen inktstander gegeven.

Des namiddags Kerkeraadsvergadering.

26 September 1858. Zondag. Preek aan den Hoorn en aan den Burg. De familie Bok voor 't eerst na 12 January 1857 weer ter Kerk aan den Burg.

28 September 1858. Naar den Hoorn. De catechisatie met Aaltje Hillenius geëindigd.

L.l. zondag had ik Pieter Visser verzocht om het boek van ontvangst en uitgaven om daaruit den brief op te maken voor het Sociëteitsbestuur. Visser vroeg of zij zelve dien brief niet mogten opmaken. Ik zeide dat zij het mijnentwege doen mogten. Ik zeide tegen Rab dat het eenig gebrek aan vertrouwen scheen aan te duiden dat zij zoo geheim waren met hun boek. Hij ontkende het niet en zeide dat zij het boek niet gaarne uit de handen gaven.

29 September 1858. Des morgens te 4 ure Samuel naar de wagen van Dalmeijer en hij met de stoomboot Texelaar naar Amsterdam.

1 October 1858. Tante Gé des middags 12 uur te huis gekomen. Zij was gister en vannacht op zee geweest met C. Bakker, maar had nogal goed geslapen en was zeer wel. L.l. dingsdag was zij 5 weken uitgeweest.

4 October 1858. Des namiddags naar de begrafenis van Jannetje Kok, moeder van Martje List, oud bijkans 87 jaar.

10 October 1858. Avondmaal aan den Burg (Bok en dochter).

12 October 1858. Simon van der Wijk komt bij mij en verhaalt hoe zijn zwager Pieter Boon in een staat van krankzinnigheid verkeert. Zijn vrouw en kinders zijn hem ontvlugt, hij zit nu alleen in een donkeren kamer, dreigt zich van 't leven te berooven. Hij wenscht zeer dat ik, zoo ik er de moed toe heb, tot hem zal gaan en hem tot kalmer gemoedsstemming zal zoeken terug te leiden.

Ik ga onmiddellijk tot hem, 's avonds half 9.

Het gelukte mij hem uit zijn schuilhoek te voorschijn te roepen in de flaauw verlichte zijkamer. Veel spreek ik met hem. Eindelijk na zich tot dusver bedaard gehouden te hebben, breekt hij los. Hij wil weg, moet weg, zal weg. Hij geeft als reden op dat zijn vrouw gezegd had: "Ik reken jou niet". En dat was die vrouw die hij tegen het zin zijner peet genomen had om haar gelukkig te maken. En nu sprak zij zóó. Over 4 dagen zou zijne begrafenis zijn en dan zou er vreugde zijn.

Inmiddels ging het licht uit, olij of kaars was in het geheele huis niet te vinden. Ik haalde een kaars bij Van der Wijk en zette het gesprek voort tot 11 uur. Inmiddels bepeinsde hij dat hij alleen te huis was, nu steeg zijn radeloosheid ten top. Ik bespeurde dat hij sterk naar brandewijn riekte. Hij kon onmogelijk den nacht daar zoo blijven.

Ik naar Van der Wijk, vervolgens naar zijne vrouw die met Antje en Pieter bij haar moeder was (zij had die namiddag zich eenigen tijd en eenen boet verscholen). Zij was volstrekt niet te bewegen om met mij naar haren man terug te keeren, gelijk hij dit eischte, "want dan zou alles weer goed wezen".

Ik besloot de Heer S. Keyser tot hulp te roepen. Hij wilde een Doctor roepen om hem te aderlaten. Ik ontraadde zulks vermits hij dan ligt het verband kon afrukken. Al ons praten was eerst tevergeefs. Ten langen leste meende ik toch zijne vrouw te moeten halen.Zij trad binnen, viel hem om de hals en kuste hem. Zij was hevig ontroerd. Wij gaven het gesprek die leiding dat alles weer teregt kwam. Ik bleef bij Boon boterham eten (om hem zelven ook aan 't eten te krijgen), terwijl Keyser naar huis ging. Tegen 1 ure ging ik ook naar huis.

Ik vernam van Antje dat zij voor 5 stuivers brandewijn voor haar vader had moeten halen. Ook dat heilloos vocht deed hier zijn werking, doch hij was reeds sedert zondag toen zij van de Avondmaaltafel te huis kwamen, zeer vreemd geweest.

De vrouw meende dat het kwam omdat zij ook bij de Hervormden aan 't Avondmaal was geweest, doch dit kan ik niet gelooven.

31 October 1858. P. Boon zegt, dat 't voorgevallene er toe bijdraagt, dat hij niet meer in Kerk of Kerkekamer komt.

15 October 1858. Samuel des namiddags weer te huis gekomen van Amsterdam.

18 October 1858. List zond mij opgaaf der drankconsumptie.

21 October 1858. Des voormiddags vergadering van 't Bijbelgenootschap.

Des avonds Afschafffingvergadering bij Mooijen, 27 leden tegenwoordig (velen ongesteld).

22 October 1858. Huisbezoek aan den Hoorn zonder Diakenen. Visser en Rab door ongesteldheid. Daalder wilde niet, omdat hij ook niet te Avondmaal wilde komen. Ik bezocht het laatst Pieter Visser die, schoon koortsig, de vriendelijkheid had mij een goed eind te vergezellen om mij op den weg te brengen.

Ik had veel kiespijn en hoofdpijn en kwam 's avonds zeer vermoeid te huis.

24 October 1858. Zondag. Preek aan den Hoorn. Voorbereidingspreek aan de Waal.

25 October 1858. De catechisatie begonnen te Oosterend.

Des avonds naar de Departementsvergadering. Wieringa doet de Redevoering. Verslag van de Algemene Vergadering, hier en daar wat piquant over het verdienen van zijne 16 gulden, zoodat ik geloof dat de Burgemeester er weinig behagen in had. Voorstel van Kikkert om een nieuw lokaal voor vergaderingen te stichten wordt door de Burgemeester zeer tegengewerkt. Toch zal het op eene volgende vergadering dienen. Met Kikkert afgesproken dat ik in de volgende maand nog eens een Redevoering op Wieringen zal doen over de Afschaffing.

26 October 1858. Begrafenis van een dochtertje van Adriaan Kikkert, ten huize van Jan Bakker overleden (l.l. zaterdag de moeder begraven, [Trijntje Bakker overleden te Prinsenhage]).

27 October 1858. Om het overschoone weder (ook gister) met Gé en alle kinderen (4) naar de Tent. Gé is tegenwoordig bijzonder gezond, zoodat zulk eene wandeling haar weinig vermoeit.

29 October 1858. Doodsdag mijner geliefde vrouw.

Kerkeraadsvergadering aan de Waal.

Veel wordt er gesproken over het voorval met P. Boon, allerlei geruchten waren hier aangebragt. De oorzaak zou daarin liggen dat Boon de kinderen mennist en zijne vrouw ze gereformeerd wilde hebben.

31 October 1858. Zondag. Avondmaal aan den Hoorn, 20 communicanten. Jan Kalis rijdt mede heen en weer.

Preek aan den Burg.

1 November 1858. Trijntje Leenderts Brans bij Sina te logeeren.

1 November 1858. Op de terugreis gesprek met de oude Vlessing [jood] over onderworpenheid aan Gods wijze schikking als verreweg het beste.

Des namiddags appels plukken.

Des avonds bij Trijntje Langeveld, die steeds verzwakt, maar haar einde rustig tegengaat. Zij roemt steeds het huiselijk geluk, dat zij genoot.

26 November 1858. Om maar weder een begin te krijgen met aanteekenen en er niet langer tegenop te zien om mijne schade weer in te halen met 't lang verzuimd dagboek houden, zal ik maar terstond en met dezen dag alleen beginnen.

Kamerdag in de Waal. Het verheugde mij zeer P. Boon daar weder te ontmoeten.

Wij hebben sedert 14 dagen eene strenge winterkoude gehad, zoodat ik op maandag en dingsdag zeer koude reizen had naar Oosterend en de Waal. Zooals ik straks in de Courant las, gingen menschen 20 November veilig over 't ijs van de rivier de Lek. Vandaag echter heeft het sterk geregend, zoodatmen hopen mag dat de winter weer zal wijken. De benoodigdheden voor de winter ontbreken nog grootendeels.

Op 18 November 1858 ging Samuel op schaatsen naar den Hoorn. Het vee loopt nog in de weide omdat er veel gras en weinig hooi is. Het is een vreemd gezicht dat de koeijen uit de in 't ijs gehakte bijten drinken.

Op 18 November hadden wij Afschaffingsvergadering in een huis van Biem Lap, waarbij ik de Redevoering deed.

L.l. maandag Nutsvergadering hier aan den Burg, waarbij eene langdurige beraadslaging plaats had om een voorstel van den Heer Kikkert uitgegaan om een nieuw Nutslokaal aan den Burg te bouwen.

28 November 1858. Des namiddags Grietje Bakker-Keyser hier, om ook Grietje eens toe te spreken en haar te bedanken voor een door haar vervaardigd lampekleedje en haar te noodigen tot een veelvuldig bezoek.

Dirk Keyser, zijn vrouw Antje Roeper en meid Bregtje Kalis teekenen voor de Afschaffing. Bregtje zegt dat zij, hoe ook van verschillende kanten teruggehouden, het zoo vroeg (22 jaar) wilde doen, omdat dan de verleiding het grootst is.

1 December 1858. Ter Kerk bij Vrendenberg, veel volk, ofschoon niet alle plaatsen bezet. In de voorafspraak herinnerde hij aan zijn onlangs gevierd 25-jarig huwelijksfeest en evenzeer hoogst belangrijk, 25-jaar als leeraar. Opleiding te Amsterdam, daarna te Leijden, beroepen aan 't Oude Schild, daarna hier, nu juist 19 jaar.

Na de Kerk bij Vrendenberg aan huis. Wentink reikt hem de zilveren sigarenkoker over met eene vrij lange toespraak. De gehele Kerkeraad was aanwezig, ook Meester Brouwer, Wieringa en ik. De vrouwen vulden de andere kamer. Toespraken. Na een zeer genoeglijke avond scheidden wij te ruim 12 ure.

2 December 1858. Aangenaam zacht weder. Vanavond houdt Vrendenberg een huiselijk feest. Vanmorgen zal hij de felicitaties der gemeenteleden hebben ontvangen.

6 December 1858. Kistje van Dirk, hem een ander kistje met kleeding enz toegezonden. Sientje bij jufvrouw Westenberg (St. Nicolaasfeest), Menno bij Dalmeijer.

9 December 1858. Bij Jan Bakker het spek betaald, 154 pond à 2,74.

Wieringa vertelde gisteravond dat de Burgemeester bij Voigt was komen inloopen met het berigt dat de gemeentebelasting op het gedistilleerd dit jaar 1000 gulden minder had opgebragt dan de raming, zoo dat zulks hem in geene geringe ongelegenheid bragt. Wij kunnen dit naauwelijks gelooven.

Sipkes beschouwt Jan Kalis als een protestantsche Jezuiët, die slechts voor zijne Kerk, de hervormde, ijvert en er altijd op uit was om iets te vinden tegen de doopsgezinden, zoo dan ook tegen mij. Ik zou hen de hope hebben willen ontnemen dat zijn gestorven kindje in gelukkigen staat zou zijn overgegaan (ik weet volstrekt niet wat aanleiding tot zulke beschuldigingen zou hebben kunnen geven).

10 December 1858. Met Dominee Vrendenberg en Koning naar Wentink, aldaar ook Wieringa (Krans).

Des avonds brief geschreven naar Dominee Vogel te Hinte, ter beantwoording van de zijne van 4 January 1857. Ik vraag daarin ook of hij eene goede school weet voor Samuel.

Jufvrouw van Giffen vanavond op uitnoodiging bij den Heer Bok (Bruno vanmorgen niet op Catechisatie).

13 December 1858. Gister had Grietje Dolfine Wentink, Hiltje Eelman en Betje

Vrendenberg bij zich. Dolfine hier vannacht gebleven.

Dirk Schuit is door den hoogen nood gedrongen om te beproeven eenige gelden te verzamelen. Hij verzoekt mij een woord van aanbeveling, als hij met eene preek van Professor Moll langs de huizen wil aanbieden voor onbepaalden prijs.

Ik had daar eerst wel iets tegen, maar terwijl man en vrouw hunnen hoogen nood te kennen geven, laat ik mij overhalen. Zij hadden voor de winter niets in huis dan wat turf (die trouwens nog niet betaald is). Zij hadden geen aardappel in huis, veel minder vleesch enz. De vrouw doet, met de beide oudste meisjes, alles zelve, wasschen enz, alleen eene naaister moesten zij soms hebben.

Hij heeft een partij oorknoppen vervaardigd, die hij nu ter verkoop wil aanbieden.

14 December 1858. Den brief voor Dirk Schuit geschreven, waarmede hij op reis wilde gaan.

5 February 1859. De blijde dag van Grietjes verjaardag, 17 jaar oud geworden.

Veel is gebeurd sedert ik de laatste maal aanteekende. Ik mogt mijn zoon Dirk in gezondheid weerzien. Hij bragt de Kersvacantiedagen hier door. Wij hadden aanleiding tot ernstig onderhoud. Zeer verheugde ik mij in zijn drievoudige belofte die hij daags voor zijn vertrek mij gaf (zuinig beheer en naauwkeurige aanteekening van zijn geld, geenerlei sterke drank en daardoor oefening in zelfstandigheid en geenerlei achterhoudendheid voor mij).

Correspondentie gevoerd met den Heer Verhagen te Goes over de Ecole Professionelle te Mulhouse (de Heer W.A. Koning had mij dat adres verschaft. Verhagen had daar een zoon). Ik denk dat ik Samuel met het voorjaar derwaarts zal brengen.

Het onderwijs mijner Doopelingen heb ik beëindigd. Morgen Belijdenispreek.

Terzake de Afschaffing bleef ik ijverig werkzaam. Wij hielden vergadering te Oude Schild en te Oosterend. Sommigen traden toe, enkelen traden terug.

Gisteravond 4 February deed Geert Kikkert mij de beste beloften onder betuiging van zijn diep berouw. Daarna had ik eene aandoenlijke ontmoeting met het huisgezin van Faas, die nadat ik hem voor eenigen tijd van zijne rampzalige neiging tot den drank , zoo ik meende, had teruggebragt, toch weder daartoe vervallen was. Het mogt mij gelukken man en vrouw te verzoenen.

5 February 1859. Samuel druk aan 't vertalen uit Duitsch, Fransch en Engelsch.

7 February 1859. Naar Oosterend, bij P. Koning. De twee Bollekrieken van 15 en 11 paar jongelieden aldaar des morgens te 9 ure gescheiden, doch zonder ongeregeldheden.

Men keurt te Hoogezand mijn plan met Samuel goed. Ik heb met Samuel een Fransche brief geschreven en dien aan Dirk gezonden, om hem te Amsterdam op de post te doen franko. Ik verzoek daarbij toelating voor Samuel.

8 February 1859. Naar de Waal. Aldaar is verhuring van al de landerijen der Gemeente. De verhuring heeft weer omstreeks 300 gulden meer opgebragt dan als vorige [jaren]. Het is vandaag een zeer schoone, bijkans zomersche dag.

9 February 1859. Grietje en Sina des namiddags naar 't Oude Schild (bij Wentink), door 't ongunstige weer eerst de volgende dag terug.

10 February 1859. Aanneming van 17 Doopelingen.

11 February 1859. Des namiddags naar den Hoorn, begrafenis van Stijntje Simons Daalder, oud 23 jaar.

Bij Faas, hij zelf niet thuis. Zijn vrouw verhaalt mij hoe hij zich dagelijks aan dronkenschap schuldig maakte.

13 February 1859. Doopbediening aan 17 personen aan den Burg, Kerk vol. Onder de laatste toespraak wordt Trijntje Knaap flaauw uitgedragen. Daarbij evenwel hield ik het goed uit en ontzette mij niet [bij de aanneming viel zij ook flaauw en kon bijkans geen vraag beantwoorden]. Het was door de geopende ramen frisch in de Kerk.

Aanneming van 17 Doopelingen. Wat Bruno Bok betreft: zijne schriftelijke opstellen waren doorgaans belangrijk, doch liepen over sommige punten ook vrij los henen. Toen wij over de Verzoeningsleer handelden schreef hij mij een briefje om hem daarover niet te ondervragen daar zijne denkwijze op dat punt zoo geheel van de mijne verschilde (daar hij het sterven van J.C. op zich zelven aanmerkte als een verzoeningsmiddel). Hij verdedigde in zijn schrift ook eene erfelijken zonde wel niet regtstreeks maar een erfsmet, waardoor het ons onmogelijk zou zijn aan onze bestemming te voldoen. MONDELING echter opponeerde hij nooit. Hij was niet openhartig tegen mij. Het bleek dat hij steeds met vooroordeel was bezet, en dat hij bij mij alleen ten onderwijs kwam als een modus operandum. Bij de repetitien en Belijdenis onderscheidde hij zich niet bijzonder.

Jan Duinker van de Waal verhaalt mij hoe hij 200 gulden van Gerrit Bakker heeft gehad, maar hoe die nu de schapen van zijn land heeft gehaald nadat hij, Jan Duinker, eerst bij Bok een stuk had geteekend.

13 February 1859. Grietje, de vrouw van Faas, was schreiende [aan mijn deur] geweest om mijn komst te verzoeken. Faas lag dronken daarneder. Hij wilde niet naar bed gaan want hij wilde met de postschuit vertrekken, hij wist niet waarheen, hij kon hier niet langer wezen. Ik had zelfs te zorgen dat hij niet in beschuldigingen tegen zijn vrouw uitbrak, wat hij echter telkens deed. Eindelijk na 5/4 uur daar gesproken te hebben en ook de beide oudste kinderen ernstig vermaand te hebben, wilde hij aan mijn raad voldoen om in de frissche buitenlucht bij de heldere maneschijn eenige verheldering voor zijn benevelde geest te zoeken. Ik ging met hem mede. Wij wandelden bijlangs de Boogaard en ik bragt hem weer thuis, doch kon zijn besluit om weg te gaan niet aan 't wankelen brengen. Treurig kwam ik om half 1 te huis.

14 February 1859. De vrouw van Faas doet mij berigten, dat haar man toch eindelijk vanmorgen om 6 uur naar bed was gegaan.

Wieringa hier, bij Westenberg en Kikkert had hij van Faas gehoord [drankproblemen]. Kikkert was er straks nog geweest, maar kon geene woorden uit hem krijgen.

15 February 1859. Des voormiddags berigt de vrouw van Faas dat haar man nu weg wilde trekken. Ik ga daar heen om hem tot beter zin te bewegen. Hij blijft geheel ongevoelig. Hij schijnt door zijn dronkenschap zijne zinnen verloren te hebben.

17 February 1859. Des avonds komt Faas hier mij hartelijk dank zeggen voor alle moeite, die ik had aangewend om hem weder op den rechten weg terug te brengen. Hij was thans in de beste gemoedsstemming. Ik besteedde een groot deel van de avond om zijn goeden zin te versterken en hem aanwijzingen te geven ter bevordering ook van zijn huiselijk geluk, onder aanbeveling van orde, vlijt en spaarzaamheid. Ik maakte hem op de huisregels opmerkzaam, op 't noodzakelijke van aanteekening houden van uitgaven, wat zij nooit deden, waardoor halverwege de maand 't geld soms alweer op was. Hij wilde gaarne dat ik dat eens met zijn vrouw besprak enz.

16 February 1859. Brief van de Heer Bader uit Mulhouse. Samuel kan daar komen. Ik ontving tegelijk de prospectus.

18 February 1859. Ik ontving een briefje (nameloos) dat Geert Kikkert slecht leeft met zijne meid, Rempje Smit. Kikkert ontkent zulks geheel en speelt (zoo als later bleek) de geveinsde. Des avonds brief van Geert Kikkert waarin hij de waarheid belijdt en zich onwaardig verklaart het Avondmaal bij te wonen.

20 February 1859. Avondmaal aan de Waal, daarbij ook den Heer en Mevrouw Bok, 4 dochters en zoon.

22 February 1859. Dankpreek aan de Waal, Kerkeraadsvergadering daarna. Des avonds bij Geert Kikkert, hem aangezegd dat de Kerkeraad groot misnoegen had in zijne handelwijze en hem vooreerst niet weer als voorzanger wenschte te zien. Hij was eerst vrij ligtzinnig en sprak op vrij luchtigen toon, later werd zijn too ernstiger door mijn spreken. Rempje en haar moeder hadden gedacht dat zij zich aan den Doop ontrekken moest. Hij had het tegendeel aangeraden. Hij sprak op 't laatst met groote zelfverfoeijing, niemand wist nog hoe slecht hij het wel gemaakt had, hoe roekeloos hij de laatste maanden na den dood zijner vrouw doorleefd had. Hij hoopte zich te verbeteren en dan nog een gelukkig leven te hebben met haar die nu weldra zijne vrouw zou wezen, zooals hij het zelf zeide. Als hij zich maar op den duur van Sterke Drank bleef onthouden, anders gevoelde hij wel dat hij verloren was.

Gé vanavond bij Bok.

23 February 1859. Reijer Daalder hier, hij berigt mij dat helaas Jan Duinker van de Koog weder tot verregaand misbruik van Sterke Drank is vervallen.

Dirk Schuit deelde mij de uitslag zijner pogingen tot Geldverzameling mede, in Haarlem 70 gulden, in den Haag en Leijden weinig of niet.

23 February 1859. Bij Faas het tractaatje van John Bough voorgelezen. Het huisgezin was nu zeer tevreden.

24 februari 1859. Ik heb Grietje teregt geholpen met haar brieven schrijven.

24 February 1859. Gesprek met Samuel over de noodzakelijkheid van de Doop, waaromtrent hij twijfel voelt. Hij meent dat uitwendige plegtigheden in de Godsdienst wel gemist kunnen worden, daar 't uitoefenen van deugd toch de hoofdzaak der godsdienst is. Ik geloof echter dat hij leerde inzien in welk naauw verband die plegtigheid van Doop en Avondmaal met de ware christelijke deugd staan.

26 February 1859. Dezer dagen vernam ik van de vrouw van Faas dat 't met hem weer niet recht in orde was.

1 Maart 1859. Op de terugreis van de Waal ernstig gesprek met Jan Gerrits Leen over drankmisbruik.

7 Maart 1859. Bij Jan Bakker in de Kogerstraat, waar de zoon Jakob na den dood zijner vrouw nu te huis is met de kinderen.

8 Maart 1859. Klaas Smit in den tuin sedert vrijdag.

Samuel met Arend Kikkert, die door een ongemak aan zijne hand van Alkmaar te huis is, gaan wandelen.

Broeder Juriaan is weinig tevreden over Dirk, omdat die hem zoo weinig bezocht.

9 Maart 1859. Honigh hier, hij wil de Uitgezochte Liederen aan den Hoorn leveren voor 1,80 gulden, ingebonden, wat zij anders ingenaaid zouden kosten.

10 Maart 1859. C. Eelman hier. Ik spreek met hem over mijne vroegere aanvrage om verhooging van tractement. Hij herinnert zich ook dat er verleden jaar in July bepaald is, in mijn afwezen, om het tractement te verhoogen, maar hij had er niet meer aan gedacht en zoo zou het ook de anderen wel gegaan zijn. Maar hij was er zeer voor, erkende dat ik hier een zeer moeijelijke dienst had enz. Hij zou er nu dan ook werk van maken.

Dirk Schuit wil morgen zijne collectereis voortzetten naar de Zaan en vervolgens naar Middelburg. Ik dring er ernstig bij hem op aan dat hij toch alles in het werk zal stellen om vervolgens door arbeid in de behoeften van zijn gezin te voorzien. Hij zegt niets te kunnen vinden. Hij had in dat collecteeren ook geen zin, hij werd lang niet overal vriendelijk ontvangen en het was hem soms alsof de straatsteenen hem tegen het hoofd zouden springen. Ik raad hem schrijfwerk bij den Heer Kikkert. Hij spreekt van verhuizing naar Apeldoorn waar geen goudsmit was, of naar Enkhuizen. Tegen 10 uur was ik gelukkig van zijn gezelschap ontslagen.

17 Maart 1859. Jan Knol hier. Zijn paard is gestorven. Ik beveel hem de zaak der Afschaffing aan.

21 Maart 1859. Des avonds Jan Knol hier voor wien ik een aanbevelingsbrief geschreven had voor eene collectie voor een paard. Ik had er 2 gulden op geteekend, maar zeide dit te willen verminderen omdat hij den Sterken Drank nog niet scheen te willen verbannen. Toen hij echter reden gaf waarom hij l.l. vrijdag niet, zoals hij beloofd had, op de Afschaffingsvergadering was geweest, gaf ik hem de 2 gulden.

Ik herinnerde hem aan zijn vader. Hij zeide dat als zijn vader een vijand van de Sterke Drank was geweest diens huisgezin nooit in een zoo vernederde stand zou zijn gekomen. Dan zou hij nu eene goede boerderij bij Bedum kunnen hebben bezitten. Doch deze was hem om zijne drankzucht onthouden. Hijzelf, Jan Knol, begon nu toch van het belang der Afschaffing te spreken, en toen ik hem van Jan Zuidewind enz. vertelde, die zondag wilde komen teekenen, zeide hij dat hij dan ook zou komen.

27 Maart 1859. Zondag. Des avonds Jakob Zuidewind en Albert Eelman hier om te teekenen voor de Afschaffing.

18 Maart 1859. Afschaffingsvergadering aan de Waal bij Gerbrand Dros. Grietje daarheen met Jansje Keyser.

Mand met 16 flesschen bessenwijn naar Dirk gezonden.

20 Maart 1859. Avondmaal aan den Hoorn, 21 communicanten, daarbij kapitein Kuiper en vrouw en 3 dochters. Pieter Daalder en Meester Hillenius niet of geen der zijnen.

Des avonds bij Aris Jakobsz Eelman en vrouw in de Kogerstraat. Zij teekenen beide voor de Afschaffing, ook de meid Aagje Schram als jeugdige begunstiger.

21 Maart 1859. Naar Oosterend, Noorderbuurt, bij Raven, hijzelf en vrouw niet thuis. Zij verkoopen zeer veel bier. Ik vroeg of het verkoopen van Sterke Drank ook merkelijk afnam? Zij schenen dit niet te willen bevestigen.

Naar Jantje Dijker, de man geen werk, 3 kinderen aan de koorts.

Niet naar het Nut, waar Van der Wal de Redevoering zou doen, maar naar Pronk, die ongesteld was.

22 Maart 1859. Catechisatie aan de Waal, aldaar bij Lotje de zogenaamde wonderdoctor van Oosterend ontmoet, zijn naam heb ik nog niet gehoord. Hij verhaalt iets van zijn leven, zoon van een gepensioneerd kaptein, die Burgemeester van Schokland was. Hij zou eerst regten studeeren, later heelkunde in het Hospitaal. Vervolgens was hij Directeur van de diligenceonderneming Van Gend en Loos, had veel omgang gehad met Hongaarsche geneesmeesters. Nu oefende hij zelf de Geneeskunst uit, was eerst op Ameland, daarna op Terschelling geweest, waar men nog altijd naar hem terug verlangde. Hij had hier nu eene zoo drukke practijk, dat hij slechts om de 14 dagen eens bij zijne patiënten kon komen.

Veel wordt er deze dag over dien man en zijne genezingen gesproken, dien hij meestal volbrengt door hooning op Spaanschen wijn getrokken, ook wel op brandewijn, waarvan hij zijn patiënt eenige glazen daags laat gebruiken.

27 Augustus 1859. De wonderdoctor uit Oosterend schrijft tegen maagpijn voor eene smeering op de maag, en het inwendig gebruik van 1 lepel vol raapoly van tijd tot tijd.

22 Maart 1859. Dirk Schuit hier, hij wil morgen op reis naar Vlissingen, waar zijn zoon zondag gedoopt zal worden. Ik geef hem een eenigzins gewijzigd afschrift van den aanbevelingsbrief en schrijf een brief over hem aan Dominee Cramer, dien hij de volgende dag komt halen.

23 Maart 1859. Sientje viert haar verjaarsfeest met 13 meisjes, daarbij Kato Wentink die blijft logeren. Zij had een paar zilveren oorbelletjes en een zijden zakdoek gekregen.

23 Maart 1859. Naar Jakob Reijers Eelman aan de Westen die zeer ziek is. Bij zijn moeder Pietertje Jakobs Wuis, die wel deel aan de Afschaffing schijnt te willen nemen, maar toch nog vooralsnog zich wil bedenken.

24 Maart 1859. Brief geschreven aan den Heer Bader te Mulhouse, berichtend dat ik Samuel tegen 2 Mei zal brengen. Gewichtige stap, God geve dat hij goede gevolgen zal hebben.

25 Maart 1859. Kamerdag aan de Waal. Ik vertelde aan Boon en Eelman dat ik besloten had Samuel naar Frankrijk te vergezellen. Zij spraken er koeltjes van als een hele onderneming.

Ik liep met de schoonvader van Simon Reijersz Dijt, die verleden week naar de Haarlemmermeer vertrokken was en er zijne koeijen terstond in de weide had kunnen jagen, waar zij overvloedig voedsel vonden. Ook de boomen in de tuin staan zoodanig hier alsof wij zoo digt aan de meimaand staan als thans aan April. Van de week heb ik de noodigste zaden in de tuin gebragt.

De kagchel wordt menigmaal vergeten op te stoken.

26 Maart 1859. [Na een poging het regter oor met laauwe melk te reinigen] kan ik er nu niets meer mee horen. Het horologie dat ik op een afstand van omtrent een armlengte van mijn linker oor kan hooren tikken, hoor ik niet als ik het bij het regter oor houdt. Ik maak mij daarover vrij wat ongerust. Ik moet voortdurend navragen enz.

Doctor van Deinse raadde mij aan er een watje met zoete olij in te houden, doch dit geeft ook geen beterschap.

Bij den Burgemeester gevraagd om 2 buitenlandsche paspoorten. Hij zal het trachten in orde te brengen.

Dirk was te Hoorn voor de Militieraad op zijn bewijs als student voor een paar jaar vrijgesteld.

29 Maart 1859. Monsieur Verberne bij mij. Ik deel hem mijn plan met Samuel mede. Hij hoort er vreemd van op, maar wenschte ook zeer gaarne die weg met zijn zoons te bewandelen. Hij neemt de prospectus enz van Mulhouse [door], waardoor hij de gehele zaak kan overzien. Hij zal mij het benoodigde getuigschrift aangaande Samuels gedrag bezorgen.

30 Maart 1859. Menno viert zijn verjaarfeest met 9 knapen. Martinus Wentink blijft slapen.

Bij de boterham biest van D. Kooiman.

31 Maart 1859. Boon komt het tractement brengen [nog steeds niet verhoogd].

Hij verhaalde dat Geert Kikkert nog kort te voren allerhevigst tegen zijne meid was uitgevaren en beweerd had dat zeker getrouwd man zich met haar inliet, dat hij gaarne wilde trouwen, maar het nooit zou doen met zulk een mensch enz, zoodanig dat Boon er wel een stuk land onder had willen verwedden, dat Kikkert Rempje Smit nooit nemen zou.

Pieter Boon gaf de schuld van de treurigen avond [die ik bij hem had doorgebragt] alleen aan zijne vrouw, die hij van der jeugd af innig had liefgehad en die ook hem liefhad, maar die toch soms hem zijne regten als man niet wilde laten behouden en zich in zijne zaken mengde, terwijl hij haar als vrouw in alles vrij liet handelen. Zij was toch door hem alles geworden wat zij was. Het eene woord haalde het andere uit en zoo ontstond er verdriet en dit gaf aanleiding dat hij de borrel aangreep.

Hij erkende dat zijne uitwendige omstandigheden zoodanig waren, dat ieder zeggen moest "Wat ontbreekt u nog?" En echter ontbrak er zooveel. Ik vermaande hem ernstig om dit ontbrekende aan te vullen om daartoe steeds met welberadenheid voor de handhaving van zijn huiselijk geluk en vooral zijn eigen gemoedsrust te zorgen en daartoe te beginnen met de sterke drank af te schaffen. Zijne vrouw had het hem dikwijls ernstig aanbevolen, maar dit scheen zelfs eene ongunstige uitwerking op hem gehad te hebben. Hij heeft geen kracht genoeg om den regten weg tot verbetering in te slaan. Hij erkent de hooge waarde van dit leven als voorbereiding voor den toekomst niet.

3 April 1859. Klaas van Grouw hier, wordt lid der vereeniging. Hij had, zoo veel hij zich herinneren kon, geen sterke drank geproefd sedert July l.l. bij het afsloopen van de Waaldertoren (July 1858). Toen had Albert Keyser daar iets van gezegd en sedert had hij zich onthouden.

4 April 1859. Met Samuel naar het Raadhuis om gemeten te worden en tot invulling der passen. Aldaar de zogenaamde Wonderdoctor van Oosterend Streishors voor zijn a.s. huwelijk.

Vanmorgen van Honigh ontvangen Baedekers Rheinlande, nu een boek van studie voor mij.

Brief van Mulhouse ontvangen dat Samuel is ingeschreven op no. 51.

5 April 1859. Pieter Kalf gister en vandaag de tuin in orde gebragt. De perzikboom staat in bloei, radijs komt op, tuinkers staat er reeds.

Des avonds de catechisatie aan den Burg gesloten.

6 April 1859. Simon van der Wijk des avonds hier met berigt dat Pieter Boon weer razend was ten gevolge van dronkenschap enz, met verzoek om ten spoedigste te komen, daar zijn vrouw en Pietje de Boer anders niet langer in huis durfde blijven. Ernstig sprak ik hem aan over zijn ondeugend bedrijf als slijter van sterke dranken (schoon hij die zelf nimmer gebruikte, bragt hij daardoor toch anderen in 't verdriet). Hij scheen er wel eenig gevoel voor te hebben.

Ik naar P. Boon, 't was half 6 of vroeger. Hij ontweek mij bij mijne komst en ging op zolder liggen. Nu vernam ik hoe hij sedert zaterdag van steek was. Gedurig had hij sterke drank gebruikt. Vandaar veel schelden, razen, vloeken op zijne vrouw en zelfs mishandeling. Steeds had hij haar wat hem voorkwam naar het hoofd geworpen,een glasruit in de voorkamer verbroken en zij wees mij hoe diep een stuk hout in de kalk van de muur was ingedrongen, dat tegen haar gerigt was.

Hij was zoo verbitterd op haar, omdat zij, gereformeerd zijnde, van tijd tot tijd naar de gereformeerde Kerk ging. Hij noemde haar een vervloekte Bamberg (Vrendenberg). Deze noemde hij een paap der papen, die stookte het vuur aan enz.

Zij had den laatsten nacht met hare kinderen het huis geruimd, deze hadden bij Grootmoeder geslapen. Zij zelve had onder den blooten hemel op de takkenbosschen doorgbragt. Eindelijk kwam hij beneden om onze gesprekken te beluisteren, maar alles wat ik sprak vermocht niets.

Tusschenbeide was hij razend, zette de vingers tusschen zijn overhemdsboord en scheurde dit in flarden, terwijl hij de lappen naar alle kanten heenslingerde, onder herinnering aan de hoogepriester Kazaphas, die ook zijn kleederen scheurde. Niets sprak hij dan vreeselijke verwijten tegen zijn vrouw. Alles wat ik sprak om hem tot bedaardheid en rust te brengen hielp niets. Gedurig liep ik dan naar voren, waar de vrouw zat, dan naar achteren, bidden, smeeken, dreigen, niets baatte, hij bleef voortwoeden. Soms was hij stil voor eenige oogenblikken, maar dan begon het weer. Als zijne vrouw erbij kwam, moest ik vreezen dat hij haar zou mishandelen. Zij wilde echter niet weg naar hare moeder. Hare kinderen durfden niet alleen bij den vader te blijven [Pieter is 18 jaar]. Zij durfden zelfs niet alleen naar achteren waar de vader was.

Om misschien 9 uur kwam hij bij ons in de voorkamer. Hetzelfde tooneel. Pieter werd de deur uitgewezen omdat hij zich in den strijd mengde. Toen hij nog in het achterhuis rondzwierf had hij mij gevraagd of zij niet geregtelijk konden scheiden, zulk een leven uit te houden was onmogelijk, niemand dan alleen de hond en de kat waren hem getrouw gebleven. Ik beval hem aan om met verstandig overleg de middelen te doen beramen tot het doen ophouden van dien huiselijken oorlog, al was het ook door scheiding. Hij beloofde haar goed te verzorgen, het kwam op 25.000 gulden niet aan, zij zou meer hebben dan hij, de kinderen mogten gaan met wie ze wilden. Hij zelf zou treuren tot zijn graf enz.

Eindelijk om half 12 kwam de verzoening, ofschoon, zoo ik vreezen moet, niet hartelijk, want na de verzoening scheelde het weinig of er was weer eene uitbarsting van driften gevolgd. Maar het kwam zoo ver dat zij zich nu gemeenschappelijk ter ruste zouden begeven en ik mij kon verwijderen.

Ik ging nog even bij Van der Wijk aan de vrouw zeggen hoe het er nu voorstond. Ook zij erkende dat afschaffing zoo noodig was. Zij deelde mij mede dat hij [Van der Wijk] alleen daarom er niet inging omdat Kuiper, de Dijksens enz geen leden waren en hij met Jaap Puijman en Geet enz zich niet op eene lijn wilde zetten.

Het komt mij voor, dat bij P. Boon onder schijn van nederigheid een groote hoogmoed verborgen ligt. Zijn schoonmoeder zeide dat er bij hem volstrekt geene godsdienst was. Hij spreekt gedurig van zijne peet, die hem voor het huwelijk met Keetje van der Wijk gewaarschuwd heeft. Hij zegt: "Toen zij op 't end woonden en veel werken moesten, toen waren zij gelukkig".

7 April 1859. Des namiddags bij P. Boon en vrouw en kinderen theegedronken enz. Hij was in de beste gemoedsstemming, zoodat wij over allerlei onderwerpen spreken konden. Zijdelings sprak ik veel waarvan ik een goede werking mag hopen, rechtsstreeks tastte ik hem niet aan. Ik hoop spoedig eens meer rechtstreeks met hem te spreken.

De Jongeheer Bok uit de Rijp hier. Hij wil nu ook de spaansche wijn voor 45 gulden leveren.

8 April 1859. Krans bij Wieringa, aldaar Wentink. Over diens onaangenaamheden met zijn Gemeente, die hem wil dwingen om 3 personen die zijne catechisatie hadden verzuimd ook aan te nemen.

Jufvrouw Wieringa is zeer ongesteld, maagkramp, zenuwachtigheid, als iemand binnen komt begint zij te schreien.

Bij Rikkers de vrouw toegesproken die weldra aan de tering schijnt te zullen bezwijken [begrafenis op 14 April].

Brief met 300 gulden van 't Hoogezand van P. Koning gehaald.

8 April 1859. Faas is sedert eenige dagen bijkans blind. Ik geef hem mijn hope te kennen, dat hierbij toch de oogen zijns geestes meerder mogen worden geopend. De vrouw betoont op alle wijzen hare dankbaarheid, dat zij nu weer een rustige week heeft gehad, doordien er geen drank in huis kwam.

11 April 1859. Gisteravond reeds meende ik te bespeuren dat mijn gehoor in mijn regter oor eenigzins verbeterd was en heden morgen was ik zoo gelukkig mijn horologie weer op eenigen afstand van mijn regter oor te kunnen hooren tikken . Groot was mijn vreugde daarover. Nu hoop ik zal het verder wel herstellen.

Mijne Menno was sedert l.l. zondag ongesteld en gebruikt haast geen eten. Hij heeft veel gal en eenige groote wormen overgegeven. Vandaag was hij vrij ziek en had nergens lust in.

12 April 1859. Menno veel beter. Hij is met ons opgestaan en heeft weer blijde met ons ontbeten.

13 April 1859. Brief aan Dirk met de passen ter legalisatie.

15 April 1859. Menno ligt weer met de koorts. Gister was hij goed in orde en heeft met Ferdinand weer aangenaam gespeeld.

Brief van broeder Juriaan, die zeer wenscht dat ik Dirk op reis medenam en gaarne wil helpen de kosten te dragen. Hij maakt zich mede zorgen voor 't uitbarsten van de oorlog in Frankrijk.

16 April 1859. Dirk des avonds gekomen over 't Nieuwe Diep.

17 April 1859. Menno weer de koorts. Arend Kikkert bij Samuel.

18 April 1859. Dirk hier. Reisplan opgemaakt.

19 April 1859. Jan Knol lid geworden van 't Afschaffingsgenootschap.

20 April 1859. Vergadering van 't Afschaffingsgenootschap aan den Burg bij Mooijen. Kleine vergadering.

21 April 1859. Bij Burgemeester bewijs van Samuels vaccinatie gevraagd.

22 April 1859. Jan Dirksz Bruin passeerde de avond genoeglijk bij mij. Hij zou nu eerstdaags op reis gaan om te zien een plaats als Opperstuurman te verkrijgen, zoo mogelijk op de Javaan, als die binnenkwam.

23 April 1859. Sedert eenige dagen is het weer veel zachter, echter wordt de kagchel nogal eens gebruikt.

Samuel des morgens met Arend Kikkert naar de Koog naar het schip dat daar op het strand zit.

Brief gezonden aan broeder Juriaan en aan de hospes van Dirk, waar ik a.s. woensdag gaarne mijn intrek wil nemen.

25 April 1859. Menno was weer vlug. Allen des avonds genoeglijk bij elkaar aan tafel.

1 Mei 1859. Te Mulhouse om Samuel naar school te brengen [Dirk gaat niet mee naar Mulhouse].

20 Mei 1859. [Na reis door Duitschland enz] terug op Texel.

24 Mei 1859. Naar den Hoorn, bij Aagje Stark, Jan Knaap, Meester Hillenius, D. Schuit. Bij Wieringa koffij gedronken, bij Klok, Tetje Dekker.

25 Mei 1859. Des namiddags met het geheel gezin bij zeer schoon weder naar de Tent, aldaar Kikkert, Westenberg, Wentink, Voigt, Koning en Leentje Vrendenberg. Veel verhaald van mijn reis. Wentink en Kikkert hebben de brief van Samuel gelezen.

27 Mei 1859. Kerkeraadsvergadering aan de Waal.

Des avonds bij Maarten Daalder, wiens zoon nu in hechtenis is wegens moordaanslag op G. Burger.

Bij Faas. Zijn vrouw had mij een kop en schotel ten geschenke gezonden. Ik geef te kennen, dat ik 't alleen wil behouden als een onderpand van zijn trouw om geen sterken drank meer te drinken, maar dat ik het terstond terug zal zenden als hij zich weer daartoe begeeft. Hij neemt die voorwaarde aan.

30 Mei 1859. Brief aan Samuel geschreven tot 's nachts half 3.

Naar de Tent, aldaar de rekening gehad van Kikkert. Ik moet jaarlijks nog 5 gulden contributie betalen. Daar zijn jaarlijks ten minste 36 gulden vaste uitgaven, hij heeft wel 1000 gulden gekost.

[Door Ali samengevat tot: De contributie van de Tent is 5 gulden 's jaars. Hij heeft wel 1000 gulden gekost.] [Ik heb dit laten staan als voorbeeld van water bij samenvatting verloren gaat]

2 Juny 1859. Gesprek over de moordaanslag van Klaas Daalder.

Gesprek over de advertentie omtrent Johannes Bok, die te Amsterdam gaat wonen tot zoolang zijn Pastorij te Oude Wetering vertimmerd is, schoon hij de ledig staande Pastorij der Hervormden had kunnen betrekken.

3 Juny 1859. Dank zij Gode voor mijn 50ste geboortedag, onder wat gelukkige omstandigheden breekt hij mij aan (misschien ten laatsten male! Ach, mogt ik die ware wijsheid meer en meer verkrijgen, die mij geschikt maakt voor hooger en eeuwig genot!). Mijne kinderen spraken hunne vreugde uit door mij een grooten en schoonen bloemenkrans te brengen door hen met tante Gé in den vroegen morgen vervaardigd, waarbij schriftelijke zegenwenschen en een sigarenkoker van Menno.

Allen zijn wij gezond, ook alle de mijnen elders, zoo ver ik weet.

6 Juny 1859. Nutsvergadering, 5 leden, ik tot Afgevaardigde voor de Algemeene Vergadering benoemd.

7 Juny 1859. Naar den Hoorn. Catechisatie. Even bij Dirk Schuit, zijn vrouw zou bevallen. Ik ging dadelijk (op zijn verzoek) terug naar den Burg en berigtte zulks aan den Heer Stiggelbout.

Des namiddags in den tuin.

8 Juny 1859. Zeer warme dag. Des namiddags naar de Tent, aldaar o.a. een Heer Pfaff, Officier der Genie, belast met het opmaken der Topografische Kaart van Texel.

10 Juny 1859. Des middags Dirk Schuit hier gegeten. Met zijne vrouw gaat het zeer goed. In het prieel [heb ik] hem zeer ernstig onderhouden over zijne werkloosheid om eene betrekking te vinden die hem eenig weekgeld, hoe klein dan ook, verschaffen kan. Verleden week had hij nog een ganschen mand vol goed, kleeding, waarin ook ham, worst, wijn van zijne zuster in Montfoort ontvangen (deze heeft een allerongelukkigst huwelijksleven, terwijl Schuit zich mag verheugen in alle huiselijk genoegen).

13 Juny 1859. Sientje naar Westzaan gebracht. Den 15den vergadering van 't Emeritaatsfonds te Zaandam. Den 16de weer te huis.

Bij mijne reis met Sina 13 Juny is het kistje waarin deze papieren waren, een tijdlang zoek geweest. Met veel moeite kwam het weer teregt. Bij de wederkomst van Sina was het weer niet op de Texelsche boot bezorgd, zoodat het eerst donderdag 14 July weer te huis kwam. Vandaar de hier volgende lacune.

22 Juny 1859. Des namiddags naar de Tent, ik vandaar naar 't Oude Schild naar de haven geloopen over de landen bij Brakesteijn in 20 minuten om te vernemen naar het goed van Sientje dat, volgens hedenmorgen ontvangen brief van Westzaan, nog niet teregt is.

24 Juny 1859. Dirk te huis.

27 Juny 1859. Des avonds Verberne hier, hem over mijne reis en die van Samuel verteld en hoe het hem daar ging, waaromtrent hij zeer nieuwsgierig was.

28 Juny 1859. Brief aan Samuel: Menno heeft zijn Nova Zembla bijkans zonder fout kunnen opzeggen en heeft daardoor naar wensch zakgeld, maar meent nu ook de geheele Kermis tot zijn eigendom te kunnen maken.

Een buitenlandsche brief mag slechts 10 wichtjes zwaar zijn, anders moet men dubbel port (60 cents) betalen.

Er varen nu 2 boten van Zaandam in eens door naar het Nieuwe Diep.

30 Juny 1859. Dominee Wentink en Dolfine hier, over de Kermis gewandeld, die al zeer schraal is. Zij bepraten Grietje om met hen mede te gaan en morgen weerom te komen.

1 July 1859. Deze morgen te half 7 ter begrafenis van het lijk van jufvrouw van Hesselberg, 39 jaar oud, kort na hare bevalling zeer onverwacht in stuipen. De Heer Bok sprak nog een enkel woord met mij over de herinneringen die deze gebeurtenis gewis bij mij opwekken zou.

1 July 1859. Tante Gé en Vrouwtje laten een photographie van zich maken op de Kermis bij iemand die daar mede dagelijksch de handen vol heeft en verbazend veel geld verdient.

2 July 1859. Dirk, Grietje en Menno hebben in de Vergulde Kikkert de toneelvoorstelling bijgewoond van den Heer Rosenveldt van 8 tot kwart over 12. Menno vooral gevoelde zich daarin vooraf zéér gelukkig.

3 July 1859. Met Kalf naar den Hoorn gereden met Dirk en Menno.

Jan Knaap te den Hoorn onderhouden over zijn ergerlijk gedrag om bij het opgeven van de Uitgezochte Liederen bij de Godsdienstoefening terstond zijn pet op te zetten en die alleen bij 't opgeven der psalmen aftezetten. De diaken Dirk Daalder zingt ook geen liederen. Pieter Daalder schijnt niet meer ter Kerk te komen.

Preek aan den Burg.

Thee gedronken bij ons: J. Eelman en vrouw, Martje Roeper, Jan Roeper van de Veen, Klaas Mantje en vrouw en kinderen (deze brengt ons 2 schapenkaasjes).

Des namiddags wordt een bijenzwerm in de tuin gevonden. Een korf wordt van de Veen gehaald en Roeper doet die daar in.

Martje Roeper en Aafje Boon laten haar portret maken. De dag genoeglijk doorgebragt.

Vervolgens met Dirk en Grietje gewandeld in de frissche avondlucht.

4 July 1859. Aan Gé op haar verjaardag een transparent nachtlichtje gegeven,1,20 gulden, van Ponger op de Kermis gekocht.

Des namiddags naar de Tent.

Aafje Buijs gister gekomen, vandaag naar 't Nieuwe Diep.

6 July 1859. Brief naar 't Hoogezand naar Katrina die heden 13 jaar wordt.

Des namiddags Dirk, Grietje en Menno naar de Tent. Ik te huis gebleven. Kors Roeper en Meester Boonakker drinken hier thee. Boonakker verhaalt dat hij 2 jaren vroeger dan anders zijn tijd was, zijn post als Diaken van de Cocksdorper Gemeente verlaten heeft wegens de groote moeijelijkheden daaraan verbonden. De één is uit Zeeland, de ander uit Groningen, de ander uit Gelderland en nu wil elk alles geregeld hebben naar de gebruiken in zijn Provincie geldende. Maar vooral had hem gehinderd dat men hem zoo kwalijk genomen had dat hij met zijne vrouw bij ons Doopsgezinden aan 't Avondmaal was geweest, waaruit men had afgeleid dat hij zelf weldra Doopsgezind zou worden. Aanhoudend was er sprake daarover. Dominee Lammers had zich er niet tegen verzet, alzoo was hij eindelijk gedrongen geworden om zijn ontslag te nemen.

Lammers kon veel kwaad in de Gemeente voorkomen, als hij noodig optrad tegen het kwade. Maar dat deed hij niet, hij durfde ieder niet even goed aan.

11 July 1859. Sientje van het Nieuwe Diep gehaald. Ze had in Westzaan veel genoegen aan de kleine kinderen. Haar kistje alweer niet medegekomen.

11 July 1859. Bij de boot even Johannes Bok gesproken terwijl hij zijn kind naar de wagen droeg. Hij toonde mij echter niet de minste toegenegenheid.

13 July 1859. Geke vertrokken naar Groningen. Grietje is dus thans met de huishouding belast.

Naar den Hoorn. Catechisatie. Meester Hillenius heeft zijn post als onderwijzer neergelegd en betrekt nu een andere woning.

Begrafenis van van de vrouw van Dirk Kooiman, ziekenbezoek enz.

Nog naar de Tent op de Hoogte, waar Dirk, Sina en Menno reeds waren, alsmede Vrendenberg en familie, Koning, Voigt en vrouw. Hardlooperij tusschen Voigt en Koning.

Vanmorgen ontving ik een brief van den Heer Bader van Mulhouse met zeer gunstig getuigenis omtrent Samuel en de rekening van 627 francs.

Vrendenberg verhaalt mij hoe weinig hij houdt van de familie Bok wegens hunne hoogmoed. Niemand kon het met hen goed houden. Bok scheen het aan hem te wijten dat de Kerkvoogden niet hadden willen toestaan dat Bok bij het trouwen zijner dochter in de Kerk receptie hield in de Kerkekamer.

Ook had hij bedankt voor het bijwonen der partij, waartoe zij hem genoodigd hadden, omdat Leentje niet uitging zonder Koning. Hij raadde het mij niet aan om zoo als ik anders wel voorhad een visite bij Bok te maken. Hij zou daardoor slechts in zijn hoogmoed gesterkt worden en het zou mijzelve niet baten. Dat ik wel gaarne eene geheele verzoening zou wenschen, zou Bok toch ook buitendien wel weten.

14 July 1859. Ernstige gesprekken met Grietje waarvan ik hoop dat het gevolg zal zijn dat zij nu voortaan zich boven alles beijveren zal om niet zoo zeer haar eigen, als wel haar vaders wil te volbrengen.

15 July 1859. Met den Heer van Heeckeren gesprek over de vroegere gang der Afschaffingszaak alhier en derzelven tegenstand ook door Bok.

16 July 1859. Ondermeester de Wind zal Menno en Sina op zijn zangschool nemen. Zij gaan daarheen en keeren weer met groot genoegen.

De proponent Koning is beroepen te Grijpskerk in Zeeland (verloofde van Leentje Vrendenberg).

17 July 1859. Met het rijtuig van J.C. Bakker naar den Hoorn en vervolgens naar de Waal (ik reed het in minder dan een half uur).

18 July 1859. Wij brengen den geheelen dag buiten door.

Sientje klaagt zeer over pijn in de maag en moet daarom uit de school komen (wellicht heeft zij gisteren toen zij op de jarigheid was bij Sientje Kalis en toen de kinderen van den Burg zich zeer vermoeid hebben met 3 weggelopen veulens, zich wel wat te veel bezweet en verkoeld).

19 July 1859. Bij Burgemeester eens geïnformeerd wie men als leden in de Gemeenteraad verlangt. Zijne vrouw deelt mij mede dat men de dwaasheid had gehad om Loman uit Eijerland daartoe voor te stellen, benevens Bok, Cornelis Simonsz Dijt en Reijer Bakker. Het zou wel ongelukkig wezen, zeide zij, als er onder de TEXELSCHE menschen geen te vinden waren, geschikt voor dien post. Maar wie dan? Dit kan zij mij niet beantwoorden. Mart. Langeveld wilde ook Loman niet. Ik stemde Loman en Dijt.

21 July 1859. Feest in de Tent wegens het beroep van proponent Koning [te Grijpskerk in Zeeland], 26 personen aldaar, zeer genoeglijk.

25 July 1859. Deerlijk ongeluk aan de Hors. Luitenant Gobius en 6 man gedood door 't springen van een stuk geschut, 10 gekwetsten.

31 July 1859. Des namiddags Van Heeckeren hier thee gedronken.

2 Augustus 1859. Stemming voor de Gemeenteraad.

3 Augustus 1859. Naar Driehuizen gereden met Doctor Knapp naar Dirk Koorn.

Naar de Tent, aldaar Kikkert, Westenberg, Voigt, Vrendenberg, Heer Eezen.

Gister den Heer Kikkert hier om mij te bedanken voor een brief van Dominee Harting over 't Gymnasium te Enkhuizen.

5 Augustus 1859. Begrafenis van Cornelis Dirksz Koorn van Driehuizen.

7 Augustus 1859. Een weinig regen, alles smacht naar regen. Onze pomp geeft nevens zooveel andere geen water meer, de velden staan als verschroeid.

Naar den Hoorn en de Waal.

Te huis komende vond ik een briefje van Wieringa, mij berigtende dat de vrouw van Klok zoo even, terwijl haar man naar de Vermaning was, in de put verdronken was. Ik naar de Burgemeester [zwager en zuster van de vrouw van Klok], daar wist men het al. De jufvrouw beklaagde zich diep dat zij zoo danig gestorven was. Zij had reeds geruimen tijd tevoren gezegd: "Die put zal mijn graf zijn " of "het einde van mijn verdriet".

8 Augustus 1859. Grietje mede op reis naar Westzaan met de stoomboot Zuiderzee, vergadering van 't Nut op 9 en 10 Augustus, de 11de van 't Bijbelgenootschap.

12 Augustus 1859. Portret van Samuel laten maken. Nog een portret van mij en Samuel laten maken bij Greiner op den Nieuwendijk.

15 Augustus 1859. Des morgens onaangename woordenwisseling met Juriaan ten gevolge van aanmerkingen die hij gedurig maakt op Samuel. Tezamen naar Amsterdam, maar Juriaan spreekt geen woord en gaat zijn weg.

Portret van Grietje laten maken bij den daguerrotypist Heyke, dat niet zeer goed is uitgevallen.

Grietje, Samuel en ik naar de Zoölogische tuin.

16 Augustus 1859. Naar Texel. Broeder Juriaan nog niet recht opgeruimd.

18 Augustus 1859. Naar den Hoorn. Bij Simon Daalder, hem verwezen naar den Heer Voigt die een rekest voor hem wilde schrijven om hem te bevrijden van de 14 dagen gevangenisstraf waartoe hij veroordeeld was op de valse beschuldiging van konijnen strikken.

In de Heldersche Courant staat vermeld dat aan den Weleerwaarde Zeergeleerde Heer Wieringa eene jagtacte is afgegeven.

Terug met Willem Koorn.

19 Augustus 1859. Met Dirk bij Vrendenberg, Krans. Gesprek over het al of niet geoorloofd zijn van tyrannenmoord [Plato], door Hendrik Vrendenberg verdedigt, door mij bestreden.

20 Augustus 1859. Albert Keyser hier. Hij wil mij morgen naar den Hoorn rijden.

Hij stelt een plan voor om een put te laten maken in de duinen van een vierkante bunder om daaruit in drooge zomers de landen te besproeijen.

21 Augustus 1859. Zondag. Des namiddags met Albert Keyser, Van Heeckeren en Voigt naar den Hoorn gereden, aldaar Afschaffingsvergadering gehouden ten huize van Jakob Duinker. Van Heeckeren deed eene schoone Redevoering over "de Huiselijkheid en de Sterke Drank". Niemand van eenige distinctie buiten de leden aanwezig. Des avonds met Albert Keyser terug gereden.

22 Augustus 1859. Jan Roeper van de Veen hier, na overleg met hem zal ik de bijen den winter trachten door te houden.

23 Augustus 1859. Aan den Hoorn catechisatie. Eenige kranken bezogt: weduwe Rab (niet thuis, zoo ik meende), Dieuwertje Rab, Neeltje Dekker, Dirk Bruin, bij Wieringa koffij gedronken. Zijn vrouw ook ziek.

24 Augustus 1859. Des namiddags naar de Tent met het geheel gezin, zeer groot gezelschap aldaar, o.a. Kikkert.

25 Augustus 1859. Des namiddags zijn Dirk en ik met Westenberg en Kikkert en Hendrik Vrendenberg en P. Koorn naar de Prins Hendrik gereden. Zij, behalve Kikkert en ik, zich daar in zee gebaad. Wieringa geeft instructie in het zwemmen. Thee gedronken en Niesteiner. Zeer genoeglijk daar tot donker gebleven.

26 Augustus 1859. Kamerdag aan de Waal. Des avonds Vrendenberg en Hendrik, Koning en Voigt hier een paar uur vertoefd. Gesprek over Busken Huet en zijn stelsel, Koning verhaalt uit de mond van diens tijdgenoot dat hij, Huet, reeds als student altijd de grootsten lust had in opposities, ook toen reeds tegen den Bijbel.

27 Augustus 1859. Voorts hoorde ik dat wanneer men in een huis last heeft van weegluizen men bijvoorbeeld in de kast waarin zij zijn een pot moet zetten gevuld met eendekroos uit de sloten en weldra zullen zij allen zich daarin begeven en de kast gereinigd zijn.

28 Augustus 1859. Met het karretje van J.C. Bakker naar den Hoorn, vervolgens naar de Waal.

29 Augustus 1859. Huisbezoek met Aris Mantje (hij haalde mij met de wagen af) op Oost, Zevenhuizen en Nieuwe Schild. Bij Mantje gegeten, daarna nog eenigen te Oosterend. Terug geloopen, nog gereden met Pieter Klaasz Kikkert.

30 Augustus 1859. Naar den Hoorn, dwars over, er is bijkans nergens eenig vocht in de sloten. Zieken bezocht. De weduwe Rab, Marretje is zeer zwak en ijlhoofdig, zij wil niet dan (in haar opgewondenheid) over preeken en gezangen spreken, zoodat ik moeijlijk van haar ontslagen kan worden. Cornelis Blaauw, Reijer Daalder.

Des namiddags ik met Dirk en Samuel op't Oude Schild bij Wentink thee gedronken.

Er steekt een hevig onweer op 't welk ons allen met schrik vervuld. De plaats van Jakob Bruin slaat in brand (aan den straatweg) en brandt geheel af. Wij zijn, op onze tehuisreis in den regen, er getuige van.

31 Augustus 1859. Onstuimig weder, niet naar de Tent. Wij verheugen ons in de waterstromen die er gister en heden gevallen zijn. Echter blijft de pomp altijd nog droog.

1 September 1859. Huisbezoek met Aris Mantje te Oosterend. Hij haalt mij af. Bij Mantje gegeten, daarna de leden in zijn buurt bezocht.

2 September 1859. Krans bij mij aan huis.

3 September 1859. Dirk heeft het afschrijven van het Geslachtboek heden geëindigd.

Samuel druk bezig met het zamenstellen van het Register daarop.

Nan Kikkert (haarsnijder) hier, spreekt over zijn voormaligen schoonzoon Geert Kikkert, die na den dood van zijn vrouw hem op een schandelijke wijze misleid en afgezet heeft met behulp van Sijbrand Pietersz Keyser.

4 September 1859. Preek aan den Hoorn, met Menno, Sina, Samuel en Dirk met de wagen van Kalf daarheen gereden. Dirk Schuit rijdt mede terug.

Des namiddags Meester De Brink van 't Oude Schild hier thee gedronken. Hij teekent voor de Afschaffing.

4 September 1859. Martje Rab is sedert verscheidene dagen geheel buiten verstand en ligt soms 25 uren achtereen te praten en te zingen. Ik kan ook niets met haar worden.

21 September 1859. Eergister huisbezoek aan de Koog en omstreken.

Gister voormiddag met Dirk en Samuel, door het land heen (1 sloot overstappende) is ook 50 minuten en niet nader dan langs 't gewonen pad.

Gister Huisbezoek met C. Eelman aan den Burg.

22 September 1859. Het weder was zeer ongunstig door regen en wind.

[Feest in de Tent ter eere van Leentje en Koning (bruid en bruidegom): Voigt en vrouw, Wieringa en vrouw, Kikkert, P. Koorn en Anna Kikkert, van Deinse en dochter Anna, Kleinkens, Vrendenberg en vrouw en zuster Gerritje en dochter Betje en Hendrik en wij (ik, Geke, Dirk, Samuel), de zuster van Koning, Wentink en Dolfina, tot 3 of 4 uur 's nachts]. Ik ging met Dirk en Samuel en Kleinkens loopen. 't Was nu het schoonste weer en helder maanlicht. Te 4 ure waren wij te huis.

23 September 1859. Vrouwtje [kwam] vanmorgen van Workum terug na 14 dagen vertoef.

24 September 1859. Verjaardag van Samuel, de 15de. Wij vieren die met blijde harten, allen gezond. Ik sprak bij het ontbijt mijne gevoelens en wenschen uitvoerig uit.

Gister ontvingen wij een haas van Cornelis Pietersz Keyser en vandaag een van Jakob Dijksen.

Vandaag is Gé met Grietje naar de Tent geweest om alles te beredderen en de overschotten te verdeelen. Grietje was ook op het feest verwacht, maar dit was niet goed berigt.

Samuel houdt zich gedurig bezig met boeken innaaijen.

Menno vermaakt zich regt met eene harmonica die Vrouwtje hem heeft medegebragt.

Vanavond is Aris List hier geweest, pas terug van ene reis van 16 maanden naar de Oost.

28 September 1859. Huisbezoek, ik ontmoette nergens eenige tegenstrubbeling. Bij den Heer Bok sr. kwam het ook tot vredelievende verklaring. Marie sprak nog van grieven tegen de leeraar [Huizinga], die de gemeenteleden in dat gezin zou hebben verwaarloosd door ze bij gewigtige gebeurtenissen zoo als bij het huwelijk van Welmoet niet eenmaal te bezoeken, waarop ik repliceerde dat ik zulks uit pligtgevoel had nagelaten. Bok zeide dat zoo ik lust had hem weer als te voren te bezoeken het hem aangenaam zou weezen. Zij waren bij het Avondmaal met 7 personen tegenwoordig, bij de Voorbereiding nogtans slechts 3, en de Dankpreek niemand.

22 October 1859. Veel is er gebeurd sedert ik de laatste keer aan mijn dagboek schreef:

Dirk is maandag de 26 ste September weer naar Amsterdam vertrokken. Vrendenberg had hem gaarne des avonds nog gehad op de partij die hij gaf ter gelegenheid van het huwelijk van zijn dochter met de Heer Koning. Wij zijn daar met genoegen geweest.

Het was eene luisterrijke partij. Echter gevol ik mij op zulke partijen nooit goed thuis, daar ik te weinig tot verhooging der feestvreugde kan bijdragen.

Ik zat tusschen Grietje en de zuster van Koning, Adriënne. Het ontbrak niet aan toast en gezang. De bruidegom was ook nu weder onuitputtelijk. Des morgens te half 3 gingen wij naar huis.

28 September was ik tegenwoordig bij de huwelijksinzegening van Dominee Vrendenberg in de Hervormde Kerk aan zijne kinderen in de vorm eener gewone Godsdienstoefening met gebed en zang. Na eene gevoelvolle toespraak werd het formulier gelezen enz.

Ik voleindigde mijn huisbezoek en ontmoette nergens eenige tegenstrubbeling. Bij den Heer Bok kwam het ook tot vreedelievende verklaring. Bok zeide dat zoo ik lust had hem weer als te voren te bezoeken, het hem aangenaam zou zijn. Zij waren bij het Avondmaal met 7 personen tegenwoordig.

2 October 1859. Samuel met de stoomboot Zuiderzee vertrokken naar Amsterdam en Mulhouse.

21 October 1859. Pieter Boon kwam mij het tractement brengen. Aan het huisbezoek en Avondmaal had hij zich onttrokken. Ik zeide dat het mij leed deed, dat ik hem in den laatsten tijd bijkans geheel niet gezien had en beklaagde hem , omdat ik meende te zien dat hij geen innerlijke rust en tevredenheid had. Hij zeide dit moest nu zoo voort. Hij meende dat het met hem niet slechter stond als met zeer velen op Texel.

Ik verhaalde hem nog hoe J. Puijman gister zijn deelgenootschap aan de Afschaffing had opgezegd en hoe ik tevergeefs beproefd had hem van dit heilloos besluit terug te brengen, verzocht hem dat hij Boon daartoe nu nog zijne pogingen mogt aanwenden om eene ziele te redden van de dood. Hij meende dan ook dat hij op Puijman nog al veel invloed had.

Den Heer van Heeckeren teekende gister gaarne voor het lidmaatschap.

Gister ontving ik een aangename brief van Samuel, zijn behouden overkomst meldende.

21 October 1859. Ik moest op verzoek van de Burgemeester het berigt brengen aan Dirk Bruin dat zijn zoon Klaas den 4e October in de Spaansche zee overboord gevallen en verdronken was. Vreeselijk zag ik er tegen op, het ging echter nog al wel, ik deed het door Bruin ten huize van Klok te roepen, hij zelf zou het aan zijn vrouw berigten.

[Klaas Bruin (1841-1859) zoon van Dirk Bruin en Cornelia Blaauw]

22 October 1859. De kagchel op de studeerkamer gezet en gestookt.

L.L. dingsdag na de Dankpreek kwamen zich hier 21 personen als Doopelingen melden, onder deze ook Theodora Bok. Zij verklaarde dat zij het reeds verleden jaar had willen doen, maar dat haar ouders het toen haar hadden ontraden als nog te jong. Zij vroeg mij of hare Belijdenis de uitdrukking mogt behelzen van hare eigene gevoelens, wat ik natuurlijk bevestigde, zoo die gevoelens niet in strijd waren met de gevoelens in het algemeen bij ons Genootschap aangenomen, bepaaldelijk de Bejaardendoop.

Ik herinnerde haar wat er vroeger met hare zusters was voorgevallen. Nu gaf zij te kennen dat zij wel Doopsgezind was en zich hartelijk verheugde dat zij bejaard gedoopt zou worden, maar dat zij toch ook den Kinderdoop als eene toewijding aan God niet zoo geheel kon afkeuren.

Dit gaf aanleiding tot een uitvoerig gesprek waarbij ik zeide dat zij zich dan veeleer tot de Remonstrantsche Gemeente vereenigen moest, hetgeen zij echter niet scheen te willen. Het bleek dat zij wel geschriften over den Kinderdoop had gelezen, maar niet tot aanbeveling van de Bejaardendoop. Zij had zich ten dien aanzien vergenoegd met het onderwijs van haar Papa die sterk voor den Bejaardendoop was. Ik beval haar aan te lezen het boekje van Prof. Lange over dat onderwerp, wat zij mij beloofde.

23 October 1859. Zondag. Naar Oosterend met Grietje met Maarten Zuidewind met de wagen.

Sientje en Menno die sedert het vertrek van Samuel vrij ziek zijn geweest, 14 dagen lang, zijn door herhaald gebruik van Quinine nu toch weer van de koorts bevrijd en nemen in lust en kracht toe, zoodat zij morgen weer naar de school denken te gaan.

Den ganschen nacht tot maandagmorgen toe, bliksem en donderslagen, schoon het zeer koud is, hagel, sneeuw.

24 October 1859. Mijne catechisatie te Oosterend aangevangen.

25 October 1859. Catechisatie aan de Waal en des avonds aan den Burg.

Des namiddags bij C. Rab, hem dringend gebeden dat hij toch aan Faas geen Sterke Drank meer geven zou, vermits het hem ten verderve was. Dit was aanleiding tot een uitvoerig gesprek. Hij zeide dat Faas bij hem weinig drank haalde, maar wel bij Sprein ook in de Kikkert. Dat hij Rab wel wilde dat er geen drank meer verkocht werd en zijn verkoop wel wilde staken, als alle anderen op Texel het ook deden. Het Bestuur, geadsisteerd door alle godsdienstleeraren, moest maar eens alle drankverkoopers op 't Raadhuis roepen en hun ernstig verzoeken geen drank meer te verkoopen (!!). Ik heb hem ernstig onder het oog gebragt hoe veel kwaad er uit den drank en alzoo uit het verkoopen van dien voortkwam. Zijne vrouw zeide dat zij dikwijls drank weigerde aan wie het koopen wilde. Hij beloofde mij het aan Faas niet meer te zullen geven.

28 October 1859. Kamerdag. Ik loop met Eelman. Wij beklagen het dat P. Boon zich nu zoo geheel van de Gemeente terugtrekt. Ik vroeg Eelman naar wat voor geruimen tijd bepaald is ten gevolge van mijn te kennen gegeven verlangen naar tractementsverhooging. Pronk was daar tegen en wilde niet anders dan dat ik voor mijn gemak naar Kerk en catechisatie vrij rijtuig zou hebben, hetgeen welligt een 100 of 150 gulden zou beloopen. Dit plan stond op papier en vond gereeden bijval. Eelman begreep wel dat dit aan mij toch geene voldoening zou geven.

Des avonds brief aan Samuel geschreven.

Brief aan Samuel in Mulhouse: Het was eerst regt stil en eenzaam na uw vertrek. Twee kinderen te bed (Sientje en Menno). Vrouwtje was ook ongesteld en menigmaal niet aan de etenstafel aanwezig, zoodat wij dan dikmaals alleen maar met ons drieën, Grietje, Tante en ik den maaltijd hielden. Groote verandering bij eenige weken vroeger toen dat drietal nog een achttal was.

29 October 1859. Doodsdag mijner lieve vrouw voor 8 jaren! De onvergetelijke! Brief aan Dirk met insluiting van een billet van 40 gulden.

30 October 1859. Zondag. Preek aan den Hoorn en de Waal. Hier was Hendrik Dijt ook te Kerk, terwijl ik over de Hervorming preekte.

1 November 1859. Catechisatie aan de Waal, met moeite tegen de wind opgeworsteld.

2 November 1859. Catechisatie aan den Burg, een zeer lastige dag door mijne verkoudheid. Des voormiddags geheel bezet met de Belijdenisschriften van 22 leerlingen.

3 November 1859. Menno heeft weer de koorts en gebruikt weer Quinine. Sientje ook koorts, gebruikt [daarvoor] de tinctuur van broeder de Waard.

Des avonds Marie Bok hier, twee en een half uur gesproken over Jansje Keyser, Grietje Keyser haar huwelijk, het wenschelijke dat haar man de Roomsche Kerk verlaat. Hij zou vooral tegen de Doop opzien. Over de Evangelische Maatschappij. Marie meent dat terwijl de Roomschen zoo bedrijvig zijn, de Protestanten het ook wel wat meer mogen wezen. Zij wil dat het in de Kerk veel meer effect doet dan een Godsdienstige toespraak in huis. Over haar minnaar Tideman, ingenieur voor den scheepsbouw, nu te Cherbourg, heeft 1000 gulden tractement. Over Welmoet aan de Koog [aan de Zaan] is zeer gelukkig, vooral met haar kind.

4 November 1859. Gisteravond brief geschreven aan Jan Bruin, stuurman naar Java. Deze morgen Dirk Bruin bij mij, veel gesprek over het verlies van zijn Klaas, over onze hoop op onsterfelijkheid enz, waaromtrent hij zeer waardige denkbeelden aan den dag legt.

Catechisatie in de Kerkekamer, en vervolgens te half 12 met Theodora Bok die l.l. donderdag om ongesteldheid er niet was op mijn studeerkamer. Wij handelden over de Verzoening. Zij scheen zich met mijn beschouwingen over 't geheel wel te kunnen vereenigen, gelijk hare opstellen dan ook wel daarvan getuigen, die alle zeer goed zijn. Maar zij sprak toch van 't groot verschil van deze en de beschouwing haars vaders. Deze had er ook aanmerking op gemaakt dat zij in haar opstel minder prijs scheen te stellen op de Leer van het Voortbestaan van Christus. Hij had aangemerkt dat Johannes 1 zulks toch allerduidelijkst leerde.

6 November 1859. Samuel ligt aan de scharlakenkoorts sedert 't begin van de week.

7 November 1859. Gelukkig geen brief over Samuel, in hope dat geen tijding goede tijding is.

9 November 1859. Brief van Mulhouse die mij wat gerust stelt.

6 November 1859. Zondag. Met Jacob Boon en Geert Kikkert naar den Hoorn gereden. Avondsmaalbediening, 26 communicanten. Preek aan den Burg.

7 November 1859. Menno heeft zich jegens Monsieur Verberne niet goed gedragen. Ik zend hem met een briefje derwaarts om vergiffenis te vragen.

Jufvrouw Wieringa even hier vóór het Nut. Ik niet daarheen.

10 November 1859. Vergadering van het Afschaffingsgenootschap bij Logman in het Wapen van Texel. Ik breng het verslag uit, 28 leden tegenwoordig. Wieringa en Sipkes met gelijks hunne verslagen. Van Heeckeren wordt tot medelid des Bestuurs benoemd voor Meester Brouwer. 6 vrouwen, waaronder Grietje, ook aanwezig.

11 November 1859. Krans bij mij, Wentink en Vrendenberg.

Vanavond een haas van den Heer Kikkert, dit is de 7de van dit najaar.

12 November 1859. Vannacht sterk gevroren.

13 November 1859. Zondag. Met Grietje naar Oosterend ter Kerk.

Des avonds bij den Heer Kikkert, Arend gaat morgen weer naar Enkhuizen. Hij is hier eenigen tijd ziek geweest. Aldaar Westenberg, mevrouw Westenberg, Koorn en Anna.

14 November 1859. Schoone dag. Terug geloopen van Oosterend langs den dijk tot waar de weg afdraaijt naar Eijerland in 37,5 minuten. Vandaar tot naar de Waalderkerk te zamen 55 minuten.

16 November 1859. Menno ziet er zeer slecht uit, vermoedelijk heeft hij weer koorts onder de leden. Hij gaat weer quinine gebruiken.

20 November 1859. Zondag. Naar den Hoorn, gepredikt. Aldaar familie Kuiper met bruid en bruidegom (Marretje Kuiper en Cornelis Pietersz Keyser). In het nagebed den zegen over het huwelijk afgesmeekt.

Preek aan de Waal.

21 November 1859. Ik had zware hoofdpijn, door koudevatting waarschijnlijk, daarom de catechisatie te Oosterend des morgens door Klaas Smit laten afzeggen. Ik bleef den ganschen dag lusteloos.

23 November 1859. Van gister af zware kiespijn, die mij bijkans den ganschen nacht den slaap ontroofde.

25 November 1859. Op de kamerdag in de Waal met algemeene stemmen besloten 't tractement met 200 gulden te verhoogen, mits de broederschap 't goedkeurt, doch den tijd toe dat er een tweede leeraar komt.

27 November 1859. Zondag. Preek aan den Hoorn en aan den Burg.

Vanmorgen bij Dirk Bruin. Grietje is zeer ziek geweest. Zij trekt zich den dood haars broeders te sterk aan, zij had hoofdpijn tot krankzinnigheid toe.

Albert Boon hier, bezorgt 1 mud tarwe voor 3 gulden.

Te Cocksdorp is door het stranden van een schip met broodsuiker overdaad van deze zoetigheid. Zij wordt voor 20 cent verkocht, de zwaarbeschadigde ook voor 6 cent.

28 November 1859. [Op de Broedervertoeving van 27 November werd nog geen besluit genomen over de salarisverhooging] Bij Dirk Kooiman, [verkorte tekst]:

Men meende dat als men meer geld gaf, men er ook meer genot voor moest hebben, bijv. meer preek. De beschouwing dat de leeraar een arbeidsman is, die voor een gesteld loon moet werken en van wie men trachten moet zooveel arbeid als mogelijk voor het minste loon gedaan te krijgen, schijnt vrij algemeen.

Kooiman verklaarde overigens dat mijn ijver in mijn werk onberispelijk was, dat hij meende dat er geeneen predikant op Texel was, die zooveel ijver toonde als ik. Ik vroeg waarin het bleek dat de Gemeente mijn ijver erkende. Hij zeide te meenen dat dit juist niet door geld enz getoond behoefde te worden (ach, mogt ik dan de erkenning van dien ijver maar op andere wijze zien!).

Geert Kikkert riep vanaf de kraak "Als Dominee het zoo druk had, wat deed hij dan aan den Hoorn?" Pronk beantwoordde hem dat den Hoorn ons geheel niet aanging, want dat onze Gemeente daardoor noch in Godsdienstoefening, noch in catechisatie schade leed en dat die Gemeente, als ik daarin niet gewerkt had, reeds lang verloren zou zijn.

1 December 1859. Brief aan Samuel: Van de WaalderKerk staat niet meer dan eenige stukken muur. Onze Kerkeraad heeft aan de Hervormde Gemeente aldaar aangeboden om zoolang van onze Vermaning gebruik te maken. Het zal mij verwonderen of dit aanbod aangenomen wordt, want Dominee Petersen is geen vriend van de Mennisten en had voorgenomen om steeds aan de Koog te preeken 't geheele jaar door.

5 December 1859. Moeijelijke reis naar Oosterend door de harde Z.W. wind.

Menno had een zeer gelukkige dag doordien het hem vergund was om voor Sint Nicolaas te spelen waartoe tante Gé hem een zeer net costuum (als Turk) had gereedgemaakt. Sina insgelijks gecostumeerd bij de Heer Kikkert, deelde ook in de pret. Zij hebben den Burg doorwandeld met de kinderen van Kikkert en Westenberg en hier en daar bezoeken gebragt om zich te vertoonen.

Vrouwtje bij Nan Kikkert, Menno bij Ferdinand, doch die kwam te 9 uur te huis.

6 December 1859. De kinderen waren zeer tevreden met hunne geschenkjes. Sina vooral met haar naaikistje van glas.

8 December 1859. Des middags Dirk Bruin van den Hoorn hier gegeten. Wij met Baron van Heeckeren en Sipkes naar 't Oude Schild, vergadering van 't Afschaffingsgenootschap. Groote vergadering, 5 nieuwe leden.

9 December 1859. Met Vrendenberg naar den Hoorn, Krans bij Wieringa. Gesprek over de ongeregeldheden en vechtpartijen die op Sint Nicolaasavond plaats hadden in de Lindeboom en het Wapen van Texel tusschen C. Keyser, Bruno Bok, P. Koning, Jakob Dijksen, enz enz.

Vrendenberg deelt mij mede hoe Voigt door eene schandelijke verraderij van den Heer Kikkert als jagtstrooper is bekend geworden.

Vrendenberg was grootelijks verwonderd, toen ik hem op de weeromreis vertelde dat S. en P. Keyser mijn tractementsverhooging, door de Kerkeraad goedgekeurd, wel iets schenen tegen te werken.

10 December 1859. Brief aan de Minister over 't kindergeld met de stukken. Zoo ook brief aan den Hoorn over 't tractement.

11 December 1859. Naar den Hoorn. Naar de Waal. Hier verzogt men mij af te kondigen dat de stemming over het voorstel a.s. zondag met briefjes in een bus zal geschieden. Sommigen hadden gezegd dat als men openlijk moest stemmen, men dan niet komen wilde. Het scheen alzoo, dat er nog al tegenstand zou zijn.

11 December 1859. Den Heer van Heeckeren had hier op Sint Nicolaasavond eenig letterbanket (in letters) doen bezorgen. Ik vernam later dat het van hem kwam en nodigde hem uit om het met ons te gebruiken. Alzoo bragt hij de avond met ons door.

12 December 1859. Naar Oosterend.

Des avonds Nutsvergadering aan den Burg. Van Deinse droeg eene Redevoering voor over het Magnetismus. Wat doet een magneet, een compas enz. Verschillende bijdragen, P. Koorn, Kikkert, De Waard, Pieter Keyser droeg een vers "De doodgraver" zeer goed voor.

13 December 1859. Gister namiddag was Albert Keyser bij mij en verhaalde mij, dat zijn oom Jan Koning verhaald had, dat ik thans 1600 gulden tractement had en dat alzoo eene verhooging niet noodig was. Keyser begon echter te begrijpen, dat de Gemeente mij niet meer gaf dan 1040 gulden en pastorij en hij zou dus nu vóór verhooging stemmen.

15 December 1859. Brief aan Samuel: Hier branden in 't dorp nu een aantal lantaarns van een zeer fraaij model, die men voor een prijsje heeft aangekocht van een stad, waar men de olylampen door gas heeft vervangen.

Gij vraagt om een overkleed. Het was eigenlijk wel een weinig dwaas van u, dat gij meendet dat het in Mulhouse geen winter zou worden, schoon gij wist dat men er toch ook schaatsen reed . [Vanwege de te verwachte groei beveelt Huizinga een mantel aan ] daar een overjas wellicht met een jaar reeds weder te klein zal zijn. Het spijt mij zeer dat gij er niet voor October aan gedacht hebt. Zoals gij weet heeft Dirk voor 3 jaar toen hij naar Zutphen ging een nieuwe jas gekregen, die naar ik meen 25 gulden gekost heeft, maar die hem 't volgend jaar te klein was. Hij is toen weer in orde gebragt, maar nu heeft Dirk hem reeds weer door een nieuwe doen vervangen. Dat kleed kan nog niet verbruikt zijn. Licht ware het voor u van pas te maken geweest, maar hoe dit zij, dit kan nu toch niet geschieden en alzoo moet gij dan nu te Mulhouse maar een kleed laten maken.

16 December 1859. Des avonds [was] ik bij Sipkes. Hij verhaalt mij dat een teekenlijst in de Gemeente circuleert tengevolge van een comparitie gister ten huize van Jan Rab, gehouden door G. Kikkert, Jaap Bouwes, Jan Keyser, Reijer P.Keyser, Simon Keyser. Wie op die lijst teekent verklaart vóór verhooging van mijn tractement te zijn, doch tegen 't voorstel des Kerkeraads. De knecht van Geert Kikkert liep met die lijst rond. Naar 't scheen zou men mij 500 gulden verhooging willen geven, maar dan moest ik alle zondagen aan den Burg preeken en week om week ook in de Waal en Oosterend.

Ik ging naar Pronk, doch die wist van die lijst niets. Het was alles een werk van de Keysers, zeide hij, en het doel om verdeeldheid te stichten en heerschappij te voeren. Burgemeester wilde een tweede predikant, zijn broeder Simon niet. Burgemeester was er tegen dat ik den Hoorn bediende, ik kwam dan vermoeid van daar en het scheen wel dat hij zeggen wilde, dat mijn predikwerk er onder leed.

Pronk hoopte dat alles nog goed zou afloopen.

18 December 1859. Zondag. Naar den Hoorn. Dirk Schuit en Jelte Hillenius met mij terug gereden. Schuit had weer behoefte aan geld. Ik gaf hem 10 gulden.

Preek aan den Burg.

Broederschapsvertoeving aan den Burg, Pronk kwam mij de afloop verhalen. Het was aan stemmen niet meer toegekomen. Geert Kikkert had eindelijk een stuk voorgelezen waarbij meer predikdienst aan den Burg verlangd werd. Simon Keyser had een aantal namen genoemd van hen die eene commissie zouden uitmaken om die zaak in orde te brengen (Bok, J. Koning, Burgemeester, S. Keyser, G. Kikkert, Arie Rab). Daarop was de vergadering uiteengegaan. Sipkes en anderen waren zeer verstoord.

De diakens waren vervolgens naar G. Kikkert gegaan en hadden hem aangezegd dat zij die commissie niet erkenden.

Sipkes des avonds hier, zeer verontwaardigd over den afloop der vertoeving. Albert Keyser hier, hij oordeelde dat men het goed met mij voorhad. Ik had zware hoofdpijn en moest naar bed.

Des nachts overdacht ik 't voorgevallene en stelde een ontwerp op ter voldoening aan 't geuit verlangen (om iederen zondag 2 keer te preeken voor 1600 gulden).

19 December 1859. Ik moest vanmorgen over de sneeuw wadende naar Oosterend.

Ik had Boon vanmiddag verzocht de Diakens bijeen te roepen. Ik droeg mijn voorstel voor om telkens zondag 2 keer te preeken voor 1600 gulden. Men vond het goed om het a.s. maandag aan de Broederschap voor te dragen. Ik houd het er intusschen voor dat P. Dijksen tegen tractementsverhooging is en P. Pronk een tweede leeraar verlangt.

21 December 1859. Catechisatie aan den Burg. Overal elders heb ik 14 dagen vacantie gegeven, maar mijn leerlingen hier verzoeken mij om a.s. woensdag te mogen weerkomen, wat ik toesta.

De sneeuw ligt bijkans een voet hoog, het waait zeer hard. Ik te 12 ure uitgegaan ter begrafenis van M. Zuidewind, maar het is onreisbaar weder. Te 1 ure komt de begrafenistrein eerst aan den Burg na 2 uren daartoe gearbeid te hebben met het doorgraven der sneeuwdammen. Ik ga niet mede terug naar het sterfhuis.

22 December 1859. Gistermiddag te 1 uur viel plotseling de dooi in, zoo dat de veelvuldige sneeuw nu is opgeruimd.

23 December 1859. Begrafenis van Bart Lindeman, 85 jaar oud. Aldaar behalve de familie den Heer Bok, met deze nogal wat gesproken.

Vandaag weder een brief van Samuel, die nu gelukkig weer met zijn medeleerlingen werkzaam is. Hij had er ook een brief voor Grootmoeder bijgevoegd.

25 December 1859. Met Grietje naar Oosterend, regen, zij met C. Bremer gereden.

Dirk te huis gekomen [tot 9 januari 1860, met de diligence van Alkmaar naar 't Nieuwe Diep, daar de vaart dicht was].

26 December 1859. Na de preek Broedervertoeving aan de Waal. Pronk stond er op dat ik niet terstond zou heen gaan, maar dat ik eerst het woord tot de broeders zou rigten en het voorstel [tractementsverhooging] zou doen, wat ik dan ook deed, daarna verwijderde ik mij. Tegen de avond kwam Eelman en later Sipkes de uitslag berigten.

Ik ernam dan dat men terstond tot stemming besloten had, maar dat de Heer Bok gezegd had dat hij eene lijst had van 104 namen die tegen het voorstel waren [daar had Jan Smit mee rondgeloopen]. Maar verscheidenen gaven te kennen dat hunne namen bij vergissing op die lijst gekomen waren. Zij trokken dus hunne handteekening terug.

De bedoeling schijnt geen andere geweest te zijn dan om de zaak in de war te sturen. Men had op die lijst gealimenteerd en ook nog 3 vrouwen laten teekenen (de namen van die vrouwen waren door Bok echter niet voorgelezen).

Het slot was dat men zou trachten in vereeniging met de Gemeente van den Hoorn een leeraar te beroepen die dan ook een aantal beurten in onze Gemeente zou vervullen.

28 December 1859. Des avonds Menno en Sina zeer verblijd, daar wij gebak (olykoeken) aten.

29 December 1859. Des namiddags bij de vrouw van Faas. Haar man gebruikt nu bijkans dagelijks sterken drank en er schijnt niets aan te doen te wezen.

30 December 1859. Des avonds zangfeest voor de kinderen, daarbij ook Menno en Sina, in de Kikkert. Ik met Dirk derwaarts, er was een talrijk en aanzienlijk publiek (25 cents entrée). Den Heer Bok hield na den afloop eene toespraak aan Meester de Wind om hem hulde te brengen voor de goede vorderingen die zijne leerlingen toonden gemaakt te hebben. De kinderen vooral hadden zeer groot genoegen ook later met spel en dans en aangename verkwikkingen. Sina kwam eerst te 12 ure te huis, doch Menno was niet goed in orde en ging reeds terstond te 10 uur met mij mede en dadelijk naar bed. O.a. is gezongen "'t Weesje" door de Weeskinderen.

12 January 1860. Brief aan Samuel: Heimwee is een ziekte meer van de ziel dan van 't ligchaam, maar waaronder ook het ligchaam vreeselijk kan lijden. Ik hoop dat gij daarvoor gespaard moogt blijven, ofschoon ik hartelijk wensch, dat 't ouderlijk huis met zijn omgeving u altijd dierbaar zal blijven, en dat gij steeds met groote vreugde derwaarts zult wederkeeren .

14 February 1860. Brief aan Samuel: Van Baron van Heeckeren oesters gekregen op Nieuwjaar. Zoals ik hoor zijn ze thans te Oosterend zeer laag in prijs. De oestervisschers ontvangen er thans niet meer voor dan 9 gulden de 1000, 't is wel eens 20 gulden geweest.

Menno komt thuis, met ophef verhalende dat 19 February 't geboortefeest van onzen Koning in de Kikkert gevierd zal worden met een bal, entrée 25 cents. Menno dacht dat hij daarheen moest, doch anderen oordeelen anders.

Dat is wel een hooge prijs voor een passerdoos, 45 francs. Dat moet wel een groot kunstwerk zijn. Zoudt gij uw werk met een minder kostbaar stuk niet even zoo goed hebben kunnen verrigten? Daar zullen wel weinigen zijn, die zoo een kostbaar stuk bezitten. Maar het is nu eenmaal zoo en niet te veranderen. Ik hoop nu maar dat gij het regt goed in acht zult nemen, zoodat gij er uw geheelen leven door een voortreffelijk instrument aan zult hebben .

29 February 1860. In langen tijd heb ik hier niets aangeteekend, echter niet omdat de stoffe daartoe ontbreekt.

In den eersten tijd dezes jaars verkeerde ik tegenover mijne Gemeente in een zeer onaangename stemming ten gevolge van het onregt, zoo ik meen mij aangedaan, bij de Broedervertoeving op de laatste Kersdag, terwijl ik hoe langer zoo duidelijk bleek hoe men op bedrieglijke wijze het groot getal tegenstemmers tegen het voorstel des Kerkeraads had weten te verkrijgen en de Kerkeraad en het overig getal gemeenteleden nogtans daarin berustten, ofschoon zij niet nalieten hunne afkeuring daarover uit te spreken. Langzamerhand heb ik mij leeren schikken in mijn toestand en ben tot kalmer gemoedstoestand teruggekeerd, inmiddels altijd nog hopende dat ik mijn grieve eens zal zien weggenomen. Men wil meerder predikdienst, althans zoo heet het, maar door een predikant van den Hoorn. De tijd zal leeren wat er van wordt.

29 February 1860. Jan Koning bemoeide zich weer sterk om Dominee Vrendenberg zeer zwart bij mij af te schilderen. Hij had Mr. Kikkert bedorven, deze was nu een eerste schurk, 2 jaar lang hadden zij nu met hem geprobeerd, terwijl Kikkert van Koning 36.000 gulden schadevergoeding eischt. Hij had geeindigd met te verzoeken om maar een eind aan de zaak te maken, daar hij, Kikkert, alle geregtskosten wel niet wilde betalen. Van de 23 getuigen door hem tegen Koning opgeroepen hadden er 17 VOOR Koning getuigd.

Dirk is de 3de January weer naar Amsterdam vertrokken.

Van Samuel en Katrina krijgen wij van tijd tot tijd goede berigten.

Menno is een 8 dagen ongesteld geweest, doch met het inroepen van Van Deinse spoedig gebeterd.

Gister stormweer, zoodat mijne studeerkamer stond te schudden.

4 Maart 1860. Gisteravond kwam Jan Drijver mij een fraaye wandelstok ten geschenke brengen. Ik aarzelde eerst of ik deze zou aannemen, maar deed het echter, in hope dat hij mij steeds eene voortdurende herinnering zou zijn van de trouw waarmede hij Jan Drijver de plegtige belofte van deze middag onderhield. Hij bleef hier vervolgens nog een tijd lang praten. Morgen gaat hij naar zijn schip.

Des namiddags Gé naar Jufvrouw Westenberg, intusschen Theodora Bok hier om mij te bedanken voor het genoten onderwijs.

5 Maart 1860. Laatstleden donderdag Belijdenis van 25 leerlingen voor de Diakens van kwart voor 11 tot 3 uur. Jan Wuis en Trijntje List waren door ziekte verhinderd. Aan deze heb ik toch zaterdag voormiddag van 10 tot 12 uur in het bijwezen van C. Eelman en Veenstra de Belijdenis afgenomen.

7 Maart 1860. Klaas Smit en Pieter Kalf gister en vandaag in de tuin boomen uitroeijen, de groote lindeboom bij Keysers schuur en de abeel bij 't misthok, 15 jaar geleden door mij als een rijsje geplant en nu een voet in de middellijn. Het is extra koud en vriest den ganschen dag.

Gé heeft vandaag gort en hop en stroop gekookt om bier te brouwen.

Grietje vanavond naar Jufvrouw Westenberg met Koosje Wentink en Betje Vrendenberg.

Gisteravond met Grietje naar de Nutsvergadering geweest. Redevoering van de hulponderwijzer Vogteloo van Cocksdorp, geschiedenis van de landbouw, nut en aangenaamheid daarvan. Bijdragen van meester Brouwer "Reis naar de maan", van Van Heeckeren "Schipbreuk", Vogteloo "Schipbreuk en redding". Pieter Keyser Van Maurik "het Korenveld" en Meester de Wind.

8 Maart 1860. [Behalve de Afschaffing zou bij Logman morgen ook de Rederijkerskamer vergaderen] Met de praeses Koorn gesproken en bewerkt tot het uitstellen van die vergadering. Van Heeckeren zal aan Bok schrijven of die morgen zijne veldwachters wil zenden om op te passen voor de orde.

8 Maart 1860. Ik naar den Heer Kikkert. Mevrouw Kikkert verjaart (42 jaar), aldaar mevr. Westenberg. Arend Kikkert gesproken over Samuel.

9 Maart 1860. Des avonds Afschaffing in het Wapen van Texel bij Logman. De Heer van Heeckeren doet de Redevoering over "Armoede voornamelijk het uitwerksel van Sterke Drank, door Afschaffing te weeren". Ik droeg ook een paar stukken voor. Voigt droeg een stukje voor "Martha aan de avond voor Pinkster". Een bijzonder aandachtige stilte heerschte in de vergadering. Een tafel was geheel met vrouwen bezet, misschien 15 in getal. De veldwachters stonden aan de deur. Er is volstrekt geenerlei verstoring van de orde geweest.

Des avonds na de vergadering eenige Oudeschilders bij mij. Martje Disper teekent als lid, het voorbeeld van haar man volgende, Gijs Duinker.

Kikkert ging wat vroeger weg om ziekte zijner vrouw.

10 Maart 1860. Winterweder. Klaas Smit heeft de boomen nu in mooten gezaagd.

11 Maart 1860. Preek aan den Hoorn, met het karretje derwaarts. Sneeuw.

Avondmaal aan de Waal. De geheele familie Bok voor zoover te huis en lidmaat (8 personen) tegenwoordig.

13 Maart 1860 Gister brief van Dirk ontvangen, vandaag hem terug geschreven met 10 gulden.

14 Maart 1860. Brief aan Dirk met een kistje met goed, daarbij 125 gulden.

16 Maart 1860. Zeer schoone dag, ik veel in den tuin, groote boon gezet.

Krans bij Vrendenberg, ik alleen. Wij spraken over Van Deinse en hoe het hem zijn zou, als zijne huisgenooten, thans allen ziek, hem ontvielen. Er mankeerde aan Van Deinse zoo veel. Ik zeide te meenen dat alles voornamelijk voortvloeijde uit zijne neiging tot den drank. Vrendenberg noemde onverschilligheid de bron van alle zijne verkeerdheden.

De apotheker Petersen berigtte dat hij de toestand van Van Deinse als zeer gevaarlijk beschouwde en verzocht Vrendenberg spoedig te komen.

17 Maart 1860. Sientje jarig, zeer verheugd met haar boekwerk Museum 1854.

18 Maart 1860. Vrouwtje jarig, haar een Kerkboek met Evangelische gezangen gegeven, en Sina haar een naaldenboekje.

18 Maart 1860. Ik word gehaald bij Jakob Teekes van Grouw. Zijn zoon Teeke is niet medegekomen met het schip Dortrina, pas binnengekoomen. Allen zijn in diepen rouw, daar men zich nu verzekerd houdt dat het gerucht waarheid is dat hij te Batavia uit de mast gevallen en gestorven is. Ik schrijf een brief aan de Reeders van Harpen te Amsterdam. Op 21 Maart 1860 ontvang ik een brief van van Harpen te Amsterdam, die mij de zekerheid geeft van de dood van Teeke van Grouw, hetwelk ik aan de ouders berigt.

20 Maart 1860. Bij Burgemeester, over de tractementsverhooging. Die zaak was verkeerd aangelegd en daardoor in de war geloopen. Het scheen hem wel zeer te belgen dat hij nooit in Kerkeraadszaken geraadpleed werd. Hij twijfelde dan ook of de zaken wel altijd goed bestuurd werde. Die boeren hadden toch geen verstand van administratie.

Bij den Heer Veenstra over eene nieuwe ondersteuning aan Jan Daalder te zenden.

21 Maart 1860. Sina houdt vandaag haar verjaarsfeest met 12 meisjes. Kato Wentink was daartoe overgekomen.

23 Maart 1860. De meisjes uit het Weeshuis waren bij Sina en Kato.

24 Maart 1860. Kato vertrekt weer naar 't Oude Schild.

22 Maart 1860. Bij Doctor van Deinse, hij is weer veel beter. Zijn zoon Adriaan is nog in slechten staat. Aldaar Johanna Bok.

Ik bied hem aan bij hem te waken, zoo 't noodig is, daar ik nog steeds dankbaar gedenk hoe zijne vrouw bij mijne vrouw liefderijk gewaakt heeft in 1846. Als 't noodig is zou hij mij roepen.

23 Maart 1860. Des morgens met Vrendenberg in harden wind (jufvrouw Vrendenberg bleef daarom te huis) naar den Hoorn, bij Wieringa Krans.

30 Maart 1860. Kamerdag aan de Waal. Men spreekt over het beroepen van een predikant voor den Hoorn, mede ten dienste voor onze Gemeente. Men vraagt mij of ik ook zou wenschen dat ik in mijn catechiseeren eenige verlichting van hem genoot. Ik zeide dat dit moeijlijk kon, tenzij Oosterend en de Waal bij den Hoorn gevoegd worden, wat de ligging verbood.

31 Maart 1860. Dirk komt te huis tot ons aller groote blijdschap.

1 April 1860. Sipkes berigt dat de Afschaffingsvergadering a.s. donderdag aan 't Oude Schild niet kan doorgaan (Witte Donderdag).

3 April 1860. Laken gekocht voor Dirk van eene Jodin (Saar).

3 April 1860. Dirk en ik bij Wentink theegedronken. Hij komt mij voor in een zeer ongunstigen toestand te verkeeren (had een bloedspuwing gehad). Wij spreken veel over de wijze waarop wij 't sterven hebben te beschouwen. Het komt mij voor, dat hij niet geheel de meest wenschelijken rust geniet. Hij acht de dood als 't gevolg van de zonde te zijn.

4 April 1860. Nog altijd wacht ik tevergeefs op een brief van Samuel, waarnaar ik zeer verlang.

Faas geeft zich weer gedurig aan 't gebruik van sterken drank over.

5 April 1860. Brief van Samuel. Des avonds brief aan Samuel geschreven, vrijdag vervolgd.

Brief aan Samuel : Ach lieve zoon, hoe kondet gij u toch zoo door uw drift laten veroveren om u te verzetten tegen degenen die over u zijn gesteld en aan deze zelfs schimpwoorden toe te voegen. Is dat bestaanbaar met de orde, die in een wel ingerigte school moet heerschen en zonder welke de leerlingen zelve niets kunnen profiteeren. En maakt men zich niet zich zelve strafbaar door wanordelijkheden te plegen ? [Anderen zijn van school gestuurd] Als ik u eens alzoo had tehuis gekregen wat verschrikkelijke grieve zou het mij zijn geweest en hoe groot zou uw eigen berouw zijn geweest als gij daar zoo op eens aan alle verwachtingen zelf den bodem hadt ingeslagen?

Als gij tegen uwe leermeesters of oppassers eenige zwaarwichtige bedenkingen hadt, waarom deze dan niet met alle bescheidenheid aan den Directeur medegedeeld?

Ten aanzien van 't tabak rooken heb ik niets te voegen bij 't geen Dirk hierachter daarover geschreven heeft. Het is een dwaasheid dat gij u aan dat genot hecht, vooral omdat het verboden is. En waarom zult gij nutteloos geld uitgeven?

Brief van Dirk aan Samuel: Gij moet er een beetje aan denken, dat gij daar niet meer bij Monsieur Verberne zijt, die u slecht kon wegjagen omdat hij dan een deel van zijn inkomen zou missen.

Als gij uw zin voor 't rooken opschort tot de vacanties kunt gij ze hier voor een vierde van 't geld veel beter rooken dan daar. En laat u over Napoleon daar niet zoo sterk uit, dan als gij in uw brief gedaan heeft.

8 April 1860. Stemming voor 9 Broeders die de Gemeente zullen kunnen vertegenwoordigen in zaken van een te doen Beroep. Pronk leest daarna 2 brieven voor van Jan Koning waarmede deze de Kerkeraad schijnt te berispen dat hij verkooping opdraagt aan Sijbrand Keyser die zich daarbij van de hulp van Pieter Koning, een gereformeerde, bedient, terwijl wij broederlijk zouden handelen als wij aan een broeder (Bok) de voordeelen vergunden. Hijzelf biedt zich aan om ons ten dienst te staan als wanneer hij de helft der voordelen aan Bok zal gunnen.

De 9 benoemden zijn Bok, Simon Keyser, Jan P. Keyser, Gerrit List, A. Rab, Pieter Bikker, Burgemeester, Pieter Dijksen.

11 April 1860. Menno houdt jarigheid.

13 April 1860. Sientje met Adriana bij Kato Wentink te logeeren tot maandag. Dominee Wentink in zwakken staat, heeft gedurig koorts, ligt meest te bed.

15 April 1860. Het weer blijft koel, de kagchel aangenaam. Gé naar Bok.

16 April 1860. Aafje Daalder van den Hoorn zal naar 't Nieuwe Diep gaan en trouwen met zekeren Feijerabend, sjouwerman met 5 kinderen. Veel daarover gesproken en haar aangemaand tot een ernstig onderzoek naar hem, of hij ook aan den drank is enz.

16 April 1860. Trijntje Knaap ligt in een zeer treurige toestand, heeft sedert 35 dagen geen ontlasting gehad, en in 14 dagen niet gegeten, met moeite kan zij nog een weinig bessenat en soms een slap ei doorkrijgen.

Op 23 April 1860 te half 2 begrafenis van Trijntje Knaap aan de Hoorn.

18 April 1860. Dirk vertrokken.

21 April 1860. Pakje van Dirk, hij was gelukkig overgekomen. Ik was eenigzins bezorgd doordien de stoomboot Zuiderzee, waarmede hij vertrokken was, donderdag niet was teruggekeerd.

23 April 1860. Des middags half 2 aan den Hoorn begrafenis van Trijntje Knaap, aldaar Hillenius, Klok, A. Rab, P. Daalder, Willem Klaassen, G. Kiljan. Veel gesprek over de Afschaffing. Zij nemen aan om de Volksvriend te lezen.

Biem Lap is zeer vriendelijk. Hij wil mij met rijtuig te huis brengen. Ik [heb] hem ernstig onderhouden over zijn verzaken der Afschaffing. Hij betuigt berouw.

24 April 1860. Veenstra sprak over Simon Keyser. Hij haatte dit in hem dat hij zoo trotsch was- en waarop was hij trotsch? Op zijn geld en goed, dat hij van anderen verkregen had. Over de Keysers in het algemeen, niets was goed dan wat hen uitging. Zoo zou het ook wel weder in deze zaak der predikantsbenoeming gaan.

Ik verhaalde hoe ik dat ondervonden had met Jakob Sijbrandsz Keyser bij eene collecte voor onbedeelde armen in het jaar 1845. Jakob Keyser en zijn [Veenstra's] schoonvader Jan Koning konden het ook niet met elkander vinden, beide nogal stijf op hun stuk staande.

25 April 1860. Brief aan Samuel: [Veel raadgevingen om onaangenaamheden op school verder te voorkomen] Gij kunt het uw oppassers verdrietig maken, maar zij kunnen het ook aan u en ten laatste blijft gij de dupe van de historie.

Op Texel sterven veel menschen, 80 personen in 4 maanden.

Er zal binnenkort een nieuw spoorweg-ontwerp bij de Staten-Generaal ingediend worden, volgens hetzelve zal 't Nieuwe Diep over Alkmaar en Haarlem, of over de Zaan met Amsterdam verbonden worden. De Amsterdammers hebben 3 millioenen voor de doorgraving van Holland ingeteekend, zoodat dat plan nu waarschijnlijk ook wel verwezenlijkt zal worden.

29 April 1860. Om half 8 met Grietje, Sina, Menno en Vrouwtje in de wagen van J.C. Bakker bij mooi weder naar Cocksdorp gereden, ik bij Meester Brouwer, de anderen bij Aafje Buijs. Ik daar gepredikt, veel volk. Bij Reijer Koning koffij gedronken. Nog even bij Aafje, vervolgens weer met mijn gezelschap vertrokken. Dit ging bij Raven af verder naar den Burg wandelen, terwijl ik doorreed naar Oosterend over de Noorderdijk met Meester Boonakker.

Te 2 uur gepreekt te Oosterend. Met hetzelfde rijtuig terug, daarvoor 6 gulden betaald.

1 Mei 1860. Des morgens 9 uur naar de Koog.

Bij Cornelis Saris, hun kindje voor 14 dagen gestorven.

Op de Koog begrafenis van Gerbrig Duinker, vrouw van Jan Duinker, aan de Waal. Ik reed daarheen met Albert Mulder en Cornelis Kuip.

Des namiddags bragt ik Jan Veenstra een afschrift van het ontwerp-contract tusschen den Hoorn en onze Gemeente in 1855.

Trijntje Koning is l.l. zaterdag op reis gegaan naar Brouwershaven, alwaar haar man kapitein Flens, na eene afwezigheid van bijkans 3 jaar, nu binnen was.

Pieter Groot, onlangs overleden, had zijn bezittingen vermaakt aan de Vermaning. Jan Koning kon dat niet geloven, want hij had Groot gekend als een braaf man. Dat was niet braaf, zeide hij, want men heeft het wereldsche goed zoo lang men leeft van God ten gebruike. Zoo lang beschikt men daarover vrij, doch na zijn dood mag men er niet over beschikken, dan komt het aan de naast regthebbende. Dat is Martje Groot, zijn zuster. Men had later gezegd dat Groot het wel ontmaakt had aan zijn zuster, maar het vermaakt aan haar zoon Jaap Lindeman. Dit zou gelukkig zijn, zei Jan Koning, als de Lindeman begreep dat hij de fout van zijn oom moest herstellen door zijn moeder in het bezit te plaatsen. Op zulk eene wijze alleen zou hij zijn oom in de Eeuwigheid nog kunnen verblijden, die anders eeuwig daaronder zou lijden dat hij onder het plegen van een onregtvaardigheid van de wereld was gescheiden.

Veel daarvan moest ik toestemmen.

3 Mei 1860. Des namiddags met Baron van Heeckeren en Sipkes naar 't Oude Schild, Grietje en Menno en Sina naar Wentink. In de Zeven Provinciën Afschaffingsvergadering, de Redevoering gedaan over Joh. 2 vers 14-16. Van Heeckeren een vers gereciteerd "De vrucht van ons werk gaat niet verloren". Zeer weinig hoorders.

Des avonds met elkaar terug gewandeld.

5 Mei 1860. Ik zond een briefje aan Bok om belet te vragen voor een bezoek. Ik kreeg gunstig antwoord, maar later tegenberigt omdat Bok ongesteld was geworden.

7 Mei 1860. Daar den Heer Bok mij vanmorgen berigt gezonden had dat hij mij vanavond zeer wel kon opwachten, begaf ik mij derwaarts. Hij ontving mij vriendelijk in 't midden zijner familie, daarbij ook jufvrouw van Herwerden, de beminde van Willem, waarmede hij 13 juny in 't huwelijk zou treden.

Toen ik gezeten was zeide ik dat ik reeds sedert lang gewenscht had dat de verwijdering die tusschen ons bestond mogt ophouden en dat ik ten blijke daarvan een bezoek had willen brengen, wat echter lang door toevallige beletselen verhinderd was. Op 't einde des vorigen jaars nogtans hadden er gebeurtenissen plaats gegrepen die mij een vriendschappelijk bezoek onmogelijk hadden gemaakt. NU evenwel was de pijnlijke indruk daarvan in zooverre verzwakt dat ik plaats kon geven aan de gedachte dat hij, mijnheer Bok zelf, reeds spijt zou gevoelen over het voorgevallene, of zoo dit niet, dat dan toch zijne bedoelingen eene betere zijde hadden dan ik nog kon zien. Zoo kon ik dan nu tot hem komen om eene geheele herstelling onzer vroegere betrekking te beproeven.

Hij zeide volstrekt niet te weten waarop ik doelde. Ik herinnerde hem zijne bemoeijingen op Tweede Kersdag. Toen was hij geheel verwonderd en zeide dat al had men hem willen vierendeelen, hij daaraan nooit gedacht zou hebben. Wat hij toen gedaan had, had hij gedaan niet als Mr. Willem Bok, maar als advocaat, om daarmede een zaak te beëindigen waarover anders, zooals het bij zulke Broederenvertoevingen ging, nog lang zou zijn geredetwist.

Ik zeide dat juist dit mij zoo zeer hinderde dat hij zich wel als advocaat had willen laten gebruiken in ZULK een zaak. Hij zeide dat hij zulks gedaan had niet uit eigen beweging, maar op aanvraag van dezen en genen met wien hij betrekkingen had, en aan wie hij zulks niet moocht weigeren. En wat die zaak zelve betrof, o die was zoo nietig geweest dat hij zelf thans zich volstrekt niet meer herinneren kon waarover hij liep.

Ik zeide dat die hem zoo nietige zaak voor mij een hoogstbelangrijke was, en welke die was, dat was aan de vergadering vooraf duidelijk genoeg verklaard. Hij zeide: Ja, ik had daar nog eene speech gehouden, dat herinnerde hij zich. Maar het ware beter geweest als ik die had achterwege gehouden.

Ik zeide dat ik daarbij alleen de woordvoerder van de Kerkeraad was geweest. Hij zeide dat, zoo ik iets gewild had, ik bij hem had moeten komen om zijn advies in dezen te vragen.

Ik hernam dat een ander hoog geplaatst persoon op ons eiland ditzelfde ook als zijn verlangen aan mij had te kennen gegeven, maar dat ik volstrekt geen plan had gehad om over zulk een zaak met iemand te spreken. Hij zeide dat hij beter dan iemand op Texel wist hoe gering de predikantstractementen zijn bij 't geen zij moesten wezen, en dat ik dus in hem den eersten voorspraak zou hebbem gehad. En zoo ik mij verongelijkt gevoelde, hij wees mij dan op zich zelven, die reeds zoovele verongelijkingen had ondergaan, maar ze alle gelijkmoedig verdroeg. Waarom alleen kon hij zoo gelukkig zijn bij zoo veel wederwaardigheden. Hij liet ze alle aan zijne zijden nederglijden.

Ik moest dat alles ook maar voorbijzien en nu maar een pijp opsteken, enzovoort, enzovoort. Veel sprak hij nog en sprak ik. Maar eindelijk, ziende dat ik met den man niets worden kon, heb ik ten laatste gezwegen en voorts nog een uur aan andere gesprekken gewijd. De gewone formule kwam ook nu weer voor: "Dominee, ik heb u altijd voor een verstandig man gehouden, maar nu moet ik toch aan uw verstand twijfelen, nu gij mij in staat acht om iets met bepaald opzet tegen iemand te ondernemen. Als hetgeen ik op Kersdag deed eene demonstratie tegen u had kunnen schijnen, zoud ik ze met verontwaardiging van de hand hebben gewezen. Ik ben een fatsoenlijk men, een eerlijk man, die zich aan zulke laagheden niet schuldig zou kunnen maken", enzovoort. Ik had indertijd MISDAAN door eene zaak die ik had met zijne zoon over te brengen op zijn geheel gezin, dat daaraan geheel onschuldig was. Hij had zich als vader daarin gemengd, dit was natuurlijk, enz.

Uit alles wat ik hoorde was het mij volkomen duidelijk dat de hooghartige man die altijd spreekt van 's menschen zondigheid, en als het te pas komt gedurig zichzelven de naam van zondaar geeft, met alle kracht er altijd tegen streeft om eenige zonde in zichzelven te erkennen, maar zich altijd met den schijn van onberispelijkheid zocht te sieren. Hij wil voor zachtmoedig en vergefelijk doorgaan, en hij vergeet zijn haat en wrok nooit dan voor 't uitwendige, als belang en eerzucht hem daartoe dwingen. Ik hoop, dat ik steeds voorzigtig zal zijn met een man die ik steeds als gevaarlijk moet beschouwen.

7 Mei 1860. Paulus Duinker zijne vrouw was na een zwaar lijden van 14 weken lang overleden aan inwendige gezwellen.

8 Mei 1860. Bij Wieringa, ik verhaalde hem mijn bezoek aan Bok.

9 Mei 1860. De schoonmakerij begint.

17 Mei 1860. Hemelsvaartdag. Des avonds Afschaffingsvergadering aan de Waal bij Dros. Zeer weinig volk. Niemand is bijgekomen. Faas en vrouw tegenwoordig.

18 Mei 1860. Brief aan Samuel: De koeijen zijn zeker zeer duur, want wij moeten voor 't vleesch 7 stuivers de 5 ons betalen, zoo ook voor de boter 12 stuivers.

Wel mogen wij bedenken dat ook de tijd van onzen dood onzeker is en spoedig, ja geheel onverwacht kan komen [naar aanleiding van de vele sterfgevallen]. Wij willen echter niet vreezen. De vaste overtuiging van ons weder voortleven in een andere en betere wereld is onze troost.

Ik denk dat menigeen u 't leven daar zou benijden. Uw eigen broeder Dirk zou wel gaarne eens voor een tijd zijn lusten en lasten met de uwe willen ruilen.

Het plan is om Menno mee te nemen naar de Ringsvergadering op 3 Juny te Haarlem, onder voorwaarde dat hij vooraf de 4 Latijnsche conjugaties zal kennen. Dan zal hij groote oogen opslaan als hij dan eens buiten Texel komt en zooveel hem geheel vreemde personen en zaken opmerkt.

22 Mei 1860. Naar den Hoorn, bij Wieringa koffij gedronken, aldaar Jan Daalder die 7 maanden lang in huis had moeten doorbrengen.

23 Mei 1860. Mevrouw Baert even hier. Zij gaat nu na de dood haars vaders spoedig weer vertrekken. Zij verhaalt welke moeite de notarissen Bok en Kikkert maken om in den boedel te komen, hoe naijverig zij op elkander zijn.

26 Mei 1860. Broeder Juriaan, Mietje en de kinderen Catharina en Dirk Heiko van de stoomboot gehaald.

27 Mei 1860. Pinkster. Stormwind. Naar den Hoorn met Pieter Kalf, vervolgens naar den Burg.

28 Mei 1860. Naar Oosterend, Juriaan nog medegegaan naar de Waal en toen teruggekeerd om het vreeselijk onstuimige weder. Ik kon te Oosterend geen wagen krijgen, daarom geloopen naar 't Oude Schild. Ik kon er bijkans niet komen om den geweldigen storm. Bij Willem Koning gerust, aldaar Sijbrand Koning. Zijn wagen was van de dijk af in zee gewaaid. Bij Reijer Boon weder gerust en toen bij Albert de Boer.

Tegen 4 uur kwam ik aan 't Oude Schild. Bij Wentink gegeten en toen gepredikt, broeder Juriaan kwam ook in de Kerk.

Tegen 10 uur kwamen wij weder te huis, door het omslaan der storm weder in de wind op, met veel moeite worstelden wij er door, mijn regenmantel was in 3 flarden gescheurd. Koud weer, ontzagchelijk veel ongelukken zijn er overal vooral op het strand gebeurd, een menigte schipbreuken hier en elders, 150 schepen op onze kusten vergaan.

30 Mei 1860. Broeder Juriaan van voormiddag gereden met den Heer Kikkert naar Eijerland en daar de ellende op het strand gezien. Een Hamburger stoomboot gestrand met 48 ossen en 1460 schapen waarmede het strand overdekt was. Men zag een menigte wrakken drijven.

31 Mei 1860. Des namiddags wij met 't geheele gezin naar de Tent, aldaar Vrendenberg met gezin en Voigt.

1 Juny 1860. Juriaan van morgen te 5 uur vertrokken.

2 juny 1860. Mietje en de kinderen nog hier.

3 Juny 1860. Zondag. [Huizinga 51 jaar] Mijn verjaardag. Brief van Dirk. Menno stelde mij nog een verjaarswensch ter hand, door hemzelf geschreven. De kleine Catharina zeide een versje voor mij op. Des avonds zandkoek.

4 Juny 1860. Gé wekte ons te 4 ure. Te ruim 5 ure reden we met P. Kalis naar 't Oude Schild. Met Mietje, de 2 kinderen en Menno vertrokken naar 't Nieuwe Diep. Met de vigilante van de Breuk naar de Zaanstroom. In het logement van Spicht thee en brood.

Met Menno en de kleine Catharina bij langs de schepen gewandeld. Bij de Sluis ons laten overzetten. Nog weer met Menno gewandeld naar 't Hoofd, waar men met rijswerken bezig is om een fort te maken, vervolgens de dijk op ( er woei een vrij sterke wind). Wij zagen door de stoomsleper Kinderdijk een groot Barkschip binnenslepen, dat reeds grootendeels zijne masten verloren had en door het volk verlaten was.

Met de stoomboot Zaanstroom nr. 2 naar Zaandam. Menno had overal waar hij kwam veel schik. Soldaten en geweren boezemen hem een groote belangstelling in, ook verwonderde hij zich zeer over de groote schepen.

In de stoomboot wijdden wij onze bijzondere aandacht aan 't stoomwerktuig. Naar Westzaan.

Dominee Douwes Dekker van den Helder had gister den Heer Bok bij zich ter Kerk gehad, bij zijn zoon Willem (bruigom) was receptie. Bok zelf hoopte ook dat zijn zoon Willem voortaan wat meer getrouw ter Kerk mogt komen.

6 Juny 1860. Met Menno naar Amsterdam. Hij bij Dirk. Ik naar Haarlem, Ringsvergadering (overal de verwoestingen van den Pinksterstorm te zien).

7 Juny 1860. Amsterdam. Met Menno op Dirks kamer. Bij Lodeezen en vrouw in de Lange Leidsche Dwarsstraat veel gesprekken over Texel. Hij blijft zich altijd even ongunstig over de Texelaars uitlaten, noemt mij, omdat ik steeds op het goede zocht opmerkzaam te maken, een "parelduiker", enz.

8 Juny 1860. Met Menno naar Westzaan.

9 Juny 1860. Met de stoomboot naar Texel, met Johannes Bok en zuster Pauline. Willem die van de week zou trouwen is ongesteld. Met Johannes Bok veel gesproken over zijne reizen in Duitschland langs den Rijn, in het Schwarzwald, enzovoort. Hij was echter meer koel dan vriendschappelijk.

13 Juny 1860. Des namiddags naar de Tent met Geke en de kinderen. Een tijd daar gewandeld met de oude Mevrouw Westenberg [na het overlijden van jufvrouw Wentink was zij een tijdlang daar in huis geweest]. Zij is zeer bekommerd over de kinderen van Wentink, daar er geen voldoende middelen zijn om van te leven, en de kinderen niet genoeg geleerd hebben.

Dolfine is zeer slordig en niet zeer gereed om iets aan te nemen.

13 Juny 1860. Op de Tent gesprekken over de plaats gehad hebbende schipbreuken.

Over de Reddingsmaatschappij, hoe men altijd zeer wel gereed was om de Reddingsboot van Koog en Cocksdorp te proberen bij mooi weder. Voor elke boot wordt dan 50 gulden gegeven aan 10 man dus werd die 100 gulden ligt verdiend. Maar bij noodweer ontbraken de manschappen! Onlangs had Jakob Buijs jr. geweigerd met de boot mede in zee te gaan want hij had als hij alles rekende met al zijn redden van menschenlevens nog geen kwartje per man verdiend.

17 Juny 1860. Brief aan Samuel: [Bedankt voor diens zegenwensch op 3 Juny] Het was reeds mijn 51ste verjaardag. Vele zullen er gewis niet meer volgen . [Over de Pinksterstorm] de wind had somtijds op 't Observatorium in den Helder een drukkingskracht van 117,5 Nederlandsch pond op de vierkante Nederlandsche el, terwijl 't reeds bij 70 pond een harde storm mag heeten.

Ik heb in die beide dagen op 4 verschillende plaatsen op den predikstoel gestaan, maar overal voelde ik de schudding van 't gebouw. Des zondagsmorgens moest ik eerst aan den Hoorn preeken. Op de weeromreis had de voerman reeds zeer veel moeite om te verhoeden, dat de wind zich meester maakte van paard en wagen. De kleine vergadering aan den Burg getuigde vervolgens hoe velen de bezwaren der reize hadden geschroomd. Maar den volgenden morgen moest ik te Oosterend optreden. Broeder Juriaan wilde mij eerst nog vergezellen, maar het gelukte mij toch hem te overreden om aan de Waal terug te keeren. Ik kwam gemakkelijk genoeg te Oosterend door den sterken Zuid-Westen wind voortgezweept, maar de weeromreis, die zou moeijelijk zijn. Ik had op mij genomen om des middags te 4 ure voor Dominee Wentink aan 't Oude Schild te preeken.

Ik trachtte nu reeds terstond een wagen te krijgen die mij daarheen bragt, maar er was niemand te vinden die 't kon of durfde doen. Ik begreep zelf ook, dat het althans met een kapwagen onmogelijk was. Ik ging er dus loopende op af, tegen de regen met mijn mantel gedekt. Het was een moeijelijke reis, dikwijls werd ik weer teruggedreven. Ik kwam tegen 4 uur aan 't Oude Schild. Intusschen had ik hier en daar gerust.

Toen ik bij Willem Koning was, kwam daar zijn broeder Sijbrand te paard tamelijk ontsteld en verhaalde dat zijn 2 wagens waarmede hij terugkeerde reeds van de dijk af in zee gewaaid waren (want men moest juist dien dag de lammeren voor de Leijdsche markt aan de haven leveren).

Ik had gehoopt nu toch naar den Burg vóór den wind te zullen hebben, maar ziet, de wind keerde naar het Noorden en wij hadden (broeder Juriaan was inmiddels ook aan 't Schild gekomen) weer vlak in den wind op. Met veel moeite kwamen wij tegen 10 uur te huis, nadat wij aan 't Schild weer alle vergeefsche pogingen hadden aangewend om een wagen te krijgen. Mijn regenmantel was in 3 flarden gescheurd.

Woensdag eerst bedaarde 't weer. Broeder Juriaan reed met den Heer Kikkert mee naar 't strand. Daar zag 't akelig uit. Achter de Koog zat een schip, achter Cocksdorp een stoomboot van Hamburg met vee, 200 koebeesten en ruim 1400 schapen, die nu alle in zee omdreven of dood op 't strand lagen, wel 200 bij elkaar. Buitendien zag men nog een menigte wrakken drijven. Een aantal schipbreukelingen is gered, maar waarschijnlijk een nog veel grooter aantal omgekomen. De Couranten waren vol van ongelukken. Gedurig werden er nog schepen in zee drijvende gevonden door de bemanning verlaten. Er moeten op onze kusten ongeveer 150 schepen vergaan zijn.

Het geboomte dat staan bleef was meerendeels van bloesems en bladeren beroofd.

" LIJD, VERDRAAG EN ZWIJG" heb ik eens als opschrift gelezen, ik meen wel op de vroegere Doopsgezinde Kerk op 't Zand (van Grootvader). Die vermaning mag door ieder, ook vooral door u behartigd worden.

18 Juny 1860. Begrafenis van Adriaan van Deinse, aldaar o.a. Bok. Na onze terugkomst werd door Bok en mij nog een woord gesproken.

19 Juny 1860. Ik kreeg een brief van den Heer Bader uit Mulhouse, waaruit bleek dat hij niet regt tevreden is over Samuel Ik voegde nu nog een paar bladzijden aan mijn brief aan Samuel bij en een briefje aan den Heer Bader.

20 Juny 1860. Wij des namiddags naar de Tent, aldaar o.a. den Heer Kikkert.

21 Juny 1860. Veel in den tuin.

13 July 1860 te Hoogezand. Ik zie mij genoodzaakt eerst hier mijne aanteekeningen te vervolgen en alzoo eenige weken over te springen.

Inmiddels is de Texelse Kermisvreugde der kinderen voorbij gegaan.

Op 27 Juny is Dirk na een gelukkig examen te huis gekomen en wij hebben reeds vele genoeglijke dagen met elkaar gesleten. De aanstalten tot de Groninger reis werden inmiddels gemaakt.

9 July 1860. (Samenvatting Ali) De huissleutel was bij Sipkes gebragt, de tuinsleutel bij J.T. van Grouw. Allen op reis gegaan naar Harlingen. Grietje en Sientje hadden bij aankomst sterk de zonneroos in 't gezicht. Vrouwtje ging naar Workum, des morgens om 4 uur met de trekschuit naar Leeuwarden vertrokken. Gé ging met de diligence naar Groningen, wij met de boot naar Dokkum, toen met de snik naar Stroobos, vandaar over in de snik naar Groningen. Dit om de kosten te beperken.

Grietje bij de Gaarkeuken door zuster Sientje afgehaald, wij bij broeder Samuel in Groningen.

9 July 1860. Op reis naar Groningen. Omstreeks half 12 naar 't Oude Schild. Wij vonden de schuit van Timmer en de daarin gereed gemaakte kooijen die echter ons allen niet bevatten konden. Dirk sliep op de bank in 't vooronder en had een slechte nacht. Gé en Vrouwtje sliepen ook niet. Des morgens half 7 gingen wij onder zeil, eerst tegen 4 uur in den namiddag kwamen wij te Harlingen aan (Vrouwtje logeerde bij haar neef om vervolgens naar Workum te gaan).

16 July 1860. Grietje schijnt zich weer regt gelukkig te gevoelen. Zij zou zeer gaarne hier op 't Hoogezand willen blijven. Katrina en Sina zouden wel willen blijven, doch Sina zou toch moeilijk kunnen besluiten om vader te verlaten, en Katrina zou ook wel met vader terug willen.

26 July 1860. Wentink overleden.

10 Augustus 1860. Met de kinderen (behalve Katrina) op de diligence naar Harlingen. Sientje zit steeds met haar kanarie op schoot. Des morgens te half 8 met Vrouwtje in Harlingen in 't schip van Teunis Timmer. 's Avonds 8 uur op Texel. Aldaar Gé, een uur vroeger van Westzaan gearriveerd.

11 Augustus 1860. Terug van reis naar Groningen enz. Mevrouw Kikkert overleden.

11 Augustus 1860. De nachtrust in de eigen woning verkwikt ons zeer.

12 Augustus 1860. Bij den Heer Kikkert, Anna is mede in zorgwekkenden toestand door bloedspuwingen.

13 Augustus 1860. Des namiddags door Dirk naar 't Oude Schild gebragt. De kinderen van Dominee Wentink niet thuis. Te 4 ure met de stoomboot naar 't Nieuwe Diep.

Bij Dominee Douwes Dekker de avond doorgebragt. Engel D.D. verhaalt van zijn oom en zijn geschriften Max Havelaar, waaraan door Professor Valk eene recensie van 48 bladzijden was gewijd. Met de nachtboot naar Westzaan.

14 Augustus 1860. Donderdag. Des namiddags met broeder Juriaan naar Westzaan gewandeld. Aldaar op weg mijn Samuel ontmoet, zondagmorgen van Mulhouse gegaan.

15 Augustus 1860. Naar de Vergadering van 't Nut in Amsterdam en naar die van de afgevaardigden van Doopsgezinde gemeenten ter bespreking van 't Armenwezen.

18 Augustus 1860. Met Samuel naar Texel.

23 Augustus 1860. Stormwind die een groot deel onzer vruchten van de boomen schudt.

Des namiddags met Dirk en Samuel naar de Koog waar zij gehoord hadden dat een schip gestrand zou zijn, 't was echter zoo niet. Zieken bezocht. Dirk en Samuel zijn op de duinen of op het strand.

25 Augustus 1860. Dirk en Samuel de bessen uitgedrukt voor wijn, 40 pond. Verkrijg ik hiervan nu 64 flesschen, dan kost mij ieder 20 cent.

27 Augustus 1860. [Engel en Eduard Dekker van den Helder, zonen van dominee Dekker [neefjes van Multatuli] komen logeren] zij brengen mij het werk van hun oom Max Havelaar mede.

28 Augustus 1860. Catechisatie aan den Hoorn. Bij Dirk Schuit. Zijn vrouw was lijdende, zij verwachtte in October haar 10de kind.

Brief van Westzaan, mijn stok, waar ik vooral naar gezocht heb, heb ik te Westzaan vergeten.

8 September 1860. Engel en Eduard weer vertrokken. Tweemaal zijn wij met elkander naar de Tent geweest. Daar het weder meestal noodzaakte te huis te blijven hebben zij met Dirk en Samuel zich nog al bezig gehouden met het in orde stellen van het modelschip van hout en een ander van bordpapier. Des avonds kaartspel.

12 September 1860. Zeer schoone dag. Met het huisgezin naar de Tent. Aldaar ook de familie Westenberg.

14 September 1860. Kerkeraad aan de Waal, met de Commissie benoemd in April [over een tweede leeraar]. Burgemeester was verontwaardigd omdat er niet meer geschied was en wilde dat men de onderhandeling met den Hoorn nogmaals ernstig zou opvatten, want de Gemeente aldaar was er niet ongunstig voor gestemd. Brans wilde het ook nog eens met den Hoorn beproeven.

Eindelijk kwam men overeen dat dit toch niet hetgene was wat men moest doen en bepaalde met algeene stemmen om een tweede leeraar voor onze Gemeente te benoemen, die een nieuwe pastorij zou hebben aan de Waal op een tractement van 1000 gulden.

14 September 1860. Berigt dat Martje Pieters Eelman zich verdronken heeft.

16 September 1860. Jan List van de Westen hier om het boekje te halen waaruit hij morgen bij de begrafenis van Martje Eelman zou lezen.

17 September 1860. Maandag, des morgens naar Jakob Koorn op de Mient, begrafenis van zijne vrouw aan den Burg die ellendig in het water is omgekomen l.l. vrijdagmorgen omstreeks 3 uur vermoedelijk. Heen en terug naar het Kerkhof gereden met Maarten Koorn. Op de weeromreis even bij Cornelisje Eelman op Akenbuurt.

18 September 1860. Naar den Hoorn. Bij jufvrouw Schuit, dien nacht van haar 10de kind (eerste dochter) bevallen. Haar man van huis. Even bij Wilner om een paar krentenbollen te bestellen voor haar en voor Neeltje Dekker.

Bij Wieringa koffij gedronken. Hij leest mij een brief voor aan Dominee Maaldrink over de kinderen van Wentink.

Even bij Vrendenberg over de vergadering der leden van de Tent op morgen.

Des avonds de Heer Bok hier. Dit was de eerste vriendschappelijke samenkomst ten mijnen huize sinds 't voorgevallene in January 1857. Over dat voorgevallene werd dan ook geen woord gerept. Wij spraken over de bijeenkomst van l.l. vrijdag en het aldaar beslotene en over andere zaken. Over het Beroep van Johannes te Delft en waarom hij het afwees (omdat hij zijne tegenwoordige gemeente zeer in bloei ziet toenemen en er met genoegen is). Over de handelingen van het Gemeentebestuur, 't welk hier aan den Burg het UITGEBREID Lager Onderwijs niet bezoldigen of ondersteunen wil, maar dit aan particulier ondernemingszucht wil overlaten. Over de dwaasheid van eene belasting op de tabak, zooals die nu met primo january zal worden ingevoerd, enzovoort.

19 September 1860. Zeer schoone dag. Wij met elkander naar de Tent.

20 September 1860. Des namiddags Dirk en Samuel en ik bij het zeer schoone weder eene wandeling gemaakt naar de Duinen aan de Westen. Bij Maarten Koorn aardappels besteld, bij Aafje Teekes van Grouw, bij Jakob Koorn.

Een haas van den Heer Kikkert ten geschenke ontvangen.

23 September 1860. Kerkeraad aan de Waal. Besloten een tweede leeraar voor onze gemeente te beroepen, die een nieuwe pastorie zou hebben aan de Waal, tractement van 1000 gulden. Niemand brengt daartegen bedenkingen in dan Albert Keyser, die eenheid wil. De Kerk aan de Waal en Oosterend zou men sluiten. Men ontvangt dit voorstel met gelach.

Na het eten bragten wij Dirk naar de stoomboot, die nu weder naar Amsterdam zou vertrekken na bij Dominee Dekker de avond te hebben doorgebragt.

Wij dronken thee bij de kinderen van Ds. Wentink, alwaar ook Wieringa en vrouw kwamen.

25 September 1860. Naar den Hoorn in den wind op, eene moeijelijken togt. De wind steekt meer en meer op, de pannen vliegen van de daken.

Naar den Burg in 10 minuten aan 't Spyk ('t brugje in het land), in 16 minuten over de landen heen tot op de weg. Toen geloopen met een zoon van Geert Kikkert, daardoor wat langzamer. In 32 minuten was ik aan de molen van Langeveld aan den Burg. Somtijds viel het mij moeijlijk mijn vaart te stuiten en moest ik zorg dragen om niet in de slooten te waaijen. Nooit deed ik het zoo snel. Anders is er ten minste 40 of doorgaans 50 minuten toe noodig.

Ik was reeds des middags stijf in de beenen.

26 September 1860. Onze meid Vrouwtje zal met de familie Westenberg naar de Beemster gaan. Vanmiddag was hier C. van Es om zijne dochter als meid aan te bieden, en tevens met verzoek van Aafje Buijs dat Sientje daar morgen zou komen. Wij besloten om haar nu maar met Van Es mede te laten gaan om eerst a.s. woensdag terug te keeren [ze mag aansluitend nog een week daar blijven, tot 13 October].

Afscheidspartij bij de familie Westenberg.

26 September 1860. Des avonds Gé en ik naar de afscheidspartij van den Heer Westenberg ten zijnen huize. Aldaar o.a. den Heer Kikkert , die vroeg heen ging.

27 September 1860. Des namiddags met Van Heeckeren en Samuel naar de Waal geloopen. Ik was nog zoo stijf van de reis van dingsdag, dat ik het moeijlijk doen konde.

Met de wagen van Albert Keyser naar Cocsdorp gereden. Ik heb daar Sientje bezocht bij Aafje.

Afschaffingsvergadering. Wij wonnen slechts 1 lid. Des nachts te 12 uren waren wij weder aan de Waal. (op de heenreis reden wij langs den dijk, door het verbreken van een hek). De weg was slecht.

28 September 1860. Kerkeraadsvergadering aan de Waal. Ik geef te kennen dat ik thans weer liever 4 wagens turven, dan 40 gulden wil ontvangen. Veenstra en Kuiper keuren dit goed, mits ik dan voortaan turf en geen geld ontvang. Als de turf mij niet aanstond kon ik ze afwijzen. Ik neem daarin genoegen. Pronk zegt dat de turfschippers er altijd over klaagden dat zij nu niet op hunne beurt ook aan mij turf leverden.

1 October 1860. Samuels goed gepakt, hem des namiddags met Menno naar de haven gebragt, in 40 minuten ternaauwernood de stoomboot bereikt. Samuel vertrekt weder (de goede God geleide hem!).

Sientje, die nog op Cocksdorp bij Aafje is, zond mij een briefje of zij nog een week blijven mogt. Hoezeer ik ook naar haar verlang, stem ik het haar toe en zendt haar eenig goed.

2 October 1860. In den Hoorn de catechisatie gesloten.

Dirk Schuit beklaagt zich dat het geld zoo spoedig opgaat. Gister was er voor zeep, stijfsel, blaauwsel enz 5 gulden uitgegeven.Van de 2 gulden ik haar gaf had zij terstond gebruik gemaakt om kopjes en schoteltjes te koopen omdat zij die niet meer genoeg hadden voor elk een, het overige voor luijers. Hij is nu weer ijverig aan 't werk met zilveren kruisjes maken.

Bij Meester Hillenius koffij gedronken. Ik verhaal hoe Burgemeester en Bok beide mij gezegd hadden dat zij mij wel hadden willen helpen aan een hooger tractement te komen, als ik maar met hun gesproken had. Meester Hillenius spreekt over de familie Keyser, Burgemeester en Simon, als vrij wat hooghartig, waarin ik hem niet kan tegenspreken. Over de Gemeenten van Burg en Hoorn.

Gerberdina Keyser te Amsterdam overleden.

3 October 1860. Briefje aan Dirk en Samuel dat ik hem vergun Kuiper "Gids voor machinisten" te koopen.

Brief aan Jakob Dogger te Nieuwe Diep om hem te herinneren aan een vroegere brief over de 15 gulden die ik vroeger aan zijn [schoon]vader J.F. Kooiman geleend heb.

Des avonds bij Simon Keyser, hedenmiddag met de kist met het lijk zijner dochter uit Amsterdam terug gekomen. Hij verhaalt mij uitvoerig de geschiedenis van haar levensend, 14 dagen geleden had zij in de Plantage eene bloedspuwing gekregen. Al die tijd had hij Keyser geene hoop gehad op haar behoud, l.l. zaterdag meende hij reeds dat zij hem ontviel. Gerbrig Dijksen paste haar op met de dochters van Gijsen.

9 October 1860. Vrouwtje gistermiddag 4 uur vertrokken. Gé bragt haar met de familie Westenberg naar de haven. Onze nieuwe meid Jantje Bispinck gisteravond gekomen.

9 October 1860. Den Heer Kikkert was eergister met zijne dochter van een reisje naar Bonn en omtrek teruggekomen.

13 October 1860. Sientje weer thuis gekomen van Cocksdorp, waar zij 17 dagen geweest is, met Pieter Koorn.

14 October 1860. Des avonds bij den Heer Bok ter felicitatie wegens het voorgenomen huwelijk van zijne dochter Marie.

16 October 1860. Aanmelding der Doopelingen.

17 October 1860. Huisbezoek aan den Hoorn.

18 October 1860. Ter begrafenis van Jakob Arisz Eelman (Kievit) op de Mient.

Des namiddags weer geweldige regens.

Klaas Brouwer van Cocksdorp hier, hem de aardappels betaald 3,50.

19 October 1860. Krans bij Vrendenberg.

Des namiddags huisbezoek aan den Hoorn. Bij Wieringa thee gedronken met Voigt en vrouw. Ik ging met dezen tegen 9 uur naar huis in een aanhoudende regen met sterken voordewind. Zeer nat aangekomen, verkouden.

30 October 1860. Brief aan Samuel : De verkooping van de meubilaire nalatenschap van Ds.Wentink heeft plaats gehad, 't heeft vrij wat opgebragt, 't geen verblijdend is daar de kinderen anders zoo goed als niets bezitten en dus zonder steun van eenig geldelijk vermogen de wereld in moeten.

[Over de kinderen van Dominee Wentink] Zoo kan een huisgezin door den dood des verzorgers zeer spoedig uiteen worden gerukt. Mocht ik eenmaal mijn hoofd kunnen nederleggen met de geruststellende gedachte, dat ik althans 2 kinderen nalaat, die met den wil ook het vermogen hebben om voor de overigen te zorgen.

1 November 1860. Afschaffingsvergadering aan den Burg. Ik deed de Redevoering "Eindelijk overwint de goede zaak".

[4 November 1860. De nieuwe [hervormde] Kerk aan de Waal ingewijd.]

5 November 1860. Naar Oosterend. Steinfort gecondoleerd over 't verlies van zijne dochter. P. Bremer is nog bezig een [foto] portret van haar te maken.

Dirk Kooiman is niet sterk voor een tweede predikant. Ik verklaar hem mijn gevoel dat ik er wel voor ben, als het uit goede beginselen is. Ik wensch gaarne meer geestelijk leven in de Gemeente. Kooiman stemt toe dat dit gering is, maar twijfelt of dit zal komen met de tweede predikant. Hij geeft te kennen dat ik aan de behoeften der Gemeente zooveel mogelijk voldoe, zoodat hij en velen met hem, niets meer verlangden.

Vandaag slagttijd, 126 pond spek à 30 cents ontvangen.

6 November 1860. Naar de Waal. Albert Keyser wandelde met mij naar den Burg. Hij verhaalt mij hoe Simon Keyser onlangs in een gesprek, als hij van den Zondvloed melding maakte, tegen hem gezegd had "Als gij daaraan nog gelooft spreek ik niet meer met U", waarover hij zeer verontwaardigd was. Ik deed hem nu opmerken, hoe wij ook de verhalen in het Oude Verbond voorkomende zeer wel aan den toets onzer Rede mogten onderwerpen, wat ten gevolge had dat hij zich beklaagde dat men ten aanzien van zoodanige zaken niet meer werd ingelicht.

7 en 8 November 1860. Klaas Smit den tuin opgeknapt, ik bloembollen gelegd.

9 November 1860. Des voormiddags bij Dominee Vrendenberg koffij gedronken. Hij kwam van den Heer Kikkert. Diens dochter Anna, die l.l. zondag nog bij de Kerkinwijding aan de Waal was tegenwoordig geweest en zich toen zeer wel gevoelde, had des avonds en volgende dagen sterke bloedspuwingen gehad en lag nu als op de oever des doods. Den Heer Kikkert, uit Haarlem ontboden, was deze morgen te huis gekomen. Zij zou met 1 of 2 weken de bruid worden, waartoe alles gereed was.

10 November 1860. Berigt ontvangen dat Anna Kikkert deze morgen overleden is. Ik des avonds derwaarts. Arend komt te huis van Enkhuizen. Kikkert was vrij kalm. Koorn, die deze maand nog met haar in het huwelijk getreden zou zijn, was zeer bedroefd. Zeer aandoenlijk was de thuiskomst van de zoon, toen Cornelie hem om de hals viel en snikkende zeide :"Ach, nu zijn wij nog maar met ons drietjes!" [al hun x broers en zussen waren al gestorven].

11 November 1860. Zondag. Naar Oosterend.

Pauline Bok was bij Gé, die sedert vrijdag nog steeds te bed ligt. Gister van Deinse bij haar gehad.

Meester Van de Wint is bepaald onwillig om deel te nemen aan 't Afschaffingsgenootschap. Hij wilde wel gaarne eens bij de Redevoering tegenwoordig zijn, waarin ik aanteekende dat de Bijbel de afschaffing van sterke drank verlangt.

12 November 1860. Pieter Former verhaalt mij hoe [Dominee] Petersen tegen hem uitgevaren had omdat hij lid was van 't Afschaffingsgenootschap. Daarna bij Koen Seltzer, deze verhaalde mij hoe Petersen er zelfs bij hem op aangedrongen had om zijn vrouw en kinderen te verlaten omdat zij mennist waren, waarop hij boos gezegd had "Dat verdom ik". Petersen was ook vreeselijk boos op hem geweest, omdat hij geweigerd had zijne toestemming te geven tot het bouwen van een nieuwe pastorij, wat de andere Kerkraadsleden al hadden goedgekeurd als de voorwaarde waarop hij zou blijven [Petersen was beroepen naar Augustinusga].

13 November 1860. Gé is des middags weer bij ons aan tafel. Grietje moet sedert lang veel hoesten. Van Deinse heeft haar nu poeders gegeven.

15 November 1860. Tegen de avond Meester Boonakker hier. Ik leen hem mijn laatste Afschaffingsrede. Hij wil in zijn school Volksvoorleezingen houden des zondagsavonden. Ik raad hem daartoe de Volksbode van Heldring aan en beloof hem verdere medewerking.

16 November 1860. Des morgens met Vrendenberg naar Wieringa, doch deze was op de jagt, zoodat wij bij zijne vrouw en Dolfina Wentink koffij dronken. Dolfina berigt van den goeden overkomst van hare zusjes en broertjes [naar Deventer].

17 November 1860. Gé begint te beteren. Grietjes hoest schijnt ook te beteren, maar zij heeft met de laatste bittere poeders haar etenstrek verloren en was na het innemen daarvan misselijk, zoodat zij ze gister heeft laten staan.

18 November 1860. Zondag. Kerk aan den Hoorn, in 25 minuten derwaarts gereden en in 23 minuten terug, sneller dan ooit met de wagen.

Een schip op het strand achter de Koog, 15 menschen daarvan gered en des namiddags aan den Burg gebragt.

19 November 1860. Naar Oosterend, des middags bij Keyser en Brans gegeten. Onder het eten bemerkende dat het reeds over 2 uur was, opgestaan en ijlings naar Zevenhuizen gegaan ter begrafenis van C.C. Dijker. Ik kon nog met de trein medegaan. Van 't Kerkhof ging ik mede terug naar het sterfhuis en deed eene toespraak en sprak vervolgens veel met de aanwezigen, meest alle Roomschgezinden (de vrouw was Roomsch), o.a. met Neeltje xx, en met Clemens Barhorst.

Wat ik in Evangelische zin sprak werd wel beaamd, bijv. dat het geluk der toekomende levens afhankelijk is van ons gedrag hier, vooral van onze liefde, dat de geheele bedoeling der Godsdienst is om den mensch wijzer en beter te maken, dat niemand zonder deugd gelukkig kan zijn, enz. Barhorst meende dat men onderscheid moest maken tusschen de natuurlijke gevolgen des kwaads en andere rampen, dat men de eersten eigenlijk geene straffen der zonde kan noemen. Ik zocht hem het tegendeel te toonen. Met de avond kwam ik vermoeid te huis.

20 November 1860. Menno weggezonden uit de school omdat hij zich onbetamelijk tegen Monsieur Verberne had uitgelaten, nadat hij eerst door de plagerijen der jongens in booze drift ontstoken was. Cornelis Vrendenberg ook weggezonden. Ik houd Menno nu vooreerst te huis.

21 November 1860. Des namiddags met Menno naar de Koog geloopen naar het strand en de 3 schepen aldaar (2 uur van den Burg). Eén met steenkool is geheel verbrijzeld. Het groote schip met planken La Favourite zit hoog en droog. Wij wandelden daar om. Het was reeds donker doch maanlicht. Ik sprak daar Jan Duinker, de commiezen, enz. Bij het teruggaan langs de rollende golven der zee is Menno eerst zeer angstig. Wij volbrengen echter de reis beter dan ik gedacht had, ofschoon ik zelf niet minder en meer welligt nog dan hij van een loop van 4 en een half uuren zeer vermoeid was.

23 November 1860. Krans bij mij, Vrendenberg en Wieringa. Vrendenberg verhaalt hoe hij zijne kinderen Cornelis en Christina nu van de school van Verberne genomen en naar Hesselberg gezonden heeft. Wieringa zegt dat hij het onderwijs bij Verberne zeer gebrekkig bevonden heeft. Bij Brouwer was het thans vrij goed.

25 November 1860. Zondag. Naar den Hoorn.

J.C. Bakker had van de week misschien wel 80 gulden verdiend met rijden naar en van 't strand, 2 wagens reden dagelijks 2 maal á 3 gulden de vragt, doch de paarden werden dan nu ook meest met brood gevoerd. Hij had (zoo vertelde Dirk Breker) voor zijn span bruinen van 2 à 3 jaar onlangs 800 gulden kunnen krijgen.

Sientje heeft 4 weesmeisjes bij zich, kinderen van J. Duinker en van M. Zuidewind.

26 November 1860. Menno is vandaag weer naar de school gegaan en heeft 't goed gemaakt.

Een groote trom met St. Nicolaas geschenken van Grootmoeder ontvangen, mooije hoed voor Grietje, vest voor Samuel, zijden zakdoek voor Dirk enz.

Des avonds naar de Nutsvergadering. Meester Keijzer van Oost deed de Redevoering over de Zee, hare grootte, diepte, zout, enz en de nuttigheid daarvan. De vorm liet nogal te wenschen overig. Het stuk stond ook niet op de hoogte der wetenschap, maar de inkleeding der gedachten was zeer goed.

Daarna verscheidenen bijdragen, Voigt, C. Keyser, Van der Wal, Bruno Bok. Ik sprak daar 2 kapiteins die hier onlangs hun schip verloren hadden.

28 November 1860. Dirk Schuit hier, hij moet weer noodig op reis. Ik leen hem 5 gulden, behalve eenig reisgeld had hij niets, anders moest hij morgen eenige kleeding naar de Lombard brengen. Hij hoopt nu als Hofmeester op het wachtschip geplaatst te worden tegen 30 gulden 's maands.

30 November 1860. Op de kamerdag werd besloten om het stuk grond vooraan in de Waal tegenover het Kerkhof aan te nemen om daar eene pastorij te bouwen.

30 November 1860. Kapitein Saathoff scheen mij een eenvoudig en braaf man toe. Hij had te Leer vrouw en 4 kinderen. Hij had uit deze schipbreuk, zijn eerste, zelfs zijn kleeding niet kunnen redden. Hij moest nu vertrekken met nog 300 gulden schuld, hetwelk den Heer Kikkert zoo goed geweest was hem voor te schieten.

3 December 1860. Naar Oosterend, barre reis. Ik schreef een vergadering bij Wieringa af omdat ik volstrekt een brief naar Samuel moest schrijven.

Brief aan Samuel: Mevrouw Westenberg kon volstrekt niet wennen in Purmerend. Zij had behoefte aan iemand van Texel om haar op te vroolijken.

Monsieur Verberne is veel ziek (tering?).

Grietje en onze tegenwoordige meid harmonieeren zeer goed, veel beter als te voren met Vrouwtje, die doorgaans wat stroef was, Grietje is nu veel opgeruimder dan te voren. Menno heeft tot den arbeid steeds aansporing nodig.

Het wrak van kapitein Van der Sluis, een schoener, is verkogt voor ruim 300 gulden, hetgeen er van geborgen was medegerekend voor 1300 gulden. Hij krijgt in alles niet meer dan 460 gulden mede, terwijl hij behalve 300 gulden voor onkosten 600 gulden in handen van Kikkert en Sijbrand Keyser laat, dus dat is voor deze in korten tijd een mooie som verdiend. De andere kapitein, die laatstleden zondag vertrokken is, kreeg niet alleen niets mede, maar moest nog eerst 310 gulden bij den Heer Bok storten of bewijs daarvoor afgeven op de Reederij alvorens hij zijne noodige papieren kon medekrijgen, dus schip en lading steenkool geheel weg. Kapitein en scheepsvolk hebben zelfs niets meer dan de plunje, die zij aanhadden toen zij in de Reddingboot stapten, kunnen bergen.

Wat het groote barkschip, dat met gezaagde houtwaren geladen in zijn geheel op strand zit en ook vandaag verkogt is, heeft opgebragt, weet ik nu nog niet, maar zeker is het, dat de Agenten van Zeezaken zoals Sijbrand Keyser, Kikkert en Bok bij zulke gelegenheden hunne beurzen vullen. Het verhaal dat kapitein Saathoff ons gaf van zijn schipbreuk was aandoenlijk.

Brief Menno aan Samuel: O, hoe gaarne zoude ik u nu den 5de eenige uuren bij mij hebben ten einde met u een groote Sinterklaas te worden. Ik hoop van dit jaar ook weder Sinterklaas te worden, namelijk met een hembdrok aan, fraaij beplakt, een katoenen onderbroek en schoenen aan, een lint om mijn hals, een grim voor en een Spaansche jagershoed van castor op. Dan moet ik een groene mantel om en nu geloof ik, dat ik dan wel wat op een Spaansche ridder gelijk. Ik draag dan mijn karwats ook bij mij.

Brief Sientje aan Samuel: Ik ben Woensdag voor 't eerst van mijn leven te vergulden geweest van taaitaai bij Jacob Bouwe Bakker. Ik heb daar veel plezier gehad en ben des nachts om half 1 te huis gekomen.

5 December 1860. Gé deze morgen vertrokken naar Purmerend om daar eenige dagen bij mevrouw Westenberg te logeeren en dan over Westzaan terug te keren.

Des namiddags bij Honigh eenpaar werken gekocht "De Waterwereld" en "het Microscoop". Menno vermaakte zich in zijn St. Nicolaaspak.

Des avonds ik met Grietje de geschenken gereed gemaakt voor Menno en Sina (present van lettergebak, 4 stuks, van Van Heeckeren ontvangen).

Nog laat opgebleven met de vrageschriften.

7 December 1860. Des avonds ik in de vergadering van de Rederijkerskamer Tollens.

9 December 1860. Zondag. Met Sina en Menno naar den Hoorn, vervolgens met Grietje naar de Waal.

10 December 1860. Naar Oosterend. Zeer zacht weder.

12 December 1860. Des namiddags Meester Boonakker hier. Zijne Volksvoorlezingen beginnen wat op te nemen. Hij hoopt dat Van Laar aan de Waal zal komen omdat hij van Vrendenberg voor de Afschaffing niets verwacht.

Hij dacht dat de boedel van zijn schoonvader wel verkocht zou moeten worden omdat de erfdeelen niet groot genoeg waren, zoodat een der kinderen de plaats kon houden. Het speet hem zeer omdat de 5 kinderen zoo goed met elkander harmonieerden.

14 December 1860. Kerkeraadsvergadering aan den Burg, met de broeders Bok, S. Keyser, A. Rab, P. Bakker, P. Dijksen. Bok spreekt nog met mij over het onderwijs op de school van Verberne. Sientje en Menno hadden hem onlangs goed voldaan. Hij laat zich sterk uit omtrent de ondeugende jongens van Vrendenberg, waarmede de Meester geen huis kon houden. Alleen Hendrik was wat beter geweest [die had op 't beroep gepreekt aan de Waal. Sommigen zeiden dat men aan 1 Vrendenberg, die toch al zo'n groote baas was, wel genoeg had].

16 December 1860. Zelfmoord van Rensje Kok door rattekruid.

21 December 1860. Vergadering der Rederijkers, drama, zeer goed uitgevoerd.

22 December 1860. Des avonds Dirk te huis gekomen.

23 December 1860. Zondag. Met Dirk naar Oosterend, te huis komende vonden wij Tante Gé.

25 December 1860. Kersdag aan de Waal.

26 December 1860. Sneeuw, met de slede met J.C. Bakker naar den Hoorn, Marretje Rab mede. Bij het stijgen over de hoge sneeuwdammen kantelde de slede. Vervolgens preek aan den Burg.

27 December 1860. Des avonds Nutsvergadering.

30 December 1860. Naar den Hoorn met de slede met Dolfine Wentink. Sneeuwjagt. Aan den Hoorn komende vond ik de Kerk gesloten en het vuur in de doofpot. Men verwachtte mij niet. Vervolgens preek aan aan de Waal.

Aan Dirk Schuit doen toekomen 1 fles wijn, appels, boter en krentebrood om 't Nieuwjaarsfeest te vieren.

31 December 1860. Van de week brief aan Doctor de Waard geschreven over den toestand van Grietje, haar hoesten en koortsigheid is wel wat minder, maar zij eet nog onbeduidend, is zeer vermagerd.

Dirk die zich kort voor zijne komst, te Amsterdam met een kogel de pink doorschoten, laat die aan Van Deinse zien. Deze verklaart dat hij er ten minste altijd een misvormde vinger van zal overhouden.

1 January 1861. Zeer koud, 10 graden vorst bij Bok, 17 bij Dekens. Het is geen reisbaar weder. Zeer weinig menschen te Kerk, 48, waarvan 30 vrouwen.

Des voormiddags weinig bezoekers, des namiddags den ganschen tijd daarmede bezet.

2 January 1861. Van de belasting op tabak komt niet, 10.000 gulden moest nu uit de hoofdelijken omslag gevonden worden.

3 January 1861. Bij Pieter Dirksz Bakker. Hij had onlangs een Stolksche kaas en een haas gezonden, waarvoor ik hem dankte. Ik sprak over het voorgevallene met Jakob Arisz Eelman en hem, waartoe hij eene uitvoerige verklaring deed op zulk eene wijze dat daarbij zijn onschuld uit moest komen. Ik vermaande ernstig tot zulke gezindheden en handelingen waarbij eene bestendige vrede des gemoed kan worden genoten. Hij zeide dat hij vele vijanden had.

4 January 1861. Des namiddags de Burgemeester hier, hij was hier 't gansche vorige jaar niet geweest.

Brief aan Samuel: De aankomst en 't vertrek der posten, zoo hier als elders is door de belemmering van de sneeuw zeer ongeregeld.

De proponent Heringa heeft het beroep naar de Waal (voor de hervormden) aangenomen.

[Deze brief bestond uit 8 bladzijden, ruim 23000 letters, schreef Huizinga in zijn dagboek].

[(Samenvatting Ali) Dirk kon, doordat de overtocht naar 't Nieuwe Diep uitsluitend met de vlet ging, niet naar Amsterdam. Hij hield zich bezig met 't voorbereiden van zijn eerste preek. De Heer Bok vond het raadzaam dat Grietje een uiterste wil teekende. Sientje ook ziek].

Brief van Dirk aan Samuel: In 't begin van de week kon Tollens evengoed op ons een vers gemaakt hebben, als op Heemskerk en co. 't Was precies Nova Zembla, er mankeerden alleen nog maar een paar ijsbeeren.

10 January 1861. Brief aan Samuel: Grietje komt nu des morgens wat later op, 's avonds gaat zij op gewonen tijd naar bed 11 à 12 uur. Wij zullen het nu zoo inrigten, dat zij in de achterkamer in plaats van op haar bovenkamertje kan slapen en daartoe bij dit koude weer een kacheltje voor de achterkamer zien te krijgen. Dit is ook daarom beter omdat er 2 bedsteden zijn, een van welke tante Gé en Sientje dan kunnen gebruiken. Dirk moet dan zoolang in 't voorkamertje. Gij zoudt veel aan Grietje verloren hebben als gij haar zaagt, wij hopen dat alles zich nog schikken mag en dat zij weder spoedig herstellen zal. Bij God zijn alle dingen mogelijk, maar hij zal alles ten beste besturen.

Als wij vast staan in dat geloof dan zal geen kommer ons kwellen.

Ik heb u misschien reeds geschreven dat oom Juriaan zich heeft laten overhalen om nog een jaar als diaken aan te blijven. Hij heeft weer balken gekogt en zijn molen die reeds eenigen tijd gestaan had weer aan den gang gebragt.

Mijn raad om alle uwe uitgaven op te schrijven, zult gij wel aannemen. Ik bevind mij zelven daar altijd goed bij.

16 January 1861. Eergisteravond den Heer Bok hier een vriendschappelijke visite gebragt.

16 January 1861. L.l. zondag den Heer Kikkert en Koorn hier geweest.

17 January 1861. Ik bij den Heer Bok. Hij had mij gister een briefje geschreven waarin hij het raadzaam voorstelde dat Grietje een uiterste wil teekende. Ik sprak hem over deze aandoenlijke zaak, die hij zoude in orde brengen.

Bij Antje Bakker die dezer dagen door middel van den Heer Bok berigt had ontvangen uit Calefornië dat haar zoon Cornelis daar uit een boom gevallen en treurig om het leven gekomen was.

Maandagavond heb ik van den Heer Bok 2,50 gulden ontvangen die ik in 1855 voor hem ten behoeve van H. Raven had uitgeschoten, met 2,50 daarbij, om beide, zooals ik voorsloeg, nu ten behoeve van Dirk Schuit te besteden.

17 January 1861. De oude Maarten Dirksz Daalder 91 jaar oud subiet overleden.

18 January 1861. Grietje had eerst sterk gezweet, nu was zij zeer koud, ook haar wangen en voorhoofd. Dit vooral maakte mij zeer ongerust, gedachtig aan hetgeen ik eens met mijn zuster Mentje ondervonden had.

Ik sprak met Grietje in zachte bewoordingen over de vrees die mij beklemde en over hetgene den Heer Bok mij had aangeraden, en vroeg haar of zij het goed vond om door het maken van eene uiterste wilsbeschikking menigerlei moeijelijkheid voor mij, indien ik haar mogt overleven, te voorkomen. Zij nam daar volkomen genoegen in en ofschoon zij wel dacht spoedig weer beter te zullen worden, zoo oordeelde zij het wenschelijk dat zulks spoedig geschiedde. Ik overlegde daarop met Gé en Dirk, en besloot nog den Heer Bok te schrijven om zoo het zijn kon nog hedenavond met de getuigen te komen. Het was reeds kwart voor 11 geworden.

Zij kwamen, Bok (onder geleide van Bruno) en de 2 veldwachters Van Vierssen en …… Toen den Heer Bok vertrokken was verheugde zij zich dat deze zaak nu toch beëindigd was.

26 January 1861. Grietje had zich nu laten gezeggen om een mutsje op te zetten, zij had nogal veel moeite met 't haar opmaken, en de crinoline uit te laten. Ook gaat zij des middags van 3 tot 5 weer te bed. Zij blijft hare tevredenheid bewaren en is altijd rustig en dankbaar voor de haar toebragte hulpe. Zooveel zij kan zoekt zij nog zichzelve te helpen.

Vanmiddag kregen wij berigt van 't overlijden van tante Romkes. Dit bedroefde haar, dat zij die goede vrouw nu niet meer zien zou. Dit gaf mij aanleiding om met haar uitvoeriger te spreken over onze hope des wederziens aan de andere zijde des grafs en haar daarmede te vertroosten, waavoor zij ook wel vatbaar was. Ik verhaalde haar daarbij hoe grootvader Van der Baan het heengaan uit deze wereld plagt te beschouwen. Zij zeide straks: "Nu is 't toch wel merkbaar, dat ik zwakker word, daar Tante mij zelfs moet uitkleeden".

De 16e December was zij nog in de Kerk voor 't laatst en ach, thans zullen hare voeten de drempel onzer woning niet meer betreden! Hoe grijpt het mij om het hart, dat Samuel en Katrina haar nooit zullen wederzien!

26 January 1861. Jakob Eelman van de Hoogeberg was in 8 dagen gezond en dood.

1 February 1861. Brief aan Samuel: Gij zoudt uw anders zoo bloeijend gezonde zuster niet meer herkennen. Ook Sientje is sedert 23 January ongesteld. Van Deinse beveelt haar bijzonder aan om zich zeer bedaard te houden.

Arend Kikkert moest zich om zijn hoesten van 't kantoor (bij zijn vader) af en een werkzaam leven beginnen, zal nu 't boerenbedrijf leeren.

Zonderling toch, die handelwijze van den Heer Bader en 't doet mij leed dat gij hem van een zoo ongunstige zijde hebt leeren kennen.

Brief van Dirk aan Samuel: In Hoorn zou een Oude Schilder zanggezelschap zingen voor de Watersnood. Zij ontvingen 10 gulden, maar hadden 13 gulden onkosten, die er af moesten, zoodat de Watersnood 3 gulden te kort kwam. Er moet bij die gelegenheid ook heel wat ruzie geweest zijn, zoodat de messen er bij te pas kwamen.

3 February 1861. Des morgens kwart na 2 Grietje overleden. Ach 't getal mijner dierbaren was met een verminderd hier op aarde, met een vermeerderd daarboven.

Hier condoleantiebezoeken, o.a. te 12 ure Bok en vrouw en Bruno en Pauline en Theodoor.

5 February 1861. Brief aan Samuel over Grietje: Haar stoffelijk overschot zal donderdag namiddag ter aarde besteld worden. Met Gods hulp zullen wij de droefheid te boven komen, hopende daaruit slechts een heilige ijver tot trouwe plichtsbetragting te zullen behouden. Ik zend dezen [brief] aan den Heer Koechlin met verzoek dat hij u dezen op gepaste wijze ter hand stelle. Ik voeg hierbij 't albumblaadje, dat zij vrijdag nog als met stervende hand voor u onderteekend heeft.

5 February 1861. Des avonds o.a. den Heer Kikkert en P. Koorn.

7 February 1861. Begrafenis van Grietje. Het koude gure weder was geheel in overeenstemming met onze gemoedsgesteldheid. Met aandoening wierp ik, staande aan de open grafkuil, nog eens mijne blikken op de ontbloote kist van mijne dierbare vrouw, die ik daar voor ruim 9 jaren had zien nederlaten en wees die aan mijne kinderen, om die nu voortaan nooit weder te zien. Weldra was ook de kist met het overschot mijner lieve Grietje onder de aarde bedolven.

Afgemat van droefheid en vermoeijenis begaven wij ons deze avonds ter ruste.

8 February 1861. Sijbrand Pietersz. Koning, die onderhevig was aan de vallende ziekte had bij den Burgwal een toeval gekregen, was daarin [de gracht] gestort en vervolgens na eenig zoeken door zijne broeder levenloos daaruitgehaald.

10 February 1861. Ik preekte eerst aan den Hoorn, daarna aan den Burg. Ik wees aan hoe wij onze geliefde afgestorvenen op het waardigst zullen vereeren, in den aanvang telkens belemmerden mijne aandoeningen mij het spreken.

11 February 1861. Vergadering op het Raadhuis met den pastoor, Vrendenberg, Kikkert, Rey en den Burgemeester als Commissie voor de inzameling van Gelden voor den Watersnood. Wij bragten daar 1222 gulden te zamen. Ik had het meest, namelijk 320 gulden.

Over Grietjes achteruitgaan en sterven:

Zij zeide gedurig, dat zij zich niet zoo ziek gevoelde. Tante Gé was meermalen veel zieker en levensgevaarlijker geweest en was toch ook nog weder hersteld. Ik eindigde steeds met de hoop bij haar niet uit te dooven, maar haar de mogelijkheid van een spoedig naderende dood te doen opmerken. In 't algemeen hield zij niet veel van gesprekken, die zij somber noemde en brak ze soms wel eens af met te zeggen: "Laat ons nu eens over wat anders praten". Altijd intusschen was zij geduldig, altijd liefderijk, altijd dankbaar. Tante Gé hielp haar altijd met de meeste zorgvuldigheid en teederheid.

Op 1 February kwamen Dominee Vrendenberg en Dominee Wieringa nog even bij haar in de achterkamer. Zij vroeg aan Wieringa ook nog naar den welstand van hare vriendin Dolfine. Des namiddags heb ik meest bij haar gezeten. Toen ik met haar sprak zeide zij op goedmoedigen toon: "Vader moet niet denken, dat ik bang ben voor den dood!". Ik: "Neen, mijn kind, dat denk ik ook niet, maar schoon ik de redenen waarom gij niet bang ben wel raden kan, o wees toch zoo goed om ze mij nader te verklaren!". "Wel", zeide zij, "De goede God heeft nu zoovele jaren altijd ten besten voor mij gezorgd, zou hij nu zoo opeens daarmede kunnen ophouden? Neen, ik geloof, Vader, dat hij mij bij mijne lieve moeder brengen zal en waar die is, moet 't wel goed wezen".

12 February 1861. Dirk is gisteravond naar den Burgemeester geweest en heeft vandaar gehaald een klein folieboek handschrift, met moeite leesbaar, zijnde oude stukken over Texel, waarvan hij veel copieert en waarin curieuze stukken voorkomen. Volgens een bijgevoegde aanteekening van den Heer Bok in 1838 is het stuk echter grootendeels (de helft) in druk uitgegeven. Dirk heeft ook een aantal perkamenten van het Weeshuis overgeschreven.

Monsieur Verberne is zeer ziek en zwak, zoodat hij geen school houdt en de kinderen dus dagelijksch te huis zijn.

14 February 1861. Belijdenis van de Doopelingen. (daarbij Dirk).

17 February 1861. Doopbediening aan den Burg aan 30 personen, daarbij Dirk, viel mij zwaar, vooral aan Dirk. De heele Gemeente, dunkt mij, gaf dan ook luide haar innige medelijden te kennen.

Des avonds ten geschenke gekregen van Pieter en Antje Boon een fraaij theeservies op blad (12 kopjes en schoteltjes, wit porcelein met goud).

18 February 1860. Naar Oosterend. Catechisatie. Voor de middag was ik weer thuis, maar ik was te vermoeid om Dirk te begeleiden naar het Oude Schild. Hij vertrok te 1 uur [naar Amsterdam].

19 February 1861. Er werd deze dag ('s Konings Jaardag) een collecte gedaan door het gansche land ten behoeve der noodlijdenden door den watervloed, die op Texel 600 gulden opbragt, in den Burg alleen 340.

22 February 1861. Voorbereidingspreek aan de Waal. Door de stormwind van gister waren daar 3 Kerkramen ingewaaid, zoodat ik op de predikstoel naauwelijks licht genoeg had om te zien (de openingen waren met planken en linnen gedigt).

25 February 1861. Sientje is gelukkig veel beter. Verberne is nog altijd ziek, Menno alzoo te huis.

27 February 1861. Afschaffingsvergadering aan 't Oude Schild. Vooraf van 7-8 bij Janssonius ter Kerk.

3 Maart 1861. Zondag, zeer ongunstig weder. Ik bestel het rijtuig van J.C. Bakker en rijd daarmede naar Oosterend en terug. Te 2 ure weer te huis.

Bij A. Dijksen kaptein Gollards ontmoet, pas van de reis terug.

4 Maart 1861. Des avonds vergadering van 't Nut. Van Deinse doet de Redevoering "Blandina en Perpetua als heldinnen des christelijks geloofs". Hij geeft te kennen dat hij zich aan onze Afschaffingsvereeniging verbonden houdt.

Vele bijdragen worden geleverd als Voigt, C. Keyser, P. Keyser, V.d. Wal (Adres van en Joodsch Rabbijn aan de Paus), Meester Brouwer, v. Heeckeren "Vergeten worden".

5 Maart 1861. Sientje kwam vanmorgen koortsig uit de catechisatie, klaagde over pijn in de borst. Gé vertelde mij, dat zij vanmorgen zeer droefgeestig was geweest en bij haar boven was gekomen en gezegd had, dat zij zich geheel niet wel gevoelde, dat zij toch nog zoo gaarne wat bij Vader en Tante enz. wilde blijven, maar dat zij wel vreesde dat het zoo niet zijn zou, maar dat er toch vooral gezorgd moest worden, dat Vader hier niets van merkte. Telkens als ik haar dan ook vroeg hoe het ging, antwoordde zij "Best", of gaf althans een bevredigend antwoord. Ik begin waarlijk wel beducht te worden voor het lieve kind, ons aller vreugde. O God, mocht het uwer wijsheid behagen haar voor ons hier beneden te sparen!

Doctor van Deinse zei laatstleden maandag op 't Nut nog: "Zij moest eens uit logeeren gaan om in een andere atmospheer te komen". Daar de pijn in de borst niet altijd op dezelfde plaats is, hoop ik nogal dat het een voorbijgaande aandoening van rheumatischen aard mag zijn. Den 17den dezer maand zal 't haar 13de verjaardag zijn. God alleen weet hoe die dag ons komen zal!

5 Maart 1861. Jakob Teekes van Grouw wil geen lid worden van de Afschaffing omdat andere hooger geplaatste personen hem niet voorgaan.

5 Maart 1861. Grietje Keyser en Anna van Deinse bij Gé om te spreken over een Comité, net als eenige dames uit Deventer deden, om den Koning een geschenk aan te bieden als blijk van hulde (daar hij zich zoo verdienstelijk had gemaakt bij de Watersnood). Ze gingen zelf met de bus langs de huizen (54 gulden).

6 Maart 1861. Bij den Heer Bok. Marie is van Vlissingen overgekomen. Zij waren regt vriendelijk. Ik bleef tot ruim 9 uur. Zij oordeelden dat Texel het in het algemeen met de giften voor den watersnood zeer slecht gemaakt had. Bok had veel liever een inteekenlijst willen doen circuleeren, dan zou de een den ander tot grooter mildheid hebben opgewekt.

10 Maart 1861 Des namiddags Cornelie Kikkert eenigen tijd bij Sientje.

11 Maart 1861. Dagelijks spreek ik met Gé, hoe wij het Sientje het best afleiding zullen bezorgen. Dagelijks zal zij met Gé uitgaan, waarnaar zij zelve ook zeer verlangt, maar het ongunstige weer belet haar allen uitgang. Te Westzaan wil men haar gaarne hebben, maar daar past 't thans niet best.

Wij spreken er over dat zij eens naar den Helder zal gaan naar Dominee Dekker, maar zie ik haar niet reeds langzamerhand wegkwijnen? Ontviel ze mij, hoe zou ik anders dan treurende tot aan mijn graf mijn weg kunnen bewandelen. Maar zoo wellicht wil de Almachtige de vereischte gezindheid in mij werken. Toch mag ik alle hoop op haar behoud niet wegwerpen, immers bij God zijn alle dingen mogelijk.

11 Maart 1861. Gisteren heb ik gepredikt hoe wij onze toekomstige lotgevallen moeten beschouwen, maar hoe moeilijk de aanbevolene Christelijke wijsheid is, kan ik mij zelve onmogelijk verhelen.

12 Maart 1861. Sientje er op uitgegaan naar Pronk. De vrouw van Pronk had haar op alle wijzen genoegen zoeken te doen, zodat zij des avonds zeer opgeruimd te huis kwam. Zij bragt een handvol fraaije hoorns en schelpen mede. Wij verheugen ons allen zeer in hare vreugde.

17 Maart 1861. Blijde verjaardag van Sientje. Zij is de laatste dagen zeer in gezondheid toegenomen. Cornelie Kikkert bragt haar een fraaij kleed ten geschenke.

Cornelis Keyser wilde niet uit de vertaling van Vissering lezen, had voor zijn godsdienstig gevoel genoeg aan de oude, wilde zich niet aan Dominee Vissering onderwerpen, vond de vertaling zacht en flaauw en in de godsdienst hield hij van krachtig. Hij was zoo onwillig om enige tegenspraak te verdragen als ik 't ooit gezien had. Te beklagen is de arme Marretje Kuiper, van wie haar man onlangs zeide "Ik ben toch baas over mijne vrouw!", toen hij niet wilde gedoogen dat zij met Gé en Anna van Deinse deel nam aan 't Comitee ter verzameling van gelden voor een gedenkteeken voor de Koning, ofschoon zij zelve gaarne wilde.

Met die inzameling is Gé en Anna van Deinse in de laatste dagen bezig geweest, zelve met de bus bij de huizen der ingezetenen van den Burg rondgaande. Met enkele uitzonderingen werden zij vriendelijk ontvangen. De geheele opbrengst bleek 53 gulden te zijn.

20 Maart 1861. Westenberg heeft nu voor zijn Notarispost in de Beemster bedankt en blijft hier wonen.

Grietje Fehres bezocht wier man N. Hoogheid gestorven was.

21 Maart 1861. De vrouw van Klaas Hendriksz Roeper hier, vraagt weer eenige boeken ter leen. Willem Roeper lijdt des winters altijd de bitterste armoede.

22 Maart 1861. Ik woonde de voorstelling der Rederijkers bij van 2 stukken, waarin C. Keyser, Voigt, P. Koorn, V.d. Wint en J. Dijksen in het eerste en van Sipkes als notaris in het 2 de stuk. Meester Brouwer droeg nog een vers voor van Hofdijk op Willem III in de watersnood en nog een stukje. Van Heeckeren reciteerde een mooi vers.

25 Maart 1861. Dirk gekomen op het oogenblik dat ik een brief op de post zou brengen die mijne ongerustheid over hem uitdrukte. Ik had hem reeds zaterdag verwacht, maar hij was een paar dagen te Westzaan geweest.

28 Maart 1861. Afschaffingsvergadering aan de Waal. Dirk doet de Redevoering.

3 April 1861. Brief aan Samuel: Menno verlangt nu weder naar school, maar zijn verlangen zal spoedig bevredigd zijn.

Sientje zal nu alleen de voormiddagen naar school gaan om zich des namiddags hier in huis met andere werkzaamheden onledig te houden.

Dirk heeft een preek voor de Professoren gedaan, moet er nog een doen, en een dissertatie maken, voor hij de titel van Kandidaat kan ontvangen.

De boerderij van den Burgemeester hier in de Waalderstraat schuin tegenover Sijbrand Keyser zal worden ingerigt tot woonhuis voor den zoon Cornelis Keyser, met Marretje Kuiper getrouwd, die nog in 't huis van den Burgemeester wonen.

' t Bouwen van een Pastorie in de Waal is aanbesteed voor 4100 gulden (3 kamers, keuken en studeerkamer).

Den onderwijzer Dieperink aan 't Oude Schild zal weldra om dronkenschap worden weggezonden.

De hulpprediker Janssonius daar schijnt af en toe krankzinnig te zijn (vaak dronken).

Er schijnt over gedacht te worden om nog eens een Heerensociëteit hier op te richten. Of 't een goede zaak is betwijfel ik. 't Is een bewijs dat hier meer menschen komen die met hun ledigen tijd geen weg weten. Welke werkzaamheid hebben ook mannen als P. Dijksen, Kieviet, Pieter Boon, enz.

De Heer Kikkert zal weer in 't huwelijk treden met jufvrouw Betje Boom van Purmerend (23 jaar), dochter van den Notaris daar.

Dominee Heringa met moeder en 2 zusters aan de Waal gearriveerd als opvolger van Petersen. Hij is een neef van Gé van Giffen.

8 April 1861. Dirk weer vertrokken.

10 April 1861. Verleden zaterdag werd dit bekend dat den Heer Kikkert weder in het huwelijk zal treden, en wel met jufvrouw Boon van Purmerend, 23 jaar oud. Dit plan is nu algemeen het onderwerp der gesprekken en vindt sterke afkeuring.

Gister namiddag was hier Dominee Koning. Hij verhaalde dat Kikkert vroeger een reeds ander plan had gehad (Pauline) wat zijne zuster sterk ontraden had.

11 April 1861. Schoone dag. Naar de Waal gewandeld, Dominee Heringa bezocht, pas aangekomen met zijne moeder en 2 zusters.

Biem Dekker afgestort van een wagen met hollend paard. Deze door Dominee Heringa en ….. gegrepen, zoodat alles nog goed afliep.

Sientje weer op een kopje, zooals vele malen in den laatsten tijd. Doctor van Deinse bezocht haar nog eens vanmiddags. Zij moet nu 3 x daags 5 pillen gebruiken.

12 April 1861. Veel gesprek over het dwaze huwelijksplan van de Heer J.L. Kikkert en diens eigene groote ingenomenheid daarmede. Reeds bij het leven van zijne vrouw had hij plan gehad op Kato Knapp. De oude Heer had daarop zijne dochter weggehaald.

Het monument voor zijne overledene vrouw zou nu a.s. maandag op het graf geplaatst worden.

12 April 1861. Dominee Vrendenberg is zeer gebeten op de Kerkeraad Van de Waal. Hij scheen P. Langeveld te beschuldigen als zijn grootste tegenstander in deze, had den Heer Kikkert afkeerig gemaakt.

14 April 1861. Intrede van Dominee Heringa aan de Waal.

De fraaije stereoscoop van Dominee Koning bezien.

15 April 1861. Met Jan Smit in den tuin.

16 April 1861. Bij Dirk de Vries en Antje Boon [zij kwam gister haar nood klagen]. De zoon Pieter lijdende aan een zeer been. Bij Veenstra, hem opmerkzaam gemaakt op de behoefte van het gezin Dirk de Vries en het noodige eener verbetering dier woning. Veenstra meent dat de andere diakens wel zullen zeggen dat we van 't jaar niet veel doen moeten, omdat wij zoo veel kosten hebben met de pastorij aan de Waal. Ik doe hem het onregtmatige dier bedenkingen erkennen. De gewone zaken moeten evengoed voortgang hebben.

Jan Koning komt in. Gesprek over het onderwijs op de scholen. Hij ziet niet in dat het nu zooveel beter is dan vroeger, daar hij uit stukken van 1700 en dien tijd ziet dat men destijds toch ook wel zeer goed een stuk opmaken kon, bijvoorbeeld een onderlinge boedelverdeeling.

16 April 1861. Jacob Cornelisz Dijksen woont nu armoedig in een huisje bij den Ruygendijk, zijne moeder Martje Jacobs Wuis had hem in zijne jeugd altijd nog Kermisgeld gegeven buiten weten van de vader, wat hem in zijn loszinnig leven zeer had gesterkt.

Jakob Smit en J. Puinman hadden verleden week ook weder erg dronken geweest.

19 April 1861. Krans hier aan huis. Dominee Heringa verklaart zich sterk tegen misbruik van sterke drank, maar ook tegen de Afschaffing, want men maakt zich daarmede een voorwerp van bespotting, zooals men in Groningen dan ook een glas "de Groot", "Amshof" of "Teerenburger" zeide voor een glas jenever. Als het zeer koud was, zou hij niet schroomen iemand een glas jenever te geven.

22 April 1861. Het schoonmaken begint.

23 April 1861. Dirk Leijen verontschuldigde zich over het gebruik van de brandewijnskom bij Koen Seltzer. Hij had dit opzettelijk gedaan toen men hem tartte dat hij het niet mogt. Hij wilde daarmede toonen dat hij zich boven kleingeestigheid verhief. Ik kon hem echter geen gelijk geven.

23 April 1861. Jakob Eelman nog tot 9 uur druk aan 't werk. Hij krijgt thans bijna geen rust, nacht of dag.

26 April 1861. Sientje heeft kindervisite, 10 meisjes.

Pronk hier de verandering, aan mijne en der kinderen bedstede te maken, opgenomen.

27 April 1861. Pronk hier om de bedstede te maken in de binnenkamer.

27 April 1861. Voor 12 uur kwam Menno te huis. Monsieur Verberne had hem heengezonden om een kleinigheid. Sedert langen tijd bespeurde ik dat hij eene antipathie tegen hem had en geheel niet in staat was om zijne leeslust op te wekken of te onderhouden. Onlangs had hij hem nog bekeven terwijl Menno zich verheugde dat hij nu ditmaal toch zijn werk voor het eerst voor de anderen afhad. Ik besloot nu een einde daaraan te maken. Ik liep terstond naar de Waal naar Meester Keijzer en droeg aan hem het onderwijzen van Menno op. Hij zou daar des voormiddags school gaan en dan privaatles hebben tot half 2 en dan te huis komen.

Menno was met dat plan zeer ingenomen.

28 April 1861. Oosterend. Sipkes en ik als eenige leden van 't Bestuur Afschaffingvergadering gehouden. Slechts in 't geheel 8 leden tegenwoordig, tezamen 20 personen. Te 10 ure Sipkes, Jan Zuidewind en ik bij donker koud weer naar den Burg teruggewandeld.

29 April 1861. Menno voor 't eerst naar de Waal ter school, vroolijk en wel.

30 April 1861. De zoons van Simon Dekker hier om de binnenkamer te verwen en te behangen (daartoe was noodig 6 rollen behangpapier à 50 cent en 3 rollen rand à 8 stuivers. Pronk wil dat het groene zijkamertje ook opgeknapt worde.

Menno komt weer zeer tevreden van de Waal.

1 Mei 1861. Brief van Samuel ontvangen waarbij hij verzocht extra lessen te mogen nemen, ten einde zich zoo veel te beter voor zijn examen in July te kunnen praepareren. Ik schrijf hem 9 bladzijden en sta het hem toe.

Vanmorgen sprak ik Arie Bruin, die mij een voer turf bragt. Hij verhaalt wel een drukte er gister aan 't Oude Schild is geweest. Sommige vrouwen hadden den ganschen dag op het bankje voor de pastorij gezeten, terwijl de Kerkvisitators daar binnen waren. Janssonius zou zaterdag vertrekken [hij is hulpprediker, wil geen afstand doen van de plaats en de gemeente (130 personen, maar allen van de geringste klasse) wil hem houden].

3 Mei 1861. Des voormiddags kwamen hier Schellinger, W.P. Bakker en Gijs Duinker, leden onzer Afschaffingsvereeniging aan 't Oude Schild, waarbij zich later J. Schagen voegde, om het lidmaatschap op te zeggen, daar zij zoo verbolgen waren op Wieringa, die hun hunnen geliefde Janssonius ontroofd had, dat zij met hem in geenerlei contact verder wenschten te komen. Zij verklaarden dat zij Janssonius nooit in dronkenschap hadden gezien en dat hij thans een sterk tegenstander van de drank was en die in geene 6 weken had gebruikt. Zij konden niet begrijpen waarom Wieringa zoo tegen Janssonius was, of het moest wezen omdat hij beter preekte.

Ik deed al mijn best om hen te overtuigen van de goede bedoelingen van Wieringa.

6 Mei 1861. Bij den Heer Kikkert de gevonden steen gezien.

7 Mei 1861. Brief naar Dirk met een afteekening van het stuk doopvont van Kikkert.

9 Mei 1861. Velerwegen de kagchel nog in gebruik.

10 Mei 1861. Krans bij Heringa, voor 't eerst, met Wieringa, Vrendenberg, Hendrik V., Koning, meestal gesproken over de zaak met Janssonius. [Brieven van voor- en tegenstanders] J.L. Kikkert brengt hem hulde voor betoonde moed en standvastigheid.

12 Mei 1861. Zondag. Naar den Hoorn, Pietje Slijboom rijdt mede, terug Schuit en W. Knol. Daarna preek aan den Burg. Het 50-jarig bestaan van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit gevierd. Vrendenberg en Wieringa bij mij ter Kerk, die daarvoor hun Kerken hadden laten stilstaan.

12 Mei 1861. Des avonds bij den Heer Bok (aldaar de Surnumerair der Registratie Steenbergen). Bok scheen wel voldaan over mijne preek van vanmorgen.

De collecte was hem te klein, schoon zijne giften daar ook bij waren. Over Janssonius, hij hoopte mede dat die verwijderd zou worden. Met groote verontwaardiging vernam hij van mij waarom Cornelis Keyser niet meer uit de vertaling van Vissering wilde lezen. Hij was hoog ingenomen met die vertaling, had daarvan allergunstigste beoordeelingen gelezen. Over de Keysers, den toon in hunne huisgezinnen, enzovoort.

De vrouw van Willem aan 't Nieuwe Diep was gister bevallen.

Vanmorgen berigt gehad dat zuster Mietje is bevallen van een zoon Jacobus Abraham. Briefje terug over den naam. Hij vroeg of hij hem Abraham Jacobus zou noemen. Hij is tegen Abraham. Ik ook. Ik raad aan Heike Jacobus.

14 Mei 1861. Eerste catechisatie dit voorjaar aan den Hoorn. Gesprek over het op beroep preeken van proponenten. Dirk Bruin en vrouw zouden gaarne in de pastorij blijven. Jan Bruin gaat eerlang weer als stuurman naar West-Indië. Altijd veel gesprek over Janssonius, alsmede over een verschrikkelijk geval dat gistermorgen aan het Oude Schild heeft plaats gevonden. Arie Michielsz Koger, een man van onbesproken gedrag, heeft zich in de hals of nek een zoodanige wonde toegebragt, dat hij onmiddelijk dood neerzeeg, terwijl hij aan de ontbijttafel zat, zonder dat er iets bijzonders was voorgevallen. Zijne vrouw was even naar zolder gegaan en zijn zoon was in de winkel. Voor dien zelfmoord zijn volstrekt geene aanleidingen te bedenken.

16 Mei 1861. Sla- en snijboonen gelegd enz met Klaas Smit.

17 Mei 1861. Zeer koud, de kagchel nog gestookt.

19 Mei 1861. Pinkster. Gepreekt aan den Hoorn en aan de Waal.

20 Mei 1861. Jan Jansz Kalis meent dat de tijdgeest niet verbeterd vermits men minder eerbied toont voor hooger geplaatste persoonen. Hij zegt: "de Burgemeester die toch het Hoofd der Gemeente is kan soms 20 of 30 man op het Hoekje voorbij gaan terwijl er naauwelijks een is die den hoed voor hem afneemt".

Sientje vandaag bij Cornelie Kikkert te gast. Zij en ook Menno naar de Tent.

Jan Dirksz Bruin en vrouw Guurtje Kramer komen bij ons thee drinken. Hij gaat morgen weer vertrekken naar Suriname.

21 Mei 1861. Slaplanten gekregen van Wieringa, deze des namiddags gepoot met Menno, die 2 dagen vacantie heeft.

23 Mei 1861. Des avonds bij Jakob Zuidewind. Ik raad hem sterk aan om een bliksemafleider op zijn nieuw te bouwen plaats op de Hoogte te stellen. Gesprekken over de werking der electriciteit en de bliksem enz.

27 Mei 1861. Het vonnis van het Clericaal Bestuur over Janssonius was ingekomen, geschorst in zijn dienst, ontzegd van het Avondmaal.

27 Mei 1861. Jufvrouw Wieringa wil niet naar Mijnheer Kikkert om daar zijne bruid nog eens te ontmoeten.

28 Mei 1861. Jan Schagen brengt hier 25 pond geknipt wier voor 3 gulden.

Des voormiddags Kaatje Wesdijk hier, haar man sedert 5 week in hechtenis. Zij heeft groote armoede en hoopt hem nooit weer te zien. Hij at alles op. Nooit had hij voor zijn gezin de kost verdiend, 12 jaar getrouwd. Zij verlangde dat de diakens haar huishuur zouden betalen 26 gulden en nog 7 gulden voor 't bewerken van haar grond. Ik gaf haar 1 gulden en zond haar naar Veenstra.

Men zegt dat Ds. Dekker aan 't Nieuwe Diep overleden is.

28 Mei 1861. Des namiddags naar 't Oude Schild. Kapitein Mets meldt mij den dood van Dominee Dekker. Ik te 4 uur over met de postschuit, geladen met 153 lammeren, in een uur over. Mijn goed naar de Zaanstroom gebragt. Ik derwaarts, Dekker leeft nog, maar is zeer ziek en zwak. Naar de Ringsvergadering in Hoorn, naar Westzaan.

3 Juny 1861. Met Juriaan naar Amsterdam, bij Dirk.

5 Juny 1861. Op de boot hoor ik dat Ds. Dekker overleden is. Ik derwaarts, aldaar Jan Douwes Dekker. Ik bleef er eten. Des avonds weer op Texel. Met den Heer Kikkert naar Texel, gereden aan de Tent.

6 Juny 1861. Aankomst van zusters Sina en Obbina met Katrina. Allen zeer wel.

Katrina zag er zoo gezond en blozend uit als men maar wenschen kan, ook is zij altijd even vroolijk en opgeruimd van humeur.

11 Juny 1861. Allen naar den Hoorn, naar de duinen en 't strand gewandeld. Bij jufvrouw Wieringa thee gedronken. Wieringa komt te huis van schoolbezoek. Boterham blijven eten. Des avonds weer terug gewandeld, allen zeer vermoeid, doch genoeglijken dag gehad.

Beladen met schelpen en zeegewassen keerden wij naar huis terug 's avonds laat.

12 Juny 1861. Naar de Tent.

14 Juny 1861. Broeder de Waard afgehaald, naar de Tent.

16 Juny 1861. Verjaardag zuster Obbina, 34, de kamerdeur omkranst. Des voormiddags den Heer Bok hier.

17 Juny 1861. De familie naar 't Oude Schild gebragt. Katrina blijft nog wat, Grootmoeder kan 't wel redden met Janneke.

12 Augustus 1861. Een lange tijd verliep sedert ik bovenstaande aanteekeningen schreef. Veel, zeer veel belangrijks is in dien tusschentijd gebeurd, maar ik kan nu niet meer dan enkele punten aanstippen.

25 Juny 1861. Naar Amsterdam met de beurtman Tuinder, waar den 27ste het 50-jarig bestaan der Doopsgezinde Sociëteit werd gevierd. Feestrede van Professor Muller. Talloos vele oude kennissen en vrienden ontmoet. Dominee Ballot had mij vrij gunstige berigten van zuster Trijntje gebragt.

28 Juny 1861. In de Nieuwe Stadsherberg wederom vele vrienden gesproken. Te half 2 kwam ik te Westzaan, maar vond mijne geliefde zuster Trijntje 3 uren vroeger overleden.

30 Juny 1861. Dirk doet zijn eerste preek voor een gemeente te Wormerveer.

1 July 1861. Begrafenis van zuster Trijntje.

1 July 1861. Brief aan Samuel: Ik was bij de weduwe van Dominee Dekker in den Helder. Eduard is geslaagd voor zijn examen no. 8 van de 68, als gij hem eens schrijft is zijn adres: E. Douwes Dekker, mach.leerling 2de klas Z.M. Wachtschip de Rijn te Hellevoetsluis.

Doctor de Waard raadt sterk aan, dat men Sientjes klierachtig gestel zoeke te verbeteren door veel beweging, vooral in de frissche lucht. Zoo gaat zij nu dan ook dagelijks gymnastische oefeningen maken door gedurig een tijd lang te hangen en de spieren te rekken en te spannen aan een stok in de gang hangende.

Menno gaat nog altijd aan de Waal school. De wandeling schijnt zeer gunstig op zijn ligchamelijk gestel te werken, maar 't is ongelukkig dat zijn Fransch leeren er zoo onder lijdt.

3 July 1861. Naar Amsterdam, vergadering van het Zendelingengenootschap.

8 July 1861. Met Juriaan naar de Tentoonstelling van Volksvlijt in Apollo bezigtigd.

13 July naar 't Nieuwe Diep, bij jufvrouw Dekker gegeten. Naar Texel en den Burg.

23 July 1861. Catechisatie aan den Hoorn.

24 July 1861. Des namiddags naar de Tent.

30 July 1861. Gé des morgens op reis gegaan met Timmer naar Groningen.

5 Augustus 1861. Met Sientje en Katrina en Adriana Vrendenberg met de schipper Tuinder naar Amsterdam. De meisjes vrij wat zeeziek in den beginne. Wij bragten Adriana naar hare familie en bleven daar een uurtje. Wij gingen toen naar Oom Jakob Meihuizen, waar wij genoeglijk bleven tot dat wij ruim 11 uur ons in het schip van Tuinder te slapen legden.

7 Augustus 1861. Met Katrina en Sina bij den photograaf Blankenberg, 3 portretten van de beide meisjes laten maken. Toen naar Artis, waar wij tot 3 uur den tijd genoeglijk doorbragten. Gegeten in Diligentia. Naar Dirks kamer, aldaar even vertoefd. Naar Westzaan.

13 Augustus 1861. Naar Amsterdam, Algemene Vergadering van 't Nut. Vele oude kennissen gesproken.

14 Augustus 1861. Naar Amsterdam, Nut. Nieuwe hoed gekocht op de Leijsche Straat.

15 Augustus 1861. Samuel komt te Westzaan.

17 Augustus 1861. Met de Zaanstroom naar 't Nieuwe Diep, weer op Texel.

19 Augustus 1861. Naar de Eendragt gereden, aldaar in het tarweveld de snijmachine zien werken, die in weinige uren het graan van een geheel veld geregeld nederlegde.

21 Augustus 1861. Naar de Tent, aldaar Voigt en vrouw en nicht en kinderen, Vrendenberg en 4 kinderen, de Heer Kikkert en vrouw, Heringa en moeder en zusters. Deze des avonds nog bij mij koffij gedronken.

Vanmorgen aan mijn kinderen het hoog gewicht van dezen dag (21 Augustus) doen opmerken.

22 Augustus 1861. Menno had mij gister veel onrust veroorzaakt, doordien hij buiten mijn weten naar de Prins Hendrik Polder was gegaan en eerst te half 10 te huis kwam. Hij heeft mij berouwvol beterschap beloofd.

Des namiddags bessenwijn gemaakt, van 30 pond bessen met moeite bijeengezocht en 30 pond suiker à 30 cents= 9 gulden.

25 Augustus 1861. Kapitein Kikkert van het Oude Schild met zijn schip als lijk binnengekomen.

26 Augustus 1861. De Proponent de Vries hier. Des avonds den Heer Bok hier, gesprek over de regelen te volgen bij de Beroeping.

27 Augustus 1861. Naar den Hoorn, catechisatie. Katrina voor die reis ditmaal niet mede, daar zij het zeer druk had om met Jantje de toebereidselen te maken met wasschen enz.

30 Augustus 1861. Kamerdag. Ik niet met Dirk medegeweest naar de Krans bij Heringa.

Katrina en Sientje des namiddags bij den Heer Bok.

3 September 1861. Te half 5 ure bragt ik Dirk, Samuel en Katrina met de wagen van J.C. Bakker naar de haven. Zij gingen bij Teunis Timmer aan boord. Reeds te 11 ure waren zij te Harlingen.

Katrina weer naar Grootmoeder op 't Hoogezand.

4 September 1861. Naar de Tent, aldaar o.a. Kikkert.

5 September 1861. Bij Bok. Johannes heeft een huis gehuurd in Utrecht voor 950 gulden. Bok presenteert om mij door Eduard naar den Hoorn te laten rijden.

6 September 1861. [(Samenvatting Ali) Frerichs uit Norden beroepen aan den Hoorn, 850 gulden tractement. Dominee Huidekoper nam 't beroep naar de Waal aan. Hij was verloofd met Suze Portielje. Huizinga had, nu er een tweede predikant bijgekomen was, geen catechisatie meer aan de Waal en Oosterend.

Aan den Helder kwam Dyserinck, de weduwe van Dominee Dekker verhuisde naar Zwammerdam. Sikkes aan 't Oude Schild. Janssonius preekt nog alle zondagen in zijn nieuwe Kerk, doch zijn aanhang wordt minder.

Samuel wil chemie leren, zijn vader denkt meer aan mechanica].

6 September 1861. Jufvrouw van Giffen komt na eene afwezigheid van 5 weken terug van Groningen over Harlingen. Zij had geen last van zeeziekte gehad door saffraan op de maag te leggen.

9 September 1861. Door A. Dijksen met rijtuig afgehaald, met hem huisbezoek gedaan, Oosterend, Oost.

10 September 1861. Met Sijbrand Pietersz Koning van Oost huisbezoek gedaan in 't Spang, Nieuwe Schild, Zevenhuizen, Bargen.

Zondagnamiddag l.l. waren hier Heringa en zuster en Pauline en Johanna Bok.

11 September 1861. Menno heeft nu en gister en eergister vrij van school, omdat Meester Keijzer op Wieringen solliciteert.

Vergadering op de Tent. Kikkert leest Ontvangsten en Uitgaven van 1860-61. Als de achterstalling van Biem Lap, Daalder enz betaald worden is de schuld afgedaan, behalve 3 obligatiën elk 120 gulden. Eene daarvan wordt door P. Koorn namens Langeveld opgezegd. Met November zal hij zijn geld hebben. De nog aanwezige roode wijn en madeira wordt verkocht. De verkoop van theegoed enz wordt uitgesteld. Wieringa wil dat een aandeel zijn waarde houde, al doet men afstand van het lidmaatschap. Dit wordt door de meesten, behalve door mij, betwist.

12 September 1861. Wieringa had een kist met boeken uit Wentinks nalatenschap bij Honigh gebragt ter verkoop in Amsterdam.

Meester Brouwer brengt mij het geld voor de reis naar 't Nut. Telkens moet ik zijne kennis van Vaderlandsche Geschiedenis bewonderen.

13 September 1861. De Heer Voigt brengt zijn rekening voor wijn en steenkool, 32 gulden hem betaald.

29 October 1861. Op dezen 10den verjaardag van den droevigsten dag mijns levens moet ik toch mijne aanteekeningen weder beginnen. Veel dacht ik aan mijne geliefde en sprak gedurig over haar met mijne kinderen Menno en Sina.

Des avonds had ik catechisatie aan den Burg, naar Oosterend en de Waal ga ik thans niet meer.

Het weer is alle dagen overheerlijk fraaij en was het de geheele maand. Zaterdag l.l. heb ik de kagchel gezet, maar vandaag voor 't eerst gestookt. Er is eigenlijk nog geheel geene behoefte aan een kagchel.

30 October 1861. Des namiddags Sina naar Cornelie.

31 October 1861. Catechisatie met Doopelingen.

Sientje des namiddags naar Margo Keyser. Menno bij Cornelis Vrendenberg.

Gé naar Bok.

1 November 1861. Vrendenberg stelt voor dat de Hervormden en Doopsgezinden aan den Burg Meester Brouwer of iemand anders aanstellen om met de protestantsche schooljeugd den Bijbel te lezen en de daarin voorkomende geschiedenissen te behandelen. Ik heb daar nogal bedenkingen tegen. Ik meen dat het nogal moeijelijk is de Bijbelsche Geschiedenis goed voor te stellen. Ligt dringen daarbij schadelijke meeningen in.

Sientje heeft meisjes bij zich, Cornelie Kikkert, die morgen naar Doetichem zou gaan, Margo en Rina en Adriana.

1 November 1861. Brief aan Samuel: ' t Is zoo aangenaam als men op gevordenden leeftijd zich nog een volkomen duidelijk beeld van zijn vroegeren leefperk kan ontwerpen. Daartoe zijn dagelijksche aanteekeningen volstrekt noodig, ook zulke, die in kleinigheden gaan en daarom raad ik u ook aan het dagboek dat gij begonnen zijt in uw kinderjaren toen het weinig belangrijk scheen, nu toch vooral niet te verwaarloozen nu gij daarin gedurig belangrijke ontmoetingen en opmerkingen kunt aanteekenen.

Ik heb van de vlijt en ijver van Dirk goede verwachtingen na alles wat ik met hem gesproken heb, maar dat heb ik ook van u.

6 november 1861. Frerichs hier gelogeerd. Hij gaat te 9 ure met Menno als geleide naar den Hoorn en komt tusschen 2 en 3 uur terug. Na de catechisatie Wieringa hier, wenschende Frerichs, die hij even aan den Hoorn gesproken had, hier bij mij te ontmoeten. Later kwam Klok, die aan den Burg was, hier. Afspraak gemaakt over het vervoer der goederen.

7 November 1861. Frerichs des morgens 5 uur gewandeld naar 't Oude Schild en vertrokken.

11 November 1861. Het verschaft mij een groot gemak dat ik nu niet iedere maandag en dingsdag naar Oosterend en de Waal moet.

Brief van Samuel, hij wil gaarne aan de lessen in het Chemisch laboratorium deelnemen. Ik stem het toe.

14 November 1861. Hevige stormwind met regen uit het Westen. Enkele mijner Doopelingen komen doornat op de catechisatie.

Menno was vanmorgen naar de Waal gegaan, des middags is hij nog niet terug. Toen ik te 4 ure iemand zou heen zenden om hem te halen kwam hij juist terug. Hij had bij Gerbrand Dros gegeten en had een duffelschen jas van diens zoon Gerbrand aan. Hij kwam welgemoed te huis. De stormwind houdt aan. Alles schudt en kraakt, de regen dringt velerwege door het huis.

15 November 1861. De stormwind is wat bedaard. Menno te huis gebleven van de Waal.

Men verhaalt dat er 3 schepen zitten achter de Koog. Een is met alles gezonken behalve dat een Belgische loods van Vlissingen er af gekomen is.

16 November 1861. Vreeselijk zijn de rampen op de kust, ten minste 8 schepen gestrand en op eenige afstand nog veel meer. Menno naar 't strand geweest.

17 November 1861. Wieringa verhaalt uit den mond van de Belgischen loods, de eenige die van 10 man gered is, de stranding van een schip achter den Hoorn.

18 November 1861. Departementsvergadering. Wieringa doet de Redevoering, getiteld "Nog eene bijdrage tot de regte waardering van onzen tijd" of zooiets. Hij beschouwde onzen tijd als gekenmerkt door zucht omzich te vereenigen. Hij wilde in dit stuk eens regt aardig wezen, maar het voldeed mij niet uitsteekend. Uitsteekend voldeed mij en allen een vers van Van Heeckeren "Het ware geluk".

20 November 1861. Dirk Boon in Tienhoven bezocht, sedert 16 jaar blind, bijkans 80 jaren oud. Hij heeft eene breuk gekregen waaraan hij denkelijk sterven zal.

Op 3 December 1861 wordt de weduwe Boon uit Tienhoven, Martje Dirks, begraven.

24 November 1861. Bevestiging van Frerichs aan den Hoorn, 123 toehoorders. Des namiddags Intreerede van Frerichs, de Kerk bijna geheel vol.

Bok en familie, bij de Bevestiging ook mevrouw Bok en 3 dochters.

25 November 1861. Brief aan Grootmoeder en Katrina op 't Hoogezand: [bedankt voor de toegezonden Sinterklaascadeaus, o.a. een broek voor Menno] Hij kan er nogal eenige aan. Ik heb onlangs een paar daagsche broeken laten maken van een ouderwetsche lakensche damesmantel van eene mijner [overleden] zusters.

Sientje, sterk is zij niet, maar wat zouden wij ook op ligchaamssterkte bouwen? Wij, die in Grietje het voorbeeld zien hoe de blozende gezondheid in zoo korten tijd kan wegkwijnen!

[Over de vele strandingen en de verkooping van stokvisch ten gevolge daarvan] 200.000 stuks zijn uit 1 schip gelost en op wagens van Cocksdorp hier aan den Burg gebragt. 't Wagenhuis en de stal van den Heer Kikkert is er geheel mede gevuld. Elke wagen laadde er 700 en ontving 5 gulden vragt. Zoo kwamen er soms 40 wagens op 1 dag hier aan. Dat er ook wel ettelijke duizenden van ontvreemd zijn, laat zich wel denken, behalve het drietal wat aan elken voerman gegeven werd bij 't doen van een vragt.

Wij hebben een half varken opgedaan, 132 pond à 28 cent en een koekop à 4,50, waarvan de huisgenooten morgen hoofdkaas zullen maken.

Mijn inkomen is door het verlies van den Hoorn [na het beroep van Frerichs aldaar] nu met 400 gulden verminderd. Op tractementsverhooging van mijn eigen gemeente is nu ook volstrekt niet te rekenen, nu men hier nogal aan de beurs zal moeten trekken om den 2den leeraar te bezoldigen.

Monsieur Hesselberg heeft zijn onderwijzersampt neergelegd en gaat schipper worden in Zuid Holland (de Heer Voigt gaat in zijn huis wonen, dat hij huurt voor 162 gulden).

26 November 1861. De stoomboot zal wel niet varen, omdat zijn schoorsteen is afgewaaid.

Gé aan 't beredden van een koekop.

27 November 1861. Huidekoper aangekomen.

29 November 1861. Mevrouw Vrendenberg en Gé gaan naar Bok, Frerichs en ik nog even bij Veenstra. Wij gaan vervolgens ook naar Bok, waar alles zeer feestelijk was ingerigt. Aldaar ook Baron van Heeckeren. Wij brengen de avond zeer genoeglijk door. Den Heer Bok lijdt aan een zeer been.

1 December 1861. Des morgens half 10 hier aan den Burg Huidekoper bevestigd.

3 December 1861. Huidekoper en vrouw hier. Zij hadden gister voor de kinderen een gehele tulband gestuurd.

4 December 1861. P. Bakker en Grietje Keyser wilden geen geld hebben voor een pot boter (8 pond) die zij ons van 't zomer gestuurd hadden. Zij spraken van 't leren van hun zoontje Dirk.

Pieter Dirksz Bakker verhaalt van de bijzonder goede indruk die mijn Bevestigingsrede gemaakt had bij de familie Bok.

4 December 1861. Volgens verhaal van den Heer Kikkert zou den Heer Voigt zijn huis hebben verkocht om met de ontvangen koopsom een dringend deel van zijne schulden te betalen.

5 December 1861. Dominee Huidekoper zijn vrouw is jarig. Zij wilden gaarne eene uitdeeling van vleesch en ham houden. Zij vragen mij : "Aan wie? Ik ga naar huis en maak een lijstje op van 10 weduwen hier aan den Burg. Antje Nauta zal het rondbrengen (tot de pastorie aan de Waal klaar is wonen zij in de Binnenburg waar eerst Schuit woonde).

Frerichs zal Menno onderrigten in Latijn, Fransch, Duitsch en Engelsch, eenmaal in de week op maandag.

5 December 1861. Doctor Haremaker van 't Nieuwe Diep, die bij Adriaan Keijser kwam en ook Sientje onderzocht, vond haar zeer scrofuleus. Zij mocht de levertraan niet laten staan, moest des morgens gort eten, moest borst en rug met koud water wasschen, veel beweging nemen. De werking der longen was regelmatig. Ik werd door dien getuigenis zeer gerustgesteld.

6 December 1861. Gister bij Honigh een paar boeken gekocht voor Sint Nicolaasgeschenk voor de kinderen, o.a. "Het boek der uitvindingen". De kinderen waren vanmorgen regt tevreden.

9 December 1861. Brief aan Samuel: (over de storm van 14 November: 122 Ned. Pond op de vierkante Ned. El was 't in den Helder) De kusten, vooral hier op Texel, zijn met wrakken enz. overdekt. Het zeewater spatte in Oude Schild over de dijk heen tegen de huizen aan. Ik had juist Doopelingencatechisatie, maar kon mij soms door mijne leerlingen haast niet doen verstaan.

Teunis Timmer, die op Harlingen voer, met zijn schip van de ankers geslagen en weggestormd totdat hij in de nabijheid van Oude Bildtzijl op de wal is geworpen. Toen 't hooge water was weggeloopen, zat hij zoodanig op 't drooge, dat de koeijen rondom zijn schip liepen. Niet dan met groote moeite en kosten kon nu een vaart naar zee gegraven worden, waardoor hij weer in vlot water kwam. Deze storm van den 14den November was reeds eenigen tijd te voren door een Engelschman voorspeld uit sterrekundige waarnemingen.

De preek is hier nu alle zondagen te half 10 aan den Burg en aan Oosterend of Waal te 12 uur. A.s. zondag heb ik 't hier aan den Burg en Huidekoper gaat dan naar de Waal en zoo zal het afwisselen. Telkens 2 zondagen achtereen dezelfde aan den Burg.

14 December 1861. De pastorij aan de Waal afgeschouwd, daarbij hevige woordenwisselingen tusschen Pronk en Sijbrand Keyser, zooals Huidekoper mij later verhaalde.

16 December 1861. Nut. Vrendenberg leest eene Redevoering van Kleinkens voor over "De uitwendige beschaving en hare vereischten invloed op den innerlijke". Van Heeckeren een schoon dichtstuk "Het geweten".

18 December 1861. Bok verhaalt hoe hij sedert maandag bezoek had gehad van een Pruissisch zeeofficier die onderzoek kwam doen naar de overblijfselen van het gestrandde instructievaartuig Amazone met 110 man en 19 adelborsten. Hij was (woensdag) vanmiddag weer vertrokken. Deze officier was slechts door zoogenaamd toevallige omstandigheden bewaard voor deze schipbreuk daar hij anders medegegaan zou zijn, en dit was reeds de 5e keer dat hij alzoo had zullen uitgaan, maar wat verhinderd was, met een schip dat later schipbreuk leed.

Bruno had het verbazend druk op het strand.

L.l. maandag op 't Nut verhaalde S. Keyser mij zijne bezorgdheid over zijn zoon Adriaan, weshalve hij dien dag naar Haremaker aan 't Nieuwe Diep was geweest. Ik sprak af dat Haremaker, als hij de volgenden dag kwam ook bij Sientje zou komen. Gister is hij hier dan ook geweest. Hij onderzocht Sientje naauwkeurig, ook door het beluisteren van hare ademhaling en gaf een zeer geruststellende getuigenis omtrent haar. Hij vond haar zeer scrofuleus. Zij moest de levertraan niet laten staan en 's morgens gort blijven eten, zich de borst met koud water wasschen, veel beweging nemen. De werking der longen was regelmatig. Ik werd door dat getuigenis zeer gerustgesteld. Ik had mij in den laatsten tijd over haar zeer beangstigd en zoo ook over haar aan Dirk en Westzaan geschreven. Van beiden kreeg ik brieven terug die veel deelneming te kennen gaven.

Het schrijven van Dirk was overigens van dien aard, dat ik hem in een zeer ernstigen brief beantwoordde, vooral over zijne uitdrukkingen over broeder Juriaan.

19 December 1861. Met Gé naar de Rederijkerskamer. Voigt, de Vries en Sipkes dragen voor het drama "Struensee" van Schimmel (voortreffelijk), daarna een blijspel "Schijn bedriegt" door Vogt, Sipkes, de Wint en Loman (ook voortreffelijk).

Des namiddags thee gedronken bij den Heer Kievit en daarna bij den Heer Bok. Ik had gister een brief van Juriaan [Huizinga] gekregen waarbij een bewijs van overgelegde Memorie van Successie waaromtrent ik nu nog eene verklaring moest doen [moeder overleden]. Bok zou het stuk voor mij in orde brengen.

Johannes had het te Utrecht zeer druk, zoodat hij geheel geen tijd voor zichzelf overig hield. Bruno had het verbazend druk op 't strand. De oude Bok laboreerde aan een zeer been.

20 December 1861. Des morgens met Heringa en Vrendenberg op de Krans bij Sikkes. Gé des namiddags met Naatje Sipkes naar de Waal bij weduwe Roeper.

22 December 1861. Zondag. Preek aan den Burg. Het was te half 10 nog zoo donker, dat ik op de Predikstoel den Psalm bijkans niet vinden kon. Eerst na het 2de zingen was het behoorlijk licht. Daarbij was er veel kolendamp in de Kerk.

Even bij Westenberg om hem te zeggen dat ik gaarne deel neem voor Menno aan 't onderwijs van een te beroepen Franschen meester.

23 December 1861. Des avonds bij Westenberg, aldaar Vrendenberg en de Heer Bosch, onderwijzer aan de Waalsche Diakonieschool te Amsterdam en zijn zoon, die hier wel eene Bijzondere School zou willen oprigten voor de moderne talen.

Wij bespreken de zaak. Hij zal welligt 10 kinderen kunnen krijgen die 40 gulden en nog 4 of 5 die 50 gulden zullen betalen. De eersten zullen Hollansch en Fransch en de laatsten ook Duitsch en Engelsch leeren. Die niet op 't dagschool gaan zullen meer betalen. School van 9-12 en van 3-5 uur en avondschool van 6 tot half 8. Men zal zien of hij bij Sipkes kan inwonen.

24 December 1861. Spek betaald aan Jacob Bakker, 142,50 pond à 28 cents = 39,90 gulden.

Het is thans alle dagen uitnemend zacht weder, als of 't geen winter was.

Naatje Sipkes berigtte dat zij den Heer Bosch genomen had als hij kwam, voor 5 gulden per week met den kost enz met hen aan tafel, doch zonder bewassching, vuur en licht.

25 December 1861. Kersdag. Zeer schoone dag. Des morgens hier aan den Burg ter Kerk bij Huidekoper. Ik reed daarop met C.P. Keyser en Geert Kikkert naar de Waal, waar ik predikte. Vooraf even bij P. Kuiper, aldaar kapitein Gollards en vrouw en A. Dijksen.

26 December 1861. Tweede Kersdag. Zeer schoone dag. Des morgens predikte Frerichs hier. Ik heb hem gehoord tot half 11, toen in 60 minuten geloopen naar Oosterend en na het preeken in 70 minuten terug.

Frerichs zou bij Huidekoper eten. Des avonds was hij nog met de Heer van Heeckeren een uurtje bij mij. Daarna gingen zij beiden naar de Heer Bok met Huidekoper en vrouw, waar zij ook zouden musiceren.

27 December 1861. Frerichs hier gelogeerd. Ik ging met hem naar de Krans bij Huidekoper. Kamerdag aan de Waal.

Jacob A. Dijksen is met de meid Dieuwertje van der Vis getrouwd.

28 December 1861. De vrouw van Faas doet verslag van de toestand van haar man. Zij doet dit nu mondelijk, in den laatsten tijd zeer dikwijls schriftelijk, doch ik had haar geschreven dat ik geen briefjes meer wilde hebben. Met de Kersdagen was hij weer razend geweest van den drank.

D. Schuit berigt mij dat zijn jongste kind aan de kinkhoest gister gestorven is.

Nog 5 anderen zijn er aan, en daaronder Emma zeer erg.

1 January 1862. Dominee Huidekoper [heeft met zijn vrouw] hier den dag doorgebragt. Zeer veel bezoek gehad. Behalve jongere personen, of zulken die gaarne eene gift ontvingen, de zoons van Jan Roeper, P. Pronk, 2 dochters van Bok, van Heeckeren.

Westenberg liet mij de aannemingsbrief van den Heer Bosch lezen. Ik had vannacht eene koude gevat, waarvan ik veel moest hoesten.

2 January 1862. Gé naar Bok.

3 January 1862. De Burgemeester komt hier mij gefeliciteren, wat in vele jaren niet gebeurd was. Ik sprak met hem over de straatschenderij door de jonge Pieter Koning van Oosterend gepleegd. Het scheen dat hij wel niet alles mede gedaan had, maar toch veel.

3 January 1862. Huidekoper hier met een brief van Jan Koning, hem waarschuwende geen lid van 't Afschaffingsgenootschap te worden, daar ik "met een zenuwachtige opgewondenheid" die zaak voorstond. Huidekoper teekent als lid, en gaat daarna naar Koning om er over te spreken.

4 January 1862. Menno geeft aan zijn vriendje Gerbrand Dros op zijn verjaardag ten geschenke: "Algemene Geschiedenis in 12 schetsen voor de vrouw van/voor armen en rijken".

5 January 1862. Bij Dominee Sikkes aan 't Oude Schild theegedronken. Ik zoek hem tevergeefs aan om lid te worden van 't Afschaffingsgenootschap. Hij is daar bepaald op tegen en zou wel eens een stuk willen opstellen om te bewijzen dat men veel beter tegen de dronkenschap kan ijveren als men geen lid is.

6 January 1862. Brief aan Samuel: Ik zou wel willen dat Dirk wat meer schreef. 't Is het grootste geluk dat ik heb, dat ik van mijn kinders alles weet en vooral dit, dat het hun welgaat.

Met mijn collega's heb ik het voortdurend zeer goed en zij strekken mij zeer tot vermeerdering van genoegen. Huidekoper is altijd zeer spraakzaam en veraangenaamt de gezelschappen door zijn verhalen, vooral ook van zijn veelvuldige reistochten. De vrouw van Huidekoper valt hier ook zeer goed in de flank. Zij zijn zeer hulpvaardig.

Ik bid God vurig dat Hij mij het leven verlenge opdat ik nog zien mag dat mijne kinderen en nu vooreerst mijn beide oudste zoons hunne voorbereidende studiën wél volbrengen en geschikt worden om eene waardigen plaats in de Maatschappij in te nemen. Wat zal ik mij verheugen als het van 't jaar met Dirk in alles naar wensch afloopt en ook met mijn lieve Samuel. Wat kan het mij een gelukkig jaar worden.

15 January 1862. Des avonds met Wieringa en Voigt bij den Heer van Heeckeren, bestuursvergadering van 't Afschaffingsgenootschap. Ik vernam daar van eerstgenoemde dat Jan Jans Bakker zich geërgerd had aan mijne Redevoering van vrijdag, alsof ik gezegd had dat alleen Afschaffers goede Christenen waren. Ook de Burgemeester had zich geërgerd aan 't geen hij ervan gehoord had van anderen. Hij had aan Westenberg gevraagd of deze 't in de vergadering had kunnen uithouden? Deze had geantwoord, dat hij zich wel niet bijzonder geamuseerd had, maar toch niets ergerlijks gehoord had. Ik vernam ook, dat C. Kievit, Jan Rab en J.C. Bakker hadden zitten punch drinken, slechts door een beschot van mij gescheiden.

20 January 1862. Het eenigst kind van Brans, 9 maanden oud, gestorven aan een hersenziekte.

20 January 1862. Bij Cornelis Dijksen voor eenigen tijd het jongste kind gestorven.

20 January 1862. Jakob Pietersz. Koning had zijn jongste kind verloren aan de stuipen.

24 January 1862. Brief geschreven aan Pieter Joostz Breker te Amsterdam in het Gasthuis ziek liggende met beenbederf.

24 January 1862. Sientje des namiddags bij Bok tot 's avonds laat, zeer genoeglijk.

6 February 1862. Het was een jaar geleden dat ik het lijk van mijne Grietje volgde.

6 February 1862. Des avonds bij Dirk de Vries het berigt gebragt van het overlijden van Pieter Breker te Amsterdam in het gasthuis, des avonds Dirkje Breker hier.

17 February 1862. Des avonds met Frerichs naar het Nut. De Heer de Vries doet de Redevoering over 't hoog belang van een doelmatig brievenvervoer.

19 February 1862. Brief van Dirk, meldende dat hij door 't examen gekomen is, maar mij overigens diep bedroefd [Dirk was de afgelopen kerstvacantie niet thuis gekomen]. Des middags een diep gevoelige brief aan Dirk geschreven.

22 February 1862. Vanmorgen brief van Dirk met ophelderingen. Terstond beantwoord met een brief van 12 zijdjes, met insluiting van 160 gulden.

23 February 1862. Bij Bok thee gedronken. Bok laboreert vreeselijk aan zijn been.

26 February 1862. Vannacht heeft men aan de Waal aan de pastorie, op de steen boven de deur, den naam van Pronk doorgehaald. Huidekoper dreef door, dat dit bij 't Geregt werd aangegeven.

29 February 1862. Weder aan Dirk geschreven, daar ik nog geen antwoord had op mijn vorige brief.

Huidekoper deelt mij mede dat zij hopen mochten op een gelukkige verandering in hun gezin.

1 Maart 1862. Brief aan Samuel: Sientje is ons allen tot grote vreugde. Het gaat met haar nu zeer goed. Zij ziet er nu ook zeer goed en volstrekt niet meer zwakkelijk uit. Zij gebruikt nu des avonds nog levertraan en eet des morgens gort, maar daar heeft zij den zin af. Zij gaat nog dagelijks naar de school des voormiddags, en 3 maal in de week des namiddags om les te nemen in 't Engelsch, waar zij zich met ijver op toelegt, gelijk zij in al haar doen ijver is.

[Menno gaat op de nieuwe school van meester Bosch] Ik denk dat ik Sientje eerst nog maar bij Verberne zal laten, waar zij altijd nogal gaarne henen gaat en ook goed schijnt te leeren.

Grootmoeder kan zonder hulp niet meer in of uit 't bed komen. Tante Sientje prijst zeer de gewilligheid, waarmee Katrina haar altijd hielp en bijstond.

Dirk is zooveel ik weet welvarende maar hij schrijft mij weinig en doet mij met deze nalatigheid, in verband tot de oorzaak waaruit zij voorkomt, groot verdriet. Ach, mogt ik vreugde aan hem beleven, maar dat kan ik alleen wanneer hij vroomen zin met ijverige studie paart. Hij is gelukkig door 't examen gekomen waardoor bepaald zou worden of hij zich al of niet tot 't proponentsexamen in de maand July zou mogen aanbieden. Groot is mijn vreugde daarover, want ik verlang zeer, dat dat studentenleven 't welk meerder dan veel geld verslindt, voor hem eindige. Ach, mijn lieve zoon, stel gij tenminste geene der groote en goede verwachtingen, die op u gevestigd zijn te leur. Zorg gij tenminste, dat er geen tijdvak in uw leven zij waaraan gij niet ten allen tijde met de grootste vreugde zoudt kunnen terugdenken en bereid gij tenminste aan mij en allen die u liefhebben het zaligst vergenoegen.

Van Heeckeren is aangesteld in Sittard, wordt vervangen als Ontvanger der Registratie door den Heer Moorees.

Frerichs preekt in de wintermaanden alle donderdagavonden en heeft dan volle Kerken, daar ook de gereformeerden in massa opkomen.

4 Maart 1862. Brief van Dirk, dat hij de brief met ingesloten 160 gulden niet ontvangen heeft.

5 Maart 1862. Ik naar de stoomboot Zaanstroom, aldaar Bruno Bok. Pauline gaande naar de Koog, hare zuster niet wel. Bruno ging met P. Koorn met 3 zeelieden van het onlangs gestrande Portugesche schip met koffij, naar Amsterdam. Hij verhaalt van de timmerman, een Spanjaard die in een hospitaal in Engeland door het lezen van tractaatjes protestant was geworden, en nu uit zijn vaderland gebannen was. Hij droeg altijd de Bijbel bij zich.

Dirk beklaagde zich dat hij te jong student was geworden. Niemand wist iets van de vermiste brief. Naar Westzaan, Juriaan wilde mij terstond schadeloos stellen, wat ik echter niet aannam.

Brief aan Samuel (samenvatting Ali): [Huizinga schreef dat hij zoo kalm was over

de vermiste brief en het verlies van zooveel geld, omdat hij hoopte het hart zijns zoons weder gevonden te hebben. Dirk had gezegd dat hij zijn vader niet zou teleurstellen. Hij had zijn proponentsdissertatie in February ingeleverd].

Of wij van 't zomer wel naar Groningen gaan weet ik niet. Ik wil de beslissing uitstellen tot ik weet hoe het met Dirk zal gaan. Als die van 't zomer een beroep kreeg, zou dit nog vrij wat drukte veroorzaken en gaarne zou ik dan ook eens zien waar hij bleef.

14 Maart 1862. Des namiddags kreeg ik berigt van een aangeteekende brief op het Postkantoor voor mij. Ik spoedde mij daarheen. Te huis komende opende ik dien en vond er 160 gulden in met enkel het woord "van enkele deelnemende vrienden" [er is bij de post een brief met geld van Huizinga aan Dirk verdwenen]. Van Huidekoper vernam ik dat de gelden waren zamengebragt door hem, den Heer Bok, Jufvrouw Dijksen, S. Keyser, P. Dijksen en P. Kuiper.

16 Maart 1862. Ik daarna bij den Heer Bok, hij ligt ziek te bed, hemzelf niet gesproken, ik bragt ook hier mijn hartelijken dank.

23 Maart 1862. Bij den Heer Bok. Hij is nu veel beter. Mevrouw houdt niet van de vertaling van Vissering, maar zij kent die niet. Ik zal haar die sturen. Van Hoorn heeft ze ook en houdt er veel van, maar Welmoet ergert zich aan menige uitdrukking, bijv. als er staat GROENTE voor moeskruiden. Terwijl ik nu ook den Heer Bok bedank voor zijne deelneming aan mijne schadeloosstelling, wil hij daarvoor geen dank aannemen, maar zegt: "wel mijn vriend, laat het U slechts een bewijs zijn van den voet waarop wij met elkander staan". Bruno verhaalt dat verleden jaar de Concessie voor de Stoomboot Texel vernieuwd was, maar dat 3 andere Stoombootmaatschappijen die concessie gaarne hadden willen hebben, o.a. de Zwolsche, doch dat zij aan Kikkert c.s. weder verleend was omdat, zoo zij zeiden, er vroeger zoo veel geld bijgelegd was.

25 Maart 1862. Huidekoper toegesproken in zijne nieuwe woning aan de Waal.

28 Maart 1862. Des avonds Theodora en Emilie Bok hier, veel gesprek over de nieuwe rigting in de Theologie.

1 April 1862. Sina ging tot dusver nog bij Verberne ter school des voormiddags, en des namiddags een uur voor het Engelsch. Ik besluit om haar bij den Heer Bosch te doen, die slechts 15 leerlingen heeft, en Verberne 30. Ik naar den Heer Bosch bij Sipkes om daarover afspraak te maken. Zij zal nu des voormiddags gaan en des avonds, voor 40 gulden.

Menno over de Meierblis :"Dit jaar ben ik niet bij die van de Dooyeman, maar bij die van 't Slingerwegje bij de Henneboe. Wij hebben zeker al een kar of 3 vol".

19 April 1862. Wij wachten tevergeefs op de komst van Dirk.

Samuel zendt zijn portret.

23 April 1862. Dirk des namiddags gekomen.

25 April 1862. Bij Huidekoper, aldaar Theodoor en Emilie Bok, e.a.

7 Mei 1862. Menno en Herman Westenberg hadden verschil, zoodat Herman steeds dreigde Menno te zullen afslaan, weshalve Menno niet alleen naar de school durfde. Ik naar Westenberg, deze zou de toorn van zijn zoontje zoeken te bedaren.

Des namiddags Gé en ik, Menno en Sina naar de Tent voor de eerste maal, aldaar Vrendenberg, Westenberg, Kikkert, Voigt en familie. Toem wij er kwamen zwaar onweer.

8 of 9 Mei 1862. Nieuw van de Dag. Bijna de heele stad Enschedé is op 7 Mei door brand verwoest in 6 uur tijds. De brand was begonnen in een met dennenloof gevulde arbeiderswoning. Dat loof had den vorigen dag gediend tot versiering der stad, toen de Koning er was.

12 Mei 1862. Samuel geeft te kennen dat hij zich bepaald aan de chemie wil wijden.

15 Mei 1862. Des namiddags Gé en Jantje beiden niet wel.

15 Mei 1862. Brief aan Samuel: Wij hebben het [uitvoerig verslag van uw reis] met belangstelling gelezen en meermalen ook aan anderen voorgelezen. Wij hebben ons verheugd over de toezending van uw portret .

20 Mei 1862. Des voormiddags de brief voor Johannes Bok over Samuel aan den Heer Bok gebragt.

21 mei1862. Des voormiddags de Burgemeester gefeliciteerd met zijn verjaring, aldaar de familie, later den Heer Kikkert.

25 Mei 1862. Jan Teunisz Roeper kan het in de dienst bij Cornelis Pietersz Keyser moeijelijk uithouden omdat hij zoovele harde woorden moet verdragen. Hij kon ook zijn geld van de vorige week niet krijgen. Toch had hij aangenomen om er maandag weer als losse arbeider naar toe te gaan. Men vraagt mijn raad. Ik oordeel dat hij het nog eens moet beproeven, maar als het niet gaat, dan liever een andere dienst moet zoeken.

25 Mei 1862. Des namiddags met Gé naar den Heer Bok. Thee gedronken met Huidekoper en vrouw en moeder, het Boschje en de moestuin doorwandeld, alles is er zeer schoon, het is een heerlijken avond. Tegen 9 uur weer te huis. Ik bedankte den Heer Bok zeer vriendelijk voor de moeite die hij en zijn zoon Johannes hadden genomen om mij het advies van Professor Mulder over de toekomstige studie van Samuel te bezorgen, wat ik gister ontving.

27 Mei 1862. 27 Mei 1862. Brief geschreven aan Samuel met een afschrift van de brief van Johannes Bok.

Brief aan Samuel: Denk erom, het gaat er om om eerlang u zelven een goed bestaan te verschaffen. Geld hebt gij niet te wachten waarop gij steunen kunt. Gij zoowel als uwe broeders en zusters moeten alleen door bekwaamheden vooruit.

28 Mei 1862. Des middags te 2 ure ter begrafenis van het kind van Jakob Cornelisz Koorn van de Mient alhier aan de Burg. Met Pieter Gerritsz Eelman herwaarts gereden (vooraf bij Klaas Eelman, Akebuurt).

29 Mei 1862. Bij Bok Welmoet verwelkomd. Mevrouw gefeliciteerd met haar verjaardag. Bok vroeg mij hoe Huidekoper mij voldaan had, ik zeide dat ik in het 2e deel gaarne wat meer duidelijkheid gehad had tot een totaalindruk. Bok had hem met genoegen gehoord. Pauline zei dat Huidekoper iets belijdends had in zijne rede. Welmoet ziet er naar uit en moet veel hoesten.

3 juny 1862. De kinderen Menno en Sina bieden mij met tante Gé en Jantje een portemonnaie met zilver aan voor mijn 53e verjaardag.

4 Juny 1862. Met Menno naar de Tent, aldaar Vrendenberg, Voigt en vrouwen en later Kikkert en Westenberg komende van Wieringen (gesprek met Vrendenberg over Kikkert die thans zoo gaarne lid wil worden van de Tweede Kamer).

5 Juny 1862. Frerichs komt zeggen dat het met Dirk niet goed gaat, dat hij laatstleden maandag uit Amsterdam vertrokken is en aan Professor Scheffer vanuit Bonn geschreven heeft dat hij zijn betrekking tot de Algemene Doopsgezinde Sociëteit opheft. Dit had [studiegenoot] Pekelharing aan Frerichs geschreven.

In de paaschvacantie had Dirk tegen Frerichs gezegd: "Religie is illusie".

6 Juny 1862. Telegram van Pekelharing manende om spoedig over te komen.

7 Juny 1862. Te half 3 des nachts naar 't Oude Schild. In Alkmaar voor telegram gezorgd naar broeder Juriaan, opdat hij met zijn familie niet naar Texel reize.

Professor Scheffer had met Dirk gesproken en meende dat hij hem bemoedigd had (zijn laatste preek kon er eigenlijk niet mee door, en zijn dissertatie had niet voldaan). In de brief uit Bonn aan Pekelharing stond dat Dirk een geslepen dolk had medegenomen. Hij had veel geld verkwist, vele van zijn kostbare boeken waren weg (dameshorologie en braceletten gekocht voor Lacy Muller, een actrice).

10 Juny 1862. De Substituut Officier van Justitie kon mij niet helpen, ried aan Dirks terugkeer af te wachten. De Advocaat Nieuwenhuis zei dat ik de schulden van mijn minderjarigen zoon te betalen van rechtswege niet verpligt was (consult 36 stuivers). Zij zouden wel te vinden zijn voor een gedeeltelijke betaling, dan moesten zij voor 't geheel Quitantie geven.

Professor Domela Nieuwenhuis kon zich niet begrijpen, dat een doopsgezind student om zijn vrijere begrippen was teruggedeind voor de aanvaarding van 't predikantsambt, daar er bij ons een zoo groote leervrijheid bestond.

11 Juny 1862. Van Texel 2 brieven ontvangen, een van Huidekoper, een van Dirk, postmerk Bazel, daarin stond dat hij op 't punt was een eind aan zijn leven te maken.

Gesprek met professor Scheffer, vervolgens op Dirks kamer met Pekelharing en Sybouts. Lodeezen kwam, deze wilde naar Bazel. Ik des avonds naar Emmerich, daar gelogeerd, naar Mannheim, daar gelogeerd, de volgende dag des avonds in Bazel.

13 Juny 1862. Daar vond ik een brief van Lodeezen (die er met de sneltrein iets eerder was aangekomen) dat hij de bagage van Dirk had gevonden in de Zwaan. Dirk was daar op 7 Juny aangekomen, zou de volgende dagen een voetreis maken naar 't Wiesenthal en 't Berner Oberland. Lodeezen zocht hem maar vond hem niet.

Huizinga naar Mulhouse: Samuel daar in goede welstand aangetroffen. Wij brengen den dag gezellig door. Tegen 9 uur vinden wij aan het school een telegram van Lodeezen en een brief: Dirk zal morgen te Colmar zijn.

16 Juny 1862. Ik te 6 ure naar Colmar. Om 12 uur zag ik een rijtuig met daarin Lodeezen en Dirk. Hij had na zijn vertrek uit Amsterdam in verschillende steden van Duitschland naar een betrekking gezocht, huisonderwijzer, kellner, maar was niet geslaagd. Toen hij 't in Frankrijk wilde beproeven, werd hij op de brug in Breisach gevangen genomen. Zijn verklaringen werden naar Texel gezonden. Na veel beslommeringen kreeg [Lodeezen] te Breisach Dirk mee.

17 Juny 1862. Terugreis. Den 21sten op Dirks kamer.

Brief aan Samuel: Verheug u, Dirk is weer bij ons. Hij ziet in hoe dwaas hij gehandeld heeft en wenscht niets liever dan om in 't vaderland terug te keeren en nu een ander leven te leiden. Alleen predikant worden, daaraan is nu geen gedachte meer. Wij zijn den Heer Lodeezen grooten dank verschuldigd voor de vele moeite, die hij heeft aangewend.

[Dirk gaat naar broeder De Waard in Grijpskerk. Hij voelt er het meest voor om zich aan de Geneeskunst te wijden].

3 July 1862. Sientje naar Westzaan tot 5 Augustus. Zij schreef: " Men doet mij hier alle mogelijke pleizier, dus kunt gij u mij den geheelen tijd als in genot levende voorstellen" . [Bij thuiskomst nam zij haar nichtje Catharina mee].

1 Augustus 1862. Brief aan Samuel over diens reis naar Texel met tips om zo goedkoop mogelijk te reizen: Vooral moet gij niet verzuimen uw schoenen mede te nemen, want die daar worden afgekeurd, vinden hier welligt nog een goed gebruik. Menno wil gaarne een paar van u hebben. Als gij een prijs krijgt die gij gemakkelijk kunt medenemen wil ik dien ook wel gaarne eens zien, zoo ook uwe schriften en werkstukken.

Brief van Menno aan Samuel: Ik rook ook al zoo eens en ik kan er ook al tegen. Ik heb er veel pleizier in om een beetje op uwe fluit te blazen, ik weet zo'n beetje van de noten van het Lied Monarch der Schepping.

2 Augustus 1862. Wieringa schrijft mij dat hij ongesteld is, en of ik morgen voor hem preeken wil. Ik neem het ongaarne aan omdat ik liever Bok wilde horen.

3 Augustus 1862. Bok had voor mij gepreekt aan den Burg en uitstekend voldaan.

5 Augustus 1862. Des morgens half 11 was Sientje er, gistermiddag met de stoomboot vertrokken van Zaandam. Sina ging spoedig eens Sipkes, Jantje Bispinck, Cornelie Kikkert, enz eens bezoeken.

11 tot 13 Augustus 1862. Als Afgevaardigde van 't Nut naar de vergadering te Amsterdam.

[Gesprekken over Dirk. Men vond hem buitengewoon vlug van begrip, zou een uitstekend doctor kunen worden. Huizinga had hem te streng opgevoed, zoodat hij zijn vader vreesde. Hij was doorgaans stil, saai, alleen als hij gedronken had werd hij levendig en geestig].

16 Augustus 1862. Tante Gé bragt Catharina weer naar Westzaan.

18 Augustus 1862. Samuel te huis gekomen.

27 Augustus 1862. Des middags naar de Tent, aldaar Heringa c.s., Kleinkens, Jufvrouw Voigt en moeder en tante, Betje Vrendenberg en Dolfina Wentink.

28 Augustus 1862. Samuel met den Heer Bok naar de Koog.

30 Augustus 1862. Brief naar Westzaan, opnieuw verzoekende dat Juriaan toch een tuindeur voor mijn achterkamer koope. Op 17 October: de glazen deur uit Amsterdam is gekomen.

31 Augustus 1862. Des avonds bij P. Boon. Ik spreek hem over zijn niet ter Kerk komen. Hij zegt daartoe niet te kunnen besluiten. Geen Dominee kan hem meer wat vertellen, hij wist alles. Hij verklaarde zelf nooit veel met de Godsdienst opgehad te hebben. Ik waarschuwde hem ernstig. Menigeen had wel berouw gehad dat hij de Kerk had verzuimd, meer dan dat hij zich aan getrouw gebruik der Godsdienstoefening had gewend. Hij scheen geheel onverschillig.

7 September 1862. Des avonds 2 dames Bok hier. Haar Mama ziek.

8 September 1862. Krans bij Wieringa, met Samuel.

10 September 1862. Huisbezoek met P. Kuiper in de Koog, Mient, enz.

Des avonds 10 uur vernamen wij dat Mevr. Bok in zeer gevaarlijken toestand was. Gé en ik derwaarts, wij bleven er tot den volgende morgen half zes, ik intusschen des nachts naar 't Oude Schild om Willem Bok jr. af te halen te half vier ure. De vriendschap tusschen ons hersteld.

11 September 1862. Des avonds even bij Bok sr, hij zelf komt terug van Amsterdam met Dora.

17 September 1862. Gé was vandaag bij Jantje om haar te helpen aan het kindergoed [Jantje getrouwd met Jan Schumacher].

30 September 1862. Samuel des morgens 6 uur vertrokken, over Grijpskerk, 9 October weer in Mulhouse.

15 October 1862. Pauline Bok hier.

16 October 1862. Des avonds naar de Waal bij Huidekoper. Hem aanwijzing gegeven over 't gebruik mijner vraagboekjes met de doopelingen. Hij verhaalt mij dat H. Dijt laatstleden zondag ook aan 't Avondmaal was geweest en dat hijzelf hem daartoe had uitgenodigd. Ik kon dit niet goedkeuren [Dijt was katholiek, maar getrouwd met de doopsgezinde Grietje Keyser]. Nu volgde een uitvoerig gesprek van bijkans 2 uur over de betekenis en de waarde van de Doop voor ons Doopsgezinden. In alles straalde zijn gebrek aan vaste beginselen door. Hij hield de doop voor een bloote vorm. Ik zeide niet te begrijpen hoe hij dan Doopsgezind Leeraar kon zijn. Hij meende dat de doop eigenlijk bestemd was voor die uit 't Jodendom of Heidendom overkwamen en dat het uit het Nieuwe Testament niet bewijsbaar was, dat er Christenkinderen gedoopt waren. Hij zou H. Dijt als lid der Gemeente willen aannemen alleen op een belijdenis (zonder doop).

De Heer Bok, die hem hiernaar gevraagd had, had gezegd zich hier mee zeer wel te kunnen vereenigen (geen wonder, daar Bok zelf den Bejaardendoop niet wil ondergaan). Mijn redenen waren zeer ernstig, ik geloof wel, dat zij hem een weinig tot inkeer bragten.

18 October 1862. Brief ontvangen van De Waard en van Dirk met 't voorstel dat Dirk tot voortzetting zijner studie een kamer hure te Groningen.

29 October 1862. De Heer Bok bij mij om mij het Godsdienstig onderwijs van zijn zoon Eduard op te dragen.

7 November 1862. Heden doet Dirk zijn intrede als student in de Medicijnen te Groningen. Hij komt in huis bij de hoofdonderwijzer Tonkens. Tante Sientje neemt de bezorging van zijn linnengoed op zich.

7 November 1862. De straten van 't dorp worden verlicht door de gasoly van Sipkes, die een zeer helder licht geeft. In de catechisatiekamer hebben wij ook zulk een lamp. In 't Eijerland zal nu een vuurtoren worden geplaatst.

5 December 1862. Brief aan Samuel : Sientje en Menno gaan nog dagelijk bij den Heer Bosch op school, waar Menno nog al eens een uurtje langer dan een ander moet vertoeven. Het was hun regt aangenaam, dat Monsieur van namiddag en morgenochtend vacantie gaf, zoodat zij zich nu eens geheel en al aan de vreugde van 't Sint Nicolaasfeest konden wijden.

' t Onwelluidend hoorngeblaas (het teeken van 't onophoudelijk voorbijtrekken der gemaskerden) vervult 't heele dorp. Sientje slaat bij Margo Keyser 't straatgewoel gade. Menno heeft zich vanmiddag goed geamuseerd, zoo toegetakeld als hij was en geweldig op de hoorn blazende.

Menno aan Samuel: Ik had een vreeselijke groote torenmuts op en een wit overhemd met gouden knoopen aan en een witte broek met een roode streep en blauwe schoenen met zilveren randen. Men zei algemeen dat ik een van de mooisten was. Bij het Weeshuis echter viel mij de grim af. Toen heb ik gauw een slaapmuts voor mijn gezicht gehaald maar ben toch gauw naar huis gegaan.

Des avonds hebben wij ook op straat geloopen bij de groote Sinterklaasen, maar ik werd zoo moe, dat ik al om half 9 naar huis moest gaan.

Wij hebben eenmaal een groote Sint Nicolaas op de loop gejaagd. Hij wilde Herman Westenberg aan zijn oor trekken, maar die toonde even zijn knuppel, waarop hij spoedig doorging.

Sina aan Samuel : De Heer van Heeckeren heeft ons toch banketletters gezonden [hoewel nu in een andere plaats Ontvanger].

5 December 1862. Brief aan Samuel : A.s. zondag zal Heringa in onze Kerk hier aan den Burg het verslag doen van 't Bijbelgenootschap en dat wel 's avonds te 6 ure, zoodat dan onze Kerk verlicht moet worden. Wij zullen daartoe de lampen gebruiken uit de Gereformeerde Kerk. Dat zal waarschijnlijk om de nieuwheid der zaak wel een volle Kerk geven.

6 December 1862. Brief van Menno aan Samuel: [had een zakboekje gekregen] Vader heeft zooeven in mijn zakboekje geschreven "De Vreeze des Heeren is 't begin van alle Wijsheid".

Sina aan Samuel : Ik ben gisteravond, net als verleden jaar, bij Margo Keyser geweest om naar de Sinters te kijken. Er waren een heele boel mooie witte, er zijn ook 5 leelijkers bij Mijnheer Keyser in huis geweest. Die maakten heel wat geweld. Een wilde appels verkoopen, maar ik zeide, dat ik er niet van hield, wat hij zich maar niet kon begrijpen. Mijnheer is ook nog met ons aan 't wandelen geweest. Wij zijn in de Lindeboom en het Wapen van Texel geweest. Ik heb heel veel pleizier gehad.

21 December 1862. Met Sina naar Doctor Haremaker in 't Nieuwe Diep over haar oogen, die des morgens zoo zeer traanden dat zij niet zien kon. Zij kreeg een smeersel om achter de ooren te smeren, dat bragt verlichting.

30 December 1862. [De kleine Dirk Heiko Huizinga in Westzaan overleden. Geke daar tot February 1863].

23 January 1863. Brief aan Samuel: Westenberg en Bruno Bok zijn meestal dagelijks te Cocksdorp om 't toezicht te houden over de lossing van 't schip, dat daar ligt met voorwerpen van de Londensche Tentoonstelling naar Bremen gedestineerd. 't Meerendeel ligt al in 't pakhuis: machinerieën, spiegelgladde groote kanonnen en andere wapens, maar er liggen nog 2 vervaarlijke massa's staal in 't schip, dat zij er niet uit konden krijgen, omdat men te Cocksdorp geen kraan heeft. Men heeft nu werktuigen uit Amsterdam laten komen. Of dat ook een schadelijke rekening zal geven voor de Reeders!

Het zij eene zaak uwer ernstigste overweging, of u in 't najaar gedoopt zou kunnen worden.

28 January 1863. Brief aan Samuel: Sientje, die thans volmaakt gezond is, heeft er veel schik in om voor huishoudster te spelen. Zij heeft 't van 't winter druk met uitgaan op en kopje. Op 't oogenblik heeft zij haar vriendinnetjes (een 12-tal) bij zich, zoodat 't hier beneden een groote drukte is. Menno heeft ook eenig aandeel in de pret. Ik houd mij hier maar op de studeerkamer .

De thermometer wijst altijd 10 graden, in een bak met hagel 8. De koopman heeft mij hiermede bedrogen.

26 January 1863. Dochter van Dominee Huidekoper geboren.

10 February 1863. Nog even naar den Heer Bok om daar den Heer Tideman uit Vlissingen te spreken over de vraag of Samuel ook te Delft examen zou kunnen doen. Hij was niet thuis.

Ik sprak mevrouw Bok. Zij vreesde dat ik slechte tijdingen van Huidekoper kwam brengen [diens vrouw ziek in het kraambed], en noemde het onverantwoordelijk dat Huidekoper Doctor van Deinse niet gebruikt had. Toen ik des avonds half 8 de Doodstijding ontvangen had nog even naar Bok en sprak daar Tideman. Daarop ijlings naar de Waal, waar ik de familie wel zeer droevig maar toch gelaten aantrof.

14 February 1863. Mevrouw Huidekoper begraven aan de Waal. Met den Heer Bok naar huis gereden.

14 February 1863. Door P.G. Bakker en vrouw (Grietje Keyser) werd mij voor 't onderwijs aan Neeltje [Gerrits Bakker] een fraaije lamp ten geschenke gegeven. Van Antje C. Eelman een fraaije tabakspot en komfoor.

16 February1863. [De huishoudster Gé gaat bij dominee Huidekoper in de Waal werken op zeer voordeelige voorwaarden (175 gulden per jaar) en komt dan nog 1 keer per week bij Huizinga]. Zij zou dan vrijheid hebben om ook nog toezicht te houden op mijn huishouding door eenmaal 's weeks hier te komen. Met 't midden van Maart zal zij haar nieuwe betrekking aanvaarden.

20 February 1863. Brief aan Samuel: Sientje is eigenlijk nog te jong om haar van de school te nemen en met de taak van huishoudster te belasten. Ik weet niet of ik weder genoodzaakt zal zijn naar een andere jufvrouw om te zien, maar waar vind ik eene die Tante Gé vergoeden kan, die immers altijd met zooveel liefde als een moeder voor u gezorgd heeft. Kon Katrina nu geschikt tehuis komen, dan zou 't zeker nog wat beter gaan, maar Grootmoeder zal haar ongaarne missen. Nu zal het zich nog wel zoo wat schikken, zoolang Tante Gé hier zoo in de nabijheid blijft, maar 't zal wel niet lang duren of Huidekoper wordt beroepen en dan ben ik van een hoognoodige hulp verstoken voor altijd.

21 February 1863. Vanavond hier bezorgd een Christusbeeld, present van Emilie Bok.

22 February 1863. Avondmaal aan de Waal. Ik reed met de dames Bok derwaarts.

Des avonds bij Bok, hem bedankt voor 't present.

2 Maart 1863. Des avonds Nutsvergadering, den Heer J.L. Kikkert doet de Redevoering over de bedoelingen onzer Maatschappij als overeenkomstig met 's menschen bestemming. Het was eene aaneenschakeling van hoogdravende woorden, maar geen betoog.

24 February 1863. Adriaan Simonsz Keyser, vriend van Samuel, overleden.

4 Maart 1863. Naar 't Oude Schild met Menno. Op de terugreis zagen wij te 7 ure een prachtige lucht verschijnsel een nedervallende vuurbal schijnbaar in grootte aan de maan gelijk die alles zoodanig verlichtte dat alle schaduwen van de helder schijnende maan daarbij verdwenen. De lucht was geheel helder.

In de Courant stond dat men in Breda deze vuurbal had zien uit elkaar spatten met een geluid als van een donderslag.

Des avonds hier den Heer Bok en vrouw, Theodoor en Emilie. Haar bedankt voor 't present.

5 Maart 1863. Huidekoper voor 't eerst weer hier.

7 Maart 1863. Brief aan Samuel: Gé zal met 4 dagen vertrekken. Sientje wil nog graag deze maand op school blijven en dan alleen des avonds als wanneer zij nog Duitsch en Engelsch leert. Zij kan dan 12 kaartjes krijgen, waaraan 't verkrijgen van een prijs verbonden is. Kon Katrina maar thuis komen, maar Grootmoeder zal haar niet kunnen missen.

9 Maart 1863. Broeder Juriaan zond een houten vliegpaard (tot groot genoegen van Menno, die zich nu dagelijksch daarop oefent) benevens een verzameling van 36 uitmuntende kaarten van Duitschland.

11 Maart 1863. Des morgens met J.C. Bakker naar de haven, de moeder van Huidekoper van de boot gehaald. Zij bleef hier koffijdrinken (maakte nog een visite bij Vrendenberg) en vertrok tegen half 2, Gé medenemende, die nu voortaan de huishoudster van Huidekoper zal zijn. Sina ging ook mede te eten.

Ik vanavond met Menno naar de Waal. Den avond daar gepasseerd met mevrouw Huidekoper. Gé nu daar woonachtig. Menno en ik gingen te half 11 met Sina met de lantaarn terug (vannacht veel sneeuw).

17 Maart 1863. Sientje 15 jaar, zeer verheugd met de ontvangen geschenken: Huishoudkunst, knipje van zuster Abeltje, en een gouden speld van haar moeder. Theodoor en Emilie Bok kwamen.

Samuel kwam als nummer 2 door zijn examen.

22 Maart 1863. [Gé is nu huishoudster bij Huidekoper] Bij Gé, aldaar mevrouw Bok en dochter.

5 April 1863. Paaschpreek.

6 April 1863. Bij Sipkes. Er werd gezegd dat Huidekoper en ik in onze begrippen geheel tegenover elkaar stonden, want ik had de ligchamelijke opstanding van Christus tegengestaan en Huidekoper vandaag die voorgestaan.

9 April 1863. Menno aan Samuel: Ik weet nog niet wat ik moet worden, weet gij niet eens eenige baantjes voor mij?

10 April 1863. Veenstra verhaalt dat er veel gesproken wordt over mijn preek van zondag, zelfs door de kinderen op straat. Hoofdpersonen in deze schijnen te zijn Bok, G. List (deze hadden althans uit de Kerk komende lang met elkander gesproken), A. Rab, P. Pronk, zulks had dominee Veenstra niet geleerd.

12 April 1863. Des avonds met Sina alleen. Brieven uit den ouden tijd van moeder enz. voorgelezen. Zeer genoeglijk.

15 April 1863. Menno vanmorgen uit de school weggestuurd, omdat hij zich niet wilde laten bespuwen. Ik des namiddags naar den Heer Bosch, deze heeft veel aanmerkingen op 't gedrag van Menno als zijnde zeer onbescheiden. Ik ga heen, maar niet ten volle met hem bevredigd.

17 April 1863. Huidekoper had mij verteld dat Bok bij jufvrouw Roeper was gekomen en gevraagd had: "Wat zegt ge wel van de Paaschpreek van Dominee Huizinga?", maar Huidekoper had haar en haar zoon Jan gerustgesteld.

19 April 1863. Wieringa vertelt hoe men in den Hoorn zeer ingenomen is met Frerichs en dat niemand eenige aanstoot nam aan zijne moderne beschouwingen.

3 Mei 1863. Met J.C. Bremer naar Oosterend gereden. Aan den Burg luidt voor 't eerst onze klok, die eergisteren op de Kerk gezet is.

4 Mei 1863. Krans bij Huidekoper. Zeer druk en genoeglijk gesprek over onze uitzichten in 't Kerkelijk leven leven door de moderne theologie, vooral wanneer 't zoover komt dat in de Hervormde Kerk de gemeente hare opzieners zal kiezen. Vrendenberg en Wieringa voorzien vele onheilen.

7 mei 1863. Bok kwam van het Nieuwe Diep. Het huis van zijn zoon vordert mooi, de grond aangekogt voor 5000 gulden, het bouwen aanbesteed voor 20.000, een huis om inmiddels te bewonen gekogt voor 12.000. Bok zegt: "Het zal het eerste goede huis worden dat aan het Nieuwe Diep gevonden wordt". Mevr. Bok moet dikwijls zeer zwaar hoesten, zoodat zij niet te Kerk kan komen.

7 Mei 1863. Reijer Daalder hier, berigt dat zijn halfbroer Jan Duinker deze morgen in zee drijvende is gevonden. Duinker had drankproblemen- van Maart tot December geen drank gebruikt, maar met het verkoopen van een varken dat niet op straat kon gebeuren maar in de herberg was hij er weer afgeraakt, vooral de vrouw van Klaas Boon had altijd haar best gedaan om hem weer te verleiden en 't was haar gelukt. Duinker had finantiële problemen, zei wij zijn arm, straatarm, liep het huis uit, door zijn vrouw teruggeroepen. Des nachts bemerkte zij dat hij niet meer naast haar in bed lag, zij haalde de buren die nu overal tevergeefs zochten. Eindelijk vonden zij de stappen zijner blote voeten op 't strand regt op zee aangaande en te 5 ure werd zijn lijk gevonden, 33 jaar oud.

8 Mei 1863. Brief aan Samuel: Er worden hier te lande groote toebereidselen gemaakt om de bevrijding van 't Fransche juk in 1813 luisterrijk te vieren.

Het gebruik van petroleum of aardolie uit de oliebronnen van Amerika neemt hier zeer sterk toe, zoodat men op sommige plaatsen er bijkans aan toe is om de gasverlichting af te schaffen. Een kan petroleum kost 32,5 cent, patentolie 60 cents. Wij hebben onze lamp ook in orde laten brengen voor petroleum. "t Is jammer dat men de onaangename lucht van die olie niet schijnt te kunnen wegnemen.

Er is een torentje op onze Kerk geplaatst waarin een klok hangt. Wat zal dat een gebengel zijn, als van 't winter alle drie klokken tegelijk luiden! De Roomschen zullen zich n.l. ook weldra in een eigen klok kunnen verheugen. Er wordt een nieuwe fraaije Kerk in de Molenstraat gebouwd .

9 Mei 1863. Des namiddags Bruno Bok hier. Hij laat mij inzage nemen van de inventaris van dominee Huidekoper, die daarop door mij als geautoriseerde van de toeziende voogd den Heer Kool te Amsterdam geteekend wordt.

10 mei 1863. Carolien is vanmorgen met haar beminde P. Koorn naar het Nieuwe Diep gegaan, zoodat Sina nu alleen de huishouding heeft. Zij is gister nog naar de Waal geweest om tante te raadplegen over de constructie van het kleed, waaraan zij alle dagen tot 's avonds laat werkzaam is, en dit nu gister voltooid is.

[17 Mei 1863. Samuel vraagt wat hij met zijn bed en beddegoed moet doen als hij uit Mulhouse gaat].

4 Juny 1863. Brief aan Samuel: Al het goed medenemen en aan den Heer Vrendenberg en Co. te Amsterdam sturen onder 't opschrift "Verhuisboedel", vergezeld van een verklaring, dan behoeven er geen inkomende rechten op betaald te worden.

13 Juny 1863. Krans bij Sikkes op 't Oude Schild. Wieringa verhaalt dat dominee Frerichs sedert l.l. vrijdag geëngageerd was met Dolfina Wentink. Hij was smoorlijk verliefd. Vrendenberg oordeelt dat Frerichs bij zijn huwelijkskeuze meer zijn gevoel dan zijn verstand geraadpleegd heeft.

13 juny 1863. Sina naar Margo Keijser, Carolien naar Pieter. Ik was met Menno alleen.

14 Juny 1863. De overledene Daniël Buijs had maagkanker, hij had in 8 volle weken geen korrel spijze gebruikt alleen een weinig water, ook had hij in 6 weken geen ontlasting gehad.

16 Juny 1863. Groot feest aan de Tent. Frerichs en Dolfina waren er ook genoodigd. Sina en Menno waren er ook. Ik bleef te huis.

Nog bezoek afgelegd bij Bok. Zijne vrouw en dochter iets beter. Pauline was zaterdagavond op telegraphisch ontbod van Vlissingen te huis gekomen.

16 Juny 1863. Des namiddags Sikkes bij mij thee gedronken. Hij berigtte mij den dood van Dominee Steinfort. Gisteravond was hij in welstand naar bed gegaan en vannacht 1 uur (de meid had eerst te half 1 eenige beweging gehoord) aan een beroerte overleden.

Huidekoper hoorde vreemd op van Frerichs engagement (wilde invloed uitoefenen dat 't tractement van Frerichs verhoogd zoude worden).

16 juny 1863. Aan de Tent groot feest, Vrendenberg, Wieringa, Kikkert, Westenberg, Voigt, Heringa enz. Tezamen groot en klein 40 personen houden daar het middagmaal en brengen er de dag door.

17 Juny 1863. Begrafenis van Neeltje Bakker, toespraak niet zoozeer troostende als wel vermanende en opwekkende, door Bok met genoegen gehoord.

17 Juny 1863. Bok verhaalde hoe Willem Koning eenig hout aan den dijk gekocht hebbende door den Brigadier daarvoor aangeklaagd en te Alkmaar veroordeeld was tot 14 dagen cellulaire gevangenisstraf, niettegenstaande hij vooraf de Burgemeester van alles berigt had gegeven, ook dat men hem een balk had willen verkoopen die hij had afgewezen als zijnde koopmanswaar. Hij had op raad van Bok geappelleerd naar Amsterdam, en nu was het vonnis veranderd in 25 gulden boete. Bok had daaroe een stuk van de Burgemeester ingeleverd verklarende dat men gewoon was het drijfhout dat het opbrengen niet waard was aan de vinders af te staan, en eene verklaring van gunstige bekendheid van Willem Koning. Reijer P. Keyser kon bij het spreeken over de onbillijkheid van die aanklagt en veroordeling zijne drift bijkans niet bedwingen.

Hele bladzijde over intriges rond geldinzameling nieuwbouw R.K. Kerk.

18 Juny 1863. Even bij Vrendenberg om afspraak te maken om morgenavond naar Oosterend te gaan ter begrafenis van Steinfort.

19 Juny 1863. Van Dirk het blij berigt ontvangen dat hij met den eersten graad door zijn examen is gekomen (summa cum laude).

19 Juny 1863. Om den aanhoudende regen gaan wij niet naar Oosterend.

20 Juny 1863. A. en M. de Jong van Westzaan hier gekomen te logeren (14 en 16 jaar).

21 Juny 1863. Vrendenberg hier, hij had van namiddag de lijkrede op Steinfort gehouden.

22 Juny 1863. Heringa heeft, zoo men zegt ook op aandringen van Mama en zusters, zijn Groninger meid mishandeld en weggejaagd, 't welk veel gepraat over Texel geeft.

Brief aan Samuel : Sina laat een oogenblik haar koffijschenken en haar borduurwerk staan om nog een lettertje aan u te schrijven. Menno komt zoo van de school en heeft 't zoo druk met de lezing van "de Pelsjagers van de Arkansas" dat hij van Ed. Bok leende, dat hij nergens oog of oor voor heeft.

23 Juny 1863. Het engagement van dominee Frerichs is uit, sedert vanmorgen. Hij is in een zeer ongelukkige stemming.

25 Juny 1863. 6 uur des morgens onweer, polderhuis Walenburg door bliksem getroffen en verbrand.

30 Juny 1863. Naar den Hoorn, Antje en Mijntje de Jong, Adriana Vrendenberg, Sina, Menno en ik des morgens half 8 uitgewandeld, te 9 uur dominee Frerichs aan den Hoorn opgeroepen. Hij geleidde ons naar het strand ten Zuidwesten van den Hoorn waar 2 wrakken op laag water lagen. Met veel genoegen bij het schoone weder (niet te warm, niet te veel zon, weinig wind) wandelden wij het strand langs, de hoek van Texel om en over Loodsmansduin terug, te 1 ure weder aan den Hoorn.

30 Juny 1863. Bij den Heer Bok. Henriëtte is weer zoo veel beter dat zij nu voor 't eerst in de kamer is. Mevrouw is nog steeds bedlegerig en neemt weinig deel aan wat haar omgeeft. Bruno Tideman te Delft had een alleruitmuntendst examen gedaan waarbij hij niet alleen de eerste was, maar ook de tweede verre achter zich liet. Over het ongelukkig examen van Pekelharing en Hulshoff (de meisjes, vooral Pauline, toonden veel deelneming met het ongelukkig lot van Pekelharing) maar meer nog werd gedeeld in het gesprek over het engagement, nu weer verbroken, tusschen dominee Frerichs en Dolfina. Vooral door Johanna die die handelswijze van Frerichs zoo vreemd vond en zoo onverklaarbaar dat den Heer Bok haar op eens tot zwijgen bragt door haar toe te voegen:"Ik weet er niet beter op dan dat gij morgen naar den Hoorn gaat om de nadere verklaring van Frerichs zelve te vragen!". Toen de meisjes uit de kamer waren zette Bok dat gesprek voort. Ik kon natuurlijk niets zeggen dan dat ik de geheele geschiedenis als een vrugt van eene te weinig beredeneerde verklaring, van eene opwelling des gevoels, die bij tijdsverloop bedaarde, beschouwde. Gesprek over gemengde huwelijken, die wij beide wel niet geheel afkeurden maar toch als min wenschelijk beschouwden, vooral voor een predikant. Bok was bijzonder vriendelijk. Hij was verleden zondag niet te Kerk geweest omdat zijn zoon Willem er was om afscheid te nemen daar die met zijn vrouw een 14 dagen de Rhijn op zou gaan.

1 July 1863. J.C. Bakker heeft een nieuwe diligence.

1 July 1863. Frerichs hier des avonds tot 12 uur, over 't zelfverwijt dat hem kwelde, dat hij Dolfina gevraagd had.

3 July 1863. Des avonds komen hier G. de Jong en vrouw aan om later met hun kinderen te vertrekken.

Des avonds de meisjes met Willem Westenberg uit naar de Kermis, nu stond ik 't ook aan Menno toe. Zij hebben zich zeer vermaakt in de tent van Boesnach.

De logées blijven nog een dag, niettegenstaande ik zeide dat ik aan mijn werk moest, en mijnen tijd voor mijzelf noodig had.

5 July 1863. [Dominee Huidekoper neemt voor Huizinga een thermometertje mee]. Hij schreef een briefje dat Menno en Sina voor zijn rekening naar de Comedie mogten gaan.

5 July 1863. Kermis, Albert Keyser was vol van 't geen hij zooeven op de Kermis in eene tent van eene waarzegster gehoord had die hem, zoo als hij zeide naauwkeurig had verhaald wat er met hem nu sedert 21 April 8 jaar geleden was voorgevallen. Hij hield haar voor een goddelijk persoon, hij wilde dat ik mij tot haar vervoegen zou om gewichtige waarheden van haar te vernemen, om mij te overtuigen dat God nu nog aan menschen bijzondere openbaringen schenkt. Terwijl hij wel opmerkte dat ik weinig geloof sloeg aan dat alles, zeide hij dat hij zich dan ook wel begrijpen kon dat iemand die zulke klare bewijzen verwierp ook geen geloof sloeg aan de Geboorte en Opstanding van Christus. Hij had op de Groene Plaats wel voor een 20-tal menschen zijne ondervindingen medegedeeld. De waarzegsterstent had dien tengevolge den ganschen avond tot 's nachts 2 ure toe een druk bezoek. Menno ging er ook heen, gezonden door dominee Huidekoper, maar keerde zeer onvoldaan weder, terwijl de waarzegster met C.P. Keyser (Baron) en vrouw sprak, hoorde een man aan de deur hem (Menno) uit over hem en bragt deze berigten aan de vrouw over.

6 July 1863. Gé komt om Sientje te helpen met strijken en inpakken.

7 July 1863. Reis naar Groningen, 7 Augustus terug met Sina, Menno, neef Samuel, Dirk en neef Klaas. Katrina blijft in Groningen bij grootmoeder.

12 July 1863. Brief aan Samuel: Er moeten hier te lande een aantal scholen voor Middelbaar Onderwijs opgerigt worden, licht dat daarbij ook een betrekking voor u is.

Hele bladzijde over bezoek aan Winkler Prins.

9 Augustus 1863. Dominee Johannes Bok ter Kerk, even uit de Kerk bij mij.

13 Augustus 1863. Samuel thuis, uit Mulhouse via Westzaan.

16 Augustus 1863. De Heer Mr. W. Bok hier. Hij feliciteerde Samuel met zijn examens. Wat een slechte reis hij gehad heeft van Harlingen naar Terschelling van 2 tot 10 uur op zee, toen ik hem te Harlingen nog gezien had komende van Midlum. Hij verhaalt hoe de Gemeenteraad, onwillig om de scholen te vergroten, bepaald had dat de kinderen eerst met het 6e jaar ter school zullen gaan.

16 augustus. 1863. Arend Kikkert komt Samuel bezoeken.

20 Augustus 1863. Met Samuel Meihuizen en Klaas de Waard en Menno naar 't Nieuwe Diep en daar al 't merkwaardigs bezichtigd.

10 September 1863. [Huizinga gaat op reis naar Groningen] In de boot vond ik Doctor Haremaker en den Heer Bok. Gesprek met Bok over zijn Substituut-Kantonregterschap, hem eerst ontnomen, daarna hergeven. Hij ging nu naar Alkmaar den eed doen.

22 September 1863. Huisbezoek op de Mient en elders buiten den Burg.

29 October 1863. Brief aan Samuel te Hengelo (bij den Heer Dijk op de fabriek voor de ververij) die overweegt om bij het onderwijs te gaan: Waar gij u dan vooral op moet toeleggen is: helder te denken, volledig te weten en bestemd uit te spreken.

De Hoornsche gemeente heeft mij geëngageerd om weder op de vroegere voorwaarden de predikdienst in hare gemeente te vervullen.

Dominee Dyserinck [van den Helder] heeft hier op 't Nut de Redevoering gedaan over "de IJdelheid" en heeft daarmede, zoo ik geloof, algemeen genoegen gegeven. Hij wil hier gaarne eens weer komen. Het schijnt hem op de avondvisite bij den Heer Bok en de dames heel goed bevallen te zijn.

9 November 1863. Brief aan Samuel te Hengelo: Dingsdag over een week zal 't hier een groote feestdag [Neerlands Verlossing in 1813] zijn: om half 10 21 kanonschoten, dan optogt van 30 of meer Heeren te paard door 't dorp, dan een aanspraak van den President der Feestcommissie, den Heer Dunné, dan volksvermakelijkheden: mastklimmen, boegsprietloopen, stroophappen enz. enz. op de Groene Plaats.

Met den avond weder een optogt te paard door 't dorp met fakkellicht, dan een groot getal vuurwerken, dan Rederijkerskamer [met] vooraf Redevoering van Meester Brouwer, ten slotte een Bal. Gij kunt u denken hoe alles in beweging is en ingespannen verwachting van de dingen die komen zullen. Menno en Sientje stellen er zich alles van voor.

Sina en Cornelie Kikkert hebben ook nog al wat geld opgehaald voor de schoolkinderen, die dan getracteerd zullen worden, een oranjestrik te geven. Overal zal men vlaggen uitsteken en velerwegen ook des avonds illumineeren. Doch het zal bij mij daaraan wel niet toekomen. Het is te hopen dat de vreugd, vooral door misbruik van spiritualia, maar niet op 't einde in droefheid verandere.

15 November 1863. Afscheidspreek van Dominee Huidekoper, vertrekt naar Bolsward.

16 November 1863. [Vertrek familie Huidekoper. Bij haar vertrek van Texel kreeg Gé van kennissen een fraaije flacon met gouden dop. Van Huizinga het ringetje met juweelen steentje van zijn vrouw afkomstig].

16 November 1863. Kinderfeest voor de geheele schooljeugd t.g.v. Neerlands Verlossing in 1813. Ik was op uitnoodiging ook daarbij tegenwoordig in de school aan den Burg, waar Meester Brouwer en daarop den Heer Bok als schoolopziener toespraken hielden, en de met oranje versierde kinderen (met medehulp van Cornelie Kikkert en Sientje) op krentebrood-chocolade getracteerd werden, en daarna optogt door de straten.

Den volgende dag vierde het geheele land feest. Den Burg was huis aan huis met vlaggen versierd. Optogt van Ruiters (30), 21 kanonschoten, volksspelen op de Groeneplaats, uitreiking der prijzen, Optogt van Ruiters met Fakkellicht, vuurwerk op het land achter P. Dijksen. Voorstelling der Rederijkers in de Kolfbaan. Het bal daarna mislukte. Illuminatie van het dorp, bij sommigen zeer mooi.

Geheel Texel en voornamelijk den Burg heeft een heerlijk feest gevierd van Nederlands herstelde onafhankelijkheid.

19 November 1863. Wij hadden vergadering van den Breeden Kerkeraad. Er werd besloten om 11 predikanten uit te noodigen om eene predikbeurt te vervullen. Ik schreef de uitnoodigingsbrieven, maar ging 's avonds nog bij C. Eelman en de Burgemeester en de volgende morgen bij Bok als 't ware protest indienen daartegen dat wij er vroegen van wie wij wisten dat zij toch niet komen zouden.

3 December 1863. Eene slechte reis naar en van Oosterend, waar ik catechisatie hield. Het woei hard en op de heenreis regende het bestendig, de wind nam zoodanig toe dat ik de weeromreis er haast niet tegenop kon. Ik ging dus Dirk Mantje vragen of die mij te huis wilde brengen, doch zijn broeder Klaas die de paarden leveren zou was beducht dat althans de kap van de wagen in flarden zou vliegen. Het slot van de zaak was dat ik met zijn zoon Cornelis TE PAARD steeg en wij alzoo naar den Burg reden, en nog hadden wij moeite om er tegen (dikwijls of meest stapvoets) op te komen, en ik om op het paard te blijven zitten.

Te huis komende vond ik een groot getal pannen afgewaaid. De wind werd hoe langer hoe heviger. Alles kraste en kraakte. Gedurig hoorden wij de pannen naar beneden storten. Wij dufden de deur niet te verlaten.

Den volgenden morgen aanschouwden wij de verwoesting. Er waren wel meer dan 100 pannen van mijn huis (aan de luwe zijde, aan het oosten) afgewaaid. Overal waren alle huizen beschadigd, gelijk ik zag toen ik weldra naar de Waal ter catechisatie ging. Hier en daar gehele huizen platgewaaid of van dak beroofd. De wind was nu echter aan 't bedaren.

4 December 1863. Dominee Vrendenberg had een telegram van dominee Ballot met berigt dat zuster Mietje donderdag na hare bevalling was overleden. De volgende morgen met Sientje erheen met de postschuit. De stoomboot was door den storm zoo ontredderd dat die niet varen kon.

[Mietje en Juriaan hadden 3 kinderen in leven: Catharina, Ko en Willemina].

10 december 1863. Feest van Nederlands Verlossing in 1813. Tractatie van schoolkinderen op krentebrood en chocolade met hulp van Cornelie Kikkert en Sientje.

13 December 1863. [Dominee Broos preekt op uitnodiging] Toen gingen wij zamen naar den Heer Bok, daarna even bij Vrendenberg. Vervolgens hebben wij den avond zeer genoeglijk bij den Heer Bok gepasseerd. Broos, veelal in gesprek met de meisjes, gaf zeer vele blijken van groote belezenheid in de nieuwe literatuur.

14 December 1863. Even bij Pieter M. Langeveld die l.l. donderdag in zijn pelmolen een droevig ongeluk heeft gehad. Hij was door een rad bij zijne kleederen gegrepen en medegevoerd zoolang tot dat hij niet het minste van kleeding meer aan zijn ligchaam had dan 1 hembdsmouw en zijne kousen. Al het andere zat om de tanden gewoeld. Moedernaakt is hij toen naar beneden geklommen om den molen te laten stilstaan. In dien toestand werd hij door Adriaan Kikkert opgemerkt en op zijn wagen naar den Burg gebragt, overal zwaar gekneusd.

14 December 1863. Des morgens 10 uur Broos hier, doch hij vertrok weder te 11 ure daar hij met de dames Bok naar het strand zoude rijden.

19 December 1863. Des avonds komt dominee Deenik met de avondboot, ik breng hem naar den Heer Bok.

20 December 1863. [Deenik preekt aan den Burg] Te 4 ure ging ik met Deenik bij den Heer Bok en bragt er den dag en avond zeer genoeglijk door.

21 December 1863. Deenik is met den Heer Bok naar 't Eijerland.

Op 't Nut de avonds weinig toehoorders, 2 dames Bok, Johanna, Paulina. Des avonds bij Bok gesoupeerd met Deenik en Dunné. Bok en Deenik waren bij C. Eelman geweest met Pronk enz.

24 December 1863. Dominee Deenik, genoodigd op 't beroep aan de Waal, voer gisteren met Pieter Bruin naar Harlingen, op de hoogte van de Roode Ton zagen zij een mast uit het water steeken en daarin eenige menschen. 2 leefden nog, 2 waren reeds dood. Zij redden de eersten en bragten ze naar Texel. Het was een schip dat van de Reede weggestormd was. De kapitein had aan zijn vrouw reeds zijn goede binnenkomst berigt en echter liet hij hier het leven met de geheele equipage behalve de loods C. Buis van 't Nieuwe Diep en een jongen. Deenik is toen des middags over Amsterdam vertrokken.

28 December 1863. Des avonds Ter Brake van Almeide hier (buurman van Dominee Cardinaal). Hij wil tabak koopen van het strand.

29 December 1863. Afscheidspreek van Dominee Frerichs te den Hoorn [Huizinga nam weer de predikdiensten waar, voor 400 gulden 's jaars, tot er een andere leeraar was].

Sina terug uit Westzaan.

2 January 1864. Bok vindt het goed dat alle genoodigden op 't beroep bij hem logeren, maar ook dat ik om den ingevallen winter die alle overkomst onmogelijk maakt Oosterbaan tegen a.s. zondag afschrijve.

3 January 1864. Jan Koning had veel te zeggen o.a. is hij er sterk op tegen dat arme lui een eigen woning hebben. De Voorzienigheid wil dat niet, die heeft niet tevergeefs dat onderscheid in de standen gemaakt.

Koning had nog de pastoor willen schrijven omdat deze, bij de Kerkinwijding onlangs de 25e, gezegd had dat Jezus in zijne Kerk woonde, maar in andere zoogenaamde Kerken niet. Dat waren maar bedehuizen. Maar Koning had de brief niet verzonden.

4 January 1864. Schip met tabak gestrand. 't Pakhuis aan de haven vol met wijn, bier en likeuren. Tegen de vorst heeft men daar een dubbele wand van zeewier omtoe laten maken.

Daar den Heer Bosch vertrokken is naar Enschedé, als onderwijzer aan de Industrieschool (1000 gulden tractement), is Menno vrij van school.

Brief aan Samuel: De scheepvaart is geheel gestremd, de brieven gaan reeds over de Hors. Ik preek nu aan den Burg en aan den Hoorn, aan de Waal en den Hoorn, en aan Oosterend en den Burg, zoodat ik alle zondagen dubbel bezet heb, daarbij 4 dagen catechisatie, alzoo kunt gij wel denken, dat ik geen tijd overig heb.

8 January 1864. Tegen de avond alle huisgenoten naar het ijs. Carolien komt terug en heeft met vallen den arm gebroken en de hand ontwricht, door Stiggelbout weer gezet.

8 January 1864. Gerbrand Dros bij Menno om afscheid te nemen, hij gaat als kwekeling naar de Normaalschool te Nieuwe Diep, tractement 250 gulden.

10 January 1864. Doordien de meid nu met de arm in een doek loopt en niets kan uitvoeren, zoo heeft Sientje het zeer druk.

10 January 1864. Pauline en Theodora Bok waren hier om Sina toe te spreken en bleven hier een tijd lang praten. Zij wilden gaarne weerkomen om Sina te helpen aan haar jurk.

11 January 1864. Naar den Hoorn op schaatsen om te zien of ik Katriena, die bij dominee Frerichs gewoond heeft, voor noodhulp voor Carolien in huis kan krijgen, maar keerde op ruim halfweg weder, omdat de avond begon te vallen. Dirk Daalder zou haar voor mij vragen. Des avonds P. Stiggelbout hier om naar de hand van Carolien te zien.

14 januari 1864. Des avonds Katriena Schaap van den Hoorn hier gekomen tot noodhulp voor Carolien die nu alle dagen dan hier dan daar uit eten gaat tot slaapenstijd.

14 January 1864. Te 1 uur begrafenis van Willem Kunst. Heringa doet een zeer zangerige toespraak, die mij zeer naar het einde deed verlangen. Heringa hier des avonds. Op zijn aanwijzing heet bier gemaakt en gedronken.

16 January 1864. Ik des avonds even bij Jakob Koning die zijn zoontje Pieter, 8 jaar oud, straks aan de roodvonk verloren had. Er zijn veel kinderen aan de roodvonk.

27 January 1864. Des avonds de Heer Bok bij mij, verhaalde o.a. wat hij gedaan had om de Gemeenteraad te bewegen de school weder voor 5-jarige kinderen te openen. Burgemeester had het hem toegezegd.

Vanmorgen kreeg ik een brief van Jan Koning goedkeuring betuigende dat ik onlangs (gister denk ik) mij tegen orthodoxe denkbeelden verzet had (welligt was hem verhaald dat ik aanmerkingen had gemaakt op de Catechisatie op een opstel van Eduard Bok die daarin de 2 naturen in Christus en de Godheid van Christus verdedigde). Over deze zaak echter met den ouden Bok niet gesproken.

4 February 1864. Brief van broeder Juriaan, zijn kleine Ko is in zeer zorgelijken toestand.

11 February 1864. Den Heer Voigt verhaalt van de zeer onderscheiden inhoud der lading van het gestrande schip Venus die weldra aan 't Oude Schild verkogt zal worden. Alle stukgoederen bestemd van Hamburg naar Curacao. Hij dacht dat het wel 40.000 gulden zou waard zijn, doch waarvan wel niets zou overblijven als de bergers daarvan hun derde hadden, en hijzelf zijn pakhuishuur. Een onbedenkelijken verscheidenheid van zaken was daar aanwezig.

13 February 1864. [(Samenvatting Ali). Samuel vrijgeloot, no. 38 (no. 36 was nog dienstpligtig), de Burgemeester had voor hem geloot. Hij werd in Almelo gekeurd, werd afgekeurd om zijn kromme pink. Zijn lengte was 1 el 57 [= 1 m 26], 20 jaar oud. Samuel was in Almelo op proef bij den Heer Dijk, die een textielfabriek had].

24 february 1864. L.l. zondag heeft Carolien haar dienst hier geeindigd en is Katriena Schaap hier in dienst getreden. Carolien zal echter eerst morgen naar Langeveld gaan.

24 Maart 1864. Begrafenis van Pietertje Koning van 't Oude Schild. Met den Heer Bok van 't Kerkhof naar den Burg gereden.

27 Maart 1864. Des avonds dominee Andriessen bij den Heer Bok verwelkomd.

28 Maart 1864. Dolfine en Kato Wentink rijden met mij terug uit Oosterend. Zij blijven den nacht logeeren tot groot genoegen van Sientje en gaan dan met Wieringa mee naar den Hoorn. Kato is nu bij Spit in Enkhuizen als eerste modiste.

Andriessen gepreekt aan de Waal] Met Andriessen naar den Heer Bok. Mevrouw is vannacht ziek geworden. Bruno ligt ook met de koorts. Den dag genoeglijk doorgebragt schoon Andriessen weinig gesprek aanbragt. Den Heer Dunné was er ook den geheelen dag. Hij schaakte met Theodoor.

30 Maart 1864. Sientje was vanavond bij Cornelie Kikkert. Menno is te Bolsward.

2 April 1864. Des avonds bij den Heer Bok dominee De Vries ontmoet.

3 April 1864. [De Vries preekte aan den Burg] Te 4 ure naar den Heer Bok met De Vries, aldaar gegeten. 36-jarig Huwelijksfeest.

5 april 1864. Cornelie Kikkert van namiddag hier.

8 April 1864. Huisbezoek aan de Waal, o.a. bij Akkes Kil.

9 April 1864. Des avonds bij den Heer Bok dominee Snellen van Zwartsluis ontmoet.

10 April 1864. Aan den Burg dominee Snellen gehoord. Wij bragten den middag en avond bij den Heer Bok zeer genoeglijk door, ofschoon den Heer Bok zelf uit de Kerk komende terstond met de koorts naar bed moest en wij hem ook niet weder gezien hebben.

13 April 1864. Brief aan Samuel: De boeren maken hier goede zaken. Zij verkoopen hun wol, die zij nog scheren moeten, voor 2,50 gulden het pond, een prijs hooger dan ooit betaald is. Daarbij kunnen zij de lammeren afleveren tegen 8,50 gulden, maar er sterven vele schapen en lammeren, waartoe gebrek aan voedsel wel zal bijdragen [zeer koud, geen gras, hooi op). Hier is onlangs een schaap verlost van 6 lammeren, maar alle dood. Dat is hier wel zeldzaam.

Allertreurigst is het daarentegen gesteld met de visserij, behalve met de haring, die kan men bijkans te geef krijgen. Hier zijn twee zegens, aan den Hoorn tehuis behoorend. Gij weet wel, dat zijn zeer groote netten, door 8 man gedirigeerd, maar bij 't ophalen waren zij zoo vol, dat gansche scholen van haringen eroverheen zwommen. Biem Lap voedert er zijn varkens mede. Maar oesters en palingen en schelpen worden bijkans niet gevangen. Maarten Timmer zeide mij, dat hem in 50 jaar geen zoo ongunstig jaar heugde.

Een schipper, die gewoonlijk 30.000 oesters per reis naar Amsterdam bragt, was nu met 1100 op weg, er was niet meer. De menschen moeten geheel op crediet leven. Gelukkig hebben de strandingen van den winter onder de schelpvisschers nogal eenige welvaart gebragt. Ik meen dat de Heer Bok mij 't cijfer van 12.000 gulden noemde, dat onlangs onder de visscherlieden enz van Cocksdorp was uitbetaald. De lading van 't schip "de Venus" is voor 32.000 gulden verkocht, maar zoo men zegt, is dit nog niet genoeg om de gemaakte onkosten te dekken en zoude er nog 8000 gulden te kort komen en moeten de assuradeurs de assurantie nog bovendien betalen.

8 Mei 1864. Dominee Bijl aan de Waal, telkens met hem genoeglijk bij den Heer Bok.

17 Mei 1864. Vergadering van den Breeden Kerkeraad om over het beroepen van een leraar te spreeken. Bijl had het afgeschreven en Broos was overleden. Simon Keyser oordeelde met de Burgemeester dat geen van allen genoegzaam had voldaan. Den Heer Bok weersprak hem ernstig. Zeide dat wij zorgen moesten niet te gelijken aan die houthakker die het geheele bosch doorliep voor een stukje hout te vinden dienstig voor een steeltje voor zijn bijl, dewijl hij altijd meende nog wel beter te zullen vinden. S. Keyser zeide dat wij om geen bijlsteel verlegen waren. Wij hadden een dominee, derhalve was er geen haast te maken. Bok, Klaas Mantje, Pronk en ik verklaarden zich luide voor voortgang met de zaak te maken [Na stemming moeten er nog meer uitnodigingen geschreven worden aan nog meer dominees].

18 Mei 1864. Brief aan Samuel: Gij spreekt den Heer Bosch nog al eens, gij behoeft hem echter niet te zeggen wat ik u hier mededeel, dat wij bij de verwisseling geen schade hebben geleden, althans de leerlingen gaan alle met groot genoegen naar de school. De Heer Glijnis schijnt er bijzonder slag van te hebben om zijne leerlingen aan zich te verbinden. Ik heb Menno ook nog geen enkel onaangenaam woord over de school gehoord.

19 Mei 1864. Pauline en Theodora Bok hier een tijdlang geweest om zich te beklagen over de afloop der zitting van dingsdag. Zij hadden zoo gaarne Snellen gehad, en Pa zou hem gestemd ook hebben ofschoon hij niet van die rigting was. Zij waren zeer boos op S. Keyser.

29 Mei 1864. Menno ging des namiddags met Herman Westenberg en Cornelis Vrendenberg met de stoomboot naar 't Nieuwe Diep en terug.

29 mei 1864. Des namiddags even bij Vrendenberg om hem te verwelkomen, als pas terug van zijne reis van 4 weken naar Zutphen en Varseveld, aldaar den Heer Kikkert. Druk gesprek over zijn adres aan de Minister ter bescherming van het eiland Vlieland, en de goedkeuringsblijken die hij daarvoor ontvangt.

29 Mei 1864. Des avonds den Heer Glijnis uit Franeker hier, hij hoopt kostleerlingen te krijgen, heeft nu 19 kinderen. Ik spreek er met hem over dat Sientje nog wel gaarne privaatles in het Engelsch wil nemen. De les zal 40 cents zijn, 2 maal per week afgesproken, dingsdag en vrijdags 's morgens 7 uur.

31 Mei 1864. Den Heer Glijnis begint zijn Engelsche lessen met Sientje en Menno des morgens 7 ure.

3 Juny 1864. Des namiddags op uitnoodiging van den Heer Kikkert met dezen en Vrendenberg gereden naar 't Oude Schild en voorts met de stoomboot naar 't Nieuwe Diep, om de 6 of 7 schepen van het Oostenrijksch Eskader op de Reede te bezien. Na passagiers en koeijen gelost te hebben, wij derwaarts. De Oostenrijksche vlag aan den achtertop. Wij stoomden bij alle schepen langs, vooral bij het gepantsterde Don Juan van Oostenrijk, 500 man en Der Kaiser, 1000 man met 102 stukken, het Admiraalschip eene raderstoomboot, enz. Den Heer Kikkert had een mandje met wijn medegenomen. Nog waren bij ons Wieringa, Knap, Westenberg, Bruno Bok en de zoons van Kikkert en Westenberg en Dunné. Wij hebben een genoeglijken namiddag gehad.

4 Juny 1864. 8 uur boot naar Amsterdam. Jan Vlaming ging zijne vrouw terughalen uit de Haarlemmermeer die daar bij zijne dochter was, deze is zeer ongelukkig getrouwd met den opzichter van de Cruquius, zoodat hij gaarne zijne dochter weder te huis wilde halen wegens slechte behandeling door den man, die gaf 5 gulden per week aan zijn vrouw terwijl hij 1200 gulden inkomen heeft. Vlaming moest zijn dochter en haar kind nog altijd van kleding voorzien.

6 Juny 1864. Amsterdam. Wij vieren 't feest van Etebon [studentenvereniging Eigen Tabak En Bollen Om Niet].

7 Juny 1864. Mij laten fotograferen bij Schuit in de Kalverstraat.

11 Juny 1864. [(Samenvatting Ali) Samuel vindt, schrijft hij, dat hij daar gauw vandaan moet. 't Karakter van den Heer Dijk bevalt hem niet. Opslag zal hij niet snel krijgen. Hij wil liever bij het Middelbaar Onderwijs, een docent in de Chemie heeft meest 1700 gulden. Hij wil met 1 Augustus daar vandaan en naar Groningen, ook om goed Hollandsch te leeren spreken].

14 Juny 1864. Brief aan Samuel: [Huizinga heeft geen geld om Samuel in Groningen te laten studeren] Mij dunkt, gij zijt er de man niet voor om als onderwijzer te ageeren, gij moest maar naar een andere betrekking uitzien, zoals een compagnieschap met broeder Juriaan.

16 Juny 1863. Aan de Tent groot feest, Vrendenberg, Wieringa, Kikkert, Westenberg, Voigt, Heringa enz. Tezamen groot en klein 40 personen houden daar het middagmaal en brengen er de dag door.

19 Juny 1864. Ik bespreek met Vrendenberg vertrouwelijk het engagement van Dirk [met Koos Tonkens], deze verwacht er veel goeds van, in 't vertrouwen dat opregte liefde hem leidt.

30 Juny 1864. Des morgens begrafenis van buurman M. Langeveld. Talrijke vergadering. Ik deed het woord, Bok betuigde later daarover zeer zijn genoegen.

Des avonds den Heer Bok hier.

1 July 1864. Dominee Huidekoper hier. Des avonds met hem bij Bok, allen te huis. Op het Raadhuis in 't gezigt der Kermis de familie gevonden, daarbij een jufvrouw Dunné

en eene jufvrouw Tideman, allen cigarettes rookende.

Sina en Menno op kosten van Huidekoper, die hier logeert, naar de Komedie.

2 july 1864. Des avonds met Huidekoper naar de Kikkert op uitnoodiging van Bruno Bok. Aldaar de 78-jarige Bamberg zien goochelen, 60 verwonderlijke toeren, van 8 tot ruim 11 uur. Aldaar de families Bok, Kikkert, Westenberg, Dunné, de Vries, Voigt, enz.

5 july 1864. Onze meid heeft in de laatste dagen zeer veel last aan een been zoodat zij veel pijn lijdt en niet dan met moeite zich door het huis beweegt.

6 July 1864. Bodisco kwam van Alkmaar. Hij wist reeds uit een brief van zijne vrouw dat Dirk geengageerd was met eene jufvrouw Tonkens, en dat zij een zeer knap meisje was.

7 July 1864. Met dominee Bodisco bij den Heer Bok, aldaar behalve de familie den Heer Dunné met zijne zuster. De dames maakten muziek op de piano waar Bodisco zeer mede ingenomen was. Ik bezag de plaatwerken van A. Verheul.

10 july 1864. Met dominee Van der Ploeg te 8 ure naar Bok en aldaar de avond genoeglijk doorgebragt, het boschje doorwandeld.

11 july 1864. De meid laboreert nog altijd aan haar been zoodat zij moeijlijk gaat.

14 July 1864. Met groot verlangen de komst van het Groninger reisgezelschap (Dirk en meisje en Katrina) tegemoet gezien dat des avonds 6 uur arriveert.

14 July 1864. Glijnis zal spoedig gaan trouwen en komt dan te wonen in 't huisje van Jan Keyser tegenover Bok.

17 July 1864. Dirk, Koosje en Katrina met mij mede naar den Hoorn. Ik daar gepredikt over 't huiselijk geluk.

18 July 1864. Dirk vraagt mij of het mij goed is, dat hij morgen in plaats van naar de Kerk te gaan bij zijn werk blijft. Dit gaf aanleiding tot gesprekken waarbij het uitkomt, dat Dirk alle geloof aan iets buiten het zichtbare heeft laten varen. Voor hem is geen wijze en verstandige oorzaak aller dingen, geen God, geen Godsbestuur, geen voorzienigheid, geen onsterfelijkheid. Met diep smart merk ik op, dat wij eigenlijk geen een punt van overeenstemming naar den Geest meer bezitten. Ik geef toe aan bittere klagten over het totaal verlies van mijn zoon. Gedurig komen wij op dit onderwerp terug.

Dirk zelf schijnt er toch ook nog eenig leedgevoel van te hebben, dat zijn geestelijke verwijdering van mij mij zoo zeer smart. Hij hoopt dat ik het mij niet te sterk zal aantrekken. Maar ach, de ware vreugde is van mij geweken. Wie mij als een afgod was, zie ik in het vuilste stof nederliggen. Mijn zoon verzekert mij, dat van de 20 jongelui, die van natuurstudie iets weten, wel 10 atheïsten zijn. Met de meest mogelijke kalmte noemt hij zich zelve ook een atheïst.

Van pligt is bij hem geen sprake, zelfs niet van een kind jegens zijn ouders. Het is ook toeval, dat iemand juist dezen of genen tot ouders heeft. Ach, welk een ongelukkige toekomst moet ik hem voorspellen! Doch ik blijf hopen en vertrouwen op de vaderzorg van God, ook voor zijne opvoeding.

24 July 1864. Te half 10 aan den Burg gepreekt. Dirk bleef te huis het bloed van eenige vischjes, gisteren door Menno gevangen, microscopisch bezien. Alle de overigen naar de Kerk. Wij gezamenlijk daarna (altijd buiten Dirk) naar Oosterend gereden, ik daar gepredikt.

Ik naar den Heer Bok, aldaar Willem en Johannes verwelkomd, aldaar ook dominee De Vries van Heijst van Alkmaar.

25 July 1864. Des morgens uitgewandeld en vervolgens met Johannes Bok, Bruno en dominee Van Heijst naar Eijerland rijdende, meegereden tot Bargen.

1 Augustus 1864. Van de Krans te huis komende verwachtte ik daar de candidaat Lugt van Amsterdam te vinden, die logement bij mij verzocht had terwijl zijn meisje bij den Heer Bok logeerde, doch hij was er geweest om zich te verontschuldigen daar den Heer Bok voor hem eenen kamer gereed had.

3 Augustus 1864. Des avonds even bij C. Eelman. Hij deelt mij mede, op mijn vraag, dat reeds voor geruimen tijd besloten was om mij voor 't waarnemen der catechisatie te Oosterend enz. 150 gulden te geven, waarover ik mij zeer verblijd.

6 Augustus 1864. Katrina gaat logeeren bij broeder Juriaan in Westzaan. Zij reist met beurtman Dirk Keyser.

7 Augustus 1864. Ik gepreekt aan den Burg. Talrijke vergadering daar men Dominee Pekelharing verwachtte, o.a. de Familie Bok.

10 Augustus 1864. De Candidaat P. Lugt van Amsterdam, bij Bok sr. gelogeerd, liet zich zeer gunstig uit over het huisgezin van Bok, maar zeer ongunstig over Bok zelve, als die altijd bromde, door allen met angstige vrees werd gediend, maar niet met liefde, allen waren onrustig als hij sprak, alleen Theodoor scheen hem ernstig te durven antwoorden. Hij keurde dat karakter vooral af in een man die zoveel naauwgezetheid op Godsdienst vertoonde, hij verwachtte van deze blijmoedige Godsvrucht. Overigens was hij er voortreffelijk geloogeerd, alles deed men om het hem genoeglijk te maken (zelfs een glas geitemelk op zijn bed en een ei, omdat hij daaraan gewoon was). Bok alleen was orthodox, de meisjes allen modern. Zooals hij zeide waren deze mij wel genegen. Met de vrouw van Willem had hij weinig op.

11 Augustus 1864. Brief aan Samuel: Dolfina heeft Koosje [Wentink] te logeeren. Zij kwamen met Dominee Wieringa en vrouw aan den Burg. Toen zij des avonds in donker en in den storm weder vertrokken, moest Wieringa met een lantaren in den hand voor 't paard uitlopen, nadat het eerst tegen de stoep van 't Raadhuis gereden en gestruikeld was. Wieringa en Dolfina waren bij 't uitstappen gevallen.

13 Augustus 1864. Katrina is terug die gister met oom Juriaan c.s. naar Amsterdam geweest is naar Artis en aldaar de Victoria Regina had zien bloeijen.

14 Augustus 1864. Dominee Boetje hooren prediken. Van de familie Bok allen hijzelf en den Heer P. Lugt. Ik vroeg den Kerkeraad. Bok schrijft dat hij niet komen kan omdat zijn beide zoons pas te huis zijn.

15 Augustus 1864. Te 9 uur waren Dirk, Boetje (die had zondag in den Burg op beroep gepreekt) en Menno reeds naar de Waal geloopen. Wij volgden met 't rijtuig van J.C. Bakker. Ik ging bij Kuiper in de kapchais. In de wagen waren Dirk, Boetje, Menno, Koosje, Katrina en Sina. Wij reden naar Cocksdorp.

Aldaar wandelen (ik bij R. Koning, bij Aafje, bij jufvrouw Gillot, bij Marijtje). Gewandeld naar de nieuwe Vuurtoren, die beklommen, 138 trappen, met veel genoegen alles bezien.

Terug langs den dijk. Half 3 naar den Burg, gegeten. Des avonds naar de Waal gewandeld. Krans bij Heringa. Boetje is spraakzaam en opgeruimd van aard. Niet iemand die terstond aller harten voor zich zal innemen. Ik merk niet op dat geleerde arbeid hem aantrekt. Ik twijfel of hij een strijder zal willen zijn voor waarheid. Tegen de Afschaffing van Sterke Drank schijnt hij de gewone bedenkingen te hebben, echter daaraan niet vijandig te zijn.

16 Augustus 1864. De dames Theodoor en Emilie Bok komen hier (op uitnoodiging) met P. Lugt en zijn meisje thee drinken des avonds in de tuin.

16 Augustus 1864. Dominee Koning bij ons om wijnruit, want zijn jongste kind ligt in stuipen. Hij vreest dat het de avond niet halen zal.

17 Augustus 1864. Berigt ontvangen dat het kindje van Dominee A. W. Koning hedennacht 10 maanden oud overleden was.

23 augustus 1864. Katriena Schaap de meid wilde gaarne naar hare zuster te Harlingen om daar de huishouding te helpen waarnemen. Zij besluit echter ten laatste om hier te blijven, maar ging donderdag 1 september naar Harlingen om dit met hare zuster af te spreken. Zij kwam 4 september terug. Intusschen namen de meisjes met elkander de huishouding waar.

24 Augustus 1864. Proponent Boetje aan de Waal beroepen in plaats van Huidekoper, op 1100 gulden.

1 September 1864. Samuel gekomen tot mijn groote blijdschap. Met alle kinderen te zamen genoeglijke dagen.

7 September 1864. ([Samenvatting Ali) Dirk en Koos en Katrina gaan naar Groningen. Sina ging in Midlum en Bolsward logeeren. Samuel ging 9 September naar Westzaan, Amsterdam en Hengelo].

Ik bleef dus met Menno en de meid alleen over.

13 September 1864. Brief Samuel: Met de fabrieken in Twenthe wordt het niet beter, maar die van mijn patroon maakt daarop een gunstig onderscheid.

[De Heer Dijk had hem nog 8 dagen langer verlof toegestaan, doch die brief was pas aangekomen toen Samuel alweer van Texel vertrokken was].

23 September 1864. Ik heb in de tuin overvloedig peeren en pruimen en deel van de eerste vooral bijkans dagelijks mildelijk uit aan wie ik denken kan daarmede genoegen te zullen doen.

24 September 1864. Brief aan Samuel: Na uw vertrek kreeg ik een brief van Dominee Harting van Enkhuizen, die mij den dood berichtte van Kato Wentink , maar zeer kort ziek geweest, typhus. Gij kunt denken, hoe diep bedroefd de meisjes aan den Hoorn waren, bij wie zij juist die dagen zou hebben komen logeeren. Mijn Sina was, getuige haar brief, van 't berigt ook zeer ontsteld. Wij hadden voor weinige maanden nog zooveel genoegen gehad, toen wij 't lieve meisje hier geloogeerd zagen.

[Felicitatie met zijn verjaardag] Gij weet, dat wij op zulke herinneringsdagen meest altijd tusschen 8 en 9 uur bij de lezing [van de morgenoverdenking] na het ontbijt aan de gebeurtenissen, die zulk een dag voor ons zijn wijding geven, gemeenschappelijk denken en spreken. Mogt ik van mijn kinderen weten, dat gij allen, waar ook geplaatst, deze zelfde gewoonte volgden, dan mogten wij ons verheugen in de gedachte, dat wij in die morgenuren ons poogden te vereenigen, althans naar de geest [een gewoonte afgekeken van Dominee Van der Smissen van Altona].

De Sint Laurens laat nu zijn laatsten vallen. De witte en blauwe pruimen zijn op, de roode en groen, die echter niet zoo lekker zijn als de eerste, zijn nu bruikbaar. Van peeren zijn Jutte-, kannelpeeren, eenige diamant- en vooral bon cretiens nu aan de orde. Wij moeten veel weggeven, anders zouden zij verrotten. Maar grondvrugten heb ik zeer weinig. Met mijn klein gezin behoef ik ook niet veel.

29 September tot 8 October 1864. Rondreis door Groningen en Friesland, Sina opgehaald uit Bolsward bij Dominee Huidekoper.

8 October 1864. Des morgens te half 6 verlieten wij met de schuit van Timmer de haven van Harlingen, eerst met tegenwind, die echter later gunstiger werd. Omstreeks den middag hadden wij Harlingen en Texel beide duidelijk in 't gezicht. Te half 6 waren wij in de haven van 't Oude Schild. Wij [Sina en Huizinga] dreven als ongemerkt voort, dus geen last van zeeziekte. Wij wandelden naar huis, waar wij alles wel vonden.

Menno was in mijn afzijn meestal des middags bij Vrendenberg geweest. Hij verhaalde van de pret, die hij gehad had met 't inhalen van Monsieur Glijnis en zijn vrouw, en de tocht die hij met de schoolkinderen mede gemaakt had met de diligence en 2 wagens (30 kinderen) naar Oosterend.

Voigt zou naar Port Elisabeth. Er liepen zeer ongunstige geruchten over hem op Texel. Stikkel is als zijn opvolger als secretaris der Gemeente benoemd.

Dirk wordt assistent aan het Physiologisch Laboratorium voor 800 gulden.

10 October 1864. Des avonds den Heer Bok hier van half 8 tot half 11. Drukke gesprekken vooral over de theologische rigtingen van deze tijd. Hij beleidt zijne orthodoxe gevoelens en kan die niet prijs geven want daarom alleen vindt hij zijn vrede. Ons gesprek was bij tamelijk groot verschil van meeningen toch zeer genoeglijk. Jan Koning heeft zijne debiteuren aangeschreven dat zij nu voortaan 6 procent rente moeten betalen. Ik verhaal aan Bok dat ik niet eens 5 procent van het geld mijner kinderen kan maken. Bok zegt dat de voogd en niet de toeziende voogd zorgen moet voor de plaatsing zijner gelden, en dat ik wel doe met broeder Jacob opmerkzaam te maken dat ik hier soms wel 5 procent op hypotheek kan krijgen. Hij wil mij daar in wel helpen.

23 October 1864. Intrede van Boetje in de Waal, met zijn zuster Sjoeke. Deze bevalt aan Sina goed. Menno wil er ook graag eens heen. Toch is het een heel ander paar dan Huidekoper en vrouw.

24 October 1864. Groot feest op 't strand bij de inwijding van de nieuwe Vuurtoren. De Heer Kikkert, aan wie hij vooral te danken was, mocht 't eerste licht aansteken. Feest en vuurwerk op 't Eijerlansche Huis.

Burgemeester Keyser plotseling overleden.

31 October 1864. Brief aan Samuel: [over Dominee Boetje] Hij komt mij voor wel iemand van een vast karakter te zijn en wien het aan uit- en inwendige gaven niet ontbreekt. Ook heb ik veel vertrouwen, dat wij vriendschappelijk zullen kunnen samenleven.

23 November 1864. Maandagavond even bij Bok, aldaar ook Sina. Pauline zegt dat Boetje hier zondag ook best voldaan heeft, maar zij herneemt zich terstond en zegt van goed.

24 November 1864. Naar den Hoorn met brief voor Lauw Snip van zijn zoon Pieter uit Australië waarheen die voor 10 jaar vertrokken was om goud te zoeken. In de laatste 5 jaar had hij niet geschreven zoo dat men algemeen hem dood waande. De geheele Hoorn nam deel in de blijdschap van de vader.

24 November 1864. Piper mijn buurman liet mij door Katrien vragen om eenig boek ter leezing.

24 november 1864. Klaas Daalder hier die door Katrien tamelijk achteloos behandeld wordt.

30 November 1864. Des avonds Dirk Kikkert hier om een gift tot ondersteuning van het huisgezin van Jan Bruin, door den Heer Bok schriftelijk aanbevolen met 10 gulden (ik 2,50).

1 December 1864. Loman uit Eijerland is de nieuwe Burgemeester.

Menno had steeds met genoegen les van Monsieur Glijnis.

1 December 1864. De Diakens hadden het Gemeenteland, door C. Keyser gehuurd, nagezien en besloten al de greppels die hij op een stuk (de Spreeuwtjes) gemaakt had weer te laten digt maken, omdat hij het land daarmede totaal bedierf.

1 December 1864. Dominee Boetje hier die vandaag op de Mient en aan de Westen bij de gemeenteleden had rondgezworven en nu zeer vermoeid was.

3 December 1864. Brief aan Samuel: Katrina moet in 't volgend jaar overkomen om lid der gemeente te worden, doch Grootmoeder maakt bezwaar tegen 't alleen reizen.

Met Boetje en zuster gaat 't zeer goed. Hij zal nu ook de vervulling der predikdienst aan den Hoorn met mij deelen. Intusschen is dit mij weder een verlies van 150 gulden per jaar.

4 December 1864. Vrendenberg 25 jaar predikant aan den Burg. Hij kreeg 12 stoelen, 1 tafel, 1 zilverkas, album met zilver.

27 December 1864. Gisteravond den Heer Bok bij mij, lang gesprek over Moderne Theologie, door Bok bestreden. Hij oordeelt dat H. de Groot e.a. zich wel op goede gronden bij hunne beschouwingen hebben gehouden. Over de mogelijkheid van verkeerde inmengselen in de Evangeliën stapt hij luchtig heen.

30 December 1864. Des avonds Eduard Bok hier, pas uit Londen terug waar hij 9 maanden heeft doorgebragt.



Terug naar de vorige bladzij