Dagboek Jakob Dirksz Huizinga 1852-1856.

3 January 1852. Brief aan Westzaan: Ik had dezen morgen een zwaren gang te doen ter begrafenis van een kind van een zuster der gemeente hier aan den Burg. Het was de eerste keer sedert 5 November dat ik weder datzelfde pad betrad.

Marijtje wil in 't voorjaar trouwen. Ze wil Aafje introduceren in plaats van Jantje Bruin en de wekelijkse wasvrouw.

(Samenvatting van Ali): 11 January 1852. Brief van Westzaan, moeder stervende, Huizinga naar Westzaan. Zij werd op 14 January begraven.

12 January 1852. Brief van Samuel aan zijn vader te Westzaan: Het regend nu zeer hard. En het is nu ook zeer donker. Toen wij van het school kwamen was de weg vol plassen en wij konden wegens de donkerte niet zien waar de plassen waaren en daarom trapten wij er iedere keer in en toen wij te huis kwamen waren wij doornat.

Nu heeft Katrina en Grietje papilotten in het haar en Sientje ook, maar zij heeft ze eruit gedaan omdat het haar te lastig was op bed.

16 January 1852. Brief van Samuel: Toen wij naar de school gingen nam Dirk het lantaarntje mede om als het donker was beter te kunnen zien. En toen staken wij het kaarsje op dat Dirk van Neeltje Bruin gekregen had en toen gaf het veel licht.

17 January 1852. Brief van Samuel: Nu is het Zaturdag en wij worden strakjes verschoond, maar Menno is nu al verschoond. Nu is het op onze klok over drieën maar vanmorgen heeft onze klok een tijdje stil gestaan.

21 January 1852. Brief: Marijtje was gister niet vlug, en koortsig, vandaag is zij echter weer goed.

25 January 1852. Brief naar Westzaan : Ik heb vandaag de zuster van Marijtje als tweede meisje gehuurd voor 14 stuivers per week. Ik hoop dan de hulp van wasch- en werkvrouw te kunnen ontberen [voor 2 meiden moest hij 20 gulden belasting per jaar betalen].

Huishoudster? Ik begin toch meer en meer te begrijpen dat ik iemand hebben moet, die meer dan een gewone dienstbode dit kan, geschikt is om de directie te voeren in mijn gezin, vooral ten behoeve van mijn kinderen [Bakker uit Hoogezand ried hem een jufvrouw Van Giffen aan].

4 February 1852. Dirk Pietersz Bruin hier, terug van reis naar de Oost met kapitein Cornelis Kuiper. Bragt een Oost Indische mand met sigaren. De mand is voor Grietje die morgen 10 jaar wordt.

11 February 1852. Marijtje en zuster Aafje aan tafel bezig.

17 February 1852. Ik las een stuk van Dominee Muntendam in Nieuw Christelijk maandschrift no. 5 over het Wederzien. Is er een voortbestaan?

29 february 1852. Des avonds Auke Griek hier.

2 Maart 1852. Ik heb veel plezier aan de gewillige vlijt van Dirk en Grietje, maar ook aan alle de kinderen. Gode zij dank.

4 Maart 1852. Marijtje druk aan 't zolder schoonen.

6 Maart 1852. Grietje des namiddags naar jufvrouw Bakker te naaijen. Zij komt zeer tevreden tehuis daar zij voor het eerst hempjes voor Sientje heeft genaaid.

7 Maart 1852. Zondag. Schoone dag, des namiddags gaat Marijtje met Menno en de 3 meisjes wandelen. Ik met Dirk en Samuel naar den Hoorn, de eerste maal voor mij sedert October des vorigen jaars. Het pad naar den Hoorn over 't land zeer slecht.

8 Maart 1852. Departementsvergadering. Geen Redevoering, maar bijdrage van Wentink, zijnde een werk om de Departementsvergadering meer vrugtbaar te meken. Brouwer wil dat belangstellende leden zich eens buiten de vergadering zullen vereenigen om daarover ernstig te beraadslagen.

De onderwijzer Rosen van Terschelling heeft de zoon van een commies Visschers verleden dingsdag met een slag zoodanig getroffen dat hij 4 uren daarna overleden is. Meester is op de vlugt.

10 Maart 1852. P. Kalf krijgt het werk in den tuin gedaan.

Des avonds Grietje, Dirk en Samuel op groote kindervisite bij den Heer Bok. De kinderen komen eerst te half 12 terug.

[Huizinga herinnert zich, bij het bezoek van Pieter Gerritsz Bakker] hoe Alida, toen hij en 2 mede-Diakenen in het zijkamertje raasden, zwaar ontsteld bewusteloos in de gang nederzeeg, terwijl zij nog jaren daarna van eene onwillekeurige beving, siddering en ontsteltenis werd aangegrepen als zij iemand hunner in mijne nabijheid zaagt (1844/46).

Met Marijtje de boeken op de studeerkamer uitgeklopt.

11 Maart 1852. De overige boeken helpen uitkloppen, dus in een namiddag en voormiddag alle boeken schoongemaakt.

12 Maart 1852. Zeer gunstige brief van moeder [Meihuizen] over jufvrouw van Giffen, evenals van jufvrouw Blaupot ten Cate.

Marijtje nog druk aan het zolder schoonen (vanavond zoo goed als gedaan), ik intusschen veel bij de kleinen.

13 Maart 1852. De boeken weer in orde gesteld.

14 Maart 1852. De meisjes bragten de dag op uitnoodiging zeer genoeglijk door van 11 tot 9 bij den Heer Kikkert.

15 Maart 1852. Brief afgeschreven aan jufvrouw van Giffen en aan de ouders op Hoogezand, deze des nachts 2 uur op de post gebragt.

16 Maart 1852. Ik liep van namiddag met den Roomsch Catholijken timmerman Scheepes van den Burg. Hij had voor 3 jaren zijne vrouw verloren (5 kinderen). Het bleek wel dat hij daarover nog zeer bedroefd was. Ook kon hij zich tot op heden toe het gelaat van zijne vrouw nog niet voor den geest brengen, wel hare kleeding, houding, geheele handelwijze, maar niet haar oog, even als bij mij. Veel spraken wij daarover. Het was mij aangenaam iemand te treffen die mij door gelijkheid van omstandigheden zoo goed begreep, gelijk ik hem.

Marijtje zat vanavond nog druk te naaijen aan kleeding voor een pop voor Sientje, die morgen verjaart.

Gister en vandaag de zijkamertjes schoongemaakt.

17 Maart 1852. Verjaardag van Sientje.

Maartje Bruin hier, sedert eergister te schoonmaken. Vandaag de binnenkamer.

Gisteravond tot vanmorgen 6 uur de BOLLEKRIEK van 't Zanggezelschap bij M. Kalis. Zooals Marijtje zegt is alles zeer geregeld afgeloopen en niemand was er die teveel drank had schoon er 80 persoonen waren en er zeker wel 150 gulden of meer verteerd is. Elke jongen (40) moest nog 2,50 gulden bijpassen bij het reeds aanwezige geld. Zulk een partij zonder dronkenschap is hier zeer zeldzaam.

Ik vandaag in de tuin de bedden gemaakt en gezaaid.

De binnenkamer is schoongemaakt.

Cornelis H. Roeper hier. Hij wenscht in het Gasthuis te Amsterdam opgenomen en behandeld te worden. Ik zou daarover met de Burgemeester spreken [dit kost 50 cents per dag].

18 Maart 1852. Burgemeester zegt dat volgens Uitwijzen van de Boeken van de Ontvanger der Registratie de beide Notarissen van Texel verleden jaar nog te zamen 10.000 gulden verdiend hadden in hunne kwaliteit. Op sommige avonden verdienen zij 6, 7, of 800. Bok en Kikkert hebben nu bijkans in alles gemeenschappelijke zaken.

19 Maart 1852. Albert Bakker [heeft] de lambrizering in de binnenkamer geverfd, Aris Bremer des namiddags aldaar de 2 bedsteden van binnen en de vloer, ook die van 't voorhuis, geverwd.

Grietje Bruin brengt mij een Indische veger ten geschenke door haar broer Jan voor mij op Java gekocht.

Neef Huizinga en ik bij Scheurleer van 7 tot 9. Ik zei dat het mij spijten zou als hij heen ging. Doctor zei dat zijn practijk hier zoo gering was en dat hij hier zulk een behandeling met zooveel miskenning moest doorstaan, dat hij wel naar een andere plaats moest omzien. Veel spraken wij over onaangename behandeling en miskenning. Ik verhaalde wat ik hier wel ondervonden had en hoeveel beter ik het nu had.

[Neef] Huizinga en vrouw gingen met mij een boterham eten. Veel gesprek over hetzelfde onderwerp. Doctor heeft te veel verpest voor zichzelven in mala parte, hoe moeijelijk het is iemand zulks onder het oog te brengen. Vele [menschen] oordeelen zeer ongunstig over hem en wijten zelfs het sterven mijner vrouw aan hem. Ik zei wat ik daarvan dacht. Niets gebeurt zonder Gods wil en schikking. Hij deed wat hij vermogt. Het Godsbestuur moeten wij eerbiedigen.

Brief naar Westzaan: Doctor Scheurleer wil Texel verlaten en naar Zoelen gaan, omdat zijn practijk hier zoo gering was en hij zooveel miskenning moet doorstaan.

21 Maart 1852. Zondag. Gister de kinderen in de tuin.

Des namiddags met de 5 jongste kinderen (ook Menno die zeer veel pleizier had) gewandeld om de Boogaard.

Grietje Teekes hier, hebben haast geen werk en geen verdienste. Haar 2,50 gegeven.

Brief geschreven waarmede de vrouw van Jan Saris bij de Gemeenteleden kon rondgaan om hulp te vragen, 5 gulden geteekend.

Ik hoorde vandaag veel van de hooggaande geschillen die er gevoerd worden tusschen de Roomsch Catholijk pastoor alhier en zijne gemeente. Hij wil geheel eigendunkelijk kerkmeesters aanstellen of afzetten, over de gelden der kerk beschikken enz. Men weigert aan de door hem benoemde kerkmeesters Paschier, Jan Dekker te geven. Voor de anderen had hij de collectezakjes weggestopt. Morgen zou de Aartspriester komen om de zaak bij te leggen.

22 Maart 1852. Oosterend, bij Pieter Koning, zijn zoon Reijer is van zijn Groninger reis nog niet terug en zit waarschijnlijk op het wad. Hij is al 22 dagen weg. De moeder is nog niet zeer ongerust, de vrouw zeer veel. Ik dring er sterk op aan dat zij een schipper zullen zenden om hem op te zoeken, doch zij achten dit niet noodig.

23 Maart 1852. Bij Cornelis Koorn, de vrouw ernstig vermaand om aan hare klagten niet altijd de vrije loop te laten. Zij klaagt altijd en onophoudelijk. Ik wijs haar op het voorbeeld van mijne vrouw, die altijd haar eigen leed vergat als zij een ander zag lijden. Misschien neemt zij het mij wel kwalijk.

24 Maart 1852. Het huis schoon behalve de achterkamer. Aris Bremer hier de vloer van de zijkamer geverfd.

25 Maart 1852. Reijer Koning is gisteravond aangekomen na 14 dagen bij Harlingen op 't droge gezeten te hebben.

Vanmorgen kregen wij een hoedendoos, door hem van 't Hoogezand, waarin vele blijken van de trouwe zorg van Moeder en andere dierbare betrekkingen op 't Hoogezand. Een trommel met worsten, veel gebreide goederen.

Vanavond Doctor Scheurleer hier, hoofdzakelijk gesprek over 't Mesmerisme, n.a.v. een uitvoerig stuk daarover in den Gids van Doctor Zeeman.

27 Maart 1852. Albert Bakker hier het behangsel gerepareerd, Aris Bremer de vloeren van de gang en de zijkamer geverwd. Vandaag is het huis schoon gekomen tot mijne groote blijdschap.

28 Maart 1852. Pronk even hier over Cornelis Roeper die naar 't Amsterdamsche Gasthuis gaat.

Ik liep vanmiddag van de Waal met den Heer Stolp. Hij sprak ervan dat Doctor Scheurleer tevergeefs te Zoelen gesolliciteerd had. Hij zou zeker niet ongaarne zijn vertrek willen bevorderen.

31 Maart 1852. Grietje, de vrouw van Jan Saris, heeft reeds vrij wat op hare lijst.

Vandaag het huis schoonen geheel ten einde na verloop van een volle maand.

2 April 1852. Marijtje ongesteld te 9 uur naar bed gegaan.

6 April 1852. Ik sprak de oude M. Daalder, die zich zeer beklaagde over zijn gedwongen verblijf bij zijn zoon.

Met Auke Griek de eikenkast in elkaar gezet.

Onze 3 meisjes vanmiddag op visite bij Doctor Scheurleer.

8 April 1852. Antje Mulder hier, zij wenschte weder als zuster van de Gemeente te worden aangenomen en betuigt groot berouw over haar misdrijf.

8 April 1852. Marijtje Buijs verhaalt dat haar Auke in zeer onaangename aanraking met de kommiezen is. Hij had uit het gestrande schip in 't Eijerland een scheepsvragt aardenwerk aan wal gebragt en nu vonden de kommiezen een nog grooter hoeveelheid onder de zoldering enz. verborgen waarvan hij zeide onkundig te zijn doordien hij zelf bij de lading niet tegenwoordig was geweest. Marijtje ziet voor zich de toekomst bezorgd in om dat geval met Auke.

9 April 1852. Vandaag veel in de tuin. De koude laat mij niet toe lang achtereen op de studeerkamer te zijn.

11 April 1852. Ik liep vanmorgen een eind met A. Rab, die mij veel vertelde van de ellende waarin zijn zwager S. Dekker door zijne drankzucht zich stort.

12 April 1852. Dirk Leijen zeide mij dat Albert Keyser hem gister gezegd had, dat hij alleen ter kerke ging voor de menschen en dat hij zulks ook van anderen veronderstelde. Dit had Leijen gevoelig getroffen.

De vrouw van Jan Saris betuigt mij hare hooge dankbaarheid voor mijn aanbevelingsbrief, die zulke goede uitwerking had gehad, dat zij haar verlies aan vee nu weer volkomen gedekt zag. Zij wilde dat ik haar dank openlijk voor de Gemeente zou uitspreken. Burgemeester en Piet Bakker ontmoet, over de verzameling van vrouw Saris. Burgemeester had even bijtijds verhoed, zeide hij, dat het geen schandelijke bedelpartij werd.

Ik op dezen gedenkdag van mijne 14-jarige echtverbindtenis aan mijne onvergetelijke Alida voor het eerst weder haar graf betreden (des avonds 9 uur) en daar voor God mijn verbond vernieuwd. Veel met de kinderen over moeder gesproken.

13 April 1852. Des voormiddags naar de Westen gewandeld, de weduwe R. Eelman bezogt en Jan Leens en P.G. Eelman en zijne dochter Martje (in 't kraambed). Martje Boon, vrouw van G. Leen bezogt. Vooral met hare oppaster Chrisje (gelijk overal) veel gesproken over mijne vrouw. Ik gevoelde levendig dat men alleen met hartelijke liefde zich liefde verwerft.

15 April 1852. Monsieur Verberne des avonds hier. Hij wenschte te weten of hij het meetkundig onderwijs bij Dirk hooger zou opvoeren volgens La Croix, waarin ik gaarne genoegen neem. Hij sprak met alle lof van de kinderen, vooral ook van Katrina. Samuels schrijven liet echter veel te wenschen over.

Marijtje van namiddag naar hare zuster Kee (bevallen) om wat eten te brengen.

16 April 1852. Des middags kwam Moeder Meihuizen hier en zuster Obbina benevens jufvrouw W.L. van Giffen.

17 April 1852. Menno kreeg vanmorgen weder hevig de koorts [sinds 11 April ziek, jeukende bulten en een dik ooglid] die den ganschen dag en avond tot diep in den nacht voortduurde. Tante Mietje van Giffen wijdt zich met lust aan hare taak.

Moeder c.s. vlijtig aan alle naaijwerk.

Jan Rab bragt hier 't goed uit de boedel mijner ouders.

17 April 1852. Willem Bok jr. hier opdat ik een getuigschrift van goed gedrag voor hem teekene voor zijn examen als notaris.

19 April 1852. Marijtje waakt vannacht bij Menno, die nog altijd koortsig blijft.

Vandaag hebben wij om de koude de kagchel weer gezet in de achterkamer.

21 April 1852. Moeder Meihuizen en zuster Obbina zijn dag aan dag ijverig in de weer met 't maken van nieuwe en 't verstellen van oude kleren. Gister hebben zij de kleeren van mijn lieve vrouw in de roode kist gepakt. Vandaag hebben zij de kleederen der kinderen overgebracht en geordend in de nieuw aangekomen eiken kast, terwijl jufvrouw van Giffen bewonderenswaardige blijken geeft van hare geschiktheid voor haar taak vooral ook in de behandeling der kinderen die haar zeer aanhangen.

21 april 1852. Marijtje waakte bij Menno, vervolgens Aafje. Marijtje niet wel.

21 April 1852. Van broeder Juriaan een pak met schrijfboekjes, 6 zwartlederen met vergulde, 3 met katoenen band, 2 potlooden, 1 portemonnaie, postpapier, 6 groote leijen en 1 bos griffen.

23 April 1852. Menno vrij vlug, doch vannacht heeft Sientje de koorts gehad. Bijkans alle kinderen zijn hoestende, ook Marijtje zwaar verkouden.

23 April 1852. Ter begrafenis aan de Waal van Aafje Leijen die verleden dingsdag zeer onverwacht ('s morgens deed zij nog haar werk) bij P. Langeveld is overleden.

25 April 1852. Marijtje vanavond met Auke naar den Hoorn.

26 April 1852. Marijtje ziek, den ganschen dag bedlegerig.

27 April 1852. Tante Obbina tracteert de kinderen op oliekoeken.

28 April 1852. Broeder Juriaan des morgens 9 ure met Dirk, Grietje en Samuel met de wagen naar 't Eijerland. Des namiddags terug en toen nog weer met Griet, Samuel en Katrina naar den Hoorn en de Westen.

29 April 1852. Eene zooi snoek van P. Eelman en Lotje (voor de chalotten) present gekregen en gegeten.

30 April 1852. Vandaag voor 't eerst na langen tijd regen, daaraan was groote behoefte, ons regenwater was verbruikt.

Op de Kerkeraadsvergadering aan de Waal spreekt vooral ook Jan Bakker zeer ten gunste van een nieuwe studeerkamer voor mij.

Er zat vandaag een groote Stoomboot vast doch raakte weer los.

Met Pronk des avonds terug gereden, van het vuur van de Meijerblits schrikt het paard.

3 Mei 1852. Moeder Meihuizen en zuster Obbina zijn al 2 weken dag aan dag met verwonderlijken ijver bezig met het herstellen en maken van kleedingstukken, gordijnen enz enz, eene onnoemelijke menigte stukken hebben zij reeds afgewerkt.

4 Mei 1852. Marijtje is nu haar dienstwerk uitgetreden en legt bezoeken af [zij gaat trouwen met Auke Griek].

Dominee Wentink hier theegedronken. Des avonds met hem bij Doctor Scheurleer een pijp gerookt. De kinderen zijn nu allen regt gezond.

5 Mei 1852. Den Heer Bok gesproken. Zijn zoon Willem vandaag op een schip dat vast zat maar nu driftig wordt. Zeilt naar zee.

Moeder las mijne aanteekeningen in mijn dagboek over mijn onvergetelijke. Zij verklaart de onwankelbare vastheid van haar geloof aan eeuwig leven.

6 Mei 1852. Ik [heb] Marijtje afbetaald. Zij is nu dagelijks afscheid nemende bij haar familie en bekenden.

Vanavond met moeder enz gesprekken over onsterfelijkheid en onze gronden voor dat geloof, behalve over het dagelijks wederkeerende onderwerp onzer gesprekken en overdenkingen, onze Lieve daar in de Hemel.

7 Mei 1852. Vandaag voor 't eerst in de laatste weken geen vuur in de kagchel gehad.

Marijtje Buijs vanmiddag vertrokken, met aandoening zien wij haar henen gaan, die tot dusver zoo hartelijk deelde in de lotgevallen van ons gezin en die ons zoo ijverig, getrouw en christelijk gediend heeft. Zij zal volgende week de bruid worden.

11 Mei 1852. Ik was bij de vrouw van Gerrit Leen. Zij is zwak. Hare help Chrisje gaat haar verlaten maar zij kan haar niet missen. Ik des avonds bij Pronk over de vrouw van Gerrit Leen.

11 Mei 1852. Vertrek moeder en Obbina.

12 Mei 1852. Marijtje hier vanmiddag gegeten en in de regen naar Cocksdorp terug.

13 Mei 1852. Des avonds twee maal Neeltje Eelman bezocht hier in de Waalderstraat, men vreest en zijzelve wenscht dat zij de nacht niet zal doorkomen. 't Is begonnen met een gezwel aan de hand.

17 Mei 1852. Het kind van Philip Bakker en Geertje Koning, 15 maanden oud overleden aan kinkhoest en stuipen. Op de begrafenis in de preek leerrede van Meijboom over 'het kind is niet gestorven maar slaapt' en andere. Meester Zwaal doet de voorlezing. Hij heeft al 9 kinderen verloren, verleden jaar 3. Vroeger 2 aan de kroep in weinige dagen.

20 Mei 1852. 100 ladingen spoorstaven moeten van Cardiff komen naar Hamburg, 3 ervan zijn reeds op onze kust vervallen.

20 Mei 1852. Willem Bok jr. verhaalt van den bijzonder gunstigen afloop van zijn examen van verleden week voor het notarisampt.

21 Mei 1852. Des middags Auke Griek en onze Marijtje hier. Zij laten zich inschrijven als Bruidegom en Bruid.

Pronk hier om opmetingen te doen voor een nieuwe studeerkamer.

22 Mei 1852. Pieter Kalf in den tuin, schoffelen en harken. Sla- en snijboonen komen op.

23 Mei 1852. Preek te Oosterend. Derwaarts geloopen met jufvrouw Van Giffen, Grietje en Samuel, terwijl Dirk tehuis bleef om met Aafje [Buijs] op te passen. Grietje heen met Dirk Bakker en terug met Kuiper gereden.

24 Mei 1852. De twist tusschen de Roomsche pastoor en zijn gemeente is opnieuw ontbrand. De pastoor had dubbele sloten laten leggen op de ijzeren kist met effecten enz. De kerkmeesters hadden die er door den smit laten openen.

26 Mei 1852. Gisternamiddag was hier nog de jonge Honigh van Schagerbrug, die binnenkort hier een boekwinkel zal opzetten.

Gesprek met Klaas Bruin de wagenmaker over de mogelijkheid en noodzakelijkheid om zijne driften te bedwingen. Hij zegt zich daarin zeer te oefenen.

29 Mei 1852. Deze morgen tegen half 5 werd ik uit den slaap gewekt door de komst van broeder Juriaan, die gisteravond bij aankomst aan 't Nieuwe Diep terstond met Jan Knaap naar den Hors was overgestoken.

30 Mei 1852. Zondag. Pinksteren. Des namiddags met Juriaan en jufvrouw van Giffen en de kinderen gewandeld om de Boogaard.

31 Mei 1852. Des namiddags met Juriaan, jufvrouw van Giffen, Dirk, Grietje en Samuel gewandeld naar den Hoorn. Bij [neef] Huizinga thee gedronken. Wij met elkander naar de duinen en op die wandeling omstreeks anderhalf uur vertoefd. Bij de lichte maan aangenaam naar huis gewandeld. Juriaan was zeer gelukkig.

1 Juny 1852. Juriaan moest, doordien er geen Harlingenvaarder voer, nog een dag blijven. Hij bezocht des voormiddags eenige klanten. Avondwandeling, die waarschijnlijk beslissend zal zijn voor het levensgeluk van hem en haar.

2 Juny 1852. Deze morgen half 4 bragt ik Juriaan, nadat hij een afscheid had genomen als nooit tevoren, wandelend naar 't Oude Schild. Half 5 voer hij met Reijer Dijker naar Harlingen met gunstigen wind.

Des voormiddags kwam hier onze Marijtje met haar Bruidegom en ouders en a.s. schoonmoeder. Na hier eerst een glas wijn gedronken te hebben, gingen zij naar het Raadhuis trouwen.

Teruggekeerd sprak ik ze ernstig toe. Zij gebruikten hier koffij en brood en reden toen naar Cocksdorp.

De gedachte aan mijn Eenige en aan het voorgevallene van gisteravond deden mij meer gevoelen dan ik zeggen kan.

3 Juny 1852. Mijn verjaardag, de eerste zonder haar. Mijne kinderen maakten mij zeer blijde met de bewijzen harer hartelijke liefde.

3 Juny 1852. Juriaan [heeft]de liefde verklaard aan Mietje van Giffen, had haar 4 à 5 weken eerder hier ontmoet.

6 Juny 1852. Mietje stelt zich voor dat haar verblijf hier nu maar kort zal zijn.

7 juny 1852. Aafje weer te huis gekomen.

10 Juny 1852. De kinderen niet ter school om de Sacramentsdag.

14 Juny 1852. Des avonds hier de Burgemeester, veel gesprek over de boerderij. Hij wist van 40 jaar, maar wist van zulke hooge prijzen der lammeren niet als thans. In 1813 waren ze ook voor 7,50 verkocht, maar nu voor 8 gulden, ook de slechte kwaliteit en werd alles zoo schoon opgeruimd.

Hij verhaalde van het voorgevallenene in de Roomsch Catholijke gemeente alhier. De gemeente is geheel onafhankelijk en weet dit en toont dit. Zij had aan de Aartspriester geschreven dat zij niet verlangde dat hij weer zulke [dreigbrieven] schreef of dat ze voorgelezen werden aan de gemeente. 12 gemeenteleden hadden een voortreffelijk Reglement voor de administratie der goederen opgemaakt en met alle krachten weerden zij alle invloed van de pastoor. Deze had gedreigd de landerijen der gemeente te verkoopen, de gelden bij de gemeenteleden op te zeggen en alles op 't grootboek te zetten.

Onze Menno was vanmiddag geheel bont, aangezigt, handen, beenen enz, waren met witte plekken, alsof het blaren waren, bezet. Wat het is weet ik niet. Hij is echter vlug en vroolijk.

15 Juny 1852. Met elkander [neven] met 2 wagens door de Waal naar Eijerland, Ruimzigt, de Eendragt, een geruimen tijd op de plaats Het Fortuin vertoefd, terwijl het sterk regende. Zeeburg, Cocksdorp, met de kinderen Marijtje even bezocht, naar den Burg.

16 Juny 1852. Eene visite gemaakt bij buurman Honigh, hier sedert 14 dagen gekomen, aldaar Meester Brouwer.

18 Juny 1852. Des avonds jufvrouw van Giffen en ik een visite gemaakt bij den Heer Bok. Hij was onlangs van het Landbouwkundig Congres te Leeuwarden teruggekeerd. Met genoegen op zijn bergje, zijn bosch doorgewandeld.

21 Juny 1852. De meid van separatist Simon Bremer was weggeloopen en zijn vrouw zou ook wel gaarne willen wegloopen als zij geene kinderen had. Simon Bremer had alle zijne schapen aan Dirk Visser verkocht, maar vóór de levering drijft hij de 10 beste weg om die te behouden. Dirk Leijen meende dat de zucht voor het Separatismus voonamelijk voortvloeijde uit het opmerken van groote laauwheid, onverschilligheid of goddeloosheid. Men verandert alleen het uitwendige [langer bidden] en wordt een schijnheiligen.

Dirkje Zuidewind, kraamvrouw, is zeer gelukkig. De [groot]vader, Jan Roeper, komt bijkans alle dagen.

21 Juny 1852. Willempje Dekker aan de Waal had een kind van 10 maanden verloren. Zij is dikwijls zeer neerslagtig.

22 Juny 1852. Naar Ongeren. Pieter Willemsz Bakker klaagt dat Albert Keyser in de latere jaren, bij meerder voorspoed, zoo zeer in zijn nadeel veranderd is. Hij (Bakker) wil gaarne werken, maar ongaarne versmading verdragen. Hij begint reeds 's morgens te 3 ure zijn dagwerk en kan het nog niet goed maken. De vrouw melkt nog 150 schapen, maar met weinig voordeel, 5 kaasjes daags. 100 pond in de week geeft haar slechts 2 gulden.

Gesprek over de weduwe Simon Boon, zij is niet lui, wil graag wat verdienen, maar moest eigenlijk haar kinderen niet zoodanig aan haar lot overlaten [Huizinga vond 3 kleine kinderen, de oudste 8 jaar, moesten het huis en elkander bewaken].

Ik des avonds nog even naar Pronk om over deze vrouw te spreken, wie men de toelage der Diakonie met een half brood verminderd had.

24 Juny 1852. De weduwe Boon hier, verzoekende dat zij weder brood van de Diakens mag hebben.

25 Juny 1852. Des namiddags ik met Dirk en Samuel naar 't Oude Schild. Half 5 over met de postschuit, half 7 te Nieuwe Diep. Naar den Helder, bij Dominee Dekker. Samuel te bed gebragt. Dirk en ik door Dekker naar den IJzeren Schuit gebragt.

26 Juny 1852. Ik met Dirk naar Alkmaar, kwart voor 6 vandaar met de stoomboot naar de Zaan.

28 Juny 1852. Boeken en papieren uitgezogt enz.

30 Juny 1852. Naar Amsterdam, haarsnijden. Vergadering.

1 July 1852. Geslapen bij Van Gilse. Vergadering.

2 July 1852. [Terugreis]

3 July 1852. Met Dirk geloogeerd bij de Breuk op 't Nieuwe Diep. Dominee Dekker brengt Samuel weer bij ons. Wij met de postschuit over, alles te huis wel gevonden.

6 July 1852. Extra warm, ik des namiddags naar de Mient. Gerrit Leen en vrouw bezocht, deze is zeer zwak. Naar Frans Koorn, aldaar koffij gedronken. De vrouw verhaalt veel van de ondervindingen in het huis van seperatist S. Bremer.

7 July 1852. Jan Koning zegt dat hij zeer goed en gerust van dit leven kan scheiden in de volle verwachting eens betere. Altijd sta ik verwonderd over dien man. Hij spreekt zoo vroom, waarlijk belangwekkend en wordt gezegd altijd zoo onvroom te handelen. Misleidt dien man zich op eene verschrikkelijke wijze, of misleiden de menschen mij over hem?

11 July 1852. Het is koeler dan vorige dagen. Veel hoort of leest men van menschen die door de warmte zijn bezweken. Te Parijs bleven zelfs de schoenzoolen in de asphaltvloeren zitten.

Jan Kalis had gister op de Stoomboot Texel, die van de week tusschen 't Nieuwe Diep en hier is beginnen te varen, zijn voet verstuikt. De boot deed de overtogt met tegenwind en stroom in driekwart uur.

11 July 1852. Bijkans dagelijks corresponderen Juriaan en Mietje. De voorname zaak waar op hunne gedagten spelen is haar reis naar Westzaan, die plaats zal hebben zoodra ik Marijtje hier kan krijgen. Daarover heb ik gister aan haar geschreven (in de Anna Paulownapolder), doch nu hoor ik dat zij te Cocksdorp is. Mietje meent dat zij alleen zonder meid (in geval van nood) het geen week hier zou uithouden. Laatst, toen Aafje een paar dagen van huis was, was zij des avonds dood af.

12 July 1852. Departementsvergadering. Wij aldaar met ons zevenen, Bok en zoon, List, Brouwer en Wentink [neef Huizinga en hijzelf]. Zeer veel gesprek over hetgeen hier zou moeten gedaan worden om ons Departement aan zijn doel te doen beantwoorden. Ik geef te kennen dat alle hoop moet gevestigd worden op de bijzondere werkzaamheid der individueele leden. Bok meent dat alle pogingen te verbetering hier nutteloos zullen zijn. Wie geen Texelaar is behoeft hier geen hervorming te beproeven. Wentink wil de vergaderingen belangrijker maken.

13 July 1852. P. Keyser op Zuid Haffel heeft Willem Roeper weer in dienst genomen en zij zorgen trouw voor hem, zoekende hem zoo veel mogelijk op eenen goeden weg te leiden.

Antje Mulder (in de Prins Hendrik Polder) betuigt bij herhaling haar hartelijk leedwezen over hare misstappen en wenscht zeer bij de gemeente weer als zuster te worden aangenomen. Zij had bittere armoede geleden en durfde haar nood aan niemand klagen om de beschuldiging van haar geweten. Zij had ook nu zelfs geen kleed om mede in de kerk te komen, maar moest dat van anderen leenen.

14 July 1852. De kinderen ontvangen vanmorgen prijzen in de school.

Mietje met mevrouw Baert en10 andere dames naar de Tent.

Johannes Bok valt zeer laag op de Texelaars, evenals zijn vader onlangs. Ik ga hem met bescheidenheid tekeer.

15 July 1852. Juriaan hier. Des namiddags hij met Mietje met het karretje van Dirk Leijen (voor 2 gulden) naar Cocksdorp. Zij brengen berigt dat Marijtje weer beter is, zoodat zij morgen komen kan en zij, Juriaan en Mietje, dus op reis kunnen gaan naar Westzaan.

16 july 1852. Juriaan te half 8 met Mietje naar Westzaan. Marijtje hier gekomen.

19 July 1852. Oosterend. Meester Keijzer verhaalt veel van het drijven der Separatisten en zijne gesprekken met hen. Ik blijf omstreeks een heel uur bij hem en kan nog haast niet wegkomen. Intusschen zijn de kinderen in de school alleen. De weduwe Dijksen en ook later Risje Roeper zeggen dat dit wel al te veel gebeurt en dat hij nu niet zooveel werk van het onderwijs maakt als vroeger.

Martje Bakker haar man is tonnenlegger en heeft als zoodanig 300 gulden tractement voor weinig werk.

21 July 1852. Dominee Vrendenberg verhaalt hoe de scholen op Texel gister en vandaag een zeer kort bezoek hebben gehad van de Schoolopziener Jonkheer van Foreest van Alkmaar, dat hem Vrendenberg echter zeer weinig had voldaan, omdat hij weinig had onderzocht.

21 July 1852. Gerrit Leen berigt mij het overlijden van zijne vrouw.

23 July 1852. Des voormiddags naar de Mient te 12 ure begrafenis van Martje Boon vrouw van Gerrit Leen. Ik lees vooraf eenige gezangen voor uit het Lutersch Gezangboek en voer daarop het woord tot de aanwezigen. Frans Koorn vertelde mij onderweg dat Gerrit Gorter, een Roomsch gezinde, mede hier aanwezig, mij eens had hooren spreeken bij de begrafenis van de vrouw van C. Wuis en daarover zeer voldaan was zoodat hij had gezegd dat hij wel een gulden had willen geven als zijne vrouw het ook gehoord had. Zij was nu hier.

Aaltje Rab verhaalt van den ellendigen staat van het huisgezin van Simon Dekker en van zijne razende dronkenschap, van de vreeselijke mishandelingen die vrouw en kinderen moeten lijden, terwijl hij al zijn welstand te gronde richt. De meid was er al eens weggeloopen, de vrouw zou het ook wel willen als ze geen kinderen had.

22 July 1852. Des voormiddags naar Monsieur Verberne om met hem in het vriendelijke te spreken over de reden waarom hij Dirk uit het 8e deel van Baader in het 6e teruggeplaatst had, waarover Dirk uiterst verstoord was. Monsieur zeide dat Dirk in het Fransch zooveel gevorderd was, dat hij hem gerust al het werk van zijne medeleerlingen kon laten nazien en dat, waar Dirk geweest was, hijzelf Verberne doorgaans niet behoefde te komen.

23 July 1852. Bij Jan Koning en dochter thee gedronken. Over de Roomschen sprekende zegt hij dat de Roomschen van thans toch veel veranderd zijn bij die welke Jeruzalem onder Titus Vespasianus hebben ingenomen, daar die destijds een zoo hevigen strijd voerden tegen de Joden, alzoo eene diepe onkunde omtrent Romeinen en Roomschen aan den dag leggende. Ik verhaalde hem die geheele zaak, oorsprong van 't Katholicismus, het indringen van het Heidendom in de Christelijke kerk, de Hervorming van Luther, Menno Simons enz.

Hij kan zich niet begrijpen dat de Burgemeester iemand eeden kan afvragen en toch Doopsgezind zijn.

25 July 1852. Ik in den Hoorn gepreekt voor Huizinga, die heden te Aardenburg op 't beroep preekt.

Margot vertelt mij, dat Jan Knaap niet ter kerk zal zijn, omdat ik de vorige keer goddeloos gepreekt had ("'s menschen rampspoed [is] geen maatstaf zijner zedelijke waarde").

Willem Knol liep het in ruim 1 uur van den Hoorn naar de Waal.

Des namiddags met 5 kinderen naar de Hooge Berg en in 't bosch gewandeld (Dirk met Sientje en Katrina een eind gereden met de wagen van Dirk Bakker).

Des avonds ontvangen een trommel van 't Hoogezand en een hokje met 3 duiven voor Dirk.

27 July 1852. Dirk komt van namiddag uit school met hevige pijn in 't lijf (ik maak mij eenigzins ongerust daar Doctor Scheurleer nog gister zeide dat er veel kinderen sterven aan Cholera infantum. Menno krabt den vurigen uitslag die hij aan rug en beenen heeft gedurig open, zoodat het hembje daarin vastkleeft. Hij kan doorgaans 's nachts niet slapen.

[Ali: Jufvrouw van Giffen voor 8 dagen naar Westzaan. Marijtje hier in haar plaats maar ongesteld. Kinderen komen te kort].

Marijtje is zoolang zij hier is niet regt vlug, klaagt over misselijkheid, benaauwdheid, hoofdpijn heeft geen eetlust. Zij ging vanavond vroeg naar bed.

Anton Vrendenberg zal in de volgende maand slechts halve dagen school gaan en de voormiddag bij Voigt op 't kantoor zijn.

Gerrit Leen des namiddags hier, komt spreeken over zijne toekomst. Ik raad hem om vooreerst bij de zee te blijven.

29 July 1852. Vergadering van 't Bijbelgenootschap in de kerkekamer der Gereformeerde kerk. J.L. Kikkert verhaalt veel van zijne Stoomboot, gister goedgekeurd, komt zondag in de vaart.

Daarna met Vrendenberg bij Kikkert in zijn tuin een glas wijn gedronken. Hij doet mij de noodzakelijkheid erkennen van een voogd benoemen en inventaris maken.

30 July 1852. Kerkeraadsvergadering aan de Waal. Besloten wordt dat de nieuwe studeerkamer gebouwd zal worden. Allen voor, behalve Albert Keyser, die zich met geweld daartegen verzet, zonder naar eenige rede te luisteren. Met drift opstaaand verlaat hij de kamer en wil zijn post als Diaken neerleggen.

[Mietje weer terug uit Westzaan] Gistermorgen te 4 ure was zij met Juriaan uitgereden en gisteravond 12 ure aan 't Nieuwe Diep gekomen. Ik speek met haar af dat haar zuster Geke hier zal komen voor haar in de plaats.

1 Augustus 1852. Zondag. Ik gepreekt tot bemoediging in deze dorren regenloozen tijd.

De Stoomboot Texel is vandaag beginnen te varen.

2 Augustus 1852. Cornelis Hendriksz Roeper een brief aan Professor Tilanus medegegeven.

4 Augustus 1852. Antje Pieters Breker verhaalt hoe haar schoonzoon Cornelis Roeper als een ontaard mensch kan woeden tegen zijn zoontje Pieter.

List verhaalde vanmorgen hoe de Aartspriester, die hier voor eenigen tijd geweest was om de Roomsche gemeente met de pastoor te bevredigen, aan Jan Ponk Verberne een nieuw voldoend reglement beloofd had waarmede alles in orde zou komen en nu van hem verlangd had, dat hij onder een blanco zegel zijn naam zou teekenen, hetwelk deze hem evenwel had geweigerd.

Bij den Heer Bok en vrouw. Ik verhaal hen het voorgevallene met Albert Keyser [na het besluit van de diakenen dat er een nieuwe studeerkamer in de pastorie gebouwd zal worden verliet deze met drift de kamer en wilde zijn post als diaken neerleggen].

5 Augustus 1852. Menno verlaat voor 't eerst de wieg en gaat bij mij slapen in de krebbe. Sientje gaat nu in de andere krebbe, bij Grietje en tante van Giffen [die blijkbaar samen in een bedstee sliepen].

De knegt van Pronk vanmiddag begonnen een nieuw stek te maken bijlangs het bleekveld.

Des avonds zwaar onweer met een zeer verkwikkende en lang gewenschte regen.

7 Augustus 1852. De timmerliedenhebben het stek klaar.

De kinderen zien er allen wat bleek uit, misschien van de vrugten. De eerste zomerpeeren zijn rijp.

Willem Bok is belet om als afgevaardigde naar de Algemene Vergadering van 't Nut te Amsterdam te gaan. Ik neem het dus op mij.

9 Augustus 1852. Tegen 6 uur naar 't Oude Schild gereden met Johan en Welmoet Bok, die gasten wegbragten. Met de stoomboot voeren wij over 't Nieuwe Diep. Weer en wind ongunstig, bijkans drie kwart uur gevaren. Naar 't Logement van Boven, daar gewacht tot 9 uur, met de IJzeren Boot naar Alkmaar, met de stoomboot naar Zaandijk. Naar Westzaan geloopen.

10 Augustus 1852. Met Juriaan naar Zaandam gereden en vandaar met de stoomboot naar Amsterdam. Algemeene Vergadering van 't Nut. Na de vergadering half 4 uur gingen wij naar de Zoölogische Tuin en toefden daar tot bij 8 uur, daarop naar den Franschen Tuin, concert, illuminatie, fontein, vuur, luchtbal enz. Vervolgens nar de N. Stadsherberg.

11 Augustus 1852. Met Dominee Walig de Stoomboot naar Kampen zien afvaren. Na het ontbijt naar de Vergadering. Naar het Westzaander Jagt.

13 Augustus 1852. Des morgens door harde wind en stortregens belet te reizen. Juriaan brengt mij met zijn rijtuig weg naar Wormerveer. Met de stoomboot naar Alkmaar. Met den Heer Kikkert en dochter van Alkmaar met de IJzeren Schuit naar 't Nieuwe Diep. Met de vigilant naar de Breuk gereden.

14 Augustus 1852. Te 8 ure met de stoomboot naar Texel met den Roomschen pastoor van 't Oude Schild, die mij zeer goed voorkwam. Hij wilde mij met zich mede hebben, doch na afspraak van wederkeerig bezoek ging ik met de wagen van Keesman naar huis. De kinderen, vooral Sientje, zeer verheugd.

Doctor Scheurleer bij Dirk, die nog altijd klaagt over pijn in 't lijf.

16 Augustus 1852. Albert Keyser zijn gedrag wordt zeer dwaas genoemd.

18 Augustus 1852. Vader en Moeder zijn er ook voor dat ik voor de kinderen een voogd benoem enz.

Des namiddags 2 meisjes van Bok benevens Welmoet Tideman van Rotterdam hier bij Grietje te spelen.

19 Augustus 1852. Mietje en ik de avond bij den Heer Bok doorgebragt, aldaar alle de kinderen en ook den Heer Corbarius, Ontvanger der Registratie. Met Bok gesproken over het maken van inventaris mijner bezittingen. Hij oordeelt dat niet noodig, omdat het niet binnen 3 maanden na het overlijden mijner Alida heeft plaatsgevonden. Hij oordeelde nu dit alleen noodig dat ik iemand benoemde tot voogd, om na mijn dood voor de kinderen op te treden.

Bok is altijd bereid om lucht te geven aan zijn afkeer van de Texelaars. Hij verhaalt dat Albert Keyser deze middag zoo hevig op Dirk Leijen gescholden had ter zake van het bouwen van de studeerkamer.

23 Augustus 1852. Half 6 opgestaan en begonnen het bovendeel van het achterhuis leeg te maken voor de bouwing van de nieuwe studeerkamer. Te 8 ure kwam Pronk en 5 knechts om dat deel van het huis af te breken. Dit was des avonds volbragt.

24 Augustus 1852. De kamerbouw wordt door schoon weder begunstigd. Vandaag is de groote steen- en houtmassa, waarmede de straat bedekt was, weggeruimd, zijn de pilaren gezet en de zolder daarover gelegd.

Van voormiddag de Heer G. List even hier. Hij verhaalde dat P.G. Bakker tegen hem ook aanmerkingen had willen maken over de kamerbouw, doch dat hij List hem had afgewezen met de aanmerking dat zij die gaarne de diakenspost aan anderen overlieten, daarvan nu niet moesten spreken als de zaak eerst door 8 diakens was goedgekeurd. List oordeelde een nieuwe studeerkamer een nuttige en noodige verbetering.

25 Augustus 1852. Vandaag veel regen, die in het vanachter open huis onaangenaam aankomt. Vandaag is het spoutwerk opgezet.

25 Augustus 1852. Vanavond even bij den Heer Bok. Hij leed gister verschrikkelijk aan de podraga.

26 Augustus 1852. [Geertje (Geke) van Giffen komt om Mietje op te volgen als huishoudster nu Mietje gaat trouwen met broeder Juriaan (Huizinga)].

28 Augustus 1852. Broeder Juriaan komt des voormiddags. Mietje en Geke met de snijboonen bezig. Juriaan onderhoudt ze met zijn gesprekken.

Ik ben nog zeer lusteloos en dool rond zonder veel uit te voeren.

Dominee Tideman van Rotterdam hier, uitsluitend gesproken over mijn en zijn ondervinding in 't verlies onzer dierbaarste. Na vierdehalfjaar moet hij zich nog menigmaal geweld aandoen om het genoegen van een gezelschap niet te storen door de uiting van zijn droef gevoel. Van Santen had hem vooral daartegen vermaand om niet teveel aan zijn gevoel toe te geven, maar om zich aan zijn werk te blijven wijden. Hij vermaande mij ook sterk om niet onverschillig te worden omtent de pligten mijner betrekking. Dit kon ligt het gevolg zijn van overmatige droefheid.

31 Augustus 1852. Juriaan met Mietje naar de Koog gewandeld. Juriaan's middags 3 uur met Jan Bouwes naar 't Oude Schild vertrokken, Mietje en ik mede. Ik zie hem nu welligt niet weder dan gehuwd en wanneer nog? Des avonds bij de Burgemeester. Sijbrand heeft het druk over de onaangenaamheden die hij zegt van den Heer Bok, inzonderheid van Willem, te ondervinden.

De Heer Scheltema, Archivaris van Noord Holland, ontmoet, die hier de Archieven komt nazien. Veel gesprek over oude stukken, over het belangrijk Amsterdamsch Archief.

De studeerkamer is nu reeds ver gevorderd, inwendig bijkans digt.

1 September 1852. Dirk, Samuel en Katrina vanavond op groote kindervisite bij Vrendenberg. Grietje werd later ook gevraagd, doch ik begreep haar te huis te moeten houden. Zij hebben zich goed gediverteerd, doch 't was voor Katrina er te druk. Zij wil er liever niet weder heen.

Mietje en Geke geven hare verwondering te kennen over hare [Grietjes] vlugheid, bijvoorbeeld in het aanleren van het haken, letteren, enz zoodat zij na eenig onderrigt geheel geene fouten maakt. Zij kunnen zich niet begrijpen dat zoo velen haar vragen of zij het met Grietje wel kunnen vinden. Grietje is vandaag een groot haakwerk, een lampedoek, begonnen.

Mietje begint vandaag mij "Huizinga" te noemen.

De Heer Scheltema verhaalt van enkele belangrijke stukken door hem op het Raadhuis gevonden.

4 September 1852. Met Pronk overlegd om, daar de lange zinken pijp aan de achtergevel de keukenrook niet optrekken wil, nu een kookkagchel van Amsterdam te ontbieden. Daarover aan broeder Juriaan geschreven. Vandaag zijn C. Luitse en Jakob List meest werkzaam geweest om de boekenplanken er in te maken. Het werk is nog niet geheel af, evenwel is de ballast binnen en buiten vandaag opgeruimd, nadat wij er 14 dagen mee gezeten hebben.

5 September 1852. Mietje des middags eenige afscheidsvisites gemaakt.

Aris Bremer hier om de verwerij van de studeerkamer op te nemen.

6 September 1852. Huizinga van den Hoorn wil wel van Texel af, maar liefst niet naar Aardenburg. Ik tragt het beginsel bij hem op te wekken, om tevreden te zijn in den werkkring hem aangewezen. Onze plaats is wel goed, als wij maar goed zijn. Ik beklaag mij over mijn gebrekkige plichtsvervulling.

Aan Bok is nu ook zijn post als Opperstrandvonder ontnomen, die op de Burgemeester is overgegaan.

7 September 1852. Mietje vertrokken. Geke en ik met Dirk en Grietje en Samuel [hebben] haar met de wagen van Jan Bakker naar de haven gebragt, nog even bijtijds om met C. Bakker te vertrekken. Zij moest nog met de boot aangezet worden. De haven lag vol wier.

Menno is de gehele dag lusteloos en slaapt veel, zoo ook Katrina , doch die is weer naar school geweest.

Aris Bremer aan de studeerkamer te verwen.

Des avonds bij den Heer Bok, mevrouw is naar Heemstede. Bok beklaagt zich dat hij uit de krant moest lezen dat hij zoo plotseling van zijn post als Strandvonder was ontzet. Thorbecke maakt veel ontevreden menschen, hij heeft theorie, maar geen practijk.

Hij spreekt steeds met veel hartelijke deelneming over mijn toestand en over mijn verandering van huishoudster.

8 September 1852. Eindelijk hebben de timmerlieden ons dezen voormiddag verlaten. Ik [ben] den geheelen dag bezig geweest om den boel op te redderen. Des namiddags heeft Aris Bremer de vloer nog eens geverwd.

Tegen de avond kreeg ik de kookkagchel door broeder Juriaan voor mij te Amsterdam gekocht. Op verschillende wijzen dezelve beproefd, maar 't blijft rooken.

Vanavond had Menno een zeer verontrustende hoest, de keel of de luchtpijpen zaten hem haast digt. Ik weet niet hoe lang ik het lieve kind nog zal mogen behouden.

9 September 1852. Vernieuwde proeven met de kookkagchel, die tot den gewenschten uitslag leidt, dat wij nu kunnen stooken zonder rook.

De boeken meerendeels schoongemaakt en in de nieuwe kamer geplaatst. Des avonds bij Ponger een lamp gekocht voor 3,50 gulden.

Dalmeijer hier vanmiddag. Hij verhaalt hoe Bok tegen hem, op zijn betoog over de verbetering der reddingsmiddelen aan het strand, in het Tijdschrift voor Zeewezen geschreven heeft. Dalmeijer verklaart zijne wijze van zien, dat aan elk die goederen bergt een deel van de waarde moet worden gegeven. Hij is nog werkzaam om een vuurtoren achter de Koog geplaatst te krijgen. Het Ministerie had zijn voorstel, om een door hem uitgedacht middel tot redding te beproeven, van de hand gewezen om de kosten, hoewel die slechts een 50 gulden zouden beloopen.

10 September 1852. [De studeerkamer is klaar] Des avonds voor het eerst van de kamer gebruik gemaakt.

11 September 1852. Mijn boeken in orde gesteld.

Pieter Kalf in tuin en schuur.

Gister zijn de werkzaamheden tot het plaatsen van de kookkagchel in de keuken afgeloopen. Wij kunnen nu stooken zonder rook, maar de kagchel heeft gister dadelijk bij het beproeven, toen de pijpen gereed waren, een barst bekomen. Broeder Juriaan schrijft dat de kagchel slechts 20 cents brandstof per dag zou vereischen.

Pieter Kalf heeft vandaag hout gezaagd. Gister een brief met een pak leedige zakken naar broeder Juriaan gezonden om zaagsel.

12 September 1852. Zondag. Des voormiddags Jan de Bleijker hier koffij gedronken. Gesprek over de Gemeente van Ouddorp. Zijn schoonzoon is onlangs naar Amerika vertrokken.

De schapen kosten thans ruim 15 gulden.

Dirk is zeer blijde met zijn Schimmelspel. Menno en Katrina zien er zeer bleek en vervallen uit.

Menno en Sientje hangen mij zeer aan zoodat ik mij haast niet van hen verwijderen kan.

13 September 1852. Naar de Waal. Albert Keyser, op alle wijzen door velerlei redenering getragt om hem tot andere gedachten te brengen, maar hij volhardt in zijn verlangen om niet alleen van zijn diakenspost, maar ook van geheel zijn lidmaatschap afstand te doen, omdat men tegen zijn zin en ten faveure van Pronk, van wiens ondeugende bedoelingen hij veel spreekt, een nieuwe studeerkamer gebouwd heeft.

Het speet hem wel dat hij in drift dat gezegd had, maar nu wilde hij volhouden, anders zou men hem uitlagchen. Hij wil niet dat ik er verder over spreken zal, hij wil niet hooren van 70 maal 7 vergeven, hij heeft de kerk niet noodig.

Men had zich naar hem moeten schikken. Hij had van den beginne af vóór mij geweest, schoon zijn geheele familie tegen mij was, dit had ik ook moeten bedenken en daarom van de studeerkamer afgezien hebben. Hij had met het verlaten van de Gemeente gedreigd, denkende dat wij dan toch de zaak zouden laten varen.

Maar nu wij dit niet gedaan hadden, wilde hij volhouden.

Naar Jakob Roeper bij Jakob Dijksen, aldaar ook Albert Keyser. Het gesprek van straks even vrugteloos vernieuwd, terwijl ook Dijksen en Roeper alles deden om hem tot andere gedachten te brengen.

15 September 1852. Des namiddags 2 meisjes van Bok bij Grietje.

17 September 1852. Van Westzaan ontvangen een partij zaagsel en gezaagd brandhout, ingelegde snijboonen en komkommers.

Vanmorgen het Vraagboekje, waaraan ik tot gisteravond gewerkt heb, bij buurman Honigh gebragt opdat die het laat drukken.

20 September 1852. Dalmeijer hier, gesprek over zijn geschrijf met Bok over de Reddingmiddelen. Hij en Zwaal hadden den sterken uitval van Bok tegen hen op zachten toon beantwoord.

Ik gaf aan Dirk dezen middag het Grieksch alfabet, dat hij overschreef en van buiten leerde. Na de middagschooltijd gaf ik hem Jakobs Grieksch leesboek I, waarvan hij toen reeds terstond een paar bladzijden Grieksch met Hollandsche letters overschreef en een deel daarvan (Grieksch) mij tamelijk vlug voorlas, terwijl hij van voormiddag nog geen enkele letter kende.

21 September 1852. Sterke wind en regen. Des avonds verwachtte ik den Kerkeraad bij mij om de nieuwe studeerkamer te bezien en die als het ware met hun bezoek in te wijden. Door het ongunstige weer (naar ik vermoed) kwam alleen Jan Bakker, P. Pronk en Dirk Leijen en Jakob Keyser om een paar boekjes terug te brengen. Deze ging voor het eten heen. Wij bragten de avond genoeglijk door op de studeerkamer en beneden aan de eettafel.

22 September 1852. Des avonds half 8 met Geke naar den Hoorn gewandeld (ach, ik deed het vroeger zoo genoeglijk met mijn vrouw!), den avond genoeglijk gepasseerd bij [neef] Huizinga.

23 September 1852. Huisbezoek, o.a. Marijtje.

23 September 1852. Raven verhaalt mij uitvoerig de treurige geschiedenis van zijn ongeluk, waarin het karakter en de handelswijze van de jonge Pieter Bakker en Sijbrand Keyser en van Kikkert en Westenberg zeer ongunstig uitkomen. Alleen Bok komt in zijn verhaal gunstig voor.

24 September 1852. Samuels verjaardag. Hij was zeer blij met zijn patentpotloodpen en prenten. De herinnering aan haar, die dit verjaarsfeest thans niet mede viert, maakte het morgenuur voor mij zeer aandoenlijk.

Willem Bok onderzoekt of onze kerkelijke gebouwen geassureerd zijn, daar hij Agent voor eene Arnhemsche maatschappij is geworden.

Op de Kerkeraadsvergadering gesprek of de gemeente de bekostiging van de kookkagchel zal op zich nemen. Men is daartoe niet ongenegen. Dirk Kooiman betuigt gaarne te zien dat men iets tot genoegen van Dominee doet.

25 September 1852. Sijbrand Koning schijnt van de vallende ziekte genezen door een Goldberger ketting, heeft de toevallen althans niet gehad in het jaar dat hij ze droeg, anders om de dag of elf.

26 September 1852. Jan de Bleijker wil niet dat ik geloof dat hij bij de Afgescheidenen ter kerk gaat (hij stemt evenwel niet met mij in in de verwerping hunner leer, maar zwijgt daarop stil).

27 September 1852. Des namiddags den Heer Bok en zijn zoon Willem hier thee gedronken. Bok ziet de studeerkamer.

Des avonds Departementsvergadering, 13 leden. Wentink en ik doen verslag van de Algemene Vergadering te Amsterdam. Ik word weer gekozen in het bestuur.

Honigh wil gaarne dat Dirk een kaart van Texel voor hem teekent, en wil hem daarvoor een boek vereeren.

29 September 1852. 2 vaatjes boter voor Jakob Buijs en dochter, 1 vaatje snijboonen en 1 mandje appels enz van 't Hoogezand ontvangen.

2 meisjes van Bok hier bij de kinderen.

De Heer Baert drinkt hier thee. Hij is zeer verblijd met zijn benoeming als Ontvanger te Apeldoorn.

Naar Arie Rab, heeft een zeer leelijke duim, vreeselijke pijn. Doctor Scheurleer had er vanmorgen 3 stukjes vleesch uitgeknipt. Hij was blijde met mijn komst. Ook den Heer Bok kwam. Intusschen begint de duim weer vreeselijk te bloeden. Bok loopt bij herhaling om de Doctor, die komt, de bloeding houdt op.

3 October 1852. Dirk heeft een kaart van Texel zeer netjes geteekend en brengt die aan buurman Honigh en ontvangt hij daarvoor eene "Handleiding in het kaarten teekenen".

Het heeft vandaag in de keuken vreeselijk gerookt, zoodat daar naauwelijks gekookt kan worden.

4 October 1852. Pronk des namiddags hier om te zien hoe de schoorsteenpijp te stellen.

6 October 1852. Vanmorgen een Fransch schip met ballast op 't strand gekoomen, de 5 man scheepsvolk gelukkig behouden aan wal.

7 October 1852. Antony de Vries maakt een schoorsteenpijp op de zolder van de studeerkamer, waartoe C. Luitse gister gereedheid heeft gemaakt.

Katrina is niet vlug, blijft des namiddags uit school en gaat vroeg te bed. Zij is zwaar verkouden en ziet er slecht uit.

Des avonds de diender P. Schuur hier, die voor eenige dagen lid van 't Afschaffingsgenootschap is geworden. Ik spreek veel met hem over de zaak. Hij erkent levendig dat zijn besluit alleen op de Godsdienst gegrond moet zijn.

8 October 1852. Daar is weer een schip (met haver) gestrand achter de Westen, het 3e in 8 dagen.

Dirk op een rookje bij Dirk Gerrits Bakker met 8 andere knapen van zijn jaren.

9 October 1852. Deze voormiddag komt de schoorsteenpijp klaar, de kagchel op de studeerkamer gezet en gestookt.

10 October 1852. Ik des avonds bij Nanning Kikkert, houder van de Bank van Leening, om te verhoeden dat de kleeren van Jan Smit en vrouw morgen verkogt worden (volgens hetgeen daaromtrent deze morgen onder de diakenen bepaald is, dat wij onder de hand zouden lossen).

Aafje deze morgen naar Eijerland gegaan.

Mijn preek over de weersverandering had aan Kooiman en Leijen niet voldaan.

11 October 1852. [Katrina bleef 6 October ziek uit school, ging vandaag weer heen] doch is nog niet in orde, zij eet omtrent niet, is zeer bleek en mager, hoest tusschenbeide ook vrij wat. Ik heb zorg voor haar.

Antony de Vries aan 't pannen strijken.

12 October 1852. Naar de Koog bij Simon Duinker koffij gedronken, aldaar Klaas Kuiper. Hij wenscht een nieuwe breukband, daar hij dubbel gebroken is en daar zeer veel last van heeft.

Klaas Kuiper wenschte graag een paar bos wrakke latten te hebben om daarmede wat stroo op zijn huisje te binden, opdat zij toch droog mogten zitten, daar elke regenbui binnen dringt. Maar het scheen er niet af te kunnen. Simon Duinker laat zich zeer sterk uit over de karigheid van Kuiper en Roeper, daar deze man toch hun vader was en dringt er sterk op aan dat ik toch een woord te zijnen gunste zal spreken. Later, na het vertrek van Kuiper sloeg ik aan Duinker voor (die reeds veel van de goede vooruitgang zijner zaken had gesproken) dat wij elk 1 gulden zouden geven, dan had de man tenminste de zoo noodige latten.

Maar nu had hij allerlei verontschuldigingen. Kuiper kon zich wel redden, daar hij alle weken 4 gulden vrij geld had. Er ging teveel geld aan koek en boltjes op enz. Het bleek alzoo dat zijne barmhartigheid maar een praatje was. Pieter Kuiper was zeker in geen 10 jaar bij zijn vader geweest om hem eens aan te spreken, Roeper kwam nog wel eens. Zij gaven hem echter niet meer dan 4 gulden per week.

Bij Doctor Scheurleer tot 10 uur, aldaar een stuurman De Wolf, leerling van Zwaal van 't Oude Schild. Hij verhaalt van zijne reizen naar Oost en West, schipbreuken. Veel gesprek over 't Afschaffingsgenootschap. Mijnheer de Wolf schijnt er genoeg van te hebben en vertrekt. Mevrouw Scheurleer toont zich als een ijverig voorstandster [ervan], deelt veel tractaatjes uit, verheugt zich als zij werking daarvan ziet.

Menno is zeer zoet geweest. Geke verhaalt met ophef hoe hij den ganschen namiddag bij haar in de kinderstoel gezeten had, druk pratende.

14 October 1852. Willem Bok was met Bruno naar het strand, aldaar een Fransch schip verkocht voor f 140,- en de tuigagie voor f 600,-. De kapitein beklaagde zich sterk dat er wel 2/3 gestolen was. Hij zou zich beklagen in Amsterdam.

De Burgemeester is nu ook Commissionair in Zeezaken geworden, hij die, zooals Bok zeide, vroeger zich dikwijls allerhevigst had uitgelaten over de kwade praktijken die daaraan doorgaans verbonden waren. Bok zeide dat hij zijn zoon altijd de strengste beginselen van regt en eerlijkheid had ingeprent, die daarvan ook niet afweek, gelijk hij zelf ook nooit een halve cent genomen had die hem niet toekwam.

Bok zeide dat hij met veel genoegen mijn Dirk in het Engelsch had geëxamineerd, dat hij al zeer goed las en vertaalde, de gegeven werken goed begreep enz.

15 October 1852. Kikkert verhaalt dat hij gister de concessie van de Stoomboot gekregen had, die nu 15 April des volgendes jaars van Harlingen alle middagen te 1 uur zou vertrekken. Hij verhaalde het gunstig advies der Zeeofficieren over de boot, enz.

Iemand van Zevenhuizen komt mij de bevalling van zijne vrouw Ariaantje Koorn berigten. Ik betuig hem mijn diep leedwezen over de treurige ondervinding die ik moest smaken van de ongebondenheid van zoovelen, daar ook hier weer het zoo duidelijk was dat involging van woeste drift had plaats gehad. Zij was nog maar kort getrouwd. De man meende zich zeer goed daarmede te kunnen verontschuldigen dat "dit zoo Texelsch gebruik was" (!). Helaas, zoo ver is het dan met de zedeloosheid gekomen!

Hij kwam mij vragen of zijne vrouw niet van 't winter bij mij leeren kon om lidmaat te worden! Zij kan lezen noch schrijven. Zij zelve zag er tegen op om het te vragen.

Jan Rab bij mij, hij scheen naar zijn toon te oordeelen, er niet veel kwaad in te zien, schoon hij anders sprak.

Bij den Heer Jakob Dijksen. Zij hebben veel last van hunne kleinkinderen [de kinderen van Simon Keyser en Trijntje Jakobs Dijksen], die hier altijd om den deur loopen.

Even bij P. Wuis om iets voor Dirk zijn verjaardag te koopen.

16 October 1852. Verjaardag van Dirk, dag van weemoedige vreugde.

Auke Griek bragt ons 6 mud aardappelen met de vragt van 't Oude Schild à 2,65 gulden, daartegen de boter à 15,25 gulden met 40 cent vragt verrekend.

Gister kwam het dochtertje van Dirk Bruin van den Hoorn een zakje lekkers brengen tot een presentje voor de kinderen.

17 October 1852. Zondag. Des namiddags met het gehele gezin behalve Aafje gewandeld naar Akebuurt, bij Jakob Jakobsz Bakker uitgerust.

Pieter Gerritsz Bakker meent dat sedert mijn komst hier het gebruik van Sterken Drank is afgenomen. Hij acht dat zeer goed en schrijft dat aan mijn invloed toe.

19 October 1852. Aangifte van Doopelingen. Willem Bok en zuster Welmoet hier. Hij verhaalt hoe de Gemeenteraad zich tegen Burgemeester en Wethouders in oppositie stelt over de begrooting. De Raad wil alle Schoolmeesters, Doctors en vroedvrouwen enz het tractement op de helft verminderen.

21 October 1852. Eten, ook met Doopelingen. Koortsig, om 9 uur naar bed.

22 en 23 October 1852. [Ziekte] duurt voort, veelal op de studeerkamer gezeten zonder iets van belang te doen.

24 October 1852. Dominee Vrendenberg predikt voor mij hier aan den Burg voor een volle kerk.

Gesprek tussen Jan Koning en Jan Bakker over de wenschelijkheid van 2 predikanten in onze Gemeente, geene scheiding der Gemeente, maar een vereeniging van alle Doopsgezinden onder 2 predikanten. Men diende iemand te hebben die de moeijelijkheden van zijn post kon doorstaan, "want het zijn hier reizen", zeide Jan Bakker, en hij begon de moeijelijkheden der reizen die ik te doen had en de onvermoeidheid, breed uit te meten.

24 October 1852. Jan Koning verhaalde mij alles omslagtig, dit was nu de 2e finantieele moeilijkheid, eerst met Kikkert, nu met deze (Cornelis Zeedijk). Deze samenvoeging doet mij weinig goeds vermoeden. Toen immers heeft hij aan Kikkert 10.000 gulden moeten uitkeeren die hij had willen achterhouden.

25 October 1852. Frans Koorn verhaalde hoe er gister een schip op 't strand was gekoomen geladen met steenkoolen uit Engeland, dat kort nadat het door het volk verlaten was (allen met hun goed behouden) in brand was gevlogen en nog brandde. Neef Huizinga van den Hoorn zei dat hij straks 6 uur de gloed nog aan de lucht had gezien van het brandende schip.

25 October 1852. Dirk kwam vanmiddag regt blijde uit de school. Er was door de Redactie van de Kindercourant een wedstrijd geopend, waarin ook hij hoopt mede te dingen. Daarop heeft hij bijkans de geheele Burg afgeloopen om de benoodigde kaart van Noord- en Zuidholland te vinden, doch vrugteloos.

25 October 1852. Grietje en Samuel waren verleden zaterdag regt blijde. Zij hadden elk een prent gekregen omdat zij altijd hunne Fransche lessen beter dan een ander konden opzeggen. Dirk leert al Grieksch en Latijn.

29 October 1852. Alle de voorgaande dagen reeds en vooral dan ook nu was ik met mijn gedachten als voet voor voet de gebeurtenissen van het verleden jaar gevolgd. Elk uur en elk oogenblik bijkans had zijn aangrijpende herinneringen. Des avonds kwam Doctor Scheurleer. Hoe kon het anders, of wij moesten met onze voorstellingen terug in het verloopen jaar en naar aanleiding daarvan spreken.

Na zijn vertrek had ik vele ernstige gesprekken met Geke, vooral toen de klok de elfde ure sloeg, die voor mij zoo beslissend was. Zij betuigde gaarne al het mogelijke te willen doen om hare taak alhier ijverig en getrouw te vervullen en verzocht mij het haar vrijuit te zeggen als daaraan iets mankeerde. Ik zeide dat ik zeer goed met hare handelwijze tevreden was, al zou ik haar nog wel meerdere vriendelijke oplettendheid omtrent Grietje willen aanbevelen.

Dominee Dekker van den Helder zijn vrouw willen dingsdag over een week op Texel komen.

31 October 1852. Vanmiddag had ik een dankzegging te doen voor Ariaantje Jacobs Koorn "naar Texelsch gebruik" getrouwd kort voor hare bevalling. Ik meende daarbij ook te moeten spreeken van de diepe schaamte die haar in deze oogenblikken vooral moest vervullen, en van haar zucht tot uitwissching harer verkeerdheid door een rein Christelijk leven.

Albert Boon, de vader, toont berouw. Niemand was gekoomen, niets gezonden aan de kraamvrouw.

31 October 1852. Sijbrand Pietersz Keyser verhaalt hoe Willem Bok met alle kracht had zoeken te verhinderen dat er iemand in de Reddingsboot zou gaan daar het ding, hoewel nieuw, geheel ongeschikt was. Doch 5 Engelschen van het onlangsch gestrande schip stoorden zich er niet aan en zij werden de redders van de 9 menschen die op de Hollandsche Kof van Kapitein Ouwehand waren.

31 October 1852. Dirk heeft zijn kaart van Holland gister afgekregen, hij zal nu beproeven of hij nog een betere teekenen kan tegen den tijd van de groote wedstrijd in den Haag.

3 November 1852. Heden een jaar geleden was het de begrafenisdag van mijne lieve vrouw van haar overgebleven stof.

7 November 1852. Bij den Heer Bok thee gedronken. Ik draag hem op de zaak van het stellen van voogden enz voor mij in orde te maken. Veel gesproken over de gebeurtenissen van een jaar geleden. Voorts verhalen van Bok en Willem veel van hunne ervaringen omtrent menschen opgedaan. De handelswijze van Burgemeester Keyser en zijn zoon Sijbrand.

Bok deelt mij mede waarom hij geen lid van 't Afschaffingsgenootschap werd. Omdat hij zelf die zaak hier eerst krachtig had voorgestaan, maar toen in de Burgemeester geen steun vond, en ziet, kort daarna sluit Burgemeester zich bij mij aan!

Later nog een uitvoerig gesprek met Willem alleen, waarbij ik hem ernstig vermaan om toch zijn geloof aan menschelijke deugden niet te laten varen, om zich te oefenen om toch altijd in elke mensch iets goeds te kunnen zien, enz.

Grietje vandaag bij de meisjes van Bok.

Over Jan Smit. Bok wil jaarlijks 20 gulden inhouden van zijn gage, terwijl ik zijn kleederen uit de bank zal lossen. Hij raadt mij overigens niet te veel op zijn praatjes af te gaan.

9 November 1852. Bij de diender Schuur. Hij knutselt een theestoofje. Hij maakt doorgaans ook de schoenen van zijn gezin. De vrouw zit met de kinderen, die doorgaans sukkelend zijn, ijverig aan het werken.

Naar de boekverkoping van ons Leesgezelschap in de Kikkert, 26 boeken gekocht.

Wij des middags haas gegeten, dien wij voorleden vrijdag van den Heer Sijbrand Keyser present had gekregen.

Ik moet nog steeds zeer hoesten, Dirk, Menno, Sientje hoesten ook erg. Oorpijn.

11 November 1852. Brief van Dominee Dekker van den Helder. Zij kwamen niet, om ziekte van Dekker zelf, maar morgen zullen 2 van zijn kinderen hier komen.

G. List wil aan Dirk wel wat onderwijs geven in het teekenen. Hij spreekt veel over de onaangename wederwaardigheden van den heer Bok. Van de onderkruiperij van Sijbrand Keyser. Hij beredeneert dat Bok verleden jaar niet meer dan 1500 gulden van zijn notariaat gehad kan hebben (terwijl de Burgemeester beweert van wel 5000).

Bok liet hier vandaag de procuraties bezorgen voor de voogdij.

12 November 1852. Des morgens 8 uur met Dirk naar 't Oude Schild gegaan om de kinderen van Dekker af te halen. De boot voer niet. De postschuit kon eerst namiddag worden verwacht. Ik liet Dirk bij Wentink blijven en wandelde naar huis. Dirk kwam eerst des avonds met de beide knapen aan, Engel en Eduard.

22 November 1852. Dominee Dekker komt hier (na ruim 5 uur op zee geweest zijn met Doeuwe Mets in de mist), de volgende morgen met zijn beide zoontjes weer vertrokken.

25 November 1852. Geke ziek [voor het eerst].

25 November 1852. Grietje Fehres een tijd lang bij mij in de studeerkamer gezeten. Veel gesprek over mijn lieve Alida. Zij verhaalt dat omstreeks Pinksteren een lid van het Geneeskundig Toezicht bij haar was geweest om met alle naauwkeurigheid te vernemen naar de bevalling van mijne lieve Alida, 3 weken daarna was Stolp bij haar gekomen om hare verklaringen daaromtrent in de pen te nemen. Die Heer had haar gevraagd of zij als dit gevorderd werd ook wel in Haarlem wilde komen om de noodige verklaringen af te leggen (ik mag van die zaak, die ik met verbazing hoorde, niet graag meer horen om de weersigtige denkbeeld die zij bij mij opwekt. Ik zou alleen in die gedachte mijn troost kunnen vinden dat God zich ook menigmaal van de dwalingen des mensch bedient om zijn doel te bereiken).

26 November 1852. Kamerdag. Besloten dat ik het kookfornuis in de keuken houden kan, doch als het niet bevalt het a.s. voorjaar ook weer kan afstaan om het door een gemetseld fornuis of zoo iets te doen vervangen.

Geke vandaag al weder koortsig, geen eetlust, vroeg naar bed, geen slaap.

Den Heer W. Bok jr. hier om een verslag van 't Zendelingengenootschap. Hij leert nu ook Zweedsch van de hier gestrande kapitein.

3 December 1852. Marijtje Buijs hier sedert een dag of drie.

5 December 1852. Jan Peper hier gegeten. Hij deelde mij zijn kommerlijke omstandigheden mede en ging des avonds zeer getroost naar huis, onder andere met wat Sint Nicolaas voor zijne kinderen, prentboekjes enz.

6 December 1852. Dirk Leijen had een Engelsche ram gekocht en zou voor de lammeren daarvan komende 6,50 gulden hebben. Maar dat beest had hem de schurft onder zijn schapen gebragt, zoodat nu waarschijnlijk een getal van 55 schapen gedood zouden moeten worden, onder vergoeding van de schade vanwege het Gemeentebestuur. Daarover murmureerde zijn vrouw nu met haar vader, hem beschuldigend dat hij altijd zulke nieuwe fratsen zocht enz. Hij had eens gezegd dat hij zijn vrouw niet eerder een gouden ijzer zou opzetten voordat hij zulk een ruimte van geld had, dat hij alles zou hebben afbetaald. Hij wist niet of zijn vrouw welligt daarom zoo murmureerde, omdat dat goudijzer nu welligt geheel niet zou komen. Vroeger ging hij altijd gaarne naar huis, maar nu niet want zij keek altijd even zuinig.

Het blijkt dat de betrekking tusschen beiden niet regt goed is. Aafje Lindeman is al te veel met de zucht naar grootheid bezet. De 2 of 3 honderd gulden die hij van 't jaar aan de verfraaijng van zijn huis besteed had, had hij ook liever tot afbetaling van opgenomen geld mogen besteden. Hij wenscht dat ik poogde zijn vrouw tot beter zien te brengen.

6 December 1852. Vandaag hadden wij hier het Sint Nicolaasfeest, blijde dag voor de kinderen.

6 December 1852. Sijbrand Teunisz Koning deed mij gister verslag van een dreigend doodsgevaar waaraan hij onlangs was ontkoomen. Hij voer met Jakob Koger van Harlingen. Bij 't Oude Vlie konden zij de schuit niet door de wind krijgen, hij stootte, werd lek. Werd door de stroom opzij getrokken, raakte vol water en onder water zoodat zij beiden zich in de mast moesten bergen. Dit gebeurde Zaterdagmorgen te 10 ure. Des Zondagsmorgens te 8 ure werden zij gered. Zij hadden het onmogelijk veel langer kunnen houden.

10 December 1852. Brief aan Jakob Egges Huizinga op 't Zandt met procuratie ter onderteekening.

Geke is nog altijd lijdende, blijft nog steeds onder behandeling van Scheurleer, zij wordt evenwel beter.

Jan Koning sprak met G. List over het transport van een stukje land van 20 roeden, verkocht door Sijbrand Koning aan Voigt en Stolp. Koning keurde het zeer af dat men dat bij het transport zou opgeven als verkocht voor slechts 100 gulden. Daar kon men, zeide hij, in zijn binnenste nooit vree mee hebben. Alleen een slecht mens kon zoo doen enz. List meende eerst: het kon wel, doch viel later bij. Alzoo sprak Jan Koning hier met alle kracht voor regt en eerlijkheid, waarlijk de vroomste kon het niet beter.

12 December 1852. Zondag. Katrina lijdt in de laatste dagen zeer aan haar mond door kiespijn. Zij eet weinig, is lusteloos, ziet er ook slecht uit.

Geke is ook nog altijd lijdende, ofschoon zij haar werk blijft doen. Zij heeft veel ongemak aan mond en keel en een zwellende vinger, eet en slaapt weinig.

15 December 1852. Aan de Waal bij Dirk Leijen. Ik trachtte aan zijn (geheim) verzoek te voldoen om zijne vrouw blijmoediger te stemmen.

De 55 schapen zijn vanwege het Bestuur voor 16 gulden per stuk overgenomen en naar Londen verzonden. Alle veehouders zijn in onrust over de verschijning van een schurftig schaap.

Ik kon ten aanzien van de vrouw niet regt tot mijn doel komen.

Leijen zeide dat 't hem leed deed dat, terwijl hij zich overtuigd hield dat ik 't onderwijs der jeugd zoo goed mogelijk behartigde, evenwel sommigen daarin geen genoegen namen. Ook Pronk had te kennen gegeven dat het te dezer zaak wel niet zoo ging als het behoorde gelijk in de tijden van Veenstra toen men veel meer leerde (d.w.z. van buiten leerde, zonder van 't geleerde iets te begrijpen). Maar dat men dit nu niet anders kon krijgen, daar Dominee, gelijk de ondervinding van vroeger geleerd had, onverzettelijk was in zijn denkbeeld. Men moest dit dan nu maar laten begaan. Dit verhaal gaf mij aanleiding tot zeer onaangename beschouwingen.

Ik nam mij voor om Pronk daarover eens te spreken. Deze avond ging ik tot hem, doch het gesprek kwam daartoe niet. Gesprek over de oprigting der houtkooperij van Voigt en Stolp, over het reizen naar Harlingen met schipper Dijker. Pronk verhaalde hoe hij daarbij in de grootste levensgevaar was geweest enz.

16 December 1852. De Burgemeester sprak over de noodzakelijkheid van 't beroepen van een tweede predikant in deze gemeente. De gemeente leed onder de tegenwoordige inrigting. Ik stemde dit volkomen toe en nu spraken wij hoe deze het best te veranderen. Wij kwamen overeen dat wij die verandering niet spoedig zouden zien.

16 December 1852. Geke uit haar huis ontvangen o.a. een horologieketting voor mij van 't hoofdhair mijner vrouw vervaardigd, in welks bezit ik mij zeer verheug, niettegenstaande de weemoedige herinnering daardoor opgewekt [de vader van Mietje en Geke, Heiko van Giffen, was zilversmid].

Samuel was woensdag gansch niet wel, nu toch gelukkig weer beter. Katrina heeft veel last van uitslag aan mond en neus.

17 December 1852. Martien Langeveld en Jan Keyser zullen een meelmolen bouwen, wat natuurlijk de zaak van zijn vader benadelen moet.

18 December 1852. Katrina gaat nog naar de school maar is klagende. Samuel was vandaag regt ziek en lag de gansche dag te bed zonder eenige lust.

Van voormiddag raakte wederom de keukenkagchelpijp in de brand.

19 December 1852. Jan Rab verhaalde dat hij onlangs in de kortst mogelijke tijd van Kampen naar Wieringen gezeild was, namelijk in 6,5 uur.

20 December 1852. Huwelijk Juriaan en Mietje in Groningen.

23 December 1852. Bouwe Bakker deze avond door iemand met een messteek gewond die hij verbood bij zijn meid te komen.

27 December 1852. Even bij C.B. Bakker om naar Bouwe te vernemen. Zij beklagen zich bitter over Aaltje, de vrouw van Bouwe, als die hen altijd weerstreefde en plaagde en nu ook de eenige oorzaak van het ongeval was doordien zij die meid niet had willen wegzenden.

25 December 1852. Geke van namiddag met de kinderen gewandeld. Dirk is zeer gelukkig met zijn Atlas in 48 kaarten van Jaeger, onlangs gekocht voor 2 gulden van Grootmoeder met 3,50 uit zijn spaarpot, 5,50 tezamen.

De mond en neus van Samuel en Katrina betert weer.

26 December 1852. Neef Huizinga met de wagen hier. Zijn vrouw en kind waren reeds bij Bok. Ook ik en Geke waren bij den Heer Bok genoodigd [en Doctor Scheurleer en vrouw en zuster, Rietberg en vrouw en de Ontvanger Termaat]. Wij passeerden daar de avond zeer genoeglijk onder veel muzijk, 3 violen, 1 violoncel en de piano en zang. Directeur van de muzijk Cornelis Dijt en zoon Hendrik.

27 December 1852. [Neef] Huizinga en vrouw en kind hier geloogeerd.

Op de Departementsvergadering deed ik de Redevoering, daar Brouwer van Cocksdorp niet kwam, over: "Eenvoudige zeden als bron van maatschappelijk en huiselijk geluk", die zeer goed scheen te voldoen. Mijn gevoel werd sterk aangedaan doordien Willem Bok het vers reciteerde "De ontslapen moeder aan haar echtgenoot". Ook Huizinga, Scheurleer, Johannes Bok traden met bijdragen op.

29 December 1852. De Heer G. List hier om de belasting voor het vaatje vleesch op te halen.

Willem Bok verhaalt, dat hedenavond 't berigt gekomen is dat voortaan de Posterij aan de Stoomboot verbonden is.

30 December 1852. Gisteravond met Aafje Buijs krijgt afgerekend en haar betaald tot 10 February e.k. f 18,69. Zij heeft een zilveren oorijzer en gouden spelden gekocht.

1 January 1853. Het was hier aan huis druk, doch niet overmatig.

9 January 1853. Moeders sterfdag verleden jaar.

11 January 1853. Menno kreeg op zijn verjaardag een Polycarpus van de Sterrekunde. Kindergeld en schoolgeld f173,55 ontvangen.

Des avonds storm met donder en bliksem.

26 January 1853. Antje Dirks Boon is zeer ongelukkig door haar man Dirk de Vries, die haar vanmorgen had verlaten om zoo hij zeide, niet weer te komen.

1 February 1853. Des avonds met Geke bij Doctor Scheurleer. Hij ziet zich genoodzaakt om een gelegenheid te zoeken om te vertrekken. Zijn practijk is in de laatste 2 jaren veel verminderd. Ik ben zoo vrij om hem te doen opmerken, dat hij zich meer moet voegen naar de menschen, dat hij niet schroomen moet zich te beschouwen als dienaar van den mensch, dat hij 't aan Stolp wel mag afzien, hoe men de gunst der menschen wint langs eerlijke wegen. Hij zegt dat hij mijn spreken niet ten kwade duidt en gaarne hoort.

3 February 1853. Bij de Heer Bok de 4 procuraties bezorgd voor de toeziende voogd.

Marijtje Buijs is hier sedert maandag.

6 February 1853. Gister hadden wij de blijde dag der verjaring van onze Grietje, nu 11 jaar geworden. Zij was met haar nieuw kerkeboek zeer in haar schik, dat ik de vorige dag van Honigh haalde (f3,25). Des namiddags had zij een paar meisjes van Vrendenberg bij zich, waarmede de kinderen zich zeer vermaakten.

Gister had het wat gesneeuwd, thans een ongewoon verschijnsel.

7 February 1853. Reeds kieviten gezien, verleden maand leeuwerikken, de laatste zijn er al een 14 dagen. Het weder blijft voor winterweer uitstekend.

Dirk is voor een paar dagen [in het Latijn] met de Themata van Bake begonnen. Het komt mij voor dat het tijd wordt dat ik hem van de school neem, althans ten deele, om hem meer bij Latijn en Grieksch te bepalen. Ik geloof dat hij zijn tijd nuttiger kan besteden.

10 February 1853. Langeveld de Doove wil weer in het huwelijk treden. Zijn kinderen zijn daar zeer tegen.

Vrendenberg oordeelt dat het Scheurleer zijn eigen schuld is dat hij hier zoo weinig practijk heeft. Hij stoort zich niet aan de menschen, door hen eens op te zoeken enz.

13 February 1853. Wederopname van Antje Mulder in de Gemeente.

14 February 1853. Des middags Auke Griek hier 20 pond paling gebragt à 10 cents het pond.

14 February 1853. Des avonds den Heer Bok hier van 7-11 uur. Hij bepaalt om a.s. Zaterdag 12 uur op het Raadhuis vergadering te houden voor 't benoemen van een toeziend voogd over mijne kinderen. Voorts verhaalde hij van zijne ontmoeting met Langeveld de Doove, en hoe de Burgemeester toen hij strandvonder werd hem beloofd had om aan hem en Kikkert beurtelings de verkoopingen te gunnen doch dat hij nu de derde verkooping gaf aan de deurwaarder K. Luitze. Dat hij Bok hem daarover geschreven had en wat antwoord hij had ontvangen. Hij liet mij de brief lezen, die van vriendschaps-betuigingen omtrent Bok overvloeide. Luitze en Sijbrand deelen de voordeel der verkooping. Hij was daar zeer gevoelig over. Veel over Sijbrand en zijne handelswijze, hoe hij zich bij de kapiteins van de gestrande schepen als zoon van de Burgemeester zocht in te dringen. Veel gesprek over de gezindheid die ons voegt omtrent hen die ons zoeken te benadeelen. Over de onaangename positie van de Burgemeester in zijn huiselijk en maatschappelijk leven. Het ellendige der zaakwaarneming zoodanig hecht zich op alles wat hem lijkt van Sijbrand Keyser "snij zijn hart open en er zit een boer in".

Ik sprak raadplegende over Dirk om hem weldra van school te nemen voor Latijn en Grieksch. Hij vond dit goed. Hij achtte het goed om hem weldra naar een school te zenden als 't niet te kostbaar was, daar ging 600 gulden mee heen. Zijn zoon Johannes kostte hem als student jaarlijks 1300 gulden. Nu zou het wel wat minder zijn bij zijn oom. Ik zei dat het met 500 gulden en vrij collegegeld wel toekon. Bok zei dat de Remonstranten vrij collegegeld hadden.

15 February 1853. Op de middag ging ik met alle de kinderen naar het ijs op de Ielmert tot hunne groote vreugde. Samuel voor 't eerst de schaatsen beproefd.

Naar Kee [Langeveld] de vrouw van Dalmeijer. Zij lag te bed ten gevolge van de hevige schok die het berigt van haar vaders voorgenomen huwelijk verwekt had. Ik zocht haar stemming daartegen wat te doen bedaren en haar tot rust te brengen. Ik keur dat huwelijksplan op zichzelve wel af, maar keurde het goed met het oog op de motieven van haar vader, om namelijk zich voor grooter kwaad te behoeden [volgens Bok lagen de motieven vooral in diens ligchamelijke constitutie].

15 February 1853. List verhaalt o.a. hoe hier oudtijds het gebruik geldig was dat als iemand als hij een stuk vast goed had verkocht en berouw had van de verkoop dat stuk weer kon naasten, zoo als men het noemde, wanneer hij op de eerstvolgende koppermaandag van de Schepenen drie gekruiste stukken bv. een dertiende half, 25 en een rijksdaalder neerlegde, waardoor hij tegen terugbetaling van de ontvangen verkoopprijs weer in zijn vorige bezit intrad.

Voorts over de bakkerijen; er mogten vroeger slechts enkele zijn. De stand werd verkogt, dit is het recht om bakker te wezen. Daarvoor had zijn vader 3000 gulden betaald. Na 1795 was dat recht geheel vervallen.

Over het Abtskoorn, van verscheidene panden moesten jaarlijks zooveel lopes abtskoorn, ieder 3 gulden, betaald worden. Lope was hier eertijds de benaming van een maat, bijv. een mud.

Doctor Scheurleer was hier vanavond geweest om te berigten dat jufvrouw Huizinga van den Hoorn gansch niet wel was. Haar hoop op vermeerdering van gezin was te niet.

17 February 1853. Geke des voormiddags naar mevrouw Scheurleer met Sientje en Menno. Sientje blijft er den ganschen dag.

18 February 1853. Dirk, Grietje, Samuel en Katrina ook aan de Waal op het ijs. Dirk weet al aardig voort te komen, alleen. Samuel begint achter 't stoeltje maar heeft er niet veel zin in. Zij kwamen des namiddags al spoedig weder te huis.

19 February 1853. Deze middag 12 uur met Burgemeester Keyser, G. List, E. Dekens en W.H. Bok op 't Raadhuis vergaderd geweest voor de Kantonrechter Bok, Griffier J.L. Kikkert en tot Toeziend Voogd benoemd broeder Jakob [Meihuizen]. Genoemde 4 heren vertegenwoordigen broeder Juriaan, Vader Meihuizen, broeder Samuel [Meihuizen] en neef Jakob Egges Huizinga.

24 February 1853. Er wordt thans vrij wat turf en gort aan de armen uitgedeeld.

24 February 1853. Het weder bijkans onreisbaar door harde wind met sneeuw.

Des avonds bij Willem Bispinck, hem ernstig onderhouden over zijn misbruik van drank. Hij belooft mij dat hij zich met alle naauwgezetheid tegen alle misbruik zal in acht nemen. Daarop draag ik hem op het werk bij ons in de keuken te doen volgens afspraak met de Kerkeraad.

Met buurman Honigh (boekhandelaar) het plan ter oprigting van een Leesgezelschap voor de geringe stand à 10 cent per maand.

1 Maart 1853. Ik heb sedert enkele weken zeer veel last van gezwellen aan hoofd en hals, die mij ook de nachtrust zeer belemmeren. Geke heeft het vandaag en gister weder zeer erg met pijn in de maag.

2 Maart 1853. Alles ligt wel een voet dik en meer met sneeuw bedekt. Verleden zaterdag was het een wezenlijke sneeuwstorm. Zondag naar Oosterend moeijlijke reis, vooral veel sneeuw en sneeuwdammen. Afgekondigd maandag geen catechisatie om de toestand der wegen.

2 Maart 1853. Met Dominee Vrendenberg en vrouw (en S. Keyser) bij Burgemeester. Hij had als hij zeide ons verzocht om ons mededeelingen te doen omtrent menschen en hunne belagingen. Hij verhaalde ons daarop hoe hij verleden jaar het Strandvonderschap had aanvaard en hoe hij het sedert had waargenomen naar de regelen van strikte regtvaardigheid en billijkheid. Welke gewichtige diensten Sijbrand hem daarbij bewees. Wat onbeschoftheden hij evenwel van Willem Bok en Westenberg moest ondervinden, en hoe hij nu voor een paar dagen een stuk van de Minister van Binnenlandsche Zaken had ontvangen zijnde een aanklagt van hem Burgemeester als die hun commissionairs in zeezaken op alle wijze tegenwerkte, en verzoekende dat de Minister hem Burgemeester hem binnen de grenzen van zijn pligt mogt terugbrengen. De Burgemeester was daarover verschrikkelijk verontwaardigd. Hij zag daarin alleen het werk van den ouden Bok die zooveel verpligtingen aan hem had. Al die vreemde instappers hadden hier de rust en vrede op Texel verstoord, baatzucht dreef hen, enz. De leelijkste namen werden niet gespaard, de grofste aantijgingen gedaan. Dat bankje van 1000 gulden in Amsterdam verloren door Willem Bok- alsof men niet wist waar het gebleven was, zelfs in welk huis- enz enz. Ik kan van al het gehoorde zelfs geen korte schets geven. Voorts las de Burgemeester de brief van Bok waarin die hem bedelt om de verkoopingen en zijn antwoord daarop.

3 Maart 1853. De kinderen zijn in de laatste tijd allen zeer gezond geweest. Ik heb van hen veel genoegen, hun bezit geeft mij de zoetste troost.

5 Maart 1853. [Dirk is gisteravond van de trap gevallen]

Wij zonden om Doctor Scheurleer, deze gaf geruststellend advies. Hij zond een drankje om de zenuwen te doen bedaren.

Dirk heeft vannacht rustig geslapen en is ook deze dag vrij wel geweest. Tegen de avond onder het verschoonen was Geke bang dat hij flaauw zou vallen. Later werd hij weer wat vlugger. Ik had vanmorgen waarlijk oogenblikken dat ik bezorgd was, daar hij op een moment zoodanig in de tijd verward was, dat hij meende dat het maandag was.

6 Maart 1853. Zondag. Dirk is gelukkig geheel hersteld. Hij deed de reis met mij naar de Waal. Zeer slecht pad door de dooijende sneeuw.

Dirk Leijen had nu 140 schapen moeten wegzenden.

Des avonds bij Aris Eelman Kievit, aldaar Willem Roeper. Gesproken over de redenen van zijne verwijdering uit het werk van P. Keyser van Zuid Haffel. Ik zoek hem te bewegen derwaarts terug te keeren. Aris zegt dat hij liever voor een dubbeltje minder daags bij Jan en Dirk Bakker werkte dan voor een dubbeltje meer bij P. Keyser, omdat deze altijd zoo veel te bestellen heeft, terwijl die anderen altijd met zijn werk tevreden zijn.

10 Maart 1853. De kinderen hebben veel pleizier aan een paar konijntjes die zij verleden dingsdag van P. Eelman gekregen hebben.

Mijne gezwellen aan hoofd en hals zijn nu gelukkig weer genezen, zoodat ik voor het eerst in 4 weken op de linkerzijde kon slapen.

12 Maart 1853. Gerrit Dirksz Bakker hier om voor morgen eene dankzegging te verzoeken voor zijne vrouw. Veel gesproken over zijne zaken.

Hij zal nu ook de meelmolen met Jakob Verberne gezamenlijk houden, daar hij anders wel jaarlijks 600 gulden aan maalloon (gerst pellen, beestenvoer malen enz) moet uitgeven. Hij zou welligt maandag een schip naar Groningen zenden om boonen. Hij had onlangs zijn staat opgemaakt en die toch weder voortuitgaande bevonden.

Hij had hier op Texel zevende half honderd menschen waarvan hij geld tegoed was. Veel ervan bleef weg. Hij was niet zoo als de oude lui, hij gaf veel goed aan menschen waarvan het gevaarlijk was of hij wel ooit betaling zou krijgen.

Hij verhaalde hoe hij stond met de oude Cornelis van der Ploeg, en zoo waren er verscheidene aan wie hij geld schoot waarvoor hij dan hypotheek of vee-artikelen ten onderpand verkreeg.

Onze Menno is zeer onrustig, dit is nu al weer de derde avond. Hij heeft wormkruid ingenomen, waarvan wij een gunstige uitwerking hopen.

P. Kalf in de tuin.

13 Maart 1853. Antje Mulder hier om over eene woning te spreken.

14 Maart 1853. Menno is vanavond rustig gaan slapen, nadat hij sedert gister eene verbazende hoeveelheid maden heeft geloosd.

15 Maart 1853. Vanavond Willem Bok hier om mij uit te noodigen om op de 4de April deel te nemen aan de viering van het 25-jarig huwelijk zijner ouders. Ik aarzel om het aan te nemen. Ook als ik er ga, moet ik er gaan zonder mijne lieve Alida, en 4 en 12 April, hoe nabij zijn zij aan elkander! Ik heb het nog niet durven wagen mij te bepalen.

Geke, Aafje en Grietje waren vanavond druk bezig om een pop voor Sientje tegen haar verjaardag te maken.

Pieter Kalf vanavond begonnen paden te maken (de tuin ligt nu geheel omgespit), doch het natte weer verhindert hem.

17 Maart 1853. Sientjes verjaardag. Johanna en Henriëtte Bok hier (poffertjes gebakken). Zij ook des avonds hier tot 11 uur. De kinderen hebben zich regt met elkaar vermaakt.

17 Maart 1853. De avond genoeglijk gepasseerd met Pronk en Jan Bakker bij Pieter Kikkert en Marretje Zuidewind.

Zij verhalen van de ongeschiktheid van Pieter Bakker jr. Hoe hij verleden dingsdag bij Martinus Langeveld een vreeselijk leven gemaakt had, gescholden op zijn oude vader. Hij scheen dronken geweest te zijn. Hij had Jacob Cornelisz Bakker verzocht zijn graan bij hem te laten malen, maar toen deze gezegd had, dat hij zich daartoe bij M. Langeveld verbonden had, hadden de Bakkers hem dadelijk de 400 gulden die hij van hen had opgezegd, binnen 3 dagen te betalen. Men meende dat ik dit alles en meer geweten had, omdat ik (zoo Maartje Zuidewind zeide) verleden zondag zoo mooi toepasselijk gepreekt had.

18 Maart 1853. Brief aan den Heer Dikema, Instituteur op 't Hoogezand, geschreven over Dirk en de wijze waarop ik hem verder in 't Latijn enz zal onderwijzen.

Door de zich hervattende winter kan Bakker niet varen.

19 Maart 1853. Vanmorgen was de inkt in mijn inktpot op de studeerkamer gevroren, wat ik van 't winter nog zoo niet gevonden had.

Brief naar den Heer van Geuns te Haarlem over de waschtoestel.

20 Maart 1853. Met Dirk, Grietje, Samuel, en Aafje Buijs naar Oosterend en terug, zeer koud. Aafje te Oosterend bij Marijtje gebleven.

21 Maart 1853. Met Geke naar de Departementsvergadering. Wentink doet de Redevoering over: "Reis naar 't land der blijheid", waarheen hij als gidsen ontmoet het Vermaak, de Eer, de Liefde en de Waarheid, welke laatste hem er brengt. Ik hoorde hem met veel genoegen.

22 Maart 1853. Dominee Rietberg vraagt mij of ik ook wil bijdragen tot een geschenk voor den Heer Bok op zijn huwelijksverjaardag, een zilveren tafelschel of zoo iets, 5 of 6 gulden. Ik wil mij er niet aan onttrekken.

23 Maart 1853. Scheurleer hier (aan Geke koppen gezet).

24 Maart 1853. Brief van Van Geuns met een berigt over de waschtoestellen.

Jan Jansz Bleijker hier. Hij wil in de andere maand naar Amerika en verhaalt veel van de gunstige berigten van zijne kennissen aldaar ontvangen.

26 Maart 1853. [Dirk naar Dominee Dekker in de paaschvacantie] Des middags te 1 ure Dirk naar de haven op de stoomboot gebracht (met Grietje en Samuel die op de Hooge Berg achterbleven). Hij ging logeeren bij Dominee Dekker aan den Helder.

27 Maart 1853. Pasen. Overal wordt veel gesproken over de viering van de Goede Vrijdag als een heilige dag. Aaltje Bremer acht dit ook voor ons navolgenswaardig. En over 't besluit van de Paus om hier de Hiërarchie te herstellen.

Het heeft vannacht nog zoodanig gevroren dat men op 't ijs kan staan.

28 Maart 1853. Tweede Paaschdag. Bok zeide voor de predikstoel "Nu, die preek zal wel indruk achterlaten" en vond in dat zeggen meerder bijval. Ik had met veel warmte gesproken.

Jan Reijer Eelman vraagt voor C. Knol reisgeld naar Amerika.

30 Maart 1853. Dirk Tamis hier om geld te betalen voor Juriaan.

30 maart 1853. Burgemeester had er geheel geen genoegen in dat Vrendenberg er op werkte om de Goede Vrijdag als zondag te vieren. Hij keurde het af dat Bok en vrouw in de Gereformeerde Kerk ter Avondmaal waren geweest en dat zij a.s. zondag op hun feestdag in plaats van in hun eigen kerk nu bij de Gereformeerden ter kerke zouden gaan. Burgemeester leest mij het uitvoerig stuk voor dat hij aan den Minister gezonden had ten antwoord op het adres van Bok en Westenberg tegen hem.

30 Maart 1853. Vroeger kwam hier Cornelis van der Ploeg, een ongelukkige man, het bleek mij weldra dat hij geheel krankzinnig was. Hij kondigde zich aan mij aan als dengeen met wie ik dagelijksch te doen had, nl. als Jezus Christus, die het getuigenis heeft in zichzelven, die God die alles in allen vervult. Ik had diep medelijden met de ongelukkige die door velerlei rampspoed als vervolgd eindelijk het regte spoor bijster geworden was. Hij wilde naar Groningen naar zijne familie om wat verzachting van zijn drukkend leed te zoeken. Ik raadde hem die reis aan maar tevens werkzaamheid. Zocht blijmoedig vertrouwen op God bij hem te wekken, enz. Eindelijk ging hij heen.

31 Maart 1853. Bij neef Huizinga. Zijne vrouw is nog zeer zwak. Zij zijn zeer verblijd met het beroep naar Graftdijk. Veel gesprek hoe het nu met de Gemeente aan den Hoorn moet. Ik biedt mij aan om tweederde van de predikbeurten te vervullen.

Des middags in de tuin het eerste zaad gezaaid.

Des avonds Monsieur Verberne hier. Ik deel hem mede dat Dirk nu voortaan alleen des namiddags school zal komen. Verberne rekent dat hij ook zeer goed daarmede volstaan kan. Hij wil het huis van zijn broeder in de Molenstraat betrekken.

Ik vraag hem hoe de nieuwe pastoor bevalt. Goed. Veel gebeurd in de laatste tijd, gesprek daarover. Ik sympathiseer daarmede. Gesprek over de rigting van ons genootschap, onze vrijheid, onafhankelijkheid van hoger gezag, hoe het daarmede bij ons gesteld is en zoek het goede daarvan in 't licht te stellen met het oog op Rome.

1 April 1853. Brief van Dirk, meldende dat hij gaarne tot maandag zou uitblijven.

Vrendenberg komt bij mij op de studeerkamer en deelt mij mede een ontwerp-adres aan de Koning tegen de invoering van de Hiërarchie hier te lande. Hij ducht het uitbreken van een godsdienstoorlog evenals in Zwitserland.

Den Heer S. Keyser komt thee drinken. Veel gesprek over landverhuizing, Amerika, Rome en derzelver woelingen enz. Hij bragt mijn tractement.

Hij is zeer tegen de familie Bok. Hij zegt: zij behoren hier niet, zij zijn veel te groot voor Texel. Bok heeft zich eertijds alleen daarom aan de Doopsgezinden aangesloten, omdat bij deze het meest te verdienen viel.

Willem Bok dronk hier ook thee. Hij kwam om te vernemen of ik maandag al of niet kwam. Ik gaf te kennen dat ik bedankte, terwijl wij wat gesprekken voerden over het goede van eenvoudigheid in kleederdragt, levenswijze, enz.

2 April 1853. Brief aan Bok geschreven om hun geluk te wenschen met zijn 25-jarig huwelijk.

3 April 1853. Des avonds bij Pieter Langeveld. Aldaar Dirk Zijm en vrouw en moeder (deze had 21 kinderen gehad, waarbij 18 zoons, 7 waren nog in leven).

Veel gesprek over de Afgescheidenen, ik wees aan aan hoe eenstemmigheid van denken onmogelijk algemeen kan worden, maar wel eensgezindheid bij verschillende denkwijs, ook van Roomschen enz. Misschien was ik daar nuttig.

Geke was vanmiddag bij den Heer Bok te feliciteeren geweest. Bok scheen bijzonder met mijn brief in zijn schik te wezen, zoo ook met het geschenk van de zilveren schel waartoe ik bijdroeg met 6 anderen.

5 April 1853. Neef en nicht Huizinga hier. Zij komen, zoo ook Geke, in de morgenstond te huis van de partij der 25-jarige huwelijksvereeniging van den Heer Bok waar zij met hun 36 aan tafel zaten. Vanmiddag waren de meisjes van Bok hier om iets van het overschot der partij voor de kinderen te brengen.

Den Heer J. Koning van Amsterdam hier met dameshoeden. Wij kopen van hem een hoed voor Grietje en Katrina en laten die van Sientje en Menno herstellen.

Tideman zegt dat hij mijn besluit om thuis te blijven [van het huwelijksfeest van Bok] volkomen billijkt. Johannes Bok had op de partij een toast uitgebragt om mij te herdenken, die door neef Huizinga in mijn plaats beantwoord was.

6 April 1853. Des morgens W. Bispinck hier om in de keuken de binnenschoorsteen weg te breken enz, om de kookkagchel voeglijker te plaatsen (C. Luitse en H. Dalmeijer tevens).

Jan Jansz de Bleijker hier vanmorgen mede ontbeten. Hij kwam vragen om zijn Attestatie gereed te maken, en die voor Maartje en Leendert.

Mevrouw Tideman geboren Nagel was plotseling overleden in het huis waar zij verleden zondag nog blijde het feest mede vierde. Des avonds met Geke naar den Heer Bok, aldaar Jakob Keyser en vrouw en Vrendenberg en vrouw.

Bruno Tideman verhaalt, hoe hij even als ik (en het was met zijn broeder Johannes evenzoo) zich het gelaat van zijn eerste vrouw nimmer weder, zelfs in den droom, levendig had kunnen voostellen.

De Heer Bok verhaalt hoe hij, om zich mijn vrouw levendig te vertegenwoordigen, haar zich denken moet hoe zij daar met haar vriendelijk gelaat het zijkamertje binnenkwam om een kooltje vuur in het tabakscomfoor te brengen. Mevrouw Bok vertegenwoordigde haar het duidelijkst zooals zij op hare eigenaardige wijze met ootmoedigheid de kerk inkwam en zich naar hare plaats begaf (ik beklaagde mij dat ik mij 't gelaat mijns vrouw niet duidelijk meer kan voorstellen).

Gesprek over krankzinnigen- de vader van Bok was de laatste 6 leevensweeken geheel buiten zinnen geweest.

7 April 1853. W. Bispinck hier om de keuken binnenmuur. Marijtje Buijs hier.

Katrina en Sientje bij Betsy van Doctor Scheurleer.

De Heer S. Keyser hier thee gedronken. Hij berigt mij dat de diakens van den Hoorn bij hem geweest waren om hem te raadplegen over middelen om hun Dominee Huizinga te behouden, hetwelk misschien zou kunnen geschieden als deze gemeente zijn tractement met een paar honderd gulden verhoogde, waarvoor hij dan hier eenige beurten zou vervullen. Keyser had gezegd dat hij daarvoor in de eerste plaats mij zou moeten spreken of ik daar iets tegen had.

Keyser wilde niet gaarne 2 predikanten in de Gemeente hebben, om de onaangenaamheden die daar uit zouden kunnen voortvloeien. Er moet eenheid in de Gemeente zijn en blijven. Maar wat Huizinga aangaat, dezen kenden wij nu en daarom zou hij willen helpen hem te behouden, vooral in 't belang der Hoornsche Gemeente, die anders niet spoedig weer bezet zou worden.

Over de Hiërarchie: Keyser oordeelt dat wij niet te voorbarig moeten zijn, maar eerst afwachten wat Amsterdam, Rotterdam enz deden.

8 April 1853. Des voormiddags neef en nicht Huizinga van den Hoorn hier (zij om Mevrouw Bok te bezoeken). Hij wilde zich niet rechtstreeks verklaren (had de brief van aanneming van 't beroep van West Graftdijk al verzonden). Hij nam over 't geheel een houding aan, die mij zeer weinig behaagde. Hij had gewacht, dat de gemeente reeds veel eerder pogingen had aangewend om hem te houden en scheen mij zelfs wat verstoord. Ik gaf dan ook te kennen dat er nu aan deze zaak wel geen gevolg gegeven zou worden.

Vergadering in de Kerkekamer der Hervormden, present Vrendenberg, Steinfort, Wentink, Huizinga en ik. Beraadslaging over middelen tegen de Hiërarchie. Allen stemmen in de noodzakelijkheid, behalve Wentink. Huizinga zal tegen a.s. vrijdag een concept-adres opstellen, hij spreekt voortreffelijk over die zaak.

11 April 1853. Des voormiddags te 11 ure begrafenis van Mevrouw Tideman geboren Nagel ten huize van den Heer Bok. Bok zelf deed bij de kist een aanspraak. Vervolgens sprak Dominee Tideman een zeer treffend woord (ik stond op het graf van mijn geliefde Alida).

12 April 1853. Des namiddags [heeft] Jan Jansz de Bleijker hier afscheid genomen en de attestaties gehaald voor Amerika. Hij heeft mij beloofd mij eens te zullen schrijven.

Marijtje Buijs hier vanmorgen gekomen en het schoonmaken begonnen.

Ik [heb] des avonds op de rustplaats van het stof mijner eeuwig geliefde eenige oogenblikken van ernstig gepeins gewijd op deze 15de verjaardag onzer onderlinge verbindtenis.

13 April 1853. Marijtje Buijs hier.

Pieter Immerzeel en Maarten de Bleijker hier om afscheid te nemen voor Noord Amerika.

Willem Bispinck heeft het werk in de keuken nu afgedaan.

19 April 1853. [(Samenvatting van Ali): Naar aanleiding van 't laten teekenen van het adres aan den Koning tegen de dreigende invoering van de Hierarchie hier te lande, kreeg Huizinga een hevige ruzie met sommige gemeenteleden, zoals Simon Keyser, P. Dijksen, de Burgemeester, Jakob Keyser, J. Koning, J. Dijksen, die vonden dat de Doopsgezinden niet zoo een adres moesten insturen, hierin meegaande met de hervormden].

In de handgeschepte papieren aan zijn vrouw gericht schrijft Huizinga hierover: "Simon Keyser, gesteund door Pieter Jakobsz Dijksen, bestreed het allerhevigst op grond dat dat de Roomschen in hun goed regt waren, dat wij niets hadden te vreezen, dat ons Adres niets baten zou, dat het ons niet voegde zulk een manifestatie te doen, waaruit bitterheid tusschen Protestanten en Roomschen zou geboren worden, terwijl wij het hier zoo rustig en vredig onderling hadden. Het voegde ons Doopsgezinden allerminst adressen tegen de Hooge regering in te dienen. Daarom zweeg ook de Doopsgezinde Gemeente te Amsterdam en alle doopsgezinden elders. Het waren de Hervormden die overal adressen teekenden. Van hen hadden wij nog even veel te vreezen als van de Roomschen. Het heugde nog velen wat men in vroeger eeuwen van de Hervormden had moeten lijden.

Ik zeide dat wij tegen de Pauselijke Heerschappij van Rome streden, maar nu bij hem eene pauselijke heerszucht vonden die niet minder dan die onverdraaglijk was".

"Deze namiddag hadden wij predikanten weder eene comparitie. Het geheel getal teekenaars bedroeg 477, met die van Eijerland mede 587, waaraan ik 31 bijbragt".

"Ik zie op nieuw dat ik geen heil van menschen mag verwachten. Ik verheugde mij tot dusverre weder in het meer en meer opmerken van eene verbeterde goede gezindheid der menschen jegens mij, maar zie die eensklaps weder verstoord, ook bij hen die ik eertijds onder mijne beste vrienden rekende en zulks terwijl ik mijner onschuld ten volle ben bewust. Juist deze bewustheid schenkt mij kalmte".

"In uwe nabijheid en in het midden mijner kinderen voel ik mij nog gelukkig, al smaadt mij de wereld".

[De diakenen wilden niet dat Huizinga het stuk in de kerkekamer ter teekening zou neerleggen, toen deed hij dat in zijn eigen huis. Daar kwamen 's avonds de Burgemeester, Jakob Keyser, J. Dijksen en J. Koning hem verwijtingen doen. Jakob Keyser zei: "Jij komt hier om onrust en verwarring te stichten. Wij hadden jou nooit moeten hebben en tot nu toe hadden wij vriendschap met elkander, maar nu is het uit".

Jan Koning schreef aan Bok om hem te raadplegen of men een dienaar die niet beviel mocht wegsturen. Bij navraag bleek die "dienaar" Huizinga te zijn. Bok adviseerde dat men, als de prediking niet beviel, de dominee zijn tractement moest laten behouden, maar zeggen kon dat men van de prediking niet meer gediend was. Men kon de dominee alleen wegens wangedrag wegzenden].

24 April 1853. Het schijnt dat er een conspiratie tegen mij wordt gesmeed. Lang had Bok geweifeld of hij het mij al of niet moest mededeelen. Zijn vrouw en zoon hadden hem evenwel hiertoe overgehaald, opdat ik weten zou wat vleesch ik in de kuip had.

Dagboek:

19 April 1853. Veel zeer veel is sedert verleden vrijdag en vooral sedert eergisteren zondag gebeurd wat mij nu den blik op een duistere toekomst doet vestigen, de verstoring namelijk van mijn genoegen in de Gemeente.

20 April 1853. G. List komt zijn deelneming betuigen in het leed mij aangedaan. Vrendenberg verhaalt de aftreding van het Ministerie van Thorbecke.

21 April 1853. Mat Langeveld (de manufactures) laat in zijn gesprek doorstralen dat hij met alle mijne handelingen niet ingenomen kon zijn, omdat hij zooveel winkelnering niet van mij had als hij meende te mogen verwachten.

22 April 1853. Des avonds de Heer Bok en Doctor Scheurleer hier. (Geke naar mevrouw Bok). Bok verhaalt hoe hij een bezoek bij S. Keyser heeft afgelegd om zich te verklaren over zijn niet teekenen [van het adres tegen de Hiërarchie] en om zijn hooge afkeuring te kennen te geven van de behandeling mij aangedaan. Scheurleer kwam ook zijne deelneming aan mij betuigen, gelijk gewoonlijk veel gesprek over het karakter der Texelaars. Bok had hier in de eerste jaren veel genoegen gehad, toen alle de menschen die nu de toon gaven nog niet bestonden, of althans niet gerekend werden.

24 April 1853. Toen ik tehuis kwam vond ik een briefje van Bok. Hij wenschte mij te spreken. Ik ging er heen. Hij liet mij een briefje lezen van Jan Koning hetwelk hij verleden vrijdagmorgen van hem ontvangen had, in welk briefje Koning hem om advies vroeg hoe hij te handelen had met een dienaar of knecht die zich tegen de wil van zijn meester verzette, of hij dien niet mogt wegzenden, enz. Bok was toen naar hem toegegaan en had opheldering gevraagd. Het bleek dat die knecht geen ander was dan ik. Bok had gezegd dat hij niet geheel vreemd was van het denkbeeld dat als mijn prediking niet geviel, men mij kon te kennen geven dat men mijn tractement zou laten, doch van mijn prediking niet verder gediend wenschte te zijn, doch dat men overigens niet dan om wangedrag mij kon heenzenden. Het schijnt dat er een conspiratie tegen mij wordt gesmeed. Lang had Bok geweifeld of hij het mij al of niet moest mededeelen. Zijn vrouw en zoon hadden hem evenwel hiertoe overgehaald opdat ik weten zou welk vleesch ik in den kuip had en opdat ik mijne maatregelen kon nemen. Hij en zijn vrouw betuigden hunne hartelijke deelneming.

[Op 21 April was Huizinga] bij Jan Koning om te zeggen dat ik gaarne op het adres mijn titel als Doopsgezind Leraar (overeenkomstig zijn verzoek) had achterwege gelaten. Hij en zijn dochter Trijntje ontvingen mij vriendelijk.

27 April 1853. Cornelis Knol hier, wil maandag naar Amerika.

28 April 1853. Marijtje is verleden maandag niet gekomen (abortus). Klaas Smit aan het kleed uitkloppen.

29 April 1853. Kerkeraadsvergadering. Ik had zoo gevreesd voor een onaangename afloop daarvan, maar dat viel boven alle verwachting uit. Zij stemden allen gereedelijk toe dat in de pastorij die verbeteringen werden aangebragt die aangewezen werden, nieuwe trap, verwen, enz.

Gisternamiddag naar de Koog. Ingeroepen bij Albert Smit, die mij met diep leedwezen mededeelt de treurige noodzakelijkheid waarin zijn Dominee Petersen is om te trouwen.

2 Mei 1853. Des namiddags naar de Westen bij Jakob Eelman (Oeperen). Hijzelf niet thuis. Zijn vrouw geeft de reden op waarom haar man niet meer bij mij te kerk komt: omdat ik hem eens aan de Waal in de herberg van Logman (in beschonken toestand) had aangetroffen en dit ook later verteld had. Ook had ik hem te weinig bezocht, na zijn herstel uit ziekte geen dankzegging gedaan, nooit gebeden aan zijn bed zooals Vrendenberg deed.

Toen ik zeide dat ik dit gaarne deed als ik er slechts eenige aanleiding toe kreeg, doch dat ik het ziekbed niet bezocht met het enkel doel om er gebed te spreken, zeide zij, dat we dan ook geen dominees noodig hadden enz.

Toen ik des avonds te huis kwam vond ik W. Bok. Gesprek over de tafeldans, dien zij aan huis straks nog met volkomen succes beproefd hadden, over Dominee Petersen. Hij heeft zijn misdrijf aan Steinfort bekend. Hij wil nu trouwen.

Petersen de Apotheker te Nieuwe Diep had zijn huis en apotheek enz. alles aan Sijbrand Keyser verkocht, van wien hij het nu quasi huurde, waardoor hij tot zijn crediteuren kon zeggen:"ik heb niets'.

3 Mei 1853. Pronk hier om de maat te nemen van het raam in de keuken.

Des namiddags in de tuin, het gezaaide komt mooi op.

8 Mei 1853. Naar den Hoorn, ik hoorde Huizinga zijn afscheidspreek doen, met genoegen, schoon ik geloof dat de Gemeente wel behoefte had aan een meer eenvoudig woord.

9 Mei 1853. De vloer in de keuken komt klaar. De kagchel weer gezet en gestookt.

12 Mei 1853. Maarten Daalder klaagt dat hij het brood 7 cents onder de zetting geven moet, zoodat hij zoo goed als niets er op verdienen kan.

Er zijn hier op den Burg dit voorjaar 7 nieuwe winkels bijgekomen.

Des avonds Aris Eelman Kievit hier, ik schrijf voor hem een brief om bij de gemeenteleden een gift te verzoeken voor de bouw van een woning.

De vrouw van Maarten Daalder verhaalt van de hevige vijandschap die er lang bestaan heeft tusschen haar en haar oom Jan Kalis (de schoenmaker) zoodat zelfs den Heer Bok zich daarmede bemoeijen moest en die vijandschap duurt nog.

14 Mei 1853. Juriaan en Mietje gekomen. Geke en Mietje van blijdschap zeer ontsteld.

15 Mei 1853. Pinksterdag. Menno voor 't eerst een hes aan.

Des avonds Willem Bok en zuster Welmoet hier.

16 Mei 1853. Tweede Pinksterdag. Des morgens met Juriaan en Dirk, Grietje, Katrina en Sientje met de wagen van J.C. Bakker naar den Hoorn, aldaar gepredikt. Aan den Burg gepredikt.

Des namiddags met het gehele huisgezin gewandeld tot digt aan Zuid Haffel.

Des avonds den Heer Bok en zoon Willem bij mij. Hij deelde mij mede dat de Burgemeester nog steeds op mij zeer ontevreden was (omdat ik gezegd zou hebben dat ik slecht een brief aan den Minister behoefde te schrijven om hem van zijn post te doen ontzetten, geheel valsch).

17 Mei 1853. Doctor Scheurleer had te Nieuwe Diep de Telegraaf bezichtigd.

18 Mei 1853. Des namiddags wij Juriaan, Mietje, Geke, Aafje, onze 6 kinderen, 3 kinderen van Vrendenberg, 5 van Bok, Dominee Wentink, vrouw en 4 kinderen tezamen 25 personen op de Tent thee gedronken, boterhammen, tulband, wijn, enz. Een zeer aangename namiddag daar doorgebragt.

19 Mei 1853. Des voormiddags Juriaan met Dirk met het karretje van Langeveld sr. en het paard van Dirk Leijen naar Cocksdorp, des avonds 9 uur terug.

Daarna Juriaan bij S. Keyser tot 11 uur, welken tijd Keyser besteed had om hem te overtuigen, dat ik zeer verkeerd gedaan had met een adres tegen de Hiërarchie ter teekening te leggen. Juriaan was zeer verontwaardigd en beklaagde zich zeer dat hij geen zeggingskracht genoeg bezat om dien man eens op zijn plaats te zetten.

Des voormiddags met Doctor Scheurleer zeer genoeglijk hier in de tuin. Scheurleer beklaagt zich, dat de Burgemeester de arme patiënten door Hillen laat bedienen en hem alzoo in de schatting van het publiek terugzette.

20 Mei 1853. Broeder Juriaan en Mietje deze morgen weer vertrokken, door Geke en mij met de wagen van J.C. Bakker te half 6 ure naar de stoomboot gebragt.

Burgemeester was verleden zondag bij Vrendenberg ter kerk geweest, er zat een vreemd heer, een neef van Kikkert, op zijn plaats. De Burgemeester dringt hem terug en haalt het kussen onder hem weg. Willem Bok zei: "Hij ging hem op de schoot zitten".

24 Mei 1853. Met Grietje en Samuel te scheep met schipper C. Koning [naar Amsterdam]. De wind was eerst niet gunstig. Voor dat wij bij Enkhuizen kwamen was het water zeer hol en onstuimig, zoodat Samuel en Grietje te kooi moesten en ikzelf ternaauwernood hun de noodige hulp kon bewijzen. Des namiddags konden wij evenwel weer met pleizier bovenop wezen en zelfs eten. Des avonds te 7 ure half 8 kwamen wij te Amsterdam. Ik ging met de kinderen wandelen (bij Piccaliga en Holst over de kagchel gesproken) langs de Kalverstraat enz. Des nachts te 10 ure weer in het schip. Schipper Konig vertelt veel van de kwesties die hij gehad heeft met de Keysers met het lammerenvaren, hoe zij hem menigmaal wilden dwingen om deze of gene koers te nemen enz. Wij sliepen in de kajuit.

25 Mei 1853. Amsterdam. Terstond na het ontbijt te half 8 met de kinderen aan de wandeling langs de Buitenkant naar het Park en de de Zoölogische Tuin. Deze bezien (entrée 1,20 gulden) van 8 tot 12 uur, 3 groote leeuwen pas aangekoomen, zwarte jonge olifant van 2 jaar. Daar koffij gedronken.

Langs de Botermarkt en de Kalverstraat terug. Te 3 uur in 't schip uit onze trommel gegeten, gewandeld en om 4 uur met 't jagt naar Westzaan.

27 Mei 1853. Met Samuel bij Dominee Sepp in zijne nieuwe pastorij. Professor Muller was sterk vóór een adres tegen de Hiërarchie, Sepp was tegen omdat hij Thorbecke voor de materiële welvaart des lands onmisbaar achtte.

Sam speelde wat met zijn zoontje.

28 Mei 1853. Met Grietje en Samuel met het schuitje naar Zaandam en met de stoomboot naar Wormerveer.

29 Mei 1853. Te Knollendam bij Dominee Boetje. Ik [heb] gepreekt voor 71 hoorders met veel genoegen te Krommeniedijk. Met het rijtuig naar Westzaan.

3 Juny 1853. Met het schuitje naar Zaandam, met de stoomboot naar Alkmaar, vervolgens naar den Helder. Bij Van Bruggen zeep betaald, zijn waschtoestel bezien. Te 6 ure met de stoomboot naar Texel met de pastoor van het Oude Schild. Deze prijst zeer het werkje van Winkler Prins.

Naar den Burg gewandeld, allen zeer verheugd.

5 Juny 1853. Zondag. Eerst aan den Hoorn, vervolgens aan den Burg gepreekt. De Burgemeester weer ter kerk.

11 Juny 1853. Des namiddags bij den Burgemeester een bezoek gebragt om de verwijdering weg te nemen die in de laatste weken tuschen ons beiden bestond.

Ik zeide dat ik tot hem kwam, gereed om a.s. zondag met Christelijken broederzin met hem Avondmaal te houden. Hij zeide dat zijn laatste bezoek bij mij niet anders ten doel had gehad dan mij als zijnde zijn oudste vriend op Texel een broederlijke raad te geven, door welken ik mij op een ongekende hoogte van gunst in de Gemeente geplaatst zou hebben.

Het geheele volgende gesprek toonde hoe hij zocht naar verontschuldiging, nogtans zeide hij het een en ander dat mij ook in het vervolg stoffe tot ernstig nadenken gaf, bijvoorbeeld dat ik hier vreemdeling was en altijd bleef, daar zij als Texelaars hier geboren waren, leefden en stierven. Ook oordeelde hij dat ik geen recht had om van mijn liefde tot de Gemeente te spreken. Zij, zij hadden liefde tot de Gemeente, want zij waren het zelve, die die Gemeente uitmaakten.

Hij zeide dat hij nog altijd met dezelfde gezindheid als tevoren omtrent mij bezield was. Over de Hierarchie zouden wij niet spreken, echter sprak hij er vrij wat over. Thorbecke had als een kind gehandeld.

Alles zou ten mijnen aanzien goed geweest zijn als ik de zaak maar eerst met de Broederschap had overlegd. Ik kon mijn ooren niet gelooven en vroeg hen of hij dan geheel niet wist, dat juist dit mijn zoeken was geweest en dat zijn broeder Simon alleen het als gewelddadig had verhinderd en aan wie derhalve de schuld hiervan moest worden geweten enz.

Wij scheidden met wederzijdse betuigingen van goede gezindheid. Bij het heengaan vroeg Sijbrand mij of Willem Bok ook ten Avondmaal zou komen en dat hij er dan geen gebruik van zou kunnen maken, terwijl hij zich in zeer harde bewoordingen over W. Bok uitliet. Ik vermaande hem tot Christelijke gezindheden met alle ernst.

16 Juny 1853 Des avonds met den Heer Bok en Familie naar de Tent. Aldaar een glas wijn gedronken. Te half 11 weer te huis. Aan Bok mijn bezoek bij de Burgemeester eerst verhaald.

18 Juny 1853. Aris Bremer hier om de vloer in de woonkamer te verwen. Des namiddags 2 knechts van Pronk hier om een kippenhok te maken.

19 Juny 1853. Wij des middags BUITEN onder de studeerkamer zeer genoeglijk gegeten en theegedronken. De laatste dagen, die alle zeer schoon waren, waren wij meest in de tuin.

21 Juny 1853. Des namiddags Bispinck en Luitse hier om het raam in de keuken te plaatsen, zoo ook de volgende dag.

22 Juny 1853 Vrouwtje Verberne hier te naaijen. Zij is Roomsch doch zegt gaarne in de Bijbel te lezen en ook meermalen bij ons ter kerk te komen.

24 Juny 1853. Brief van 't Hoogezand met een trommel met 2 hoeden en een hok met 4 makke kippen. De kinderen daarmede zeer verblijd. Gerrit Zoetelief maakte de volgende dag een nachthok in het schuurtje.

24 Juny 1853. Kerkeraadsvergadering aan de Waal. Bepaald dat ik mijn kagchel zal trachten te verruilen voor een van 48 gulden, en 8 gulden zal toegeven.

27 Juny 1853. Dominee P.D. Dekker van den Helder hier met 2 kinderen, Engel en Cornelis. Ik haalde ze des morgens van 't Oude Schild en bragt hem des avonds weder derwaarts.

30 Juny 1853. Des morgens met 5 kinderen en Engel en Cornelis Douwes Dekker en Herman Kikkert eene dagwandeling gemaakt over de Mient, door de duinen naar 't Westerstrand. Bij Frans Koorn koffij gedronken en onze broodjes opgegeten. Te half 4 weer te huis.

5 July 1853. Des avonds Engel en Cornelis Dekker weer naar huis gebragt.

6 July 1853. Bij Dominee Dekker aan den Helder. Des avonds met de postschuit weer naar 't Oude Schild. Katrina jarig, koek van jufvrouw Dekker voor haar.

9 July 1853. Nieuw fornuis ontvangen.

12 July 1853. 't Voldoet best, 't andere verzonden.

10 July 1853. Bij den Heer Bok een glas wijn gedronken.

12 July 1853. Hier in het prieel des avonds vergadering van 't Nut. Bok en Wentink afgevaardigden.

14 July 1853. Deze morgen te half 8 met de wagen van J.C. Bakker met alle kinderen Geke met Grietje en Katrina naar 't Oude Schild gebragt. Zij vertrekken met de stoomboot naar Harlingen. Harde wind, anders gunstige gelegenheid.

[Zij gingen naar Groningen tot 6 Augustus].

Marijtje Buijs hier eergisteren gekomen, vanavond weer vertrokken.

16 July 1853. Marijtje Buijs des middags gekomen en des avonds weer vertrokken.

25 July 1853. Dominee De Waard en ik des avonds bij den Heer Bok.

27 July 1853. In mijn afwezen de Burgemeester hier geweest om mij te bezoeken. Dat was in een half jaar niet gebeurd.

28 July 1853. Aris Bremer en zijn knecht Bertus Hartog hier vandaag begonnen de studeerkamer te verwen.

29 July 1853. Des avonds den Heer Bok hier. Hij kan het niet goedkeuren dat ik op het adres van Vrendenberg aan de Tweede Kamer geteekend heb. Zijn verlangen om weer als lid van het plaatselijk Bestuur op te treden komt zeer sterk uit, hoewel hij het ontveinst. Hij noemt het onbegrijpelijk dat de Burgemeester daar niet sterk voor schijnt te wezen.

31 July 1853. Simon Keyser komt een vriendschappelijk bezoek brengen over den waschtoestel, hij wil er ook een hebben. Ik was verrast door dit bezoek. Zijn vrouw blijft nog sukkelende. Hij wil met haar naar Amsterdam.

1 Augustus 1853. Dirk is dagelijks druk werkzaam met het vervaardigen van een tijdwijzer voor de wedstrijd [van de Kindercourant] naar een model van C. Klok.

1 augustus 1853. Bericht van Gé dat zij eerst zaterdag wenscht weer te komen.

3 Augustus 1853. Des avonds bij Pieter G. Bakker een pijp gerookt. Hij was zeer goed te spreeken. Hij veronderstelde dat Bok wel bij mij geweest was om mijne stem voor zich te vragen. Willem was ook bij hem geweest om hem daarheen te leiden, doch hij, Bakker, had gezegd dat hij veronderstelde dat Pa het toch niet zou of behoorde aan te nemen. Hij is Bok niet gunstig, dat volk is astrant, zegt hij. Willem had namelijk eens van hem willen weten wie der weesvoogden er vooraf tegen waren dat ook Kikkert mede de verteeringen zou hebben toen Pieter Langeveld en de Pastoor borg over hem gezegd hadden.

4 Augustus 1853. De verf op mijn studeerkamer is nu zooveel gedroogd dat ik de boeken weer te regt kan zetten.

Marijtje hier weder sedert gister.

6 Augustus 1853. Des namiddags met Dirk, Samuel, Sina en Menno met de wagen van Arie Boon naar 't Oude Schild, naar de Stoomboot van Harlingen komende, Gé met de beide kinderen Grietje en Katrina afgehaald en in welstand en met alle blijdschap ontvangen.

6 Augustus 1853. Dominee Boeke van Amsterdam hier.

Willem Bok even hier, kan morgen niet voorlezen. Gesprek over de hiërarchische kwestie. Ik verhaal hem hoe het hier gegaan is. Hij keurt de behandeling die ik ondervond zeer af, doch meent dat men de Roomschen in dezen stil hun gang moet laten gaan. Hoe men in Amsterdam de volksmassa in beweging gebragt had. Boeke had de kerkeraad geadviseerd zich met de geheele zaak niet te bemoeijen. Boeke zag zeer veel gevaar, ook voor ons Doopsgezinden in de aanneming van het tegenwoordig wetsontwerp. Hij was echter zeer tegen Thorbecke, hij hield het er voor dat diens doel was eene republiek te scheppen waarvan hijzelf als dictator aan 't hoofd zou staan. Hij was geen man met een Nederlandsch hart, hoewel hij ontegenzeggelijk bekwaamheden had.

7 Augustus 1853. Met Boeke gesproken over mijn lieve Alida. Onze denkbeelden over de blijvende betrekking tusschen ons en onze afgestorvenen schijnen zeer goed overeen te stemmen. Hij oordeelt dat ik noodeloos mij verontrust met de gedachte of ik ooit mijn dierbaarste zou kunnen vergeten. Hij laat [mij] nog veel van haar vertellen. Hij waardeert niet zeer hoog de verschijnselen van het Magnetismus. Ik verhaal hoe ik daardoor bevestigd ben in mijn geloof aan de inwerking van de geesten op elkaar. Hij hoort met verbazing wat ik hem daarvan vertel, hoe zij zelfs de titels van boeken opgaf, die ik haar voorhield, hoe zij zelfs mijn vroegere gedachten of gezindheden wist. Dit alles leidt ons tot gewichtige beschouwingen over 't leven hierna.

8 Augustus 1853. Dominee Boeke hier te 4 uur opgestaan, met Cornelis Bakker naar het Oude Schild gereden. Ik bragt hem op de stoomboot.

Een spiegel gekocht aan de deur voor 11 gulden.

15 Augustus 1853. Met Dirk en Samuel naar Grijpskerk, Groningen, Hoogezand, enz tot 10 September.

30 October 1853. De proponent Muller met mij mee naar huis, vooraf nog vertoefd bij den Heer Bok.

13 November 1853. De avond met Dominee Lodeezen bij den Heer Bok gepasseerd, aldaar eerst ook Dominee Rietberg en vrouw. Lodeezen ontvangt berigt dat hij aan den Hoorn beroepen is [als opvolger van neef Huizinga].

14 November 1853. Des avonds met Lodeezen naar de Nutsvergadering. Ik doe de Verhandeling over "de kunst van Vergeten" (op de vorige Nutsvergadering was er tusschen W. Bok, Scheurleer en [de nieuwe Ontvanger der Registratie] de Graaf tegenover S. Keyser vrij wat heftige woordenwisseling geweest over de bittere Courantartikels Texel en Bok betreffende). Lodeezen gaat met Wentink en Ris Lamberts naar 't Oude Schild.

15 November 1853. Mevrouw Bok en Welmoet en jufvrouw Rietberg waren hier even.

16 November 1853. Naar den Hoorn, bij Meester Hillenius thee gedronken. Zijne vrouw betert mooi, best tevreden over Scheurleers behandeling.

17 November 1853. Samuel des avonds in de Salon des Variétés in de Kikkert. Vannacht heeft het vrij wat gevroren.

15 December 1853. Buitengewoon koud. Ik kan de kagchel haast niet genoeg stoken. Gistermiddag nog even met de kinderen op 't ijs geweest (met de 3 oudsten). Zij beginnen pleizier in het schaatsenrijden te krijgen.

Maandag [12 December] hadden wij Departementsvergadering. Boonakker deed de Redevoering over het spreekwoord "Elk moet zijn koe bij de horens vatten", ten eerste zijne eigene taak getrouw en ijverig volbrengen. Ik hoorde hem met genoegen.

Simon Keyser, pas van een reisje naar Amsterdam terug gekomen, verhaalde van de wonderlijke biologische proeven op een paar menschen door hem aan den Helder gezien, uitgevoerd door den Heer Semerink.

Maandagavond een brief naar Lodeezen geschreven, waarin ik hem zeer ontraad om in het midden van de winter over te komen als de vaart nog gestremd is, gelijk thans. Gister geen stoomboot of postschuit gevaren om 't ijs en de wind.

Vandaag een week geleden waren den Heer Bok en vrouw en Welmoet des avonds hier.

1 January 1854. Des voormiddags weinig menschen, des middags aanhoudend bezoekers, ofschoon niet overveel.

Zeer weinig volk ter kerke, maar het lag alles vol sneeuw, wel 1 voet hoog. Gister was het verschrikkelijke sneeuwstorm.

2 January 1854. Dirk en Grietje vandaag voor 't eerst geheel uit de school gehouden. Zij zullen nu hun schoolwerk bij mij in huis verrigten. Dirk verraste mij gisteren zeer met een Latijnsche Nieuwjaarswens.

2 January 1854. S. Keyser hier. Ik las hem de brief naar Amerika over de familie Smit voor. Hij kent die goed.

3 January 1854. Weinig slaap door kiespijn en buikpijn.

Des avonds monsieur Verberne hier koffij gedronken. Ik deel hem mede dat ik nu Dirk en Grietje wensch te huis te houden. Hij prijst Dirk zeer. Hij heeft slechts één wensch, dat de geest van werkzaamheid die hem bezielt in zijne school mogt achterblijven. Hij zegt dat Samuel al schrijft, maar slecht, zoodat Katrina hem daarin vooruitgaat. Hij hoort met veel belangstelling dat Dirk voor zijn tijdwijzer een prijs gewonnen heeft en neemt die ter bezichtiging mede.

Jufvrouw Geke naar den Heer Bok. Ook gesproken over Grietje ergens op het naaijen te doen. Mevrouw raadt Jantje de Wijn aan, niet bij Heintje als veel te driftig.

6 January 1854. De sneeuw begint te dooijen. De post naar Nieuwe Diep weer gevaren, de twee vorige dagen niet. Dingsdag is Mets, met de boot door het drijfijs medegevoerd, bij Callantsoog aangekomen.

8 January 1854. Naar Oosterend. De weg is allerslechtst. Men kan haast niet over de hooge sneeuwbergen, soms wel 8 of 10 voet hoog, of door de stroom van gesmolten sneeuw heenkomen. Ik liep den ganschen dag met de laarzen vol water.

Geke des avonds naar den Heer Bok, is op het oogenblik, bij 1 uur, nog niet terug.

9 January 1854. Te half 3 Geke ingelaten. Zij had bij Bok het verjaarfeest van Willem helpen vieren. Mevrouw Scheurleer en Welmoet zijn in onmin.

9 January 1854. Ariaantje Koorn (kraamvrouw) bezocht in haar kleine woning en armoede.

10 January 1854. Ik loop met Haakman. Zijne vrouw kan zich hier nogal wel schikken, omdat de Texelaars nogal wat met vreemdelingen ophebben (!).

De ontvanger N. Alblas beklaagt zich zeer over Texel en wenscht hartelijk hier weer vandaan te zijn. Hij heeft vooral op Texel tegen dat men er de vreemdeling zoo minachtte, getuige het voorgevallene met Bok. Vrendenberg scheen nogal wat tot steun van Texel gezegd te hebben. Hij had hier althans nooit ongenoegen gehad.

11 January 1854. Menno jarig. Mijn lieveling was den ganschen dag regt vlug en vroolijk en zeer gelukkig met zijn kleine geschenkjes. Hij zit gedurig zoogenaamd te lezen in zijn kleine boekjes en zijn versjes op te zeggen. Gisteravond overtuigde hij mij, dat hij nu ALLE LETTERS kent maar de tweeklanken enz kent hij nog niet.

Ik ben vandaag met Dirk met de Aeneis van Vergilius begonnen. Hij werkt steeds door met onvermoeide vlijt.

Des avonds Reijer Koning van Cocksdorp hier een paar uren. Ik betaalde hem 11,20 gulden voor turf.

12 January 1854. Dirk Kalf des avonds hier, pas terug gekomen van eene reis naar Java met Kapitein Veenstra.

12 January 1854. De Heer Ahlé (86) heeft dezer dagen zijn vrouw en dochter 2 dagen na elkaar verloren, misschien ten gevolge van kolendamp.

13 January 1854. Geke des avonds met zware pijn in de maag en duizeligheid naar bed.

Men rijdt op schaatsen op de gladde straten van den Burg.

14 January 1854. Simon Leijen klaagt dat het zoo moeijelijk gaat om geld voor zijn brood te ontvangen.

De kinderen vermaken zich met de ijssleden in de sneeuw.

15 january 1854. Aafje naar 't Oude Schild.

16 January 1854. Des avonds Departementsvergadering. Brouwer doet eene Voorlezing van eene Redevoering van Uilkens getiteld: "Keerkringen".

Meest gesprek met S. Keyser en Kikkert. J.L. Kikkert maakt de aanmerking dat mijne preek van gister "Over de verzoeking van Jezus", waarbij de Duivel uit de geschiedenis werd weggelaten, voor een paar honderd jaar wel contrabande geweest zou zijn. Hij kan zich niet verbeelden hoe er nu nog menschen gevonden worden die aan een duivel geloven. Kikkert verhaalt van het bijgeloof in Noord Brabant.

16 January 1854. De vrouw van Dros aan de Waal lijdt sedert een maand aan een gezwel aan de hals.

18 January 1854. Des namiddags de Heer Bok hier te theedrinken. Hij nam in ontvangst de procuratie van broeder Jakob als toeziende voogd en de taxatie onzes inboedels, alsmede mijn opgave van baten en schulden om daarnaar de inventaris op te maken. Het scheen hem haast ongelooflijk toe dat we geheel geen schulden hadden.

Hij zag Dirk zijn Tijdwijzer en prees die zeer. Hij wilde gaarne dat zijn jongens ook eenige zoodanige liefhebberij hadden, maar tevergeefs. Hij had als knaap zeer veel liefhebberijen gehad en knutselde alles zelf. Hij had een geheele kist met timmergereedschap. Bijvoorbeeld wel een 40-tal schaven enz. Hij had soms wel een 60 kanaries in zijne broeijen. Bij zijne ouders had hij anders voor zoo iets geheel geene aanmoediging gevonden. Zijn vader was een vijand van studie. Hij was getrouwd met (zijne 2e vrouw) een zeer gefortuneerd Amsterdamsch meisje, die hem eindelijk overhaalde het zeeleven te laten varen. Zij woonden toen eerst in Rotterdam, later in Amsterdam. Later werd hij evenwel Inspecteur van het Loodswezen en is in die betrekking aan den Helder gestorven. Een groot deel zijner zeer ruime middelen had hij met de tiërcering verloren, daar hij op aanraden van zijn makelaars bijkans alle zijne kapitalen in Hollandsche fondsen gestoken had, en later nog weer in anderen die toen ook teruggingen, enz, enz.

19 January 1854. Bij Doctor Scheurleer de rekening betaald 9,50 en die van jufvrouw van Giffen 28,70.

21 January 1854. Anton Vrendenberg zou in Amsterdam op een Duitsch handelskantoor komen.

Geke blijft ongesteld, ofschoon zij overdag over den vloer en werkzaam is. Zij laat den Doctor komen.

22 January 1854. Doctor Scheurleer deelde mij mede dat volgens opgaven van List het verbruik van Sterken Drank op Texel in 1852 meerder had bedragen dan in 1851, 5000 kan, namelijk 33000 kan. In 1853 en 1852 was het nagenoeg gelijk.

25 January 1854. Des namiddags den Heer Bok hier met G. List en C.J. Honigh den inventaris mijns boedels opgemaakt en geteekend (door Honigh als procuratiehouder voor broeder Jakob Meihuizen).

29 January 1854. Zeer onstuimig weer. Maart Zuidewind stelt mij voor om de wagen van den Heer Dijkstra te vragen om daarmede naar Oosterend te rijden. Grietje mede. Zoo komen wij droog over.

Sientje wederom bij Scheurleer.

Dirk des avonds Klaas Bremer, Dirk Jansz Bakker en Herman Kikkert bij zich. Zij vermaakten zich best tot 11 uur.

1 Februari 1854. Geke des avonds naar de kerk en voorts bij mevrouw Bok.

5 February 1854. Verjaardag van Grietje. Haar een naaikistje gegeven. Emilie en Theodora Bok, en Betje en Adriana Vrendenberg bij haar.

Preek aan de Waal.

Bij Kuiper thee gedronken, aldaar P. en A. Dijksen en Jakob M. Boon. Ik lees de brief, onlangs van Jan de Bleijker uit Amerika ontvangen, voor.

5 February 1854. G. List is verleden vrijdag de bruigom geworden met Geertje Plavier. Daarover wordt algemeen veel gesproken. Het is nu juist 4 maanden na het overlijden zijner vrouw.

6 February 1854. Des avonds Grietje Smit bezocht. Daarna bij Cornelisje Eelman om haar wat turf te verschaffen.

Des avonds de diender Schuur bij mij. [Zijn collega] Schagen moet tengevolge van dronkenschap in het kussen zitten, daar hij handen en voeten, toen met de gladheid der wegen, geheel stuk gevallen heeft.

Kikkert is op het strand nogal vrijgevig met sterken drank [zegt diender Schuur].

Faas heeft zich onlangs ook weer erg aan dronkenschap schuldig gemaakt.

9 February 1854. Dirk des avonds te 6 ure met Klaas Bremer, Gerrit Dirksz Bakker enz op een rookie bij Dirk Jansz Bakker op Noord Haffel. Komt over 12 ure te huis. Ik begon bezorgd te worden [zware storm]. Hij had zich best vermaakt.

10 February 1854. Aafje des morgens teruggekomen van het Eijerland waar zij dingsdag was heengegaan. Geke heeft het de laatste dagen zeer erg met maagpijn, zoodat zij soms wegkrimpt van pijn. Des avonds laat zij Doctor roepen. Zij krijgt een hevig zenuwtoeval. Zuurdeeg in de nek.

11 February 1854. Geke des voormiddag iets beter en een paar kinderen verschoond. Op de middag weer met hooge zenuwtrekkingen naar bed. Ik begin vrij wat zorg over haar toestand te krijgen. Zij eet en slaapt niet.

13 February 1854. Geke een slechte nacht gehad, moest des morgens met azijn weer tot bewustheid gebragt worden.

Lodeezen is vanmorgen op Texel aangekomen. Hij moest zijn intreepreek nog maken. Dominee Rietberg verwacht dat Lodeezen zich als predikant van den Burg zal indringen.

Des avonds met Lodeezen naar 't Nut. Smit van der Kloot doet de Voorlezing over "De Weelde", waarin zeer goede denkbeelden. Vele bijdragen als van Meester Brouwer, Hassing, een Amsterdamsch tabaksverkooper, Honigh, Rietberg.

Kikkert verhaalt dat hij bezig is met geschiedkundige bijzonderheden van Texel samen te stellen.

20 February 1854. Gistermorgen bij zeer harde wind met de Burgemeester en Meester Brouwer en Sijbrand, Samuel bij mij, naar den Hoorn gereden. Ik [heb] Dominee Lodeezen in zijn dienst bevestigd.

Des middags met de familie Bok, pas aangekomen, en den heer Lodeezen en Raadt van Oldenbarneveld van Amsterdam, nog later aangekomen, en Rietberg en vrouw bij Lodeezen gegeten. Deze doet des namiddags zijn Intreerede.

Des avonds bij Lodeezen de Kerkeraad [van den Hoorn]: Klok, Rab, Visser en vrouwen, Jan Bakker, Meester Hillenius en vrouw, Rietberg en vrouw, Lodeezen en vrouw en broer en zwager, Dirk en Samuel. Aan de tafel wordt mij een fraaije zilveren sigarenstander aangeboden. Wij zeer genoeglijk samen. Arie Rab voert dikwijls het woord en dikwijls zeer snedig. Hij scheen aller welgevallen te winnen.

Samuel blijft bij Klok slapen. Ik half 1 naar huis met Dirk met de lantaarn van jufvrouw Kuiper.

26 February 1854. Ik liep van Oosterend naar huis met Jan Jansz Bakker. Hij verhaalt mij hoe hij de 10 jaren met zijn eerste vrouw geleefd had, het soms vrij bekrompen had gehad, waarom hij dan ook 16 jaar vrachtrijder was geweest. Hij kon van zijn 200 schapen geen hooger opbrengst berekenen dan 700 gulden en daarvan moest alles af.

Maar nu had hij nog hetzelfde land en vee, maar had verleden jaar 850 gulden gehad alleen voor zijne lammeren en dan kwamen er voor de wol en oude schapen nog wel eens zooveel bij [1700 gulden].

28 February 1854. Aafje kreeg het vanmorgen op de zenuwen, beangst zijnde om haar broeder Tijs, die vanmorgen loten moest. Hij is echter vrijgekomen.

Des avonds na de Catechisatie Jan Peper hier. Ik breng hem bij Co Eelman. Hij krijgt 5 gulden en een wagen turf. Hij heeft het zeer armoedig.

3 Maart 1854. Gister en vandaag extra schoone dagen. Klaas Smit in de tuin aan 't spitten.

Martje Bakker, de vrouw van Cornelis Duinker van Oost, verhaalde wat haar grootmoeder wel verhaald had van de tijd toen er nog twee Vermaningen waren aan de Waal, de grove, waar nu de kerk staat en de fijne. Haar grootvader behoorde tot de eerste, haar grootmoeder tot de laatste. De ouders waren het in het eerst lang niet eens geweest in welke Vermaning zij zouden trouwen. 't Was in de fijne geschied. Er werd destijds om de 14 dagen bij beurt in de twee kerken gepredikt en volgens accoord gingen hare grootouders nu ook met elkander ter kerke.

3 Maart 1854. R. verhaalde gister de treurige dood van het kind van Trijntje Daalder dat zich aan zijn dasje zelf gewurgd had, blijvende bij het overklimmen van een hek aan de paal hangen.

6 Maart 1854. Klaas Smit in den tuin, het spitten bijkans gedaan gekregen, benevens het ledigen der 3 putten in 4 dagen voor 4,50 gulden, daarbij het pad maken.

8 Maart 1854. Avondmaal aan de Waal, 235 communicanten, weinig naar dat de weersgesteldheid anders zoo gunstig was. De familie Bok, 4 personen waren er. Na kerktijd mevrouw Bok en Welmoet bij Geke.

10 Maart 1854. Vanavond bij den Heer Bok, aldaar Doctor Scheurleer. Willem met kiespijn. Mevrouw met hoofdpijn naar bed. Gesprekken over het vieren van Voorbereiding en Dankpreek op dagen in de week, waar Bok zeer tegen is. Men kan niet zoo uit zijn werk wegloopen en zich terstond verplaatsen in de gevorderde gemoedsstemming. Ik gaf mijne meening te kennen dat de gemoedsstemming die gevorderd wordt geen andere is dan waarin wij ons dagelijks bij ieder gebed moeten bevinden. Gesprek over heilige dagen. Bok verhaalt in't breede wat de Zondag hem is en de behoefte die hij daaraan heeft. Het komt mij voor dat hij teveel verschil stelt tusschen de Zondag en de andere dagen der week. Ik meen dat de eene dag zoo goed is als de andere. Dat wij geen heilige dagen hebben of hebben moeten dan alleen de Zondagen om daarop nieuw voedsel voor onzen geest te verzamelen. Een dag waarop men in ijverig werken zijn pligt betracht is ook een dag aan de Godsdienst gewijd. Bok wil de Voorbereiding op de zondag vooraf en de Dankpreek des namiddags na het Avondmaal gesteld hebben.

12 Maart 1854. Even voor kerktijd ontvingen wij 't verblijdend berigt dat Mietje te Westzaan gelukkig bevallen was van een meisje, den volgenden dag kregen wij weer gunstig berigt, doch dinsdag schreef Juriaan, zeer bedroefd, dat 't kind zondagnamiddag weer overleden was.

14 Maart 1854. Van de week veel tijd besteed om den tuin in orde te brengen en te bezaaijen.

17 Maart 1854. Sientje verjaart.

19 Maart 1854. Geke des avonds nog even bij mevrouw Bok. Zij heeft verleden week met mevrouw Bok bij Simon Keyser de vrouw bezocht. Mevrouw Bok is met mevrouw Scheurleer geheel in disharmonie.

21 Maart 1854. Doctor Hillen was voor eenigen tijd door, zoo hij meende, het hoofd niet zwaar genoeg te dekken, zeer doof geworden, waartegen geene middel baatte.

23 Maart 1854. Samuel had vanmorgen een fraaije prijs van Monsieur Verberne gekregen. Zeer fraaije band doch de inhoud voldoet mij weinig. Natuurlijke Historie der Insecten in het Fransch.

27 Maart 1854. Te Oosterend bij Grietje List en haar dochters thee gedronken. Pietertje heeft veel lust in lezen. Zij wil wel eens een boek van mij hebben.

Zij zeggen dat Meester Keijzer niet veel werk van de kinderen maakt. Cornelis, het kleinzoontje, is al in de vermenigvuldiging, maar ik merk dat hij nog niet tellen kan.

28 Maart 1854. Aan de Waal bij Martje Eelman. Zij heeft 3 zeer vlugge en gezonde kinderen. Zij klaagt over de duurte van alles. De boeren lieten niets buitengewoons verdienen.

Bij de weduwe Akke Dijksen. Zij is een godsdienstige vrouw, met wie ik gaarne spreek. Ik beloof haar weldra eens weer te komen. Zij verhaalt dat hare gesprekken over Godsdienst, opwekkingen tot vertrouwen enz bij Aafje Lindeman nooit eenige weerklank vonden.

Een paar fraaije boeken in huis gekregen om een prijs voor Samuel uit te zoeken, waarin Samuel vooral en ook de overigen al hun vrije tijd doorbrengen.

Dirk zeer verheugd met een brief van Engel Dekker, hem uitnoodigende om vrijdag daar te komen logeeren.

30 Maart 1854. Dominee Lodeezen van den Hoorn biedt aan het onderwijzen van Dirk in Latijn en Grieksch op zich te nemen, dat mij het uitzigt opent dat ik Dirk daardoor nog wat langer bij mij kan houden.

31 Maart 1854. Dirk naar den Helder om daar bij Dominee Dekker te logeeren, tot 8 April.

Des avonds S. Keyser hier om met mij het contract na te zien tusschen de Armenbesturen, hier over de alimentatie van de weduwe van Jan Dirksz Eelman. Hij stelt mij tevens het tractement ter hand.

2 April 1854. Verleden week heeft Jakob Vlaming een stuk land dat zijn schoonvader Jan Eelman van de Waal voor 14 jaar had gekocht voor 500 gulden nu weer verkocht aaan P.C. Eelman voor 2000 gulden.

6 April 1854. Naar de Westen, bij P.G. Eelman en dochter Antje. Bij Cornelis Koorn [Okushokkie]. Ik spreek bij de beide laatstgenoemden, hun aanmoedigende om met hun lidmaatschap naar den Hoorn te gaan. Dit vindt evenwel geen bijval.

9 April 1854. Onze Aafje is vandaag als lidmaat der Gemeente bevestigd met 17 anderen. Zij schijnt er veel gevoel van te hebben. Reeds verleden vrijdagavond na de aanneming toonde zij behoefte aan rustige gesprekken.

12 April 1854. Dirk voor 't eerst naar Dominee Lodeezen aan den Hoorn om les te halen.

13 April 1854. Aafje vandaag evenals verleden dingsdag een harde koorts.

14 April 1854. Ik liep van den Hoorn terug (120 schreden in de minuut) in 15 minuten tot aan de landen (het Spijk) en nog eens 15 minuten de landen over tot aan Pieter Hin of de Kamp, en nog eens 15 minuten tot aan de meelmolen van Langeveld en van daar in 5 minuten te huis. In 't geheel 50 minuten. Men moet dan goed doorstappen. Het is van de pastorij van den Hoorn 6000 schreden van 2,5 voet tot de pastorij in den Burg of in 't geheel 15000 voet.

Katrina is nog zwaar aan de hoest, ook Sientje is niet volkomen vlug. Katrina vooral ziet er thans schraal uit. Sientje laat soms ook haar boterham staan. Menno is wel wat verkouden, maar toch vlug. Geke is ook verkouden, heeft hoofdpijn, is zeer lusteloos. De maagpijn is wat beter. Aafje vandaag weer goed.

15 April 1854. Hedenavond werden wij zeer verrast door de komst van broeder Juriaan.

16 April 1854. Eerste Paaschdag. Preek aan de Waal. Ook Juriaan gaat mede derwaarts. Hij had in de laatste 8 weken nog zoo ver niet geloopen [zere voet].

18 April 1854. Broeder Juriaan met Dirk en met het karretje van Dirk Leijen naar Cocksdorp.

Voormiddags hier te koffijdrinken Dominees Rietberg en Lodeezen en Wentink en Vrendenberg als 't begin van een 14-daagsch kransje.

20 April 1854. Des namiddags bij Bok thee gedronken (Bruno en Passier aan 't schermen).

21 April 1854. Johannes Bok hier. Belangrijke gesprekken n.a.v. Goede Vrijdag, de waarde daarvan. Hij meent geene hereeniging met onze afgestorvenen in de Eeuwigheid te kunnen aannemen.

23 April 1854. Voorbede voor Aafje Lindeman die op haar uiterste ligt. Op de terugweg van Oosterend haar bezocht en toegesproken, 't geen zij blijkbaar nog zeer goed verstaat. Een uur later was zij een lijk. Ik heb trachten te troosten en te vermanen zoo ik kon en heb met allen gebeden.

24 April 1854. Grietje heeft gister de koorts weer gehad [ook 21 en 22 April], doch vandaag gelukkig minder en heeft weer haar werk kunnen doen. Menno is ook nog zeer verkouden. Met Katrina is het merkelijk beter. Geke heeft verleden zaterdag een buitengewoon goede dag gehad.

Dagelijks drukte met schoonmaken.

27 April 1854. Doctor Scheurleer, schoon nu beter practijk hebbende, waarvan hij echter op verre na geen bestaan heeft, wil toch ter eenigen tijd Texel verlaten. Zijne vrouw [is] voor 4 dagen bevallen.

5 Mei 1854. De moeder van Geke komt tot de 30ste.

7 Mei 1854. Zondag. Met Kors Roeper en Aafje met de wagen naar Cocksdorp. Daar te half 5 gepredikt. De vrouw van A. Koning deed haar kerkgang met die van Jan de Bleijker.

Bij Auke Griek. Het kind van Marijtje ligt zeer gevaarlijk.

8 Mei 1854. Simon Zijm subiet overleden.

9 Mei 1854. Met alle de kinderen des morgens half 7 met de wagen naar de haven. Met Dirk en Sina scheep gegaan bij schipper C. Koning naar Amsterdam. Zuid West wind. Te half 2 te Enkhuizen windstilte. Des avonds vroeg ter kooi. Rustige slaap, stond op het punt om zeeziek te worden, doch het ging goed.

10 Mei 1854. Te 6 uur des morgens te Amsterdam aangekomen. Des nachts veel regen gehad.

Na het ontbijt met de kinderen naar de Zoölogische Tuin van 9 tot half 1. Wij langs Botermarkt, Kalverstraat en Nieuwendijk terug.

Bij de kapper Sientjes haar laten snijden. Gesprek over de Fransche taal. De franzoos zegt dat hij 20 jaar hier te lande verkeerd heeft. Zijn Hollandsch is evenwel bijkans onverstaanbaar, maar hij zegt "hij behoeft het niet te leeren want elk leert hier ZIJN taal, de Fransche, die eenige educatie krijgt, en het is hem ook te moeijelijk".

Ik ben verontwaardigd over mij zelven, dat ik bij zulke kerels mijn geld breng.

Laarzen gekocht voor Dirk voor 2,50 gulden.

Tot 20 Mei te Westzaan.

17 Mei vergadering van 't Weduwenfonds in Amsterdam.

14 Juny 1854. Met Lodeezen (ook Dirk en Samuel) naar de Hors om de executiën met 't kanon bij te wonen. Aldaar de Overste Engelberts en de Minister van Marine Enslie, die vriendelijk met ons sprak en welligt niet weinig verwonderd was dat 2 Doopsgezinde predikanten daar kwamen om de exercitie met het kanon bij te wonen.

Voorts waren daar de Schout bij Nacht Bouwoiring en meer anderen. Wij zagen daar de allereeste proefnemingen met de Bourbon-granaat, zijnde 80- en 60-ponders, afgeschoten op een oud wrak 750 ellen van de stukken verwijderd, waarvan elke granaat 15 en 14 gulden kostte. Het geheim dier granaten heeft aan het land 120.000 gulden gekost. Of de proeven voldeeden vernamen wij niet. Slechts weinige granaten zagen wij in het schip vallen, de meeste gingen te ver of niet ver genoeg, een enkele ook ter zijde.

De Minister Enslie moet eenmaal, zoo Lodeezen zeide, nog slaaf in Algiers geweest zijn (ik zag, dat 't middenschot van zijn neus doorboord was). Hij vroeg toen wij daar aankwamen stappen (de Schout bij Nacht had ons eerst willen doen wegzenden) of wij kwamen om hem aan te manen de oorlogswapenen te laten rusten, dan of wij welligt na eigen aanschouwing op den volgenden zondag tegen 't verderf des Oorlogs wilden preeken, hetgeen een gesprek tengevolge had hoofdzakelijk daartoe leidende, dat de opmerking hoe men de oorlogswapenen hoe langer zoo meer vernielend maakte in zooverre aangenaam was, als het de strekking had om het oorlog voeren ten laatste geheel onmogelijk te maken.

Sedert verleden dingsdag is Adolphina Wentink hier bij Grietje. Gister zijn zij met de kinderen van Bok naar de Tent geweest. Vannamiddag zijn zij daar aan huis.

16 Juny 1854. Jan Dirksz Bruin onlangs met kapitein Dekker van Australië teruggekeerd na een zeer gevaarlijke reis. Eenmaal ging het schip zooveel onder water dat bijkans alle schepelingen dreven. De stuurman en de doctor hebben zij toen nooit weder gezien. Hijzelf had een eind touw gevoeld en zich daaraan gehouden.

21 Juny 1854. O.a. bij Marijtje.

24 Juny 1854. De Kermis begonnen. Samuel naar de tent van Bamberg van half 9 tot bij 12 uur. Hij komt blijde terug.

25 Juny 1854. Zondag. Adolphina Wentink is zaterdagavond weer vertrokken. Ik hield haar en Grietje en Samuel in de laatste dagen bezig met kakographiën te verbeteren, waarin Samuel en Grietje, doch ook zij meermalen de prijs der minste fouten behaalden.

27 Juny 1854. Gerrit Jansz List hier. Hij kwam spreken over het onderhoud van zijns vrouws grootvader N. Koorn, waartoe hij wel wat wilde bijdragen, doch verlangde dat de Gemeente ook wat deed. [2 February 1855. Des namiddags op verzoek bij Nanning Koorn. Toen ik er kwam was hij al overleden, oud bijkans 88 jaren].

27 Juny 1854. Jan Jakobsz. Roeper in 't Spang lijdt zeer aan een verschrikkelijke opzwelling der regterhand hem aangekomen met een splintertje, of liever een stekeltje van een plant in de vinger. Nu was de hand sedert 3 weken monstreus dik en pijnlijk en ontlastte veel bloedige etter. Misschien krijgt hij de hand nooit meer volkomen tot zijn gebruik.

30 Juny 1854. Geke, Katrina en Sina weder van de Groninger reis teruggekeerd. Des namiddags te 4 ure kwamen zij met de postschuitschipper Teunis de Waard aan 't Oude Schild (te 8 ure van Harlingen gegaan), juist als ik er met Grietje en Menno met de wagen ook aankwam om ze te halen [van begin Juny naar Groningen].

Wij reden naar den Burg doch niet ver van hier brak er iets aan 't rijtuig (een oud spul van Jan Zegel, voerman Auke de Wijn). De wagen liep in de diepe goot ter linkerzijde en wij allen lagen in een oogenblik in de brijzels van de wagen. Gelukkig dat niemand zich belangrijk bezeerde, Geke nog 't meest, doch geen blessures. Op een ander rijtuig kreeg zij plaats, ik wandelde naar huis.

Kort daarop viel Katrina van de zoldertrap, ook dit liep, Gode zij dank! gelukkig af. Allen zijn in welstand weergekeerd, Katrina ziet er zelfs veel beter uit dan toen zij heenging. Zij bragten vele bewijzen van de hartelijkheid en welwillendheid der ouders mede. Beiden hadden nieuwe kleedjes, nieuwe hoed, omslagdoek van Geke, schoenen, twee gulden van Tante Romke, zes gulden van broeder Samuel, voor elk der kinderen één. Een mooie hes voor Samuel, Italiaansche horologieketting voor Dirk.

Nu gaf ik hem ook het horologie, dat ik onlangs voor hem in Amsterdam gekocht had. Hij was er zeer mee verheugd.

1 July 1854. Tante Gé jarig. De kinderen gaven haar, behalve wat zoetigheid, een mooi mesje.

19 July 1854. Des namiddags met 't heele huisgezin (9 personen) en 't heel huisgezin van Dominee Wentink (8 personen) en Vrendenberg en 2 kinderen, en 5 kinderen van Bok zeer genoeglijk in 't Boschje enz op de Hoogeberg den dag doorgebragt. Des avonds te 10 ure weer te huis.

21 July 1854. Een vat boter van 't Hoogezand ontvangen. Van de week meest altijd buiten op de gaanderij of in het prieel gezeten. Zeer warme dag.

Dirk werkt dagelijksch aan de opgave der Kindercourant "een tijdtafel der Vaderlandsche geschiedenis".

27 July 1854. Dirk weder naar Lodeezen om les te halen. Hij heeft nu bij mij Bake's Grammatica uit, geheel gememoriseerd. Zoo ook Postma voor het Grieksch. Wij herhalen nu het geheel.

4 Augustus 1854. Naar den Hoorn, bij Lodeezen blijven eten. Hij deelt mij mede dat men bij Bok over mij spreekt als over een "vlakke Rationalist" van oppervlakkige kennis. Voorts was bij mij zeer te beklagen een groot gemis van vormen. Inzonderheid Willem kon zeer scherp zijn in zijn uitdrukking over mij.

Bij Rietberg ernstig gesprek met Lodeezen over onze verpligting om, terwijl wij de ZONDE veroordeelen, de ZONDAAR te blijven liefhebben, naar aanleiding van 't geen hij mij verhaalde van Jan Bakker en zijn vermoedelijk strafbaar verkeer met zijne dienstbode. Lodeezen zeide, dat zoodanig iemand, die hem zoo voorloog, hem geheel onverschillig was.

5 Augustus 1854. Ik werd geroepen bij den Heer Simon Keyser, wiens vrouw de vorige dag uit het Utrechtsche terugkeerde, waar zij tevergeefs herstel van gezondheid had gezocht, nu zich dodelijk zwak en als op haar uiterste gevoelde. De naaste bloedverwanten waren allen daar. Ik sprak de kranke woorden van bemoediging toe. Wij baden met elkander en zij deelde hartelijk daarin. Des avonds en de volgende dag bezocht ik haar nog eens weder en nam toen afscheid van haar. Zij scheen mij toe in eene zeer goede gemoedsstemming te zijn.

7 Augustus 1854. Des morgens om half 6 bij de Burgemeester ontbeten en met hem naar 't Oude Schild gereden en voorts met de stoomboot naar het Nieuwe Diep.

Wij gingen eerst naar den kledermaker Meijer, waar ik een zwart pak voor mij bestelde. Wij vertoefden eenigen tijd in het Logement en reisden te 9 uur met de IJzeren Barge naar Alkmaar in gezelschap van o.a. Dominee Dekker, Notaris Siemens van der Os, enz.

Burgemeester bleef te Alkmaar, wij verder met de stoomboot naar Zaandam, met Dominee ten Bokkel Kleijenburg, vroeger Ondermeester op Texel, enz.

[(Samenvatting van Ali) Huizinga in Augustus naar Westzaan, Naar Amsterdam naar de Algemene Vergadering van de Doopsgezinden, naar de Vergadering van 't Nut, naar de Algemene Vergadering van het Bijbelgenootschap].

13 Augustus 1854. Bij Dominee Hartog gesprekken over de toelating van Niet-christenen tot de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen. Hij was bevreesd voor het binnendringen van menschen zonder godsdienst, die dan hunne verkeerde bedoelingen zouden trachten te bereiken, en zoodanige waren vele zoogenaamde verlichte Joden.

17 Augustus 1854. Des avonds na Juriaans te huiskomst onze zaken den boedel betreffende in orde gemaakt en de Acte van Scheiding geteekend.

18 Augustus 1854. Met de stoomboot naar Alkmaar. Naar 't Nieuwe Diep o.a. met een Jood van Gelder, even bij dezen aan huis om een brief mee te nemen voor Vlessing. Ik bezigtig zijne Hebraeische bibliotheek, keurig net.

[Weer te huis, bragt een telescoop mee].

19 Augustus 1854. Even jufvrouw Keyser toegesproken, zij is uiterst zwak.

20 Augustus 1854. Jufvrouw Keyser (Trijntje Jacobs Dijksen) overleden, langdurig ziek en steeds zwakker. 25 Augustus begraven met Dominee Vrendenberg. Ik sprak er vrij wel (niet uitmuntend).

22 Augustus 1854. Veel gesprek over het geval van Jan Bakker [moet trouwen met de meid]. Lodeezen laat zich zeer sterk tegen hem uit. Wij [Boetje en vrouw en ik] trachten hem te bezadigen.

23 Augustus 1854. Des morgens 8 uur met Boetje en Vissering over de Waal naar Eijerland gewandeld langs Antwerpen. Bij Kees Roeper koffij gedronken (aldaar 2 meesters Boonakker). Hij brengt ons met de wagen naar de Koog (door de Nederlanden), aldaar het duin beklommen. Vervolgens naar den Burg. Roeper bij ons gegeten. Hij met ons (Geke en jufvrouw Boetje in de wagen) naar de Tent.

Even bij Bok, even bij Doctor.

Op de Tent thee gedronken met Vrendenberg en zoons Hendrik en Jan. Lodeezen en Rietberg, Doctor en neef, Bruno Bok en Eduard en Bruno Tideman, alle mijne kinderen (Wentink kon niet) tezamen omstreeks 25 [personen].

Des avonds in donker en bij regen naar huis. Wij hadden ons best geamuseerd.

24 Augustus 1854. Des nachts ongesteld geworden. Des voormiddags Wentink hier en Boetje en vrouw en Vissering [en ander bezoek]. Ik begeef mij, toen Wentink vertrokken was, naar bed. Tegen de avond weer opgebleven, veel beter. Door den Burg gewandeld [met de logés], den toren beklommen, het Weeshuis bezien, het Park doorwandeld en even bij Jakob Keyser. Des avonds bij Vrendenberg.

25 Augustus 1854. Des morgens te 4 ure opgestaan. Mijn gezelschap met de wagen van J.C. Bakker naar 't Oude Schild en zoo vertrokken.

Des namiddags ter begrafenis van jufvrouw Keyser met Vrendenberg en eene talrijke familie. Ik sprak er vrij wel (niet uitmuntend).

29 Augustus 1854. Bij G. List. Zijn portret van Aafje Lindeman lijkt, dunkt mij, niet veel.

30 Augustus 1854. Grietje, Katrina en Sientje den geheelen dag bij Pronk te gast. Katrina gaat ook nog bij Vrendenberg op de jarigheid.

Arnout Langeveld had vanmorgen een ongeluk met de wagen gehad, waarbij zijn paard in zee verdronk.

Des avonds de kinderen teruggehaald van Pronk. Hij spreekt veel over de laster, zoo hij het noemt, die er aangaande Jan Bakker is verspreid, laakt zeer het gedrag van Lodeezen daaromtrent, die aan die laster, door jufvrouw Kuiper uitgestrooid (?), geloof sloeg.

Dirk en de anderen vermaken zich dagelijks zeer met zijn nieuw Stationsspel.

Samuel is dagelijks met Adriaan Keyser en Jan Vrendenberg druk in de weer met eenige honderden lijsterboogjes te maken.

4 September 1854. Des namiddags bij Jan Sijbrandsz Keyser in zijne kluis thee gedronken. Hij kende mij eerst niet. Hij wist niet van het overlijden van mijne vrouw. Dat zijn eigen zoon Sijbrand zou trouwen met Cornelisje Dirks Eelman, dat zijn zoon Reijer naar Oost-Indië was, enz. Hij was van alles onkundig.

Hij meende dat hij sedert 1848 niet op den hoek van het land geweest was waarop hij woont, behalve eens in de week naar den Burg naar den barbier. Welke bijzonderheid hij nu sedert anderhalf jaar aan zijn klok had waargenomen, kon ik niet regt begrijpen.

Grietje is sedert laatstleden zaterdag op het Oude Schild geloogeerd bij Wentink om er tot a.s. maandag te blijven. Ik ging naar de Hoogeberg waar ik Grietje met de meisjes van Wentink dacht te vinden, maar tevergeefs.

Lodeezen komt, veel gesprek over het geval met Jan Bakker. De Burgemeester had zijn knecht in het verhoor gehad. Ook hij schijnt de geruchten te gelooven. Jan Bakker had nu als diaken bedankt. Wij raden hem tot stil berusten.

Burgemeester verhaalt dat hij soms veel lust had om zijn post neer te leggen, om de veelvuldige onaangenaamheden daaraan verbonden.

5 September 1854. Begonnen om in het geele zijkamertje nieuw behangsel te maken. Jakob List hier om 't voorschot te repareeren.

Bij C. Eelman mijn uitschot voor behangselpapier enz terug te ontvangen, 35 gulden.

6 September 1854. Vandaag was er harddraven bij Raven. Groote menigte rijtuigen en menschen derwaarts.

10 September 1854. Zondag. In de kerk ook de bijbelcolporteur, die mij gisteravond een paar uur ophield met zijne overigens zeer onderhoudenden verhalen van zijne ontmoetingen. Hij had hier 5 Roomsche testamenten verkocht. Hij was aan den Hoorn zeer onvriendelijk ontvangen.

11 September 1854. Dominee Lodeezen verhaalt hoe Dirk Jansz Bakker hem voor de preekstoel gevraagd had of het waar was dat hij het een en ander, wat hij opnoemde, ten laste van zijn zoon Jan had gezegd. Lodeezen had dit niet willen bevestigen of ontkennen, waarop Dirk Bakker weer had moeten aftrekken met de bedreiging dat hij hem vervolgen zou.

Departementsvergadering. Ik deed aldaar een uitvoerig verslag van de Algemeene Vergadering.

13 September 1854. Albert Bakker ook het groene zijkamertje behangen.

15 September 1854. Geke vanmorgen naar Westzaan vertrokken met de wagen van J.C. Bakker naar 't Oude Schild.

17 September 1854. Preek aan den Burg. Veel volk, Bok met 9 personen. Des namiddag en avond 2 meisjes van Bok, Theodora en Emilie hier en Adriana Vrendenberg.

18 September 1854. Twee wagens korte turf van Arie Ran en 1 wagen korte van Jan Rab en 1 dito lange van hem ontvangen. Antje Boon [heeft] ze gestapeld.

Zij [heeft] hier des middags gegeten met haar zoontje Dirk, een zeer stijfzinnige knaap, die volstrekt weigert eenig werk bij mij in den tuin te doen en daarmede wat te verdienen. Haar dochter Trijntje is nu bij Dirk Cornelisz Bakker en Jannetje Jans Ran (Roomsche menschen van den Hoorn) en heeft het daar zeer best.

Op den middag Dominee Lodeezen hier. Jan Bakker was gister toch niet bij hem aan het Avondmaal geweest. Lodeezen meent dat de Texelaars alle ondeugden nog wat erger hebben dan alle overigen (ik beweer dat hij te weinig ondervinding heeft om daarover zoo stout te kunnen spreken). Vooral ontucht, liegen, laster. Zij zouden geheel geen gevoel voor vriendschap hebben enz.

Vrendenberg stuurt mij vandaag weder 10 perziken. Hij heeft er vroeger 14 gezonden.

Wij wonen nu weder in het net behangen geel zijkamertje.

23 September 1854. Het speet Honigh dat ik het behangsel niet door zijn intermediair uit Amsterdam genomen heb.

24 September 1854. Samuel 10 jaar oud geworden. De dag genoeglijk gevierd.

Menno viel vanmorgen van het hobbelpaard en bezeerde neus en bovenlip vrij wat.

Des morgens vroeg 5 uur, toen ik te bed ging, lag hij al luidkeels van "goederharte" te zingen op Samuels verjaardag, half droomende.

Des avonds bij Meester Brouwer om te spreken over het getuigschrift van C. Zutphen, dat hij door Faas zal laten bewerken.

26 September 1854. Brief van Gé te Westzaan. Zij wil daar nog graag tot dingsdag blijven.

27 September 1854. Johannes Bok bij mij om afscheid te nemen. Hij belooft aan Dirk om aanstaand jaar in de vacantie met hem Mathesis te werken. Hij hoopt hem in eene vacantie, bij goed werken, zooveel te leeren als hij voor het studentschap noodig heeft. Ten aanzien van Lodeezen, als onderwijzer van een jongeling in de talen, oordeelt hij dat hij wel wat te overijlend is.

30 September 1854. Brief van Gé, is ongesteld te Westzaan.

Meester Brouwer hier over het getuigschrift voor Cornelis Zutphen.

1 October 1854. Dirk heeft eenige knapen bij zich, Dirk Jansz Bakker, Gerrit Dirksz Bakker, Klaas Brouwer en Dirk Gerritsz Bakker.

3 October 1854. Vrendenberg vertelde dat Willem Bok de naam "Van Wassenaar" zou aannemen naar eene overgrootmoeder. Wij vonden het een bewijs van groote ijdelheid.

6 October 1854. Des avonds bij Scheurleer en Bok berigt gebragt dat het met Geke te Westzaan volgens bekomen berigt niet beter was.

9 October 1854. Des avonds op de Departementsvergadering de Redevoering gedaan over "De schijnbare versnelling onzer levensjaren". Scheurleer en vrouw, jufvrouw Rietberg en jufvrouw Lodeezen zeiden ze met veel genoegen gehoord te hebben.

10 October 1854. Marie en Pauline Bok hier eenige uren. Zij willen wel lid worden van de Gemeente doch laten zich van de eens opgevatte meening niet afbrengen dat de Doopsgezinden de bejaardendoop veel te veel verheffen. Zij willen ook de kinderdoop niet afkeuren.

12 October 1854. Maarten Zuidewind is nog zeer ziek (ik breng hem wat frambozensiroop). Arie Jakobsz Eelman brengt mij op het pad naar den Hoorn.

Ik ben te laat voor de stembus (voor een lid van de Gemeenteraad).

Te huis komende vind ik een zeer ongunstige brief van Juriaan over Geke [logerend bij haar zus en zwager in Westzaan]. Het hoofd moet haar onophoudelijk verkoeld worden met koude blazen enz. Ook vind ik berigt van het overlijden van Dominee Boetje op eergisteren.

Bij Doctor Scheurleer (Katrina en Sientje bragten daar de namiddag door). Aldaar ook Lodeezen, mevrouw Bok en later den Heer Bok. Beide mevrouwen spraken veel van haar deelname in mijn toestand als nu van huishoudster verstoken zijnde. Mevrouw Scheurleer wenschte dat ik haar het genoegen deed van overhemdjes en kraagjes enz, die een bijzondere zorg vereischten bij haar te brengen om te strijken. Mevrouw Bok recommandeerde, als ik van dien aard eenige hulp noodig had, hare dochters, die de kunst van strijken enz ook perfect verstonden en mij gaarne wilden helpen.

Ik betuigde mij zeer verpligt voor zulke aanbieding, doch tevens dat de nood nog hooger moest gaan eer ik mij zou durven veroorloven zulke aanbieding aan te nemen.

Onder het wandelen naar den Burg sprak ik met Lodeezen, of hij met mij, over het karakter van Bok. Hij oordeelde zeer ongunstig daarover (ik noemde het raadselachtig, zoo kwam het hem niet voor, hij zeide "Als gij aanneemt dat hij steeds door een verbazende eerzucht of hoogmoed wordt aangevuurd dan hebt gij de verklaring van de geheele man"). Van zijne huisgenooten hield hij wel, maar niet van hem. Die trots had zich ook zeer aan Johannes medegedeeld. Laatstleden maandag was Lodeezen bij Bok geweest met de virtuoos Engelberts, maar in plaats dat men nu genot zocht in het hooren van zijn spel alleen, eischte Bok dat ook zijne kinderen zouden spelen. Bok vertelde bij Scheurleer hoe zij en alle de kinderen door die heerlijke muzijk van Engelberts zenuwachtig waren geworden en dat Johanna daardoor niet had kunnen spelen, maar het gedaan had op de strenge eisch van Bok. Ik meende te moeten begrijpen dat daarna nog toneelen hadden plaats gehad die niet regt aangenaam waren. Het schijnt dat Bok in huis slechts gebiedt en eerbied eischt voor zijn gebod, maar niet met liefde.

12 October 1854. De vrouw van P. Langeveld kan haast niet meer spreken. Verlangt niet meer te leven. Sterft 15 October.

12 October 1854. Bij J.L. Kikkert de vrouw toegesproken na het overlijden van haar kind van 8 maanden.

16 October 1854. Vandaag Dirk 14 jaar oud geworden.

Berigt ontvangen dat het met Geke nog zeer zorgelijk stond en er weinig hoop is.

17 October 1854. Menno en Sientje des namiddags bij Bok.

Vandaag de arbeid van Dirk voor de wedstrijd te 's-Hage ingepakt en aan Honigh ter expeditie verzonden.

Gister brief naar Hoogezand geschreven over de toestand van Geke en raad gevraagd hoe te handelen.

18 October 1854. Catechisatie aan den Burg, Sientje voor 't eerst mede.

Te 4 ure catechisatie met Marie en Pauline Bok en Jansje Keyser tot half 8.

20 October 1854. Den Heer Bok des avonds hier. Hij zegt vernomen te hebben dat men ontevreden was dat zijne dochters met Jansje Keyser afzonderlijk onderwijs bij mij ontvangen. Hij stelde mij dus voor om zijne kinderen ook bij de overigen te voegen. Hij wilde geen aanstoot geven. Ik zeide dat ik het zou doen, bepaaldelijk omdat hij het verlangde, daar ik anders het afzonderlijk onderwijs nuttiger voor haar oordeelde. Veel gesprek over de denkbeelden en gevoelens zijner dochters. Hij prees Marie sterk.

31 October 1854. Menno en Sina gaan zeer dikwijls op uitnoodiging naar den Heer Bok, ook meermalen naar Scheurleer, doch Sina gaat daar niet gaarne. Zondag l.l. wilde zij er volstrekt niet heen.

Grietje heeft laatst den dag zeer genoeglijk doorgebragt bij Grietje Bakker-Keyser en ontving zelfs nog een paar mouwtjes ten geschenke.

5 November 1854. Lodeezen logeerde hier des nachts [na het verslag doen van het Bijbelgenootschap]. Zijn voornemen om de volgende dag aan Dirk les te geven werd door zijn langslapen tot 11 uur belet. Zijn vrouw en zuster hier gekomen die toen mede bleven eten en des avonds naar de Nutsvergadering gingen waar ik de Redevoering deed over "Hoe elk in zijn kring tot Nut van 't Algemeen kan werken", en een eereblijk uitreikte aan Cornelis Zutphen voor het redden van 2 menschen, voor eene talrijke vergadering. Vele bijdragen, daaronder van de nieuwe Ontvanger Langeveld. Hij en Bok en Rietberg hadden schoone stukken.

7 November 1854. Bok berigt mij dat zijn zoon Johannes te Leijden summa cum laude candidaat geworden is.

9 November 1854. Vandaag voor 't eerst de kagchel in de voorkamer gestookt.

Verleden maand heb ik van 't Hoogezand 1 vat boter, 1 driekwart mud aardappels, wat appels en peren, gort en meel ontvangen. Donderdag een zware haas van P. Kuiper ontvangen, waarvan wij 's middags aten.

9 November 1854. Brief van Westzaan. Geke had voor 't eerst weer op de stoel gezeten. Zij blijft zwarigheid maken om hare betrekking hier weder te aanvaarden. Ik uitvoerig geschreven naar 't Hoogezand, advertentie in de Groninger Courant om een huishoudster.

16 November 1854. Dirk vanavond op een rookie bij Fokke J. Keyser.

24 November 1854. Eene brief van Wolters met verscheidene aanbiedingen van personen die hier huishoudster wilden worden.

25 November 1854. Wederom 3 aanbiedingen.

25 November 1854. Vrouwtje Dijksen, onlangs voorspoedig bevallen, is nu krankzinnig en zeer gevaarlijk.

8 December 1854. Begrafenis van Vrouwtje Dijksen in de Waal, voor 14 dagen van haar eerste kind bevallen en daarna in eene hevige krankzinnigheid gestort waarin zij zelfs eenmaal bed en huis naakt ontvlugtte.

26 November 1854. Geert Kikkert zeide mij eens uit eene preek van mij eene voorstelling van de Hemel (dat het geen plaats maar een toestand is) ontvangen te hebben, waarvan hij bestendig veel rust had.

Het heeft al vrij wat gevroren, het ijs ligt in de sloten.

3 december 1854. Aafje intusschen weggeloopen, komt eerst om 11 uur terug.

4 December 1854. Een paar vetleeren laarzen gekocht voor Dirk voor 2,90 bij Jan Jakobsz Roeper.

Nutsvergadering. Dominee Rietberg doet de Redevoering over "De Gezelligheid" als

I een grondtrek van 's menschen karakter, II niet een noodzakelijkheid, en III een waarschuwing tegen ontaarding, slechte gezelschappen enz.

Veel gesprek met den Heer Kikkert. Hij verhaalde mij van zijn vroegere omstandigheden. Hoe hij in 1830 dienst genomen had als vrijwilliger. Hoe Bok toen met zijn vader een accoord had aangegaan, waarbij hij zijne Notarieele Practijk overnam tegen 300 gulden in 6 jaar. Een veel te schrale vergoeding. Hoe dan ook, de zaken van Vader waren zeer achteruitgegaan, vooral daar hij erg aan de drank was, waardoor hij ook zeer was verstompt. Hoe hij Kikkert zich inmiddels had voorbereid en zijn examen als Notaris had gedaan met den besten uitslag, maar eerst nog langen tijd naar eene aanstelling had moeten wachten. Hoe Bok zijn vader 1200 gulden had voorgeschoten en hoe hij Kikkert om deze te voldoen de vaste goederen van zijne moeder voor spotprijzen had moeten verkoopen, want hij had niets.

5 December 1854. Des avonds Sint Nicolaasfeest. Aafje weder weg, komt eerst 's nachts half 2 te huis.

6 December 1854. De kinderen allen zeer verheugd (Samuel eerst niet, omdat ik hem zijne geschenken vooreerst onthouden had omdat hij niet aan mijn verlangen had voldaan).

De meisjes hadden van de week 2 paar kousen gebreid om met deze en met eenige oude kleedingstukken daarbij ook aan eenige armen een blijde St. Nicolaas te verschaffen.

7 December 1854. In de laatste tijd vrij wat brieven gewisseld over de keuze eener huishoudster.

Thuiskomend van de Catechisatie vond ik Van der Veen, de aanstaande leerling van Dominee Lodeezen, die tijdens de afwezendheid van dezen (naar Dragten om daar zondag op het beroep te preeken) hier zou zijn, opdat ik hem eenige werkzaamheid zou verschaffen.

8 December 1854. Menno en Sientje des namiddags naar mevrouw Bok. Zij aldaar als naar gewoonte zeer gelukkig (Sint Nicolaas). Sientje heeft veel last van haar wintervoeten.

Doctor Scheurleer raadt aan, dat Menno tegen zijn dikbuikigheid (uit opgezette klieren voortkomende, waaruit wormen ontstaan) dagelijksch levertraan of ook wel zeer bitter, koppig bier gebruikt.

1 January 1855. Nieuwjaarsdag, vele bezoekers ofschoon weinig leden der Gemeente.

1 en 2 January 1855. Zware storm, waardoor de dijken in groot gevaar kwamen en velerwege buiten Texel groote schade werd veroorzaakt.

2 January 1855. Sina voor 't eerst naar school. Zij had een aanval van croup gehad, doch bloedzuigers aan de keel gaven verlichting.

7 January 1855. Van namiddag Meester Brouwer hier. Hij kwam mij berigten dat Faas zich niet aan zijn voornemen hield om geen drank te gebruiken. Ik ben vanavond bij Faas geweest en heb hem ernstig gewaarschuwd. Hij wil nu alle dingsdagavonden even bij mij komen.

Vanavond bij Faas hoorde ik hoe men het mijne lieve Grietje meent aan te zien dat zij niet regt goed is. Ik kan het moeijelijk verdragen dat men zoodanig over haar spreekt. 't Zal best zijn dat zij een tijd lang naar Grootmoeder gaat. Zij heeft nu toch ook zoo weinig.

11 January 1855. Het was vandaag Menno's 5de verjaardag. Het kind was en wij waren met hem uitstekend gelukkig. De algoede God geeft mij in mijne kinderen eenen onschatbaren zegen.

Vanmiddag waren hier Lodeezen, de kandidaat Kayzer en de student Schoehuizen. De tweede had gister aan Dirk les gegeven. Hij prees hem zeer. Ook Lodeezen zeide dat hij nu eerst Dirk leerde waarderen, nu hij in Van der Veen een leerling had van zooveel ander soort. Het gesprek met Kayzer liep meest over Dirk. Hij was zeer verwonderd dat een 14-jarige knaap het reeds zoo verre had gebragt als ik hem mededeelde en hij zelf opmerkte.

Katrina en Sina op de verjaardag van Johanna Scheurleer.

Dirk op een rookie bij Gerrit Dirksz Bakker van Westergeest, waarvan hij eerst te half 1 terug kwam.

Voor een paar dagen een mooije Stolksche kaas present gekregen van Pieter Dirksz Bakker, tot mijne groote verwondering. Voor eenigen tijd ook een beste kaas van Kuiper van de Waal.

Het kindergeld gister reeds ontvangen.

Vandaag had ik op de catechisatie met doopelingen een zeer ernstig gesprek, inzonderheid met Marie Bok, die zooveel zij kan strijdt over de Kinderdoop. Zij wilde niet toestaan dat de Doop door Jezus verordend was als een zinnebeeld der Reiniging die de Doopeling wenschte. Ik kan haar op deze wijze bij zooveel gebrek aan onpartijdige waarheidsliefde en zoo het mij toeschijnt, van afkeer van de Doopsgezinden, onmogelijk als zuster der Doopsgezinde Gemeente aannemen.

12 January 1855. Jakob Keyser kwam hier de avond doorbrengen. Hij was hier sedert April 1853 niet geweest, toen hij heenging met de verklaring dat het nu voortaan uit was met onze vriendschap. Nu was alles in vrede. Veel gesprek over de staat van zijn gezin, de doorbraak in Buiksloterham, de schade aan de dijk, enz.

12 January 1855. Mevrouw Bok eene langdurige visite hier gemaakt om over hare dochters te spreken. Zij waren door het voorgevallene van gisteren zeer geschokt. Mevrouw zag angstig de gevolgen tegemoet die het hebben zou als ik haar niet kon aannemen, veelvuldige huiselijke en maatschappelijke onaangenaamheden. Zij ging heen treurig dat hare zending niet beter mogt gelukken.

13 January 1854. Een brief geschreven aan jufvrouw Balkema, waarin ik haar uitnoodig te komen [als huishoudster].

Dirk vandaag en meermalen last van kiespijn en zinkings in 't hoofd.

14 January 1855. Zondag. Aafje vanavond weder uit. Grietje is dan mijn eenig gezelschap en maakt gaarne voor mij koffij klaar enz.

Ik verwachtte Marie en Pauline Bok om met haar nog eens uitvoerig over hare denkbeelden over Doop en Eed te spreken. Doch in haar plaats kwam mevrouw Bok en overhandigde mij eene korte belijdenis van haar beiden, hopende dat ik daarmede tevreden zou kunnen zijn. Ik zeide echter te verlangen om in een persoonlijk gesprek de gronden te onderzoeken waarop deze veranderde overtuiging rustte. Dit bevreemdde haar. Zij achtte het onnoodig om daarop terug te komen. Zij zeide ik mogt mij van de opregtheid harer meening verzekerd houden. Hier bestond toch geen inquisitie. Menig Doopsgezind leeraar zou zulke strenge eisen niet doen. Mevrouw vertelde mij dat het Bok zeer had bevreemd dat de meisjes over de Doop zulke denkbeelden hadden. Nu moest hij bekennen dat hij steeds gemeend had dat zij op dit punt geheel van één gevoel waren en dat hij daarom aan de behandeling van dat onderwerp geene opzettelijke moeite had besteed. Maar nu vanmiddag had hij haar ernstig toegesproken en onderrigt en als de vrucht daarvan mogt ik nu deze aangeboden belijdenis ontvangen. Ik moet zeggen ik vertrouw die overtuiging nog niet.

16 January 1855. Dirk gister tevergeefs naar den Hoorn geweest. Lodeezen [was] met zijn zwager Kayzer en anderen op een paardenrit naar Eijerland.

Het is zeer koud en heeft vannacht sterk gevroren.

Naar de Waal. Ik liep met Filip Veen. Ik vroeg hem of hij zijn belofte aan het Afschaffingsgenootschap getrouw gehouden had, 't welk hij niet kon toestemmen. Ik sprak hem daarover in hoogen ernst aan, verklaarde dat ik hem niet meer kon houden voor eerlijk man, enz.

Des middags te huis komende vond ik tot mijne blijdschap Geke weer gearriveerd, gister door broeder Juriaan naar Alkmaar gebragt, vannacht aan 't Nieuwe Diep, zonder zeeziekte te half 12 aan 't Oude Schild gekomen.

18 January 1855. Des namiddags met Menno naar het ijs op de Elemert, waar ook Dirk, Grietje en Samuel op schaatsen waren.

Daarna met Menno even bij Scheurleer (ik had onlangs eene rekening van hem ontvangen f 10,70. Gé een van f 55,50).

Des avonds met Geke op uitnoodiging bij de Burgemeester met Vrendenberg en vrouw en Pieter Bakker en Grietje [Keyser]. De avond genoeglijk gepasseerd, echter verbeeld ik mij dat de innigheid der vriendschap van Burgemeester en vrouw niet zoo heel groot is.

22 January 1855. Ik naar Oosterend, Dirk naar den Hoorn. Zeer koude reis door de stuivende sneeuw. Dirk [had] vanavond zware kiespijn, waarven hij de laatste tijd veel last heeft. Wij bragten hem naar bed, terwijl hij van de pijn zeer zenuwachtig en schijnbaar zonder veel bewustheid was.

Menno oefent zich vlijtig in het lezen.

23 January 1855. Dankpreek. De familie Bok was er alle 3 keren.

Brief van jufvrouw Balkema uit Groningen. Zij neemt bij dezen de betrekking bij mij aan.

De brievenpost heeft zondag en maandag niet kunnen overkomen van 't Nieuwe Diep.

25 January 1855. Lodeezen weigerde standvastig een bankbiljet van 25 gulden aan te nemen als bewijs van erkentelijkheid voor 't onderwijzen van Dirk. Hij roemde Dirk zeer, achtte zich volkomen in staat om zijn wetenschappelijke opleiding hier te voltooien, alleen wenschte hij dat Dirk, vóór hij student werd, nog een jaar naar een stad te sturen om zijn smaak en schoonheidsgevoel te ontwikkelen. Hij miste nog die vlugheid van voorkomen die iemand zoo zeer tot aanbeveling verstrekt. Hij oordeelde dat een verblijf op 't Hoogezand niet aan de bedoeling zou beantwoorden. Amsterdam was beter.

Zijn leerling Van der Veen oordeelde hij best hem weder naar zijn ouders terug te zenden. Hij had voor taalstudie geen aanleg.

Lodeezen had een brief van Ten Cate van Wormerveer, die hem polste of hij lust zou hebben om het beroep te Knollendam te aanvaarden. Hij gaf niet onduidelijk te kennen dat zijne vrouw inzonderheid heel weinig met Texel ophad en hij dus gaarne om harentwil elders wilde gaan.

Grietje vandaag op schaatsen geweest aan de Waal en zich best vermaakt.

28 January 1855. Zondag. Ik met Dirk en Grietje naar 't Oostereind. Zeer glad te loopen, na de sterke dooij van gister heeft het vannacht weer gevroren. Door 't verschil der klokken kom ik een kwart uur te laat. Men was reeds aan 't zingen. Ik kwam zeer vermoeid terug.

Jan Koning bezocht. Ook nu weder moest ik zijne vroome ontboezemingen bewonderen. Verleden zondag en zaterdag scheen er weinig hoop op het behoud van zijn leven te zijn, maar hij zeide niet te weten of het nu wel beter was, want hij achtte de kleinste hoop op het leven hier voor het beste. Hij mogt zijne achterblijvende kinderen als volwassen en als zoodanig geplaatst zien, dat zij allen hun brood en wel vierdubbel hun brood hadden en op zijn 63-jarige leeftijd, na zooveel ondervonden te hebben, was er dan wel niets begeerlijker dan om ook die scheidsmuren verbroken te zien die hem nog terughielden van eene geheele vereeniging met zijne geliefde in de Eeuwigheid. Hij weidde uit over het groot geluk dat hij daarvan verwachtte. Hij had vertrouwen daarop, want hij had vrede met de menschen en met God.

Ik prees gelukkig die in waarheid zeggen mogt vrede te hebben, maar ik wees hem op de gevaren van het zelfbedrog. Het is niet genoeg, zeide ik, dat wij zeggen mogen allen alles goeds toe te wenschen, maar wij moeten ons ook bewust zijn, dat er niemand is dien het kan berouwen ons gekend te hebben.

31 January 1855. Des namiddags in de felle koude ZO wind met Dirk naar het Oude Schild, aldaar voor Wentink gepreekt. Weinig volk. De avond met genoegen bij Wentink gepasseerd. Het is verbazend glad te loopen, zonder sporen bijkans niet te gaan. Weerom gingen wij de Schulpweg, 12 uur te huis.

Reeds 3 dagen geen post.

1 february 1855. Vandaag Aafje van Cocksdorp terug, waar zij gister heen ging om Auke Griek te bezoeken die gevaarlijk ziek ligt.

2 February 1855. De vrouw van Jan Knol (kraamvrouw) toegesproken. Beloofd eerlang te zullen weerkomen en dan langer te toeven..

Vandaag brief van 't Hoogezand ontvangen. Grootmoeder wil graag dat Grietje daar een tijdlang komen zal.

4 February 1855. Zondag. Na de preek ontstaat er een vrij sterke woordenwisseling tusschen Pronk en S. Keyser [over de bedeeling]. De eerste wil dat er een extra bedeeling geschied. De laatste verzet zich krachtig daartegen. Men loopt onvergenoegd en zonder eigenlijke beslissing uit elkander.

5 February 1855. Grietje 13 jaar oud geworden.

Des avonds Departementsvergadering. Vrendenberg doet de Redevoering over het "Kluizenaarsleven". Ik hoorde hem met zeer veel genoegen.

7 February 1855. Jakob Buijs verhaalde dat iemand een zeehond had gevangen en het spek uitgekookt. Een der jongens had steelsgewijze veel van dat uitgebraden spek (kanen of vinken) gegeten. Hij heeft wat op het strand te verrigten, gevoelt eene sterke werking in de buik en loost wel 30 wormen. Nu had hij, Jakob Buijs, onlangs ook een Rob gevangen en aan zijn meisje ook eenige stukjes van die kanen gegeven die ook spoedig daarop een paar wormen had geloosd. Nu gaf hij haar van tijd tot tijd de traan die zoo helder en reukloos is als regenwater en zij bevondt zich altijd zeer goed daarbij.

8 February 1855. Des avonds Pronk hier. Hij betaalt mij geld voor broeder Juriaan. In den loop des gespreks betuigt hij altijd zeer veel tegen de Keysers te hebben als trotsche, heerschzuchtige en liefdelooze menschen.

Van Jan Koning heeft Pronk toch geen andere dan goede ondervindingen. Hij verhaalt hoe hij eens eene boe voor hem gemaakt heeft. Jan Koning [had] het daaromtrent gemaakte schriftelijk contract op het vuur geworpen, maar hem toch alles met de oververdienste volkomen prompt heeft betaald en dat hij daarvan zelfs geen kwitantie wilde aannemen, steeds daarvan sprekende dat de goede trouw toch nog wel niet uit de wereld zou zijn.

Dirk heeft reeds langen tijd aan kiespijn geleden. Stolp oordeelde om niet uit te trekken. Het wordt echter 's avonds zoo erg, dat wij Stolp andermaal halen, die hem nu één kies uittrekt. Dirk verkrijgt daarop eene vrij geruste slaap, die hij den vorigen nacht gemist had.

9 February 1855. Lodeezen schijnt veel plan te hebben om, als hij naar Knollendam beroepen wordt, het aan te nemen. Hij spreekt hoogst ongunstig over de Hoornsche Gemeente.

11 February 1855. Zondag. Bijkans allen hadden hoofdpijn, Gé had het erg.

P. Boon zei dat hij niemand gesproken had, of zij waren allen met pijn in 't hoofd uit de kerk gekomen, maar doordien zij allen over het gehoorde best voldaan waren, zoo kon men het een tegen het ander goed opwegen.

12 February 1855. Wij besluiten Stolp nog eens te laten komen die Dirk nu de tweede kies uittrok. Hij was de laatste tijd zeer lusteloos.

Jakob Buijs van Cocksdorp hier thee gedronken. Verhaalt dat zijn dochter Marijtje, die verleden week haar man verloren heeft (laatstleden woensdag is Aafje er ter begrafenis geweest) zich door haar nadenken nog al vrij wel weet te troosten.

Hij vertelt over zijn gedrag omtrent zijn zoon Jakob, die hij uit zijn huis had laten vertrekken om, onder anderen verkeerende, te beter de waarde der ouderlijke raadgevingen te leeren waarderen. Hij was dan nu ook van zijne neiging tot het kaartspel geheel genezen. Van die zucht bespeurde men sedert op het dorp niet.

Dominee Rietberg is beroepen te Petten en gevoelt zich zeer gelukkig. Met Paschen denkt hij hier te vertrekken.

Grietje is vanmiddag nog weer eens op schaatsen geweest. Het blijft zeer koud.

De post gaat ongeregeld over, blijft soms 3 of 4 dagen weg. Langs de straten is het zeer glad.

22 February 1855. Jakob Roeper en vrouw zonden mij 4 rotganzen ten geschenke.

23 February 1855. Kamerdag. Pronk deelt mede welke extra uitdeelingen hij heeft gedaan. S. Keyser valt hem daarover met zeer sterke bewoordingen aan en [verwijt hem] dat hij zulks op eigen autoriteit heeft gedaan, terwijl vroeger bepaald was alsnog niet extra te bedeelen.

26 February 1855. Zachte dooij tot aller vreugde.

Men was in Oost zeer verstoord op Dominee Steinfort, omdat hij zich verontschuldigd had om het doodsberigt [van Cornelis Gerritsz Brouwer onlangs te Amsterdam] aan hem gezonden, aan de weduwe [Grietje Jakobs List] over te brengen. De wegen waren zoo glad.

26 February 1855 Des avonds den Heer Bok bij mij. Professor Van der Hoeven had hem geschreven dat Prof. Nieuwenhuis gezegd had dat hij door de preek van Johannes Bok gesticht was geworden. Bok weer sterk tegen de Texelaars.

4 Maart 1855. Zondag. Stil te huis gebleven, maar wel beter [ziek geweest]. Ik had desnoods wel kunnen preeken, ware het niet in Oosterend geweest. Steinfort deed het nu voor mij. Een aangename dag gemaakt met de kinderen, komedie enz.

De postschuit heeft reeds weer eenmaal gevaren gister, doch bragt toen ook 4 posten mede.

5 Maart 1855. Des avonds Departementsvergadering. Wentink deed de Redevoering getiteld "de Metamorphose", zijnde een opwekking tot tevredenheid met zijn stand en staat. Ik hoorde hem met veel genoegen. Bok reciteerde een schoon vers van Ter Haar "Elegie aan een spelend kind". Andreae reciteerde een vers "Jefta's dochter", doch zijn reciteertrant bederft het stuk.

Wentink hier des avonds nog even. Op staande voet een stukje brood gegeten en met Aris Bremer, zijn reisgenoot, naar 't Oude Schild.

11 Maart 1855. Zondag. Met Geke naar Pieter Dirksz Bakker, aldaar met de Burgemeester en vrouw de avond genoeglijk gepasseerd.

Burgemeester verhaalde dat hier op Texel thans jaarlijks voor 18000 gulden aan Sterke Drank werd verbruikt. Te Cocksdorp moet dat zeer erg zijn. Alles geschiedt daar met drank.

Over drankmisbruik: zekere Willem Stark had van 't zomer soms wekelijks 40 gulden verdiend en daarbij wegens bergloon nogal extra verdienste gehad. En nu onlangs kwam hij bij de Burgemeester een kind aangeven en tevens vragen of hij niet een 3 gulden voor hem had want zelf had hij niets. De Burgemeester gaf hem 2 gulden, dit was omstreeks de middag. De man is terstond het geld gaan verdrinken en kwam eerst de volgende dag zonder geld te huis.

De Burgemeester verhaalde veel van de ongelukkige werking der Nieuwe Armenwet, waardoor de Gemeenterekening van Texel met vele sommen van alimentatiekosten bezwaard werd, terwijl er verbazend veel werk mede is.

13 Maart 1855. Wij zijn weer midden in de winter. Het heeft de laatste dagen weer sterk gevroren.

16 Maart 1855. Grietje naar 't Oude Schild, de dag bij Wentink gepasseerd. Geke des namiddags met de 3 jongsten gewandeld. Mooi weer.

20 Maart 1855. C. Dijt om te collecteren voor de watersnood van Buiksloterham, deze bragt op over geheel Texel 550 gulden of daaromtrent.

De meisjes van Wentink (Dolfine en Koosje) hebben hier den dag doorgebragt.

23 Maart 1855. Alles weer vol sneeuw. 't Heeft van de week soms weer sterk gevroren. Ik heb maar zeer weinig turf meer, geen steenkool. Beide is hier thans niet te krijgen. Ik heb dus vandaag wat hout bij elkander moeten zoeken om de turfvoorraad nog wat te rekken.

Vanavond bij Vrendenberg geweest. Hij is sedert 11 November of nog langer niet bij mij geweest. Hij zeide niet te weten dat het al zoo lang was en tevens dat er van zijn kant geen bepaalde reden voor bestond. Hij was in zijn spreken vriendelijk, overigens dacht mij wel iets koel. Hij was zeer verontwaardigd dat de collecte geen 600 gulden had opgebragt.

25 Maart 1855. Op de terugreis liep ik met Pronk, wij spraken over de collecte. De rijken geven niet naar vermogen. Simon Keyser had gezegd dat de behoefte niet zoo heel groot was en dat wij hier op Texel bij de vloed van 1825 ook niets gekregen hadden en ook nu als het er toe gekomen was ook wel niets gekregen zouden hebben. Pronk zeide dat men vele menschen hoorde die hem (S. Keyser) en zijne broeder den ramp met de Buiksloterham (die hun wel 100.000 gulden zou kosten) wel gunden omdat zij met hunne groote kapitalen toch zoo weinig deden tot nut van het algemeen.

Des avonds bij de Burgemeester. Hij was ditmaal zoo vriendelijk als ik maar verlangen kon, ook zijne vrouw. Hij was mede zeer verontwaardigd over de afloop van de collecte. Jan Koning had niets gegeven. Cornelis Eelman 1 gulden (Burgemeester noemde hem een rijke boer, maar altijd in alles even zuinig). P.G. Bakker [gaf] 20 gulden, hij bezit ver over de 10.000. De pastoor 2,50. Pronk vertelde mij dat de moeder van Jan Vlaming, Aagje Jakobs Plaatsman, eene arme weduwe, van de 5 stuivers die zij in het geheel bezat, 3 stuivers gegeven had.

Lodeezen is weer gearriveerd van Knollendam.

26 Maart 1855. Lodeezen berigt dat hij beroepen is te Knollendam. Hij weet nog niet wat hij doen zal. De verbetering is hem eigenlijk niet groot genoeg, ware het niet om zijne vrouw dan zou hij stellig bedanken.

De schets die hij van zijne tegenwoordige Gemeente gaf was allertreurigst. De eenigste broeders die voor de Gemeente van waarde waren, waren Pieter van Grouw en Klok, beiden zonder kinderen.

27 Maart 1855. Vannacht weder nog sterk gevroren. Vanmorgen den brief weggezonden naar jufvrouw Balkema, dat ik nu hare overkomst tegen donderdag 5 April verzoek.

Geke vanavond naar Doctor Scheurleer, deze was met het berigt van den Hoorn gekomen dat Lodeezen 't beroep aan naar Knollendam zou aannemen. Ik voorzag dit, en alzoo heb ik reeds den geheelen dag mij in den treurig vooruitgezienen tijd verplaatst, waarin ik mijn Dirk, die mij zooveel genoegens schenkt, zal moeten missen. En dat Grietje ook nog henen gaat, ach wat zal het mij eenzaam zijn.

Verleden zondag deed Burgemeester mij belangrijke mededeeling omtrent het verzet van de Roomsche diakenen en kerkmeesters hier tegen het gezag van de Pastoor en de Bisschop die hier een reglement voor de armverzorging hadden toegezonden, maar hetwelk zij hadden teruggestuurd. De Bisschop wilde hen allen ontslaan en dan nieuwe diakens benoemen, doch zij, door den wil der Gemeente gekozen, wilden niet aftreden. Men had de Pastoor hier voorgesteld of zij het reglement zouden aannemen als de Bisschop hen zelve benoemde, onder de voorwaarden evenwel in het reglement bepaald. Doch ook dit hadden zij geweigerd.

Zij zeiden tegen de Burgemeester (in vertrouwelijk gesprek) (Cornelis Dijt, Jan Verberne, Gerrit Schraag en Lindgreen) "Waarom zouden wij niet even vrij zijn in het beheeren onzer Gemeentegoederen als gij het zijt in uw genootschap?".

Wat de Burgemeester ergerlijk voorkwam was dit, dat het Gouvernement hem had aangeschreven om de aanneming en werking van het reglement te bevorderen, alzoo het priesterlijk gezag in de hand te werken. De Burgemeester had hun voorspeld dat zij de strijd niet zouden kunnen volhouden, of zij moesten zich geheel van hunne kerk losscheijden en eene Gemeente op zichzelve gaan uitmaken.

28 Maart 1855. Des avonds bij den Heer Bok. Alles wel. Welmoet is aan den Hoorn. Bok heeft een nieuw schip gekocht, door hem de Welmoet genoemd. Het zal spoedig uitloopen in de Oostzee. Johannes komt a.s. maandag. Mij treft altijd de broederlijke liefde die daar in dat huis heerscht en de goede betrekking tusschen ouders en kinderen. Bok is ook zeer verontwaardig over de kleine collecte. Het moest aan den Burg alleen al 1000 gulden geweest zijn. Hier aan den Burg waren toch wel een stuk of 6 personen die meer dan een ton bezaten en sommigen zelfs meerdere tonnen (opbrengst over heel Texel 550 gulden, den Burg 340).

29 Maart 1855. C. Ariszn hier. Zijn jongste zoon had als commissionair in gort, rijst enz geheel verkeerde zaken gedaan en was nu vandaag op een schip van Prins van Nieuwendam vertrokken als matroos naar Australië.

29 Maart 1855. Bij Jan Koning. Aldaar thee gedronken. Over de vlugt van Cornelis van der Ploeg en de verkoop van zijn goed door Gerrit Bakker [gesproken]. In hoeverre is dit geoorloofd? Jan Koning vindt inderdaad niets berispelijks. Hij zeide dat hij al zijn leven hier op Texel zaken had gedaan, maar bij een Texelsche boer nog nooit een gulden bankroet had geleden. Hij had wel dikwijls lang naar zijn geld moeten wachten, maar 't was altijd toch teregt gekomen. Men moest altijd de menschen behandelen zoo men zelf behandeld wilde worden. Die regel had hij altijd gevolgd.

Hij zeide dat hij van 't winter alle weken nog aan 16 arbeiders alle weken 120 gulden had uitbetaald.

Bij de vrouw van Jan Knol. Zij had weder haar kindje verloren en was er zeer bedroefd over, maar dacht en sprak er echt Christelijk over, zoodat zij mij hierin zeer behaagde.

30 Maart 1855. Naar de Waal. Kamerdag. Besluit genomen omtrent Jan Laan en Jakob Leendertsz Boon.Veel gesprek over de verderfelijke gevolgen der dronkenschap. Besluit om af te kondigen dat wij niemand bedeelen die zich daaraan schuldig maakte.

1 April 1855. Zondag. Des avonds met jufvrouw van Giffen met de Burgemeester en vrouw met rijtuig naar Westergeest naar Dirk Jansz Bakker. Aldaar Pronk en Jan Bakker. Veel gesprek over de houding van den Roomschen alhier tegen de pastoor. Deze heeft vandaag (zondag) afgekondigd dat de Bisschop 3 nieuwe kerkmeesters heeft benoemd wat veel sensatie in de kerk verwekt heeft. De oppositie schijnt wel te voorzien dat het op eene scheuring kan uitloopen. Het schijnt dat zij zich sterk willen houden tegen de geestelijke overheersching.

Bij C. Dijt wordt dagelijks in de Evangeliën gelezen, zegt vrouw Bakker.

2 April 1855. Gisternacht heeft het voor 't eerst niet gevroren. De velden staan nog geheel dor. Het hooi raakt op, er sterven veel schapen.

De Burgemeester [is] naar Hoorn met de lotelingen.

6 april 1855. Des morgens ruim 6 uur werden wij gewekt door de komst van de wagen met

jufvrouw Balkema. Zeer afgemat door 2 slapelooze nachten, klaagt veel over de moeijelijkheden der reizen en over de verre afstand. Ziet zeer tegen haar taak op. Dit wordt in de loop van de dag en zaterdag, toen zij de kinderen hielp verschoonen, niet beter.

8 April 1855. Paaschdag. Afgekondigd het besluit des Kerkeraads om geene armen te bedeelen die sterke drank koopen. Deze afkondiging schijnt algemeen eene goede indruk gemaakt te hebben.

Vertoeving der Broederschap over de opheffing der broederlijke gemeenschap met Jakob L. Boon (was aan den drank). Op voorstel van Bok wordt echter besloten hem eerst nog eens ernstig en gemoedelijk te schrijven.

8 april 1855. Jufvrouw Baldine Balkema, de geheele dag met koorts te bed gelegen. Zij is zeer moedeloos.

8 April 1855.[ Samenvatting. De nieuwe hulp jufvrouw Baldine Balkema, 6 April gekomen, ligt 8 April den geheelen dag met koorts te bed. Ze wil terug naar Groningen].

9 April 1855. Paaschdag. Dirk Koning had met zijn broeder Pieter de reis naar West Indië gedaan. Van de 7 manschappen waren 5 de geheele reis ziek, zoodat zij met hun beiden al het werk hadden moeten doen.

10 April 1855. Ik begon iets te zaaijen in de tuin.

11 April 1855. In de tuin groote boonen en erwten gezaaid. Des avonds 8 uur kwam Lodeezen. Veel gesprek over de beste wijze om de toekomst van de Hoornsche Gemeente zoo veel mogelijk te verzekeren.

Het is heden de gedenkdag van de sluiting van mijn Heilig Verbond.

11 april 1855. Jufvrouw Balkema komt bij mij op de studerkamer en zegt dat zij bezwaar vindt in het werk 't welke zij hier voor zich vindt, en dat zij alzoo liefst naar Groningen wil terugkeeren. Ik zoek haar zooveel mogelijk te bemoedigen, maar geef haar intussschen vrijheid om te gaan. Dit wordt op a.s. dingsdag bepaald. Zij wil gaarne Grietje medehebben (later wil zij eerst overleggen met hare ouders).

13 April 1855. Baldine wenschte nu zoo lang te blijven tot dat zij de raad harer ouders zou hebben vernomen, hetgeen ik toestond. Alzoo zal zij dingsdag nog niet vertrekken.

15 April 1855. Geke des morgens met de 3 meisjes naar het Oude Schild gegaan naar Wentink. Samuel niet wel, ligt het meeste deel van de dag te bed. Ik des avonds, met Dirk en Menno, Geke en de meisjes tegengeloopen tot aan de Schans.

18 April 1855. Ik ontvang een brief van Westzaan om Geke bekend te maken met de ongunstige toestand van de zaken haars vaders. Vanmorgen een moeijelijk tooneel met Geke, toen ik haar na veel voorbereiding de inhoud van de brief van gister mededeelde. Zij krijgt het sterk op haar zenuwen en moet naar bed.

23 April 1855. Ik ontvang een zeer onaangename brief van den vader van Baldine, waarover zij zeer verlegen is. Ik beantwoord dien op beminnelijken toon.

Cornelis Bakker gaat morgen half 7 varen. Grietje [gaat] nog hier en daar afscheid nemen. De koffers enz gepakt.

24 april 1855. Met Menno en Sientje 't reisgezelschap naar 't Oude Schild gebragt, des morgens met de wagen van J.C. Bakker. Ik gaf aan Baldine 5 gulden, die zij eerst volstrekt niet wilde aannemen bij de 12,37,5 gulden die ik haar had gezonden en de reiskosten aan de schippers.

Afscheid van Grietje. Wanneer zal ik haar en wanneer haar HIER wederzien? Zij zelve ging er met vroolijke moed op af.

Des avonds zeer koud en stormig weer. Wij koesteren ons nog bij de kagchel.

25 April 1855. Ik [heb] een hekwerk om 't bleekveld gemaakt voor de konijnen.

26 April 1855. Lodeezen is eergister op reis gegaan naar Amsterdam, zoodat Dirk van de week verder geen les heeft.

27 April 1855. Des voorniddags naar Oosterend. Bij Piet Koning koffij gedronken. Vervolgens met de lijkstatie van Cornelis Gerritsz Brouwer (1798-1855), overleden te Amsterdam op de 3e February en aldaar begraven. Het lijk [was] herwaarts overgebragt, niettegenstaande ik het zeer had ontraden. Er was echter niet de minste lucht bij. Op de begrafenis sprak ik voornamelijk met de 2 broeders der overledene, Jan en Klaas, met de weduwe Grietje Jacobs List en met Tetje Koopman van 't Vlie.

Op de terugreis liep ik met de weduwe Akke [Augustijn] Dijksen en hare broeder Jacob List. Ik bespeurde dat zij nog niet in staat was om 't gebruik van een gereformeerd vraagboek goed te keuren.

29 April 1855. Zondag. Aan Reijer Koning 9,80 gulden betaald voor 2 voer lange turf verleden jaar ontvangen.

30 April 1855. De reiziger Van Goor uit Gouda laat hier een prachtbijbel zien. Zal 45 gulden kosten. Kikkert, Westenberg, Vrendenberg, Voigt en P. Langeveld hebben er op geteekend.

1 Mei 1855. Vrendenberg kwam zeggen dat men gister aan den Hoorn Dominee Lieuwe Steinfort beroepen had, doch hij dacht niet dat hij het zou aannemen.

3 Mei 1855. In de laatste tijd hebben de jongste kinderen zeer erg moeten hoesten.

Des avonds den Heer Bok hier. Uitvoerige gesprekken over de kerkelijken tucht. Hij steunt het moeijelijke van derzelver handhaving.

4 Mei 1855. Het is nog zeer koud. Wij stoken boven en beneden nog de kagchel en hebben er behoefte aan. In de tuin staat alles zeer schraal. Er is nog geen boomblad te zien, alleen zijn de knoppen gezwollen. Erwten en spinazie en groote boonen komen even op. Tuinkers hebben wij onlangs uit de bak gegeten.

Er is nog weinig groen op het land te zien. Albert Pietersz Keyser heeft onlangs 10.000 pond hooij laten verkoopen, het liep op tot 30 gulden en daaromtrent. Toen de verkoop geëindigd was zeide hij tegen de koopers "Nu kunt gij het alles voor 20 gulden krijgen, meerder verlang ik niet".

Bok dacht ook dat hij Albert Koning wel een zwaar vonnis zou krijgen wegens de mishandeling van de politiedienaar Dijksen, onlangs in de Weverstraat, bij het willen doorrijden voorbij de verkooping der goederen van Van Dam.

Bok riep er ook niet luid over om hier 2 predikanten te hebben. Hij wilde mijn gevoel eens verstaan over deze zaak. Ik zeide dat ik het wel in het belang achtte van de Gemeente, maar juist niet van mij.

De vrouw van Jakob Kalf van namiddag hier om onderstand. Met Pronk daarover gesproken.

5 Mei 1855. Vanmiddag was Samuel in groot gevaar. Hij was op de bovenste sport van een ladder geklommen met 't plan om spreeuwennestjes uit te halen, maar kon niet hooger komen dan dat hij de dakgoot van't huis kon grijpen. Maar nu kon hij niet weder naar beneden, of moest zich loslaten 't geen een onmiddellijke val ten gevolge gehad zou hebben. Nu begon hij om hulp te roepen. Gelukkig dat wij hem hoorden en hem uit zijn nood konden verlossen. Hij heeft beloofd niet weder zulke ondernemingen te wagen.

5 Mei 1855. Geke kreeg vanmiddag berigt van de allertreurigste toestand van 't ouderlijk gezin. Haar vader kon slechts 10 procent van zijne schuld betalen en is naar Londen gevlugt. Haar moeder zal in de andere week naar Westzaan gaan. Martha wil gaarne hier komen. Ik sta dit verzoek toe.

Gé is zeer terneergeslagen, echter houdt zij zich bedaard.

Aafje is vanavond naar Cocksdorp gegaan en zal maandagavond met Marijtje weerkomen.

Ik had plan om morgen naar Westzaan te gaan, doch daar de postschuit te half 3 in plaats van te 4 uur vaart stel ik mijn reis uit tot dingsdag.

8 tot 15 Mei 1855. Met Dirk met de wagen van J.C. Bakker naar de haven gereden (het woei vannacht een storm). Half 8 met Cornelis Teunisz Koning afgevaren, vóór wind, vóór stroom. Te 9 uur te Wieringen, te 12 ure te Enkhuizen. Des avonds te 6 ure te Amsterdam. Dirk was nu en dan al vrij wat zeeziek.

Naar de kleermaker, jas gerepareerd, jasje voor Dirk gekocht. Naar het Logement de Haas gewandeld. Boodschappen. Met Dirk de schilderijen in 't Trippenhuis bezien. Des namiddags met het jagt naar Westzaan. Alles daar in goede welstand.

[Op de terugreis kwam Engel Dekker mee naar Texel].

21 Mei 1855. Des namiddags met Dirk naar 't Oude Schild om Engel weg te brengen, doch wij kwamen een oogenblik te laat voor de stoomboot. Bij Dominee Wentink thee gedronken. Men is zoo vriendelijk om Engel daar te logeeren te houden. Wentink zal hem morgenochtend half 7 aan de boot brengen (Dekker had intusschen van Mets vernomen dat wij te laat waren gekomen).

23 Mei 1855. Gisteravond bij Honigh. Hij gaat na Pinksteren naar de Rijp vertrekken. Wij waren er nu als 't ware op afscheidsvisite, Geke en Martha ook.

22 Mei 1855. Teeke Jansz Duinker aan de Waal, 32 jaar, verleden vrijdag in een half uur tijds aan eene bloedspuwing overleden.

28 Mei 1855. Broeder Juriaan hier tot 30 Mei. Hij had het thans in zijn huis zeer weinig naar zijn zin onder 't bestuur van de meid en de baker [Catharina geboren op 15 Mei j.l.].

29 Mei 1855. Te 7 ure met de wagen van Jan Dekker uitgereden naar Cocksdorp. Behalve Juriaan en ik ook Samuel, Katrina, Sina en Menno mede. Onderweg nogal zeer koud en tusschenbeide regen. De dag zeer genoeglijk op Cocksdorp en meest bij Dominee Lammerts doorgebragt, waar wij koffij dronken en aten en vervolgens ook nog thee dronken. Juriaan bezocht ondertusschen de mensen die hij spreken moest. De kinderen vooral, maar ook wij allen, hadden een zeer genoeglijke dag.

30 Mei 1855. Broeder Juriaan des morgens te half 6 of later weer vertrokken, met de lammerenwagen van Jan Bakker van de Westen naar 't Oude Schild gereden. Nog vroeg genoeg voor de stoomboot.

Dirk ontvangt vandaag zijn laatste les bij Lodeezen. Hij bedankt hem voor 't onderwijs met een Latijnsche brief te overhandigen en een ebbenhouten mechanieken sigarenstander.

Geke des namiddags met Martha en de kinderen naar het Boschje.

30 Mei 1855. Pieter Klaasz. Kikkert zijn vrouw Marretje Jacobs Zuidewind was onlangs nog in vele opzigten lijdende (borst, maag, enz. slapeloosheid) nu in 1 morgenstond beter.

2 Juny 1855. De regen van donderdag heeft veel verkwikt. Alles wast nu heerlijker.

3 Juny 1855. Zondag. Mijn verjaardag. De laatste welligt dien ik zoodanig vier dat ik mijne vreugde door de tegenwoordigheid van Dirk zie verhoogd. Mijne kinderen bieden mij zeer aangename briefjes aan (Dirk een Grieksche) met 2 muskaatkoeken.

Dirk was gisternamiddag met een briefje naar Dirk Jansz Bakker geweest ten gevolge waarvan zijn zoon Klaas mij met het karretje komt afhalen naar de Waal. Preek. Met Klaas Dirksz Bakker terug. Bij ons gegeten en toen naar 't Oude Schild. Ik te 4 uur met de stoomboot naar het Nieuwe Diep. Gewandeld met de proponent der Hervormden Swart [die aan den Hoorn op het beroep had gepreekt] naar den Helder, thee gedronken bij de Breuk. Bij jufvrouw Mulder de schuit van 's nachts 12 uur afgewacht. Goed geslapen. Te kwart voor 5 te Alkmaar. Aldaar in de Hout gewandeld. Te 7 uur met de schuit naar Hoorn. Ringsvergadering.

Te 12 uur te West Graftdijk met neef Huizinga.

5 Juny 1855. Naar Graft, terug naar West Graftdijk, naar Westzaan.

6 Juny 1855. Naar Amsterdam. In de Kalverstraat Professor Muller ontmoet en met hem naar zijn huis gewandeld. Veel spraken wij over Dirk. Ik had juist het verjaarsbriefje in het Grieksch bij mij. Hij noemde het een aangenaam blijk van zijn kennis en van zijn welgezind hart. Het speet hem dat de omstandigheden mij noopten Dirk naar Groningen te zenden. Hij sprak veel over de noodzakelijkheid van eene beschaafde opvoeding en taal. [Groningers] konden zelfs in de Kamer van Afgevaardigden hun dialekt niet afleggen.

Ik vroeg aan Muller (en later ook aan Van Gilse) of zij ook eenige geschikte gelegenheid konden aanwijzen waar ik mijn zoon in de voordeelen eener fijne beschaving kon doen deelen, maar tevergeefs. Van Gilse wist van een persoon bij Bodisco te Zutphen.

Veel spak ik ook met Muller over de Hoornsche Gemeente op Texel.

7 Juny 1855. Rondrit met broeder Juriaan met paard en kar. Assendelft, Assum, Velzen, Bloemendaal, Elswoud, Heemstede, Haarlemmermeer, ik bezag de Cruquius, Aalsmeer. Wij zagen goed en slecht land, goede en slechte vruchten, vele knappe boerenwoningen en vele ellendige hutten. Te Aalsmeer onze dorst gelescht. Langs de Ringdijk naar Sloten, en langs de Overtoomscheweg naar Amsterdam. Te 5 uur gingen we met de raderboot over naar het Tolhuis, vervolgens naar Buiksloot en voor zonsondergang waren wij te huis. Een zeer genoeglijke dag gehad.

Met broeder vele ernstige en gemoedelijke gesprekken gehad. Altijd legt hij in mij en de kinderen de hartelijkste belangstelling aan den dag en de hartelijkste broederliefde bezielt hem.

8 Juny 1855. [Teruggereisd] met den Heer Avis. Zijn grootvader was nog schoolmeester aan den Burg op Texel geweest en was van daar te Westzaan gekomen.

Ik ging te Nieuwe Diep bij Meijer en liet mij een jas meten.

Te 6 ure met de stoomboot naar Texel met jufvrouw Lodeezen. Ik reed met Dirk, die een paar dagen bij Lodeezen geweest was, met Langeveld sr. naar den Burg. Ik vond het geheel gezin in goeden welstand en allen met mijn wederkomst verheugd.

10 Juny 1855. Afscheidspreek Lodeezen aan den Burg over "de Liefde sticht".

Te 3 ure met Albert Jacobsz Boon gereden naar 't Eijerland en naar Cocksdorp. Aldaar te 5 ure gepredikt. Lammerts op reis naar Hoorn. Vrij wat volk. Bij meester Brouwer.

Albert Boon brengt mij terug tot digt aan de Waal.

Veel gesproken over Jan Koning, zijn oom en voogd van weleer. Hij mistrouwde diens vroome betuigingen. Jan Koning sprak altijd veel van de weldaden die hij aan Boon bewezen had. Doch hijzelf (Boon) wist daar niets van. Hij was in dienst [van Koning] geweest en had voor dat werken loon ontvangen en niets meerder.

11 Juny 1855. Den ganschen dag aan den Hoorn geweest bij Lodeezen om te helpen inpakken.

16 Juny 1855. Afscheidspreek van Lodeezen aan den Hoorn. De kerk niet overvol.

18 Juny 1855. Naar den Hoorn helpen pakken en op de wagens laden tot het huis geheel ledig was. Ik was niet vlug, geen etenstrek. Te 9 ure naar bed.

19 Juny 1855. Burgemeester dringt er zeer op aan dat ik toch vanavond op de Departementsvergadering zal komen om de hand te houden aan het nieuwe wetsartikel, doch ik ga vroegtijdig te bed.

20 Juny 1855. Martha van Giffen weder vertrokken, hoopt een conditie te krijgen bij een predikant te Onstwedde.

22 Juny 1855. Dirk had zich, bij het grassnijden voor de konijnen, het tipje van de linker middelvinger geheel afgesneden. Geke had het verbonden en hij had er niet veel pijn aan. Zondagnamiddag haalden wij Stolp er bij [om de pijn, waar Dirk niet van kon slapen]. Het schijnt goed te zullen genezen.

25 Juny 1855. Kermis begint.

Aan de Waal bij Jan Duinker. Zijne vrouw is zeer tevreden over de meerdere voorspoed die zij thans genieten. Zij had reeds veel zorg en kommer doorgestaan. Zij kon nu veel beter hare 3 kinderen kleeden dan vroeger haar eene. Haar man lag te bed, was naar den Burg geweest, had ook een klein borreltje gebruikt.

Ik reed des avonds met den Heer Bok terug.

Dirk en Samuel vandaag naar 't Oude Schild geweest en hadden Catootje Wentink gehaald om hier te logeeren.

Gerbrig van Grouw verhaalt veel van de deelneming die haar kleinkinderen vonden toen zij naar het Weeshuijs gingen. Zij hadden toen 3,50 gulden uit kleine giften bijeen gekregen.

28 Juny 1855. Des voormiddags komen hier jufvrouw Wentink en Martinus om Catootje weer te halen. Zij bleven hier den dag. Des avonds namen zij Katrina mede die maandag weerom komen zou. Ik bragt haar met Dirk en Samuel tot Brakensteijn.

Dirk en Samuel dingsdagavond in het spel naar de Unie, woensdagavond in de Komedie in de Vergulde Kikkert. Zij hadden in beide veel genoegen.

Dirks vinger is hem zeer lastig. Sedert verleden zondag komt Stolp gedurig om hem te verbinden.

30 Juny 1855. De Kermisdagen waren alle wat het weer betreft zeer schoon. Er was zeer veel volk op de been.

1 July 1855. Zondag. Wieringa en Dusart hadden op het beroep gepreekt. Deze Wieringa is een paar dagen daarna beroepen aan den Hoorn.

Tante Gé vandaag 30 jaar oud geworden.

3 July 1855. Des avonds koffij gedronken bij Klaas Pietersz Langeveld en Antje Jans Bakker. Daar schijnt de regte goede geest te ontbreken, ofschoon zij zeiden het zeer goed met elkander te hebben. Zij wil gaarne, zooals bij de Kermis, eens uitgaan naar Komedie en danspartij. Hij heeft in dat alles geen zin. Veel gesproken over WAAR huiselijk geluk, hem en haar aangemaand om veel ter liefde van elkander te doen en zelfs ook op te offeren. Haar gewaarschuwd tegen Jacob Cornelisz Bakker die, zooals zij verhaalde, gedurig daar kwam zonder dat hij er eenige boodschap had en haar dan tegen haar man opwarmde.

Zij scheen er zeer mede ingenomen dat zij thans een gouden oorijzer droeg.

Berigt dat gister Wieringa beroepen is aan den Hoorn.

Verleden vrijdag voormiddag kwam Doctor Scheurleer hier. Hij deelde mij mede dat hij eene advertentie in het Handelsblad had laten plaatsen en nu eene menigte aanwijzingen had gekregen van plaatsen waar men een andere Geneesheer verlangde, o.a. Midwolda in het Oldampt. Hij wenschte van deze plaats het een en ander te weten. Ik schreef ten dien einde denzelfden dag aan Dominee Boerma aldaar. Sedert kwam Scheurleer dagelijks vruchteloos hier vragen naar antwoord op die brief.

8 July 1855. Jan Jans Bakker was zoo 't scheen zeer ontevreden dat Honigh hem het tweede deel van 't werk van Hoekstra "Het Evangelie" waarvoor hij op mijn inteekenlijst geteekend had, ook had gezonden. Hij had bedoeld om er maar 1 boek van te hebben en dat kostte hem nu al 46 stuivers, maar dat tweede niet, dat kostte 3 gulden. 't Was geen kleinigheid, en dat voor één boek, en zulks terwijl men den geheelen Bijbel, waarvan dit boek toch niet anders dan een uitlegging was en dus van minder waarde dan de Bijbel zelf, voor 2 gulden koopen kon. "'t Was te bot" enz. Ziet daar de redeneering van een van de voornaamsten mijner Gemeente, doorgaans althans diaken.

Na een en andere opmerking van mij begreep de man toch eindelijk dat hij 't boek maar houden moest.

8 July 1855. Dirk en Samuel naar 't Oude Schild die daar zouden gaan Pietermannen vangen, een vermaak daar zij reeds de geheele week van gedroomd hadden. Zij worden thans daar veelvuldig gevangen (met de hengel). Soms 1 jongen 500 in één namiddag.

9 July 1855. Antwoord van Dominee Boerma van Midwolda, aanleiding dat Scheurleer terstond derwaarts reisde. 14 July kwam hij daarvan berigt doen. Hij was vrij voldaan.

15 July 1855. Zondag. Wij reisden af, ik met Dirk en Samuel en onze koffers en verdere pakken, een wagen vol (van Jan Paulusz Kikkert van Vianen). Omstreeks 8 uur waren wij op Cocksdorp te logeren bij Dominee Lambers.

16 July 1855. Met Dirk en Samuel op reis, om 6 uur des morgens van Cocksdorp afgevaren. Te 9 ure onweder, dat zich te half 4, toen wij Harlingen nog niet uit het gezigt verloren hadden, zich met groote hevigheid herhaalde. Eenmaal weden wij door een verschrikkelijke slag opgeschrikt. Wij meenden dat het schip getroffen kon zijn. Nu en dan voor anker. Des avonds Ameland in het gezigt.

17 July 1855. Vandaag veel regen, vannacht zware regens. Met de middag bij Zoutkamp. Koning kon ons daar niet uitzetten omdat wij tegenstroom hadden en gunstige wind. Wij kwamen des avonds tot Dorkwerd. Regen verbood ons uit te stappen en naar de stad te wandelen.

18 July 1855. Vannacht te 2 uur kwamen wij des nachts binnen de wallen van Groningen. Te 12 ure naar 't Hoogezand gevaren met Reijer Koning. Zware regens, mijn regenmantel bewijst mij goede dienst. Ik betaal aan Koning 8 gulden en aan zijn knecht 2 gulden.

Grietje [was] naar de school, was zeer blijde toen zij ons zag, best in orde. Grootmoeder zeer over haar tevreden. Dirk zal nu ook bij Grootmoeder blijven.

29 July 1855. Veel gesprek over Dirk en zijn inwoning bij de grootouders [Meihuizen] en over de leiding en opvoeding die hij moet ontvangen. [Broeder] de Waard belooft mij dat hij eenig toezicht op hen houden zal.

8 Augustus 1855. Met Samuel naar Groningen. Dirk toonde weinig gevoel bij 't afscheidnemen, scheen te veel met zijn toekomst ingenomen.

10 Augustus 1855. Van de Groote Markt met de wagen naar Harlingen gereden.

Den 11 den om half 6 des middags op Texel. Aris Eelman haalt ons af met de 3 kinderen. Alles wel gevonden.

12 Augustus 1855. Preek van Dominee Bakker, voldeed mij zeer wel. Later sprak ik Bok en Johannes. Zij hadden zoo veel op hem te zeggen.

21 Augustus 1855. Veel in den tuin gezeten.

29 Augustus 1855. Cocksdorp, Marijtje bezocht.

30 Augustus 1855. Altijd hetzelfde schoone weder zonder regen. Alles smacht naar regen. De sloten zijn alle droog en de bodem hier en daar gebarsten. Eene groote menigte vee is reeds en wordt nog van Texel afgevoerd, omdat men het niet voeren kan.

Bij Jan Koning hadden wij onlangs vele gesprekken (maandagavond met Dominee Bakker). Hij beweerde dat er onder de Roomschen wel 40 (doch spoedig zeide hij van 12) even zoo knap waren als Pieter Keyser om Burgemeester te zijn. Toen ik hem drong ze op te noemen, meende hij Veeger, Zijm, Dijt, Schraag, Kuiper en Bogaard. Deze 6, want dezen hadden veel geld verdiend en dat konden zij toch niet zonder veel verstand. Ik deed hem opmerken dat zij daarom nog wel geen Burgemeester konden zijn.

Hij beweerde voorts dat de rampspoed niet van God komt, maar van den mensch zelve, waardoor hij tot de stelling kwam dat elk, zoo hij ongelukkig wordt, daarmede blijk geeft van zijne vermogens en kracht niet aan te wenden, [niet] waardig te zijn. Ik liet niet na hem ook hierop rustig te antwoorden.

Dominee Bakker kon in zijn gelaat niets goeds vinden.

Kooiman later, leverde ook bijdrage tot veroordeeling van het karakter van Jan Koning. Hij schetste hem als een man die het evenveel is hoe hij aan zijn geld komt, als hij maar uit handen van den wereldlijken rechter vandaan kan blijven.

Laatstleden zondagavond waren Simon Keyser en Willem Bok bijkans nog in conflict met elkaar gekomen over de nieuwe wet tot Nut van 't Algemeen, dit dat ons Departement er tegen had gestemd noemde Keyser een schandaal. Ik suste de partijen.

6 September 1855. Huisbezoek met rijtuig van Pieter Jacobsz Dijksen. Oost enz, des namiddags naar het Nieuwe Schild. Des avonds met zijn tilbury terug.

Nogal veel met hem gesproken over het beroep [waarvoor 6 predikanten op Texel waren geweest] en hem regtstreeks gezegd dat ik wenschte dat R.A. Bakker beroepen wierd.

Hij keurt het ook niet goed dat zijn zwager Simon Keyser geen huishoudster neemt. De opvoeding der kinderen wordt zeer verwaarloosd.

7 September 1855. Huisbezoek met Klaas Cornelisz Mantje te Oosterend, Noorderbuurt.

8 September 1855. Sebastopol ingenomen.

10 September 1855. Geloopen van de kerk aan den Hoorn tot in eene regte lijn naar de kerktoren van den Burg in 40 minuten door of over 27 slooten en 2 hekken, behalve een togt, daar ik om het water niet door kon maar waar ik een plank over vond.

10 September 1855. Dirk naar 't Hoogezand voor zijn lessen.

11 September 1855. Huisbezoek met Jacob Roeper in 't Spang, Bargen en de Waal.

12 September 1855. Harddraverij bij Raven. Samuel daarheen.

13 en 14 September 1855. Huisbezoek met Jacob Roeper in Eijerland.

16 September 1855. Gepreekt in den Hoorn voor 37 menschen.

17 September 1855. Des avonds bij Jakob Keyser koffij gedronken. Hij zelf is zeer stil (zooals Kooiman de volgende dag zeide, vermoedelijk ten gevolge van de tegenspoed die hij als boer thans vindt. Bakker had al voor 14 dagen opgemerkt dat hij zoo stil was).

18 September 1855. Geke gaat vanmiddag op reis naar Westzaan. De kinderen brengen haar met Aafje weg met de wagen.

Huisbezoek met Dirk Gerritsz Kooiman (met zijn zoontje Gerrit, een lieve jongen) aan de Koog en omstreken.

19 September 1855. Huisbezoek met C. Eelman met de wagen op de Veen, Dijksmanshuizen, Oude Schild, Hoogeberg.

20 September 1855. Huisbezoek met Cornelis Eelman, begonnen met Albert Koning Hoogeberg, Westergeest, Zuid Haffel, Prins Hendrik Polder, den Hoorn, de Westen.

23 September 1855. Zondag. Preek aan den Burg. Terstond na de preek naar den Hoorn geloopen. Intreerede van Wieringa gehoord, tamelijk met genoegen. Ook Bok en vrouw en Willem, die zeer druk was.

Het overige van den dag bij hem doorgebragt.

24 September 1855. Samuel verjaart.

25 September 1855. Met C. Eelman huisbezoek. Te huis gegeten. Des namiddags in het Burger Nieuwland.

26 September 1855. Des voormiddags vergadering van het Bijbelgenootschap. Des namiddags huisbezoek aan den Burg.

26 September 1855. Des voormiddags vergadering van Bestuurders van het Bijbelgenootschap in de Gereformeerde Kerkekamer. Praesent J.L.Kikkert, Vrendenberg, Lammers.

27 September 1855. Huisbezoek aan den Burg.

28 September 1855. Jufvrouw van Giffen weer terug gekomen van Westzaan, door de kinderen van de haven afgehaald, Cornelis Pietersz Dekker van den Helder meegekomen.

30 September 1855. Zondag. Gepredikt te Oosterend naar aanleiding van de drooge weersgesteldheid.

1 October 1855. De eerste regen van eenig belang sedert langen tijd.

Naar den Hoorn. Meester Hillenius zeide dat hij mij, met alle respect, wantrouwde. Hij schepte volstrekt geen behagen in mijn preeken, en nu kon hij ligt vooronderstellen dat ik iemand zou aanbevelen [voor het beroep] die geheel in mijn geest was. Ik verklaarde dat juist het tegendeel plaats had.

2 October 1855. Des voormiddags alleen huisbezoek op Driehuizen enz. Des namiddags met Pronk in Ongeren en in de Weverstraat.

Des avonds den Heer Bok bij mij. Hij toonde zich zeer ingenomen met de toespraak van nu en vroeger, vooral vanavond bij het huisbezoek. Over de beroeping van een predikant aan den Hoorn. Hij is ook voor Bakker. Over Dirk en Johannes, nu met veel satisfactie te Leijden. Hij stemde mij toe dat Jan Cornelisz Bakker een gevaarlijk mensch was te achten. Schraapzucht beheerschte hem geheel.

3 en 4 October huisbezoek in den Burg.

5 October 1855. Vanavond omstreeks half 7 kwam Monsieur Verberne hier om te klagen over 't gedrag van Samuel, die aan zijn zoontje de bijnaam gaf van "de roode" en buitendien zich dikwijls onordelijk gedroeg, weshalve ik Samuel daarover rustig onderhield. Over zijn leeren was Verberne anders wel tevreden.

7 October 1855. Zondag. Menno voor de tweede maal mee ter kerk. Bakker van Warga beroepen.

8 October 1855. Het huisbezoek beëindigd aan de Waal. Bij Pieter Kuiper het laatst, [net] als Simon Keyser. Ik daar gebleven tot 10 uur. Met een lantaarn van Jakob Roeper in regen en duisternis naar huis. Hij woei mij uit in Tienhoven. Ik S. Seltzer en vrouw opgewekt en ze hier [weer] aangestoken.

9 October 1855. Cornelis Dekker van den Helder is nog steeds hier. De kinderen vanmorgen naar het jaarfeest van Meester Verberne. Des avonds verjaarsbrief naar Dirk geschreven. Wederom veel regen en wind.

22 tot 26 October 1855. Des morgens half 6 uitgewandeld (met Klaas Smit die mijn pak droeg) naar 't Oude Schild.

Naar Knollendam bij Lodeezen, gesprek over de amptskleeding der predikanten. Ik kom daartegen ernstig op. Immink wil ze wel. Lodeezen acht de kleeding onverschillig.

Naar Westzaan. Bij Dekker aan den Helder ontmoet een zoon van Dyserinck van Haarlem, kadet, die met den Prins van Oranje een reis naar de Middellandsche Zee had gedaan van eenige maanden. Hij roemde zeer de gemeenzaamheid en de bekwaamheden van de Prins.

[Dominee Lodeezen ging in 1857 medicijnen studeren in Amsterdam:

29 Augustus 1857. Ik bezocht Lodeezen op zijn kamer op de Heiligeweg, de student Deenik was bij hem. Ik had dien niet op het college van Muller gezien en deed hem het onbetamelijke van 't verzuimen van colleges opmerken. Hij sprak over 't zaniken van Muller, hetgeen hem, meende hij, 't recht gaf om weg te blijven].

Naar Westzaan.

26 October 1855. Des morgens 8 uur met Juriaan uitgereden naar Alkmaar onder een zeer hevige Z.W. wind, bijkans storm. Soms was ik bang dat de kar zou omslaan. Te half 12 te Alkmaar, nog bijtijds op IJzeren Schuit naar den Helder. Des avonds aan den Helder bij Dominee Dekker, ook des nachts.

27 October 1855. Des morgens om 8 uur met de Stoomboot naar Texel. Met Tamis naar den Burg gereden. Te huis alles wel.

Naar Koen Kalf om daar den dood van Dirk in Suriname bekend te maken.

28 October 1855. Des morgens 7 uur met Raven naar de Waal en vandaar met Jakob Kuiper naar Cocksdorp gereden. Daar te 9 ure gepreekt voor Lambers (op reis naar Hoorn en Alkmaar). Des namiddags te 2 uur aan de Waal gepreekt.

29 October 1855. Treurige gedenkdag van het sterven van mijn geliefde vrouw.

Des avonds Departementsvergadedering van het Nut aan den Burg. Meester Brouwer doet de Redevoering "Over het goede wat aan onzen leeftijd eigen is".

9 November 1855. Beroepsbrief voor Muller te Mensingaweer geschreven.

12 November 1855. Maandag. Sedert donderdag doet de nieuwe Stoomboot, die op Amsterdam zal varen, dagelijks proeven om van de wal te komen, maar vruchteloos. Vanmorgen werd hij door 50 man in de haven teruggesleept.

13 November 1855. Des namiddags een zak peeren en een pak enz van 't Hoogezand ontvangen met Reijer Pietersz Koning en ook 7 ton turf.

Gé kreeg vanmiddag eene kist met een bed uit Groningen.

13 November 1855. Des avonds na de catechisatie Jakob Sijbrandsz Keyser bezocht. Zijne schoonvader [Hendrik Cornelisz Veenstra 1777-1847] overleden te Nieuwendam. Zijn vrouw is zeer ongesteld, wordt steeds zwakker en is zeer ligt in 't hoofd. Hij is daarover zeer bezorgd. Bij het uitgaan vertelt hij mij zijn eigen toestand. Hij kan niet denken. Hij kan aan zijne zaken volstrekt niet doen. Hij gevoelt wel en 't is voor anderen zeer merkbaar, dat het met hem niet is gelijk het behoort. Hij is zeer ter neer gedrukt. Ik raadde hem reizen aan, wees hem op alles wat hem tot blijmoedigheid moest stemmen. Bij de gesprekken ook met zijne vrouw, spraken zij zeer gunstig van neef Huizinga en oordeelden dat men zeer onbedacht hem had laten vertrekken.

14 November 1855. Intusschen liet de Burgemeester nog berigten dat Hendrik, de zoon van Cornelis Hendriksz Roeper, morgen naar Frederiksoord zou gaan en of ik hem nog spreken wilde. Doch daar ik hem laatstleden zaterdag namiddag reeds zeer ernstig had toegesproken en ik nu geen tijd had, deed ik dit niet.

Deze knaap, 14 jaren oud, was reeds dikwijls van zijn ouders weggeloopen, is een meester in liegen en later ook in stelen. Onlangs was hij bij Jan Jansz Roeper van de Veen onder Vermaningstijd ingebroken met zijn kleine broer Pieter van 12 jaar en had daar behalve eetwaar, 5 rijksdaalders weggenomen uit het kabinet. Sedert had men hem door intermediair van de Burgemeester uit de Haarlemmermeer teruggehaald. Zaterdag l.l. kwam de vader met de beide knapen hier (op raad van de Burgemeester) toen hij ze van de haven had gehaald.

Ik heb toen al het mogelijke gedaan om een diep berouw bij hen op te wekken en met hen om vergiffenis gebeden. Zij waren daarbij wel zeer bewogen, maar er was reden voor. Gaarne gebruikten zij vervolgens hier een middagmaal. Dingsdags waren zij op catechisatie.

15 November 1855. Dominee Muller van Mensingaweer berigt dat hij het beroep in beraad neemt, maar wil weten waarom Lodeezen eigenlijk vertrokken is en Bakker bedankt heeft.

Van het Leesgezelschap 2 stukjes over Professor Van der Hoeven [van] Stuart en Domela Nieuwenhuis met veel genoegen gelezen.

17 November 1855. Albert Pietersz Keyser van de Waal zond mij een mooi stuk vleesch ten geschenke, hetwelk mij, vooral om de persoon van wie het kwam, zeer aangenaam was.

20 November 1855. De beide veerboten liggen nu te Amsterdam aan de werf om in orde gebragt te worden. De "Texelaar" zal spoedig, volgens het zeggen van Sijbrand Keyser, een beste boot zijn. De "Texel" niet anders met een nieuwe machine.

21 November 1855. Des avonds Meester Brouwer hier. Ik [heb] op mij genomen om desnoods, daar er geen spreker was, a.s. maandag in het Nut de Redevoering te doen.

25 November 1855. Naar den Hoorn gewandeld te 9 ure. Avondmaal aldaar met 23 communicanten. Door de knecht van Dirk Bruin met de wagen naar huis gebragt. Des middags 2 ure preek aan den Burg.

Des avonds aan de Redevoering [gewerkt].

26 November 1855. Naar Oosterend.

Des avonds in het Nut de Redevoering gedaan over "Tijdsgebrek". Vele toehoorders en toehoorderessen. Altman de schilder reciteert voortreffelijk "Een bezoek bij Jan Steen" door Marie van Zeggelen. Zoo ook W. Bok.

29 November 1855. Catechisatie. Ziek van verkoudheid. Des namiddags nog beproefd mij preek te bestudeeren, maar ik begreep er niets van. Schoon ik er erg tegenop zag, toch naar den Hoorn geloopen (bij ongunstig weer). Aldaar te 6 ure de Dankpreek gedaan. 't Viel mij zwaar. Bij jufvrouw Kuiper.

Dominee Wieringa bragt mij het dorp uit, vermoeid te huis.

Gister en eergister veel catechisanten uit den Hoorn bij mij.

1 December 1855. De attesten voor kinder- en schoolgeld naar den Haag gezonden.

2 December 1855. Zondag. Martje Jacobs Wuis spreekt veel over de uiterst zwakke staat harer dochter Neeltje Cornelis Dijksen. Ik zoek haar te troosten.

Bij mijn te huis komst vond ik Gé weder met de koorts te bed, die zij sedert een 8 dagen om den anderen dag heeft.

Des avonds nog eens weder mijne aantekeningen over het sterven mijner lieve vrouw met veel aandoening gelezen. Ach, hoeveel heb ik verloren! Maar hoeveel zegen heb ik ook in de bange verloopen jaren van de Goede God genooten!

Sientje vandaag bij Doctor Scheurleer, Katrina bij Vrendenberg.

De vrouw van Jakob Sijbrandsz Keyser [gezwel in het hoofd] neemt in kracht af, de eetlust is weg. Zij lijdt veel, doch is niet zwaarmoedig gelijk haar man.

Aldaar mevrouw Bok. Zij verhaalde dat haar broeder weer in het huwelijk zal treden. Hij had geschreven dat hij toch eindelijk ondervonden had dat de liefde tot iemand in den Hemel met liefde voor eene andere op aarde zich liet vereenigen, zonder dat de eene liefde aan de andere afbreuk deed. Dat is nu dezelfde man die meermalen zoo veel met mij spak over zijne onveranderlijke liefde tot zijne dierbare afgestorven vrouw! Ach, wat is de Liefde! Liefde voor eene eenige! Wat is de bestendigheid dier liefde! Dat berigt van Tideman heeft mij in zekere zin geschokt.

3 December 1855. Het heeft vannacht sterk gevroren. Naar Oosterend en vervolgens naar Oost. Zieken e.a. bezocht. Vervolgens naar Bargen. Naar huis, daar gegeten.

Jufvrouw van Giffen met Menno naar Bok.

Antje Dekker hier om ondersteuning te verzoeken. Jannetje de Bleijker was hier ook geweest.

3 December 1855. De huishoudster Geertje van Giffen heeft anderendaagsche koorts.

5 December 1855. Doctor Scheurleer komt hier weder dagelijks bij Gé die de anderdaagsche koorts heeft, die echter na Doctors eerste bezoek wegblijft.

6 December 1855. De kinderen verheugen zich zeer in hun Sint Nicolaasgeschenken. Sientje en Katrina met haar nieuwen hoed enz. Samuel met zijn verfdoos en passer en boek, getiteld "Bloemen'. Menno met zijn paardestal enz.

Ik had gister tegen Aafje gezegd dat zij te half 12 ure moest te huis komen. Zij kwam te 12 ure uitstel vragen. Ik bepaalde nu kwart voor 1, was zij er dan niet, dan zou ik het ervoor houden dat zij in haar dienst geen belang meer stelde. Zij moet te circa 3 ure door het raam geklommen zijn. Ik onderhield haar des morgens daarover. Zij was terstond bereid haar boeltje te pakken en heen te gaan, maar begon toch weldra te dralen en te spreken van de moeijelijkheden om een goeden dienst te krijgen, of bij haar ouders te huis te komen, enz. Vroeg eindelijk nog dezen nacht te blijven en kwam vrijdagmorgen vragen geheel te mogen blijven. Intusschen had zich reeds eene zekere Aafje Hoedemaker, zuster van de vrouw van Cornelis Mooijen aangemeld, die ons zeer goed toeleek, doch hopende dat Aafje van berouw en beterschap zou spreken, konden wij haar nog niet huren.

Alles is met sneeuw bedekt, doch de koude wind niet nekkend.

De konijnen zijn allen door de katten gegrepen op de ram na. De voedster hebben wij egter nog kunnen consumeeren.

8 December 1855. Menno is met rekenen nu onlangs aan de deeling begonnen.

11 December 1855. Naar de Waal. [kosteres] Lotje bezocht.

14 December 1855. Doctor Scheurleer, pas van de reis terug, komt afscheid nemen, Hij berigt dat hij morgen gaat vertrekken naar Dieren in Gelderland. Zijn vrouw en kinderen zullen hem volgen. Hij ziet zeer tegen de scheiding op, doch zij is noodzakelijk. Reeds sedert 2 jaren heeft hij alle moeite gedaan voor een betere plaats. Deze scheen hem nog de beste. Zijne practijk geeft hem hier nog geen half bestaan.

15 December 1855. Alle sneeuw, waarmede alle velden tot dusver geheel overdekt waren bij de koude en vorst die wij in den laatsten tijd hedden en die eene zeer groote bezorgdheid bij de boerenstand deden ontstaan omdat zij haast geen hooij voor hun vee hebben, is door de regens en sterke wind van gister geheel verdwenen.

20 December 1855. Des avonds bij Jakob Sijbrandsz Keyser. De vrouw schijnt wel iets beter te zijn, doch zij is zeer zwak. Zij beklaagt zich dat men het vertrek van Doctor Scheurleer aan haar wijt, omdat zij nu onlangs Hillen gehaald hadden. Doch zij meende toch vrij te zijn in haar keuze. Zij zeide dat het Doctor Scheurleer veel kwaad gedaan had dat zijn vrouw zoo trotsch was. Zij had eens in gezelschap gezegd dat het zoo naar was dat hier zoo weinig verkeering was behalve de familie Bok. Men had haar gewezen op zulken als Trijntje Dijksen, de vrouw van Simon Keyser. Nu ja, had zij gezegd, dat is zoo, maar eigenlijk is zij toch niets anders dan eene boerin.

Trijntje Jacobs Dijksen had zich er zeer vrolijk mede gemaakt toen haar dit verhaald werd, maar het had toch vermoedelijk de grond er toe gelegd, dat hij de geheele familie Dijksen voor zijne practijk verlooren had.

Daarbij kwamen andere omstandigheden. Hij had ook Geertje Jacobs Dijksen eens veronachtzaamd en de practijk in de ziekte van Trijntje Jacobs Dijksen (17 dagen zonder ontlasting of middelen daarop werkende) beviel ook niet.

Zij verhaalde van hare ouders (Dominee Hendrik Veenstra en vrouw Jannetje Sijbrands Koning, eene halve zuster van Pieter Sijbrandsz Koning enz, die veel boven de anderen vooruit had). Zij hadden van weerskanten vrij wat vermogen bezeten, doch alles in Hollandsche effecten. Toen nu de Tiërceering kwam, gaf dit groote verslagenheid. Daarbij had Veenstra toen terstond alle zijn papieren verkocht en kreeg alzoo veel minder dan als hij ze gehouden had.

Nu waren zij genoodzaakt geweest om een winkel op te zetten, want zij waren het ruim gewoon en hadden misschien 3 of 4 maal zoo veel dan hun tractement op Ouddorp noodig. Ook hadden zij van jongs af geene zuinigheid geleerd. Toen eindelijk de Engelsche goederen enz hier weer konden worden ingevoerd, hadden zij opnieuw zwaar geleden, want de winkel was van alle artikelen, hoe duur ook, ruim voorzien, zoodat zij deze nu met groot verlies moesten verkoopen.

20 December 1855. Gerbrig van Grouw, de arme lijderes, is zeer geduldig, nu al weer 10 weken ongesteld. Verleden jaar 5 maanden.

23 December 1855. Zondag. Preek te Oosterend. Het weder door jagtsneeuw bijkans onreisbaar, 51 toehoorders.

27 December 1855. Des avonds vergadering van 't Nut. J.L. Kikkert deed de Redevoering over Texel, zijne oude toestand en iets van zijn geschiedenis. Verzen gereciteerd door Bok, Van de Wal, Wentink, Voigt, Meester Brouwer en Kikkert.

28 December 1855. Zondag. Samuel vermaakt zich dagelijksch met rijmpjes maken. Hij is gister met de Themata van Werner begonnen. Hij heeft de conjugaties nu bijkans uitgeleerd. Hij begint meer lust in 't werk te krijgen. Toen ik hem vanmorgen op de wandeling naar Oosterend [op weg om daar te preeken] vroeg wat hij worden moest zeide hij: "Hetzelfde als Dirk", en scheen daar zeer op bepaald te zijn.

14 January 1856. Maandag. Bij het genot van eene goede gezondheid mogt ik met de mijnen het Nieuwejaar intreden. Ook de ontvangen berigten van 't Hoogezand en Westzaan zijn gunstig. Doch mijne huishoudster jufvrouw van Giffen is sedert ettelijke dagen ongesteld. In de laatste maanden klaagde zij dikwijls over pijn in alle leden en borst, rug, schouders, armen en beenen. Toch bleef zij geregeld hare werkzaamheden voortzetten. Vandaag een week geleden kreeg zij een aanval van vrij hevige werking op de zenuwen [dat herhaalde zich bijna elke dag]. Zij viel in flaauwte. Met koude omslagen en vervolgens met een blaas gevuld met sneeuw gevuld moesten wij de hitte van haar hoofd verkoelen en dat was haar hoogst aangenaam en bragt haar weer tot bezinning.

Vrijdagmorgen lieten wij Doctor Stolp roepen. Hij gaf haar een poeder waarop zij zich zeer onaangenaam gevoelde.

Zaterdag hadden wij in haar bedstede gelegenheid gemaakt dat zij Aafje en mij tegelijk kon opschellen, waardoor ik mij des avonds wat rustiger naar bed konde gaan. Anders had ik altijd tot 1 à 2 uur opgezeten en was niet naar bed gegaan, voor zij zich geheel rustig gevoelde. Nu en dan sliep zij een weinig, maar bragt den meesten tijd slapeloos door. Etenstrek ontbrak haar geheel.

Vandaag was ik den ganschen dag afwezig. Toen ik te half 6 te huis kwam vond ik hier mevrouw Bok en Scheurleer en den Heer Stolp. Ik ben er dikwijls wel zeer bezorgd over. Stolp oordeelt ook dat de ziekte wel van langen duur kan zijn, ofschoon hij er nog geen dadelijk gevaar in ziet.

Samuel wijdt zich met meer ijver aan 't Latijn. Hij is doorgaans daarenboven des avonds met buitengewone vlijt bezig (uit enkel liefhebberij) om uittreksels te maken van jaartallen en gebeurtenissen uit 't groote Latijnsche werk Simsonii chronicon. Ik laat hem begaan en help hem hier en daar in 't verstaan daarvan omdat 't voor zijn geschiedkennis en voor zijn Latijn niet geheel onnut is.

15 January 1856. Trijntje Jans Knaap kreeg in de catechisatie een hevige zenuwtoeval. Er werd beproefd haar met koud water en sneeuw weer bij te brengen. Toen hebben wij haar met adsistentie van een aantal stevige knapen, Aris Jansz. Eelman, Gerrit Dirksz. Bakker, Cornelis en Pieter Pietersz. Keyser naar het huis van Docter Stolp gedragen, wat echter niet gemakkelijk was [in de volgende week was zij weer op catechisatie].

16 January 1856. De familie Bok is hier verscheidene malen geweest, ook mevrouw Scheurleer een paar maal. Deze stuurde dikwijls eenige verkwikkingen voor Geke.

25 January 1856. Sedert ik het bovenstaande schreef is het met Gé steeds beter geworden. Ik verheug mij dat een ziekte die eerst zoo bedenkelijk scheen, zulk een goede afloop schijnt te hebben. Zij is nu dagelijks weer druk met een naald bezig. Overigens is zij zeer zwak.

Gisteren hadden wij Rekendag aan de Waal. Ik proponeerde om (daar er toch vooreerst geen predikant aan den Hoorn was) als ik des morgens te Oosterend preekte, dan ook des namiddags aan den Burg te prediken. Pieter Dijksen oordeelde dat men des morgens om 9 uur te Oosterend geheel geen volk zou krijgen. Hij was er dan ook sterk tegen. Pronk en Kuiper waren er sterk voor. Ik zeide hierop, dat als mijn voorstel niet terstond met dankbaarheid werd aangenomen, ik het terstond terug wilde nemen, maar toen men er toch telkens op terugkwam, dat ik het best oordeelde om een bepaald besluit daarover uit te stellen om een bepaald besluit daarover uit te stellen tot een volgende vergadering, terwijl men er inmiddels over kon denken en spreken. Pronk keurde dit goed vermits er dan toch ook eenige geldelijke voorwaarden te regelen zouden zijn. Ik zeide hem te vertrouwen dat de Gemeente, ziende mijne belangstelling, dan ook wederkerig van hare belangstelling zoude doen blijken.

Terwijl er over avondbeurten gesproken werd, zeide ik, niet ongenegen te zijn om de beurten die in de winter invielen des avonds te vervullen. Keyser had liever namiddag- dan avondbeurten, omdat er dan meer buitendorpers zouden komen.

Leendert Brans zeide mij onlangs dat zijn broeder Johannes veel gesproken had van het uitstekend genoegen dat ik laatst bij mijn preek in Cocksdorp had gegeven, nog veel meer dan de eerste maal en dit was algemeen geweest. De opzichter Lokker had gezegd dat hij, als hij dezelfde preek nog weer eens kon hooren, hij er gaarne tot aan Dirk Tamis om loopen wilde. Brans gaf zijne vreugde te kennen dat het thans algemeen in de Gemeente zoo wel met mij was.

27 January 1856. Des morgens aan den Hoorn gepreekt, met Katrina en Sina gereden met J.C. Bakker. De meisjes bij Meester Hillenius gebleven en des avonds terug.

30 January 1856. Aan den Hoorn zou men een orgel in de kerk plaatsen, te bespelen door een broer van jufvrouw Wentink, voor 300 gulden 's jaars.

29 January 1856. Cornelisje Dirks Kooiman is weer herstellende van hare abortus.

P. Kuiper lijdt zeer aan een gezwel in het hoofd.

31 January 1856. Gé vanmorgen onder 't ontbijt weer flaauw naar bed gebragt.

Een brief gereed gemaakt voor Grietjes verjaardag en dien verzonden aan Wolters te Groningen om hem op te zenden met een boekgeschenk van omstreeks 2 gulden.

31 January 1856. Verleden zaterdag avond was Willem Bok hier om zijn Voorlezersampt op te zeggen. Met veel moeite bragt ik hem na 2 uur pratens daar van terug. Hij was zeer verstoord op de Diakens omdat zij hem de verhuring der landerijen niet gegund hadden. Hij deed daarbij menige uitdrukking die zijn karakter, dacht mij, weinig gunstig deed uitkomen. Hij ergerde zich aan de diakensbank die hij zondags voor zich had. Indien men hem alzoo wilde achteruitzetten bij Sijbrand Keyser dan ging hij liever naar de Gereformeerde kerk waar hij meerder sympathie vond. Ik nam de vrijheid hem onverholen te zeggen dat die wereldsgezindheid hem de regte beschouwing van zijn belang deed missen. Hoe dat ijveren voor de bloei van zijns vaders kantoor, waarvan hij sprak, als het niet op de regte wijze geschiedde, hem in de doodsure geen nut zou geven.

29 February tot 8 Maart op reis naar Medemblik, Twisk, Westzaan, Knollendam.

2 Maart 1856. Brief van Samuel aan zijn vader in Westzaan: Wij zijn hier allen nog gezond, doch het werd vanmiddag aangezegd, dat de vrouw van Jakob Keyser gisteravond om half 6 overleden is, in den ouderdom van 51 jaren en 7 maanden. Er is geen van hen in de kerk geweest. Dominee Vrendenberg preekte over 1 Petrus 1 18:19, dat wij de korte tijd dat wij hier op aarde zijn moeten gebruiken om God niet te mishagen, maar verder kon ik er weinig van begrijpen. Sientje, Katrina en Aafje zijn er ook naar toe geweest.

8 Maart 1856. Met de Stoomboot naar Alkmaar en vervolgens naar 't Nieuwe Diep met Veeger van den Hoorn en de oud-pastoor (60 jaar) van Curacao, A. van Leest. Een boekdeel zou ik kunnen vullen met al de verhalen van deze oude heer. Zeer aangenaam kwamen wij te Nieuwe Diep waar ik weldra in de Texel-stoomboot stapte en door mijn kinderen ontmoet te huis kwam, waar ik alles wel vond.

10 Maart 1856. Eergister kwam ik van een reisje naar Westzaan terug.

In de maand February, waarin ik niet heb aangeteekend, is vrij wat gebeurd.

Wij hadden een vergadering ter herziening van 't Huishoudelijk Reglement van 't Nut.

Willem Bok jr bedankte mij dat ik hem op 31 January zoo had terneergezet. Hij was nu geheel bezadigd geworden.

11 Maart 1856. Hendrik Kalf en Klaas Smit in den tuin.

12 Maart 1856. De winter is weer met vernieuwde hevigheid ingevallen.

13 Maart 1856. Het heeft vannacht wel een duim dik gevroren, zoo dat Klaas Smit des morgens niet spitten kon in den tuin.

13 Maart 1856. Jan Koning hier van 7 tot half 12. Hij zeide dat hij door verhooging van arbeidsloon voor hetzelfde werk van vroeger thans 2000 gulden jaarlijksch meer arbeidsloon uitbetaalde uit vrije beweging. Zijn volk had hem er om verzocht en hij had het toegestaan.

Hij is er zeer voor dat het oude Dijksbestuur meerendeels herkozen wordt.

Hij keurt het zeer af dat er pogingen worden aangewend (door den Heer Kikkert) om hier eene Bewaarschool op te rigten. Texel moet Texel blijven. Nergens vindt men Texel weder. Nergens kan men zoo gelukkig zijn als op Texel.

Ik vraag hem of dit dan ligt aan de grond of de aarde, afgescheiden ligging, enz.? Hij stemt mij eindelijk toe dat 's menschen geluk afhangt van zijne verstandelijke en zedelijke ontwikkeling en dat men alzoo op alle plaatsen gelukkig kan zijn. Dat ook op Texel zooveel oneenigheid en twisten als er gevonden werd, er de bronnen zijn van ongeluk, enz. Eerst gaf hij te kennen dat alleen de geboren Texelaar op de hoogte staat om het geluk van Texelsch bewoners te waarderen. Later erkende hij uit eigen ervaring dat ook de bewoner van Urk, Schokland, enz. zijn land boven alle andere verkiest.

14 Maart 1856. Harde oostenwind, sterke vorst. Klaas Smit in den tuin aan 't hout zagen. Hij heeft de bouwgrond omgespit.

17 Maart 1856. Sina jarig. Zij is zeer blijde met Feuille "Levensbeschrijving van beroemde kinderen", een springtouw, enz. Blijde dag.

Des avonds Nutsvergadering. Wentink doet de Verhandeling over "de Temperamenten", het goede van het verschil daarvan en de noodzakelijkheid om daarbij zichzelve te veredelen. Ik hoorde hem met genoegen. Bok reciteerde "De dood" van Claassens en Voigt "Eduard voor Calais".

21 Maart 1856. Een brief aan Jan Smit te Arnhem gezonden, in antwoord op de zijnen, waarin ik hem het terugkeeren herwaarts niet aanraad.

4 April 1856. Zachter weer en regen. Anders altijd koude en droogte. Het ziet er allertreurigst uit met den boerenstand. Jakob Roeper heeft van zijne 400 schapen reeds 42 dood. De meeste anderen naar evenredigheid. Dagelijks sterven er nog. De meesten moeten alle voeder koopen, hooij, haver, boonen. Velen weten naauwelijks hoe zij het betalen zullen.

7 April 1856. Dezer dagen is hier aan den Burg weer een hevige strijd gevoerd over de benoeming van Hoofdingeland van Texel voor het Dijksbestuur in Walenburg. Kikkert, Langeveld enz zochten de Doopsgezinden daaruit te weeren en stelden alle, ook ongeoorloofde middelen te werk. Zij hebben meer dan 100 procuraties zich verschaft, hielden op straat de menschen die stemmen wilden staande, en noodzaakten hen bijkans om de stembriefjes door hen te laten invullen. Zij moesten echter het onderspit delven. Gereformeerden en Roomschen en Doopsgezinden werden benoemd.

Nu wil P. Langeveld op alle wijzen den Burgemeester ten val brengen. Hij presenteert zijne aandeelen in de Stoomboot Texelaar voor 75 procent.

Albert Keyser is vreeselijk vertoornd omdat hij niet voor Walenburg benoemd is.

Gister o.a. bij de vrouw van Tj. De Vries [haar kinderen waren niet zeer oppassend, zij maakte zich zorgen over hen]. Ik zocht in haar de hoop te wekken dat de goede God als de beste opvoeder der menschen zijn opvoedingswerk ook na 's menschen dood zou voltooijen. Zij had dit nog nooit durven hopen, steunende op de gedachte zoals de boom valt blijft hij liggen. Dit intusschen was haar grootste bekommernis.

Neeltje Cornelis Dijksen [bezocht], die nog altijd zoo zwak is, dat zij, schoon haar kind reeds 6 maanden oud is, nog maar een paar uur achtereen het bed kan verlaten.

Het hindert mij dat Dirk zoo weinig schrijft.

Gé heeft gedurig allerlei pijnen, nu hier, dan daar. Onlangs heeft zij eenigen tijd om den anderen dag koorts gehad, die nu door Quinine-pillen verdreven schijnt. Zij is en blijft zeer zwak.

21 April 1856. De collecte voor de Kerk van neef Huizinga te Graftdijk heeft 25,42 gulden opgebragt, behalve 3 gulden voor Lotje.

Gister [heeft] schipper Dalmeijer hier een geruime tijd zitten praten. Hij schijnt mij steeds een man van een voortreffelijk oordeel, maar ook van een edele gezindheid. Met de Stoomboot schijnt het wat de opbrengst betreft nog niet naar wensch te gaan. Langeveld, Bakker en Koning doen alles om de zaak te benadeelen.

28 April 1856. De laatste week meest stil te huis. Laatstleden dingsdag Kuiper, Dijksen en Jan Bakker hier als commissie tot het nazien der kerkgebouwen.

Wij hebben in 't laatst der week zeer verkwikkende regens gehad. Het begint nu alles heerlijk te ontluiken.

Vandaag zijn zij begonnen met de binnenkamer schoon te maken en zijn wij weer in 't zijkamertje gaan wonen. Jan Vlaming en Willem Bispinck hier, de ijzeren plaat in de achterkamer weggenomen, het kinderbedstede binnen gerepareerd.

5 Mei 1856. Het blijft zeer koud, zoodat de kagchel die ik hier op de studeerkamer nog stook, mij nog zeer aangenaam is. Elders is hij weggenomen (bij den Heer Bok zoude men hem zaterdagmiddag nog weer plaatsen). Ten gevolge van dien koude is de ontwikkeling in de natuur nog niet sterk.

De schapen eten nog gaarne hooij als hun wat gegeven wordt, doch sommigen, zooals Willem Roeper, hebben zelfs uit gebrek hun rundvee al moeten uitjagen. Het sterven der schapen duurt voort. Klaas Mantje had gister een koe die kalven moest, maar i.p.v. een kalf komen er slechts 2 of 3 emmers water en vervolgens de nageboorte.

Opmerkelijk is het dat er zoo weinig tweelingen onder de lammeren komen. Kuiper die er anders toch een 80 heeft, heeft er nu maar 6. Jacob Roeper slechts 1 of 2 of daaromtrent. Er zijn er die er geen hebben.

Kuiper en Albert Keyser zouden ieder van hunne 900 of 1000 schapen wel 100 dood hebben, dus 1 op de 10. Dros 5 van zijne 25, Pieter Hin, van zijn getal ruim 100, 60 à 70, dus van twee één.

5 Mei 1856. Pieter Gerritsz. Bakker heeft gister een week geleden eensklaps, hij was tot dien tijd regt wel, des avonds te 8.30 ure een beroerte gekregen, ten gevolge waarvan hij tot donderdag middag 3 uur (toen hij stierf) zonder spraak of bewustzijn lag.

5 Mei 1856. Verleden woensdag was Willem Bok hier, die mij mededeelde hoe Albert Keyser, met hem te Rotterdam zijnde, opeens dwaaselijk de hofstede Vianen gekocht had voor 53.400 gulden, over welke koop hij nu groot berouw had, tot volslagen radeloosheid en krankzinnigheid toe. Hij had daarover met zijn vrouw niet eens gesproken en zou nu toch genoodzaakt zijn het land onlangs van zijn schoonvader geërfd alles te verhypotheken. Hij had ook nog Padang willen koopen, als Bok hem niet als met geweld had teruggehouden.

6 Mei 1856. Bij Albert Jansz Koning, de vrouw Trijntje Pieters Koning voor 13 weken bevallen. Zij is zeer zwak in 't hoofd en soms zeer wonderlijk.

Ik sprak veel met eene vrouw aldaar, de vrouw van D. Smit aan den Hoorn, die vroeger bij Jan Koning diende. Met haar kon ik veel over mijne Alida spreken. Zij had van Marijtje (destijds op 't Nieuwe Schild) veel van haar hooren verhalen en haar leren hoogachten.

Bij Pieter Klaasz Kikkert, waar ik zeer welkom was. Zij spraken veel tot lof van hare ouders. Haar vader moet een braaf man geweest zijn. Hij wilde zich niet verrijken met de buit der gestrande schepen, schoon hij er de beste gelegenheid toe had, zoodat hij, had hij oneerlijk willen zijn, zijne kinderen ieder wel een beste boerenplaats had kunnen geven. Man en vrouw beklaagden zich zeer over Jan Albertsz Koning en Albert Jansz Koning, die, een oogenblik nadat zij in de courant de daling der graanprijzen hadden vernomen, hem tegen zijn zin 19 mud rogge, elk 3 gulden te duur, hadden aangepraat en later van geen schikking wilden weten.

Op gelijke wijze hadden zij Maarten Blom met 72 mud bedrogen.

Zij spraken in de meest ongunstige bewoordingen over Jan Koning. Ook zijne dochters durfden soms kousen uit de winkel te halen en er een paar uitzoeken, waarvoor zij dan door verwisseling der briefjes de minste prijzen besteedden.

Ook van Pieter Gerritsz Bakker gaven zij een ongunstige getuigenis. Hij had hun bij het aanvaarden der bakkerij met geld geholpen, doch toen hij het eenmaal waagde van een ander rogge te koopen was Pieter Bakker hem dadelijk komen aanzeggen dat hij het geld binnen 3 keer 24 uur moest opbrengen, dat hij het anders geregtelijk zoude eischen. Met de laatste Nieuwjaarsdag scheen Bakker weer verzoend, maar toen hij vervolgens kwam om tarwe te koopen had Bakker juist vernomen dat hij (zie boven) rogge van Jan Buur (Koning) gekregen had en toen wilde hij hem dit jaar niets verkoopen. Op een volgend jaar zullen wij wel eens zien, zeide hij. Nu ligt hij in 't graf.

Het speet hem zeer dat ik ook was begonnen zelf te bakken, doch zij namen het mij niet kwalijk. Kikkert zeide, hij wilde mij daarom even goed nog wel eens naar Oosterend rijden.

8 Mei 1856. Des namiddags Dominee Wieringa hier. Hij bleef tot half 11. 't Was nog zoo koud, dat wij op de studeerkamer de kagchel moesten aanleggen.

9 Mei 1856. Gisteren is Dominee Wentink en zijn zwager Van Aken (thans organist aan den Hoorn) hier geweest. Hij zal daar 250 gulden tractement hebben. Hij roemde zeer hoog zijn serafijnorgel. Deskundigen verzekeren dat 500 menschen daarop zingen kunnen.

10 Mei 1856. Met Samuel broeder Juriaan en Mietje met hun kleine van de Stoomboot Texel gehaald.

12 Mei 1856. Tweede Pinksterdag. Des morgens met Juriaan en de 3 jongste kinderen naar den Hoorn gereden. Ik aldaar gepredikt, Juriaan intusschen eene wandeling door de Prins Hendrik Polder gedaan. Des middags preek aan den Burg. Des avonds te 8 ure naar bed met zware hoofdpijn.

13 Mei 1856. Des middags eenig onweder, 't was zeer warm. De plaats van Dirk Cornelisz Tamis in Eijerland door de bliksem getroffen, met 10 koeijen verbrand.

14 Mei 1856. Met Juriaan en Samuel naar Eijerland gewandeld te 10 uur en des avonds 6 uur terug. Bij Kors Roeper koffij gedronken. Bij Meester Boonakker.

Bij Dirk Tamis het tooneel van verwoesting gezien. Ik schrijf daar een papier om aan Hendrik Raven, die bij denzelfden brand van gister zijn koe verloren heeft, door liefdegiften dien weder te bezorgen. Wij bleven daar koffij drinken.

Des namiddags bij Raven, hij is nogal gelaten onder zijn verlies.

Wij deden een zeer genoeglijke wandeling. Samuel houdt het zeer goed uit.

15 Mei 1856. De kleine Catharina Juriaans verjaart, 1 jaar. Juriaan en ik veel in den tuin.

16 Mei 1856. [Juriaan vertrokken, Mietje en de kleine blijven hier nog].

Deze morgen te 4 ure ging Albert Keyser van de Waal hier reeds voorbij in zijn overhembd en blaauwe slaapmuts. Hij heeft wel een uur voor het huis van Bok gelegen. De man schijnt geheel krankzinnig.

Klaas Pietersz Smit in de tuin. Ik [heb] sla- en snijboonen gelegd.

Geke vanavond weer niet wel.

18 Mei 1856. Zondag. Preek aan Oosterend. Samuel door Jan Jansz Bakker onderweg opgenomen, ik door een zoon van A. Barhorst. Harde wind en regen.

Ik vraag Pieter Jacobsz Dijksen en Cornelis Pietersz Keyser om eene gift voor H. Raven voor zijne koe, doch ik verkrijg niets. Pieter Dijksen zeide, en Cornelis Keyser stemde het toe, dat zij zelve reeds zoo zware verliezen geleden hadden, dat er zooveel te geven was, dat Raven zelf wel kon komen bedelen, enz. Ik zeide er het mijne van en verliet de gierigaards met diepe verontwaardiging, predikende vervolgens daarover, waardoor een christen zich moet onderscheiden.

Ik reed met Jacob Roeper naar de Waal en vertelde het hem. Hij zeide te meenen dat ik mij met zulke inzamelingen niet moest ophouden. In alle gevalle kreeg ik ook van hem niets.

19 tot 24 Mei 1856. Naar Amsterdam met de Stoomboot Texelaar. Te Medemblik en Enkhuizen kwamen er ook nog enkelen in. Onder dezen een Heer uit Dordrecht, die veel vertelde van de drukte aldaar met stoombooten en hoe het reizen daar toegenomen was door de vermeerderde middelen tot reizen. Het woei zeer hard, bijkans een storm. Het water stoof van de golftoppen af. Evenwel had ik het goed van zeeziekte.

Kwart voor 2 waren wij te Amsterdam aan de wal. Broeder Juriaan wachtte mij daar. Wij gingen even in het Verkooplokaal in de Warmoesstraat. Ik gaf order op een groot karpet bij gelegenheid te koopen voor een geschikte prijs.

Daarna gingen wij naar het Lokaal der Volksvlijt op de Bloemmarkt en zagen daar zeer veel merkwaardigs. Inzonderheid vertoefden wij bij de Zweedsche boterkarn, de knoopmachiene, de weefmachiene, de stikmachiene en verder bij de machienes om te booren, deeg te kneden, brood te laten bakken, andere spijzen te kooken, te ploegen, te eggen, te zaaijen, enz, enz.

Te 4 ure met het jagt naar Westzaan.

21 Mei 1856. Naar Amsterdam. Vergadering van de Ring van Doopsgezinde Leeraaren van Noord Holland.

Nu is het woensdag 11 Juny 1856. Ik zal van het gebeurde sedert 21 Mei nog enkele herinneringen hier nederschrijven:

22 Mei 1856. Geloogeerd in de Haas te Amsterdam. Broeder Juriaan kwam mij afhalen volgens afspraak. Wij gingen naar het Spoor en zoo naar Halfweg. Met gehuurd rijtuig de Haarlemmermeer in. Wij dronken koffij bij Jan Knol, naar Tamis te Heemskerk, naar Sloten, bij den Heer Amersfoort eene groote menigte van Engelsche landbouwmachines bezien. Vervolgens over Amsterdam terug met de stoomboot.

23 Mei 1856. Westzaan.

24 Mei 1856. Broeder Juriaan bragt mij des morgens vroeg op de stoomboot van half 7 te Zaandaam. Nog eenige boodschappen te Amsterdam gedaan en toen te 8 ure met de stoomboot Texelaar afgevaren, met Dominee Cardinaal [die had, wegens allerlei omstandigheden] behoefte om bij mij eens ruim adem te halen.

Aan de haven wachtte ons Samuel. Wij wandelden naar huis, vooraf dronken wij thee bij Wentink.

26 Mei 1856. Met Dominee Cardinaal naar den Hoorn, bij Klok thee en koffij gedronken. Samuel ook mede naar de duinen.

28 Mei 1856. Des namiddags naar Hoogeberg met de kinderen, ook Vrendenberg en Wentink.

1 Juny 1856. Dominee Cardinaal bij mij aan den Burg ter kerk, was goed voldaan. Maakte aanmerking op mijn stand op de preekstoel, ook waarschuwde hij mij niet te scherp tegen den rijkdom uit te laten.

2 Juny 1856. Des morgens zuster Mietje en hare kleine met mijne Katrina weggebragt met de wagen naar de Stoomboot de Texelaar die te 5 ure afvoer. Sina was door 't afscheid zeer droevig.

Ik om slaperigheid te voorkomen, veel in de tuin.

Des namiddags Vrendenberg hier. Daarna met Cardinaal zeer genoeglijk gewandeld om den Burg, achter Bokkes Bergje. Vervolgens over de Hoogte en om de westkant van den Burg. Wij zagen een bijzondere dubbele regenboog, waarvan de een bovenop de andere rustte. Het was een zeer schoone avond.

3 Juny 1856. Mijn verjaardag. Cardinaal was opzettelijk zoo lang gebleven om deze dag nog hier te kunnen zijn.

Deze namiddag bragt ik met Vrendenberg (en de kinderen Sina en Menno die met Thijs Flens reden) hem wandelende naar de haven. Hij vertrok met de 4-uurs boot naar Nieuwe Diep. Ik bleef bij Wentink thee drinken.

Cato Wentink mee naar den Burg genomen.

4 Juny 1856. Het is zeer stil na het vertrek van Mietje en Katrina en Cardinaal.

Des avonds haalt Dominee Wentink zijn dochtertje terug, dat wij hier anders gaarne een 14 dagen gehouden hadden, doch zij wilde hier niet naar de school.

5 Juny 1856. Vlijtig in mijn studeerkamer en in de tuin

8 Juny 1856. Zondag. Des avonds bij Burgemeester, aldaar Lindgreen en P. Koning. Beiden teekenden elk 1 gulden voor Raven.

Ik kwam ook te spreken over de keuze van een lid voor de Tweede Kamer. Burgemeester wenschte wel dat men in 1848 Thorbecke met zijn geheele kieswet en gemeentewet naar Australië had gebannen. 't Was alles achteruitgang.

10 Juny 1856. Brief ontvangen van broeder de Waard en Sientje en moeder Meihuizen over Dirk (geheim), vooral over zijn lang uitblijven op de kermis te Groningen. Toen Samuel onlangs met Dominee Cardinaal naar de Koog wandelde, had C. hem gevraagd wat hij worden moest, waarop hij gezegd had boer te willen worden. Hij leerde nog maar wat Latijn omdat zijn vader het verlangde. Zijn Latijn leeren is dan ook in de laatste tijd helaas van weinig betekenis.

10 Juny 1856. Des avonds bij Jakob Dijksen. Zijn krachten verminderen. Hij gevoelde wel, dat zijne afneming van kracht hem naar het einde voerde. Ik wees duidelijk aan wanneer alleen men het einde niet heeft te vreezen, als men zijn leven wel heeft besteed. Hij werd ook nu zeer gevoelig bij het herdenken aan zijne overleden dochter Trijntje [gestorven in 1854]. Dit gaf aanleiding dat wij spraken over de wijze waarop de moederzorg in 't huis van Simon Keyser vervangen werd. Zij hadden het ook wel zeer gewenscht dat hij, evenals ik, een jufvrouw bij zijn kinderen genomen had.

Jufvrouw Dijksen was zeer bedroefd geweest over 't overlijden van mijne vrouw, en verheugde zich nu zeer als zij mijne kindertjes nu zoo vlug en wel langs straat zag gaan. Doch zij durfde tegen Keyser het meeste daarvan niet te zeggen, anders zou men nog wel de wind van voren krijgen.

Hij had vele bedenkingen om iets te geven om Raven een koe terug te bezorgen. Er waren er wel die het noodiger hadden. Eindelijk kwam Simon Keyser. Ik hernieuwde mijn aanvrage bij hem. Hij was weldra bereid en gaf 2,50. Toen zei Dijksen, na zijn vroegere bedenkingen vernieuwd te hebben: "En schrijf voor mij dan ook maar zooveel op". Cornelis Sijbrandsz Keyser, die inmiddels was ingekomen, deed hetzelfde, zoodat ik voor Raven nog een goede avond maakte.

12 Juny 1856. Des avonds bij kapitein Dalmeijer. Ik zag met veel genoegen de wijze waarop hij een zijner kinderen (die buiten weten der ouders te zwemmen geweest was), over zijn misstap onderhoudt. Hij maant ze steeds aan, zegt hij, om zich altijd zoo te gedragen, dat zij het oog voor hunne ouders en vooral voor God, vrijmoedig durven opslaan.

Hij verhaalt o.a. dat de beroemde tekenaar Alexander Verheul vandaag met hem meegevaren was naar Medemblik en nog onderscheidene schetsen had gemaakt.

13 Juny 1856. Bij Marretje Dirks Bakker. Zij spreekt veel over Jan Koning en zijne handelswijze met hare kinderen. Hij had ook indertijd van haar man Jan Sijbrandsz Keyser zijn huis en land in stilte willen koopen en zoo welligt haar van alles versteken. Zij meende dat hij geen enkel rustig uur kon hebben bij zulk een leven. Zij had wel gezegd zich niet te kunnen verbeelden dat ik nog zoo weinig ongunstig van hem sprak.

Bij Jakob Sijbrandsz Keyser. Bij het heengaan vroeg ik hem om eene gift voor Raven, doch hij zeide dat zulke aanvragen zoo veelvuldig waren, dat hij besloten had daar verder niet aan te doen. Ach wat is er weinig liefde en hoe inconsequent zijn de menschen behalve in eigenbaat!

Bij Bok waar ik niet inging omdat er een paar logeergasten waren.

14 Juny 1856. Met Samuel naar het Oude Schild, bij Wentink thee gedronken. Dominee Hoekstra van de Texelaar afgehaald. Bij Reijer Bakker thee gedronken en toen met elkander met de wagen naar den Hoorn. Onderweg Veeger opgenomen, die van de Leijdsche markt, waar hij vandaan kwam, zeer ongunstig berigtte. Er waren 16 lammeren verkocht voor 28 gulden (samen) en dan moest men de verkooper nog weidegeld, vracht, enz betalen! Ook de kaas en de boter hadden een sterken achteruitgang geleden.

De kaas was te Alkmaar van 35 gulden voor 24 gulden de 100 pond, de boter van 11 stuivers voor 9 stuivers de 5 ons.

15 Juny 1856. Zondag. Ik gepredikt aan de Waal, daarna even bij Petersen een boterham en kop koffij en toen weder op de predikstoel in de Hervormde kerk (wijl Petersen zelf, voor eenigen tijd bloed opgegeven hebbende) er nog niet wel op aan durfde. Voor half 3 stond ik reeds weder voor de Gemeente, slechts een half uur rust gehad hebbende. 't Is mij nogal toegevallen, ik zal 't echter niet ligt weer doen.

Daarna bij Petersen thee gedronken. Ik zeide hem waarom ik in 3 jaar zijn huis gemeden had. Hij zeide dat hij geen berouw had, dan daarover, dat hij getrouwd was. Hij had niet moeten trouwen. Zoo sprak hij in 't bijzijn van zijne vrouw. Hij scheen een afkeer van kinderen te hebben. Alle zijne redeneringen getuigden van een verward hoofd (of van krankzinnigheid).

19 Juny 1856. Dirk bij den Heer Kikkert.

20 Juny 1856. Kato Wentink des avonds door Sientje teruggebragt [18 Juny gekomen]. Sina des avonds op de kindervisite bij Veenstra.

21 Juny 1856. Ds avonds den Heer Bok hier. Hij wilde gaarne mij eens bezoeken en kon het op geen andere dag schikken. Hij verhaalde mij in alle uitvoerigheid de zaak van Albert Pietersz Keyser, die vandaag van Meerenberg te huis was om morgen weer te vertrekken. Simon Sijbrandsz Keyser was bij hem Bok sr. geweest en had hem bittere verwijten gedaan dat hij op zijn leeftijd en in zijn karakter zich van de waanzinnigheid van iemand bediende om geld aan hem te verdienen. Keyser had die waanzinnigheid duidelijk reeds aan hem bespeurd toen hij naar Rotterdam reisde. Bok had alle beledigingen verdragen maar hem toen doen opmerken hoe dwaas hij Keyser gehandeld had met zijn neef niet voor dwaze stappen te bewaren. Simon Keyser had in eene brief gedreigd dat hij "zoo de zaak niet getermineerd werd de carrière van de jonge Willem te Bok bederven en daarbij de oude Willem Bok aan de kaak te stellen". Bok was met deze brief naar Simon Keyser gegaan, een langdurig onderhoud had tot niets geleid. Hij achtte Keyser tot alles in staat.

22 Juny 1856. Aan den Burg gepreekt. Daarna kwam Raven met zijn karretje en ik reed met hem binnen 7 kwartier naar Cocksdorp. Daar predikte ik te half 5 Voorbereiding. Ik bezocht Kors List, die steeds minder wordt. Raven bragt mij terug naar de Waal, vandaar geloopen. Samuel vergezelde mij op deze togt.

24 Juny 1856. Naar de stembus. In den lesten nog mijne stem aan Foreest gegeven.

24 Juny 1856. Albert Pietersz. Keyser gaat naar Meerenberg.

25 Juny 1856. Gister met Geke het oude tapijt van de achterkamer op de studeerkamer gepast. Deze namiddag Willem Duinker aan 't naaijen daarvan. Hij besteedde er 35 uur aan, waarover hij declareerde 4 gulden.

Zondag van Westzaan een potje boter ontvangen en later 5 zakken zaagsel met Jan Jacobsz Rab.

26 Juny 1856. Willem Duinker op de studeerkamer het tapijt genaaijd.

Onze Katrina van de Texelaar gehaald. Wij waren alle zeer blijde met haar behouden terugkomst.

Des avonds bij Dominee Vrendenberg, aldaar Meester Wouterus Klaasz Brouwer. Zijne dochter Jans zal nu weldra hersteld zijn. Verleden week was hij over haar behoud zeer bezorgd geweest.

27 Juny 1856. Duinker en des namiddaggs Aris Bremer hier te werk. Des avonds [heeft] Jan Jansz Bakker hier even naar 't verwen van 't hekwerk achter huis gezien.

28 Juny 1856. Des avonds komen, door Samuel afgehaald, Dominee [Douwes] Dekker en vrouw en Gerard (8 jaar) hier logeeren.

29 Juny 1856. Dominee Dekker met Samuel naar den Hoorn geloopen. Zijne vrouw met Cornelis Pietersz Keyser met het karretje daarheen gereden, terug tegen 6 uur.

Gerard, de jufvrouw en de kinderen door den Burg gewandeld. Schoone avond.

30 Juny 1856. Des morgens regen (gisternamiddag werd zekere Klaas Brouwer door Aafje ingeleid en verzocht mij verlof om haar van tijd tot tijd te mogen bezoeken) Dominee Dekker van den Helder zeide dat (die persoon was lid van zijn Gemeente) op zijn gedrag niets te zeggen was, doch dat hij zeer stijfhoofdig was. Hij had naar hunne meid vroeger ook verkeerd, doch haar tegen de jufvrouw opgezet om gansche nachten met hem uit te blijven, zoodat zij vervolgens vertrekken moest. Hij had eene zeer knappe familie waar niets dan goeds van te zeggen was.

Wij hadden plan om op de Hooge Berg thee te drinken en dan Wentink enz ook te vragen. Maar het ongunstige weder deed ons er van afzien. Des namiddags helderde het wat op, wij gingen wandelen, doch de regen deed ons wederkeeren. Des avonds den Heer Bok hier gevraagd en gekomen. Gesprek over het zeeleven. Dekker had 3 reizen naar de Oost gedaan, op zijn 9de, 12de en15de jaar. Hij verhaalde van het groot gevaar waarin hij op de tweede reis was geweest om met zijn vader en moeder schipbreuk te lijden op de Zuidwal bij 't Nieuwe Diep en van andere zware stormen.

Over kapitein Verberne, nu vrij zeker vergaan.

Bok beweerde dat men orthodox kan zijn en even wel liberaal, zoodat men met genoegen ook andere kerkgenootschappen zich kon zien ontwikkelen. Ik beweerde het tegendeel.

1 July 1856. Ik bragt des namiddags Dekker naar de Stoomboot, jufvrouw Dekker en Gerard blijven nog tot vrijdag.

Aan de Hoogeberg vond ik mijn gezin en wandelde daarmede terug. Vandaag brief van 't Hoogezand met het blij berigt dat de kinderen over 3 weken te huis komen.

4 July 1856. [Vertrek jufvrouw Dekker en Gerard], zij nemen Sina mede (tot 11 July).

Kermis. Geke des avonds nog een poos bij mevrouw Bok op het Raadhuis.

5 July 1856. Des morgens 10 uur uitgereden met Martinus Langeveld de Doove en Annemie naar Cocksdorp. Te 2 uur ter begrafenis van Kors List, oud 25 jaar.

Nog even bij Reijer Koning. Hij gaat vooreerst nog niet naar Groningen. Aldaar een pak leedige zakken met adres aan neef Jurjen Egges Huizinga op Terhorn laten blijven, voor tarwe.

Te 5 uur met Langeveld terug gereden. Op de heenreis even op zijn boerderijen Breda en Zeeland vertoefd.

Samuel des avonds in de Komedie van Stoet en Schrot in de kolfbaan van de Kikkert.

6 July 1856. Katrina verjaart, haar een naaikistje gegeven.

6 July 1856. Klaas Gerritsz Brouwer van Cocksdorp (bij Aafje) vraagt welke ongunstige getuigenissen Dominee Dekker van hem gegeven heeft (volgens zeggen van zijn baas). Ik verzeker dat hij niet ongunstig van hem getuigd heeft dan dat hij zijn meid aangezet heeft tot een lang uitblijven.

6 July 1856. Zeedijk verhaalde mij dat J.L. Kikkert die 10.000 gulden onregtvaardig van Jan Koning gekregen had, omdat hij de Compagnieschap reeds lang te voren had opgezegd.

Des avonds bij kapitein Veenstra, aldaar Jan Koning en Albert Jansz Koning.

Jan Koning meende dat het niet noodig was door een Afschaffingsgenootschap te trachten de menschen hier beter te maken. Want de volmaaktheid werd toch nooit bereikt. En door te veel te willen zou men ligt achteruitgaan. De maatschappij hier op Texel was zoo goed als ergens, waar zou men het zóó vinden? "Gelukkig Texel" ontboezemde Marretje Jans Koning uit de volheid van haar hart.

Was er hier ook nog ondeugd, dat zou en moest wel blijven.

Veenstra had reeds eenmaal over verveling geklaagd omdat hij zoo niets te doen had dat noodzakelijk was. Koning was weer de vroome man, hij zou zich nooit vervelen omdat hij godsdienstig was.

7 July 1856. Geschreven naar de neven op Terhorn om 2 mindel tarwe.

9 July 1856. Geke naar Groningen vertrokken.

11 July 1856. Aris Bremer hier de vloer in de binnenkamer geverwd.

11 July 1856. Marijtje Buijs hier met haar kind ([en?] een dochter van Dominee Köningh), vertrekt spoedig weer.

Gister 14 mud tarwe van Pieter Dirksz Bakker voor 4,50 gulden ontvangen.

Onze Sientje van de stoomboot Texel gehaald, die nu 8 dagen op den Helder bij jufvrouw Dekker was geweest, met veel pleizier.

12 July 1856. Aafje de middag met Klaas Brouwer naar den Helder.

13 July 1856. Marijtje Buijs is hier nu met haar kind. Ik bespeur dezer dagen dat ik reeds geheel van kleine kinderen afgewend ben.

Des namiddags [hadden] de kinderen meisjes bij zich.

Bij Jan Kalis, aldaar Dominee Pott van Wieringen, die vanmiddag aan den Hoorn gepreekt heeft.

Kalis verhaalt dat Meester Zwaal wanneer men hem op Terschelling 1000 gulden wil guarandeeren, derwaarts gaat vertrekken, daar ons Gemeentebestuur er niet in bewilligd had om hem een sextant (70 gulden) te geven en eenige andere hulpmiddelen voor zijn Zeevaartkundige school.

De zaak van de verbetering der haven zou nu weer hoop op welslagen hebben, sedert hier 2 leden van de Gedeputeerde Staten waren geweest.

16 July 1856. Des namiddags met Samuel, die echter met de andere kinderen op Hoogeberg bleef, naar de haven om familie van de Harlinger stoomboot te halen. Het woei zeer hard (zooals wij later vernamen met eene drukking van 32 Nederlandsche ponden tegen de vierkante Nederlandsche el). Ik vreesde dat allen zeeziek zouden zijn. Het ging echter goed. Het duurde lang eer de boot aankwam.

Ik bezocht inmiddels enkele zieken. Te half 7 kwam de boot en ik verwelkomde de neven Jurjen Egges Huizinga, Derk Klaas Eendhuizen, Harko Nannes Fiepkes en Harke Cornelis Eenkema.

Over de Hoogeberg naar huis (de kinderen medenemende).

17 July 1856. De 4 neven hier in de achterkamer geloogeerd. Des namiddags (Samuel mede) naar den Hoorn gewandeld. Dominee Wieringa ging mede naar de duinen. Daar vertoefden wij een tijd lang. Goed gezigt op 't Nieuwe Diep, de kimmen echter niet helder.

Morgen wilden wij naar Eijerland, maar Jan Dirksz Bakker wil 8 gulden [om te rijden].

18 July 1856. Met ons vijven geloopen naar Kors Roeper, boer in Eijerland. Daar koffij gedronken. Wij kregen eindelijk een rijtuig bij Carel Clemens Barhorst op Loonstij voor 4 gulden. Te 1 ure vandaar gereden naar Buitenzorg, deze plaats geheel bezien. De bewoner Wegman was zeer vriendelijk. De geheele schuur is 100 ellen lang, zeer sterk gebouwd, doch door te hooge wanden te weinig ruimte, niet doelmatig. Wij zagen er beste boonen en koolzaad.

Naar 't Eijerlandsche huis, aldaar thee en brood gebruikt. Even op de dijken, Cocksdorp doorgewandeld.

Ka Buijs geeft mij wat aardappels mee.

Vertoefd op Vruchtbaaroord bij Stoepker. De schuur bezien, de paarden [zijn] zeer forsche dieren. Vooral de dorschmachiene die zeer goed voldeed. Met 13 man kon men er meer dan 60 mud tarwe op één dag mede dorschen. Ploegen, wagens enz.

Het begint sterk te regenen.

Barhorst eischt eerst 3 gulden meer als hij ons zal te huis brengen, doch komt op 1,50 (dus tezamen 5,50). Des avonds 9 ure of later te huis, vrij nat.

19 July 1856. De neven des morgens met Samuel naar de Koog.

Des namiddags ik vooruit naar de haven om Dirk, Grietje en Jan Wildervank te halen. Tot mijne groote verslagenheid verneem ik dat de Stoomboot sedert woensdag laatstleden een gat in de ketel heeft en er niet gevaren is. Doch er was een schuit heen. Mistroostig ga ik met mijn gezelschap terug.

20 July 1856. Zondag. Tusschen 6 en 7 uur worden wij verrast door de komst van Dirk en Grietje en Jan Wildervank [zoon van Doctor Wildervank] die gisteravond te half 10 van Harlingen afgevaren en vanmorgen te half 7 gearriveerd waren. Ik zag eerst bijkans niet dat het Dirk was.

Vervolgens met de neven naar Oosterend te kerk, het dorp doorgeloopen.

Na het eten het dorp den Burg doorgewandeld en het Weeshuis bezien, de Gereformeerde kerk, het Park, enz.

21 July 1856. Met de neven en Dirk en Jan naar 't Nieuwe Diep. Engel Dekker medegenomen die ons den ganschen dag vergezelde. Na den vuurtoren en het fort bezigtigd te hebben (gesprek met een gevangene over het verderfelijke van den Sterken Drank) vervoegden wij ons bij den Heer van der Sterre op den Zeedijk, om zijne inrigting te zien. Hij zelf niet thuis, doch zijn oomzegger ontving ons vriendelijk en leidde ons met veel welwillendheid rond. Wij zagen een regenmeter, een dito uitgebreide waarop men zien kon hoe veel het ook uit elke windstreek regende. Een inrigting om de uitdamping gade te slaan, om het rijzen en dalen van het zeewater, om de verandering der wind, om de meerdere of mindere sterkte van de wind, om de inclinatie en declinatie van de compasnaald, om de intensiteit van de magneetkracht op aarde op te meten.

Een bijzondere barometer, een maximum en minimum thermometer, alleraardigst en vernuftig enz. [Uit]gedacht de wijze waarop onderscheidene instrumenten zelve aanteekeningen maakten.

Hij liet ons vervolgens op de zeer nette studeerkamer (waar eene zeer fraaije bibliotheek stond) die bladen en vervolgens de daaruit vervaardigde tabellen zien.

Wij moesten alles hoogelijk bewonderen. Neef Jurjen Egges Huizinga zag alles inzonderheid met groote belangstelling omdat hij door de lezing en het bestudeeren van het uitmuntende werk van Krekke (ook bij Van der Sterre zeer goed bekend en door hem geroemd als het fundament waarop hier alles gebouwd was wat wij zagen) omtrent alles eenigzins op de hoogte was.

Wij bezochten vervolgens kapitein Kuiper op zijn schip de Jan Evertsen en dronken daar koffij (met brood) dat ons na de lange wandeling zeer verkwikte.

Vervolgens begaven wij ons naar de Landswerven waar wij het fregat "Holland" naauwkeurig bezagen [en andere schepen] en eene zeer groote menigte magazijnen, te veel om hier te noemen.

Eindelijk te 4 ure, vermoeijd van alles te zien, begaven wij ons naar de Breuk, waar wij ons met brood en thee verkwikten.

Ik ging met Dirk en Jan te 6 uur weer huiswaarts. De neven zouden met de nachtschuit de reis naar Alkmaar vervolgen, terwijl Engel Dekker hen nog eenigen tijd zou gezelschap houden. Grietje kwam ons met de 3 jongsten tegemoet.

23 July 1856. Des avonds eenige jongelieden bij Dirk: Klaas Joannes Brouwer, Dirk Gerritsz Bakker, Herman Johannesz Kikkert en Sijbrand Cornelisz Keyser.

Dirk Jansz Bakker en Gerrit Dirksz Bakker konden niet om het hooijen.

23 July 1856. Ook even bij den Heer Kikkert over het Bijbelgenootschap. Hij zelf niet thuis, de vrouw toegesproken. Zij ziet er vrij goed uit doch laboreert aan een gezwel aan de hals.

24 July 1856. Des namiddags Dirk, Jan en Samuel met Herman Kikkert naar het konijnenpark. Des avonds met de wagen terug.

Grietje gister bij Langeveld theegedronken.

Johannes Bok bij mij. Gesprek over 's menschen vrijheid en de praedestinatie die hij meent zeer goed vereenigd te kunnen worden. Hij hoopt niet voor 't begin volgend jaar predikant te zijn. Hij beloofde mij dat de tweede beurt die hij voor Texel zou vervullen in mijne gemeente te preeken. Aan Vrendenberg had hij voor de eerste maal reeds zijn woord gegeven. Ook al preekte hij, toch zoude zijne mama in de Vermaning niet kunnen gaan. Zij konden het daar niet uithouden.

1 Augustus 1856. Vandaag zijn eindelijk de boeken van Dirk en het vat boter van 't Hoogezand gekomen. Gister een brief van 't Hoogezand met de rekeningen. Moeder heeft het zeer goed met de kinderen voor.

Dirk heeft vandaag zijn eerste les gehad van Monsieur Verberne in 't fluitspelen, wat zeer goed schijnt te zullen gaan. Hij heeft nu het eerste deel van de Ars Poetica vertaald.

Jan Wildervank verveelt zich dikwijls. Ligt gaarne op de studeerkamer of in 't gras.

De jongens gaan nogal dikwijls met Herman Kikkert naar de Prins Hendrik Polder of elders.

2 Augustus 1856. Zeer warm.

3 Augustus 1856. Zondag. Dirk en Jan des morgens naar Vrendenberg te kerk.

De kinderen hebben doorgaans des zondagsmiddags, zoo ook nu, eenige kinderen bij zich te spelen.

4 Augustus 1856. Des namiddags met Dirk en Jan naar den Hoorn. Even bij Klok mijn rekening ingeleverd. Dirk en Jan Wildervank gaan met zijn verrekijker naar de duinen.Bij Wieringa thee gedronken, aldaar Vrendenberg met zijn vrouw en Hendrik en Leentje. Samuel vervolgens ook gekomen. Ook Jan en Dirk uit de duinen terug.

Wij met Vrendenberg c.s. terug naar den Burg.

Gesprek over het plan tot oprigting van eene nieuwe Tent op de Hoogte, onder voorgang van Johannes Ludovicus Kikkert en Westenberg, 25 gulden per aandeel.

De jongens in den laatsten tijd meest te 4 of 5 uur op en aan 't werk in 't prieel. Jan Wildervank leest dan wat of speelt wat op de fluit of verveelt zich wat zittende of liggende.

5 Augustus 1856. Jan en Dirk des morgens vroeg naar Eijerland uitgewandeld, tegen de avond weerom.

6 Augustus 1856. Met Dirk des morgens 7 uur naar de haven, Jan Wildervank naar de haven gebragt op de boot naar Harlingen.

Dolfina Wentink, Hiltje Eelman, Betje Vrendenberg, Theodora en Emilia Bok bij Grietje theegedronken en den avond gepasseerd.

7 Augustus 1856. Gister van de haven terugkeerende Neeltje Reijers Eelman bezocht, haar man Arie Teunisz Bruin is niet meer bij Dijksen. Van 't voorjaar [hadden zij] 't zeer arm. Een kind sukkelt aan kliergezwellen.

Grietje Aries Eelman was met haar man Jakob Meijertsz Boon zeer best tevreden op dat plaatsje wat zij van den Heer Dijksen huurden. Zij hadden een best paard, waarvoor al 300 gulden was geboden.

7 Augustus 1856. Wij wonen nog steeds meest onder de witte luifel. Achter is de warmte wat getemperd, soms is het buiten koel genoeg.

Pieter Koning hier met eene inteekenlijst op eene teekening van Johannes Ludovicus Kikkert, het situatiekamp van Oirschot enz ten voordeele van de Gewapende Dienst en eene Bewaarschool alhier.

Marijtje Buijs hier met haar kind van 't Oude Schild.

8 Augustus 1856. Grietje des namiddags met Dolfina Wentink en vele andere meisjes bij Betje Vrendenberg tot 's avonds 11 uur.

Marijtje Buijs van namiddag weer naar 't Oude Schild vertrokken.

Gister 23 pond roode aalbessen met 10 Nederlandsche ponden suiker en 4 emmers water in een vat gedaan opdat er wijn van kome.

11 Augustus 1856. Om 4 uur des morgens met Dirk en Samuel uitgewandeld naar de haven. Langeveld met de wagen nam ons goed mede. Te 5 ure afgevaren met de stoomboot Texelaar, met gezelschap Martinus Langeveld en vrouw Antje Hendriks Plavier, en anderen. Op de aanlegplaatsen kwamen andere reizigers in.

Reeds bij Wieringen hadden wij zwaar onweer dat tot bij Enkhuizen duurde. Het schip slingerde in de bogt van Hoorn en bij Marken geweldig, zoodat wij het haast niet op de beenen konden houden. Samuel werd dan ook zeeziek.

Ik had nog een oogenblik van vreeselijken angst toen ik Samuel in de boot nergens kon vinden totdat hij eindelijk weltevreden achter de raderkast vandaan kwam. Wij kwamen te 2 uur te Amsterdam door de sterke tegenwind en -stroom.

Wij vonden broeder Juriaan. Op de Nieuwendijk eenige boodschappen verrigt. Petten gekocht voor de 3 jongens, Dirk haarsnijden, enz.

Met het jagt naar Westzaan.

Des avonds laat zwaar onweder, verschrikkelijk erg. Op 2 plaatsen zagen wij brand. Volgens latere berigten werden daardoor velerwege groote verwoestingen aangerigt. Ook op Texel werd eenig vee doodgeslagen.

12 Augustus 1856. Vergadering van 't Nut in Amsterdam. Vele oude bekenden ontmoet.

Een hoed gekocht en mijn andere laten herstellen bij Frans.

Met de Zaandammer boot terug. Des avonds bij Versteghe om een woordenboek voor Dirk en een Horatius.

13 Augustus 1856. Des morgens om de windstilte naar Zaandam geloopen. Naar de vergadering van 't Nut te Amsterdam, te 9 ure aangevangen.

Te 4 uur met het Westzaander jagt terug.

14 Augustus 1856. Des morgens naar Zaandam en met de stoomboot naar Amsterdam. Vergadering van het Bijbelgenootschap, tegen 4 uur geëindigd.

15 Augustus 1856. Met Dirk en Samuel met het jagt naar Amsterdam heen en terug. Samuel bij Hendrik Vrendenberg gebragt. Met Dirk volgens afspraak naar Professor Muller. Deze heeft van 11 tot 1 uur met Dirk beziggehouden, was zeer over hem voldaan en betuigde dat hij a.s. jaar zeer goed student kon worden. Moest zich nu nog wat op 't Hebreeuwsch toeleggen. Raadde aan Dirk niet meer op 't Hoogezand te plaatsen, doch bij Bodisco te Zutphen, waar een uitstekend Gymnasium was. [Huizinga had finantieele bezwaren, doch Muller betuigde dat 't moest]. Dirk zou daar alles ontvangen wat nog aan zijn vorming ontbrak en daardoor in staat gesteld worden om de man te worden die mij later die opofferingen ruim kon vergoeden. 't Was ook maar voor één jaar.

Te 1 ure gingen wij Samuel ophalen van Vrendenberg, daar het te laat was om naar Artis te gaan, zoo bragten wij de overige tijd met wandelen door, Utrechtsche Poort en Rijnspoorweg. Wij dronken koffij in de Plantagie en gingen te 4 ure met het jagt weer naar Westzaan.

18 Augustus 1856. Des morgens met Dirk en Samuel gewandeld naar Knollendam. Ik deelde hem nu het voorstel van Muller (Bodisco) mede. Naar Lodeezen. Naar Jisp, en naar Westzaan.

20 Augustus 1856. Professor van Gilse, met mij sprekende over 't plaatsen van Dirk te Zutphen, meende dat ik vrij vermogend was. Van 't voorjaar had hij ten aanzien van broeder Juriaan ook nog horen zeggen dat Huizinga voortreffelijk geprofiteerd had van de duurte van 't hout en beste zaken daarin gedaan had.

21 Augustus 1856. Weer naar Texel, met rijtuig naar Zaandam, naar Amsterdam en met de stoomboot Texelaar vertrokken. Op de boot trof ik aan de Heeren Kuijper en Van Hoopen van Amsterdam, de een koopman, de ander in zijn laatste studiejaar in de Regten te Utrecht. Zij wilden opzettelijk Texel eens gaan zien. Mooi weer, genoegelijke reis.

Te Medemblik kwam Jakob Joeg in en vrouw Aaltje Rab, enz.

Op Texel aangekomen overviel ons een onweder (de Heeren van Hoopen wandelden met ons), zoodat wij bij Zunderdorp moesten schuilen.

Sina had de waterpokken.

Des avonds de heer van Hoopen hier een pijp gerookt en afgesproken om morgen naar Eijerland te gaan.

22 Augustus 1856. Met Dirk en de Heren Kuiper en van Hoopen met de wagen van Jan Dekker (9 gulden) naar Eijerland in een bestendigen regen. Dirk in mijn mantel op de voorbank op de heenreis. Wij waren te 9 ure te Cocksdorp.

Even bij Dominee Lammers, begrafenis Kee Buijs. Te 10 uur weer vertrokken. Aanhoudende en dikwijls zeer zware regens.

Even op de plaats van Langeveld bij Stoepker, de zware paarden en de dorschmachien bezien. Het plan om naar Oosterend te gaan opgegeven. Te half 1 waren wij weer te huis. Zij [hebben] bij mij koffij gedronken. Bij hun vertrek gaven zij te kennen mij ook zeer gaarne een dienst te willen doen, b.v. met mij in Artis of het Leesmuseum te introduceeren, terwijl ik mij verzekerd mogt houden van dezelfde vriendelijke ontvangst bij hen, die ik hier had verschaft.

25 Augustus 1856. Dominee Bakker van Terschelling en Dominee Wieringa en vrouw bij ons. Des avonds begint het sterk te regenen en te waaijen. Het wordt zeer donker. Zelfs Jan Kalis, de rijknecht van Johannes Ludovicus Kikkert durft hen niet wegbrengen. Zij besluiten eindelijk te blijven. Vele vergeefsche pogingen om iemand naar den Hoorn te zenden.

26 Augustus 1856. Na het eten Dominee Bakker en ik, Dirk en Grietje naar 't Oude Schild door 't Boschje. Bij Zunderdorp, Zwaal en Wentink. Zwaal las ons een stuk voor dat hij in het tijdschrift van Zwart, meen ik, over zijne school zoude plaatsen.

Dominee Bakker en ik even bij Mr. Willem Bok.

27 Augustus 1856. Des morgens 7 uur met Dirk uitgewandeld om Dominee Bakker naar de stoomboot te brengen op Harlingen. Bij Wentink, aldaar Grietje. Zij was daar gisteravond gebleven en zou nu vanmiddag met de meisjes Dolfina enz naar den Burg komen. Des avonds laat nog jufvrouw Wentink. Bij ons waren alle hare kinderen en het dochtertje van kapitein Mets.

28 Augustus 1856. Des voormiddags Dirk en Grietje, jufvrouw van Giffen en ik naar den Hoorn. De dag bij Dominee Wieringa doorgbragt. Tafeldans en magnetismus. Des avonds in donker in den aanhoudende regen terug. Van onderen doornat te huis gekomen.

30 Augustus 1856. (Samenvatting Ali) Dirk koorts, gebruikte in 8 dagen bijna niets, 7 October den Doctor erbij, 24 September hersteld, kon pas 26 October naar Zutphen gaan.

2 September 1856. Met Grietje uitgewandeld naar Cocksdorp. Door Hendrik Raven ons met zijn karretje vanaf zijn huis laten brengen. Bij Dominee Lammerts gegeten en geloogeerd.

3 September 1856. Met Grietje bij Dominee Lammerts, die weer de koorts krijgt. Reijer Koning vaart eerst morgen. Ik laat Grietje onder de hoede van jufvrouw Lammerts en wandel naar huis in 2 uur en een kwartier.

4 September 1856. Vanmorgen is Grietje volgens berigt van jufvrouw Lammers met Reijer Koning vertrokken naar 't Hoogezand. Het weder is gunstig.

Eergister was op Cocksdorp een heel gezelschap van den Burg, die daar met den wagen omvielen.

Dominee Lammers is zeer zwak, heeft om de andere dag zware koortsen. Zijn dorpelingen vreezen dat hij niet lang meer leven zal.

Op de heenreis naar Cocksdorp hadden wij gedurig zware regens.

Bij Hendrik Raven dronken wij koffij. Toen ik hem daarvoor en voor het rijtuig wilde betalen, wilde hij eerst niets aannemen, onder vele dankbetuigingen zijnerzijds voor de moeite die ik had aangewend om eenige gelden voor hem te verzamelen. Hij nam dan ook niet meer dan 1,50 aan.

4 September 1856. Dirk ziek. Naar Bodisco geschreven dat Dirk door ziekte belet wordt te komen.

7 September 1856. Zondag. Des morgens 8 uur bij zeer schoon weder met Samuel uitgewandeld naar den Hoorn. Aldaar te 9 uur voor Dominee Wieringa gepreekt. Hij was op reis naar Arnhem om een kerkorgel te bezien. Ik hoorde thans voor het eerst met genoegen het orgel dat nu in de kerk is geplaatst, door Van Aken bespeeld. Doch het gezang der Gemeente verdooft het orgelgeluid.

Vooraf, bij Klok, Dominee Bruin van Alkmaar gesproken, die straks in de Vermaning preeken zou. Hij zeide dat hij terstond na de preek bij mij wilde komen, want dat hij het daar vrij saai vond. Samuel bleef om hem tot leidsman te dienen.

Jacob Bruin bragt mij met het karretje naar de Waal.

Dirk heeft vannacht weder harde koorts gehad. Gisteravond besloot ik eindelijk om Doctor Stolp te laten komen, doch die kon niet wegens een ongemak aan het been, waardoor hij niet loopen kon. Vanmorgen kwam hij met rijtuig. Hij zeide dat de koorts niet tegengegaan en de ontlasting niet bevorderd moest worden.

Dominee Bruin at hier, met hem het dorp doorwandeld en de toren beklommen. Hij hangt een treurig tafereel op van de gesteldheid van zijne Gemeente te Alkmaar en van de Alkmaarders in het algemeen, zeer onverschillig en ligtzinnig. Geen belangstelling in godsdienst. De Gemeente was zeer verwaarloosd. Hij prees zeer zijn diaken Bruinvis, de oudheidkundige, maar misprees zijn broeder, die een groote vrek was. De staat van het onderwijs te Alkmaar was allertreurigst. De Latijnsche en Fransche scholen had men moeten opheffen. Nu beproefde men een Gymnasium. J. de Gelder van Leijden was er beroepen als Rector.

Hij bleef hier tot 9 uur. Jaap Boon bragt zijn goed naar 't Oude Schild. Toen zag ik mij genoodzaakt, daar hij niet hier wilde blijven, hem nog naar de herberg van Cornelis Gerritsz Smit aan de haven te brengen.

Eerst te half 12 des avonds keerden wij weder. Samuel was met zijn aanhoudend gesnap, waarbij hij blijken gaf dat hij wat hij las zeer goed onthield, een aangenaam reisgenoot.

8 September 1856. Des avonds was hier groot feest aan den Burg. De Heer Kikkert vierde met 27 voormalige krijgskameraden de herinnering aan de Militaire Dienst van 1831. De Lindeboom was geheel geïllumineerd. Het ontbrak niet aan vreugdeschoten en vuurpijlen, 15 muzikanten van 't Nieuwe Diep kwamen met de stoomboot en maakten op een stellaadje voor de feestzaal muziek, een groote menigte menschen was op de been. Des namiddags hadden de schutters aan Kikkert een geschenk in zilver vereerd.

Ik vertoefde ook eenigen tijd op de Groeneplaats met de kinderen, die zich daar uitstekend gelukkig gevoelden bij 't aanschouwen van 't vreemde schouwspel.

Simon Keyser verhaalde mij daar, dat men nog onlangs den Heer Kikkert had moeten manen om een geldsom, die hij niet had en die men nu langs andere wegen van hem moest vorderen.

[Dirk had vannamiddag in Zutphen geëxamineerd moeten worden, maar is nog steeds ziek].

9 September 1856. Dirk blijft nog steeds in bed en gebruikt niets. Doctor Stolp kan niet komen om zijn been.

10 September 1856. Des avonds even naar Doctor Stolp. Hij kan geen voet verzetten.

Dirk eet vanavond zijn eerste boterhammetje sedert zaterdag een week.

23 September 1856. De beterschap van Dirk is gelukkig steeds toegenomen. Hij heeft achtereenvolgens van Stolp 4 dranken gehad om de koorts tegen te gaan en de ingewanden te verzachten. Langzamerhand keerde de trek tot eten en de lust om iets te doen ook weder. De Heer Bok leende hem graag enige belangrijke plaatwerken, als Roorda "Coutumes Religieuzes de toutes les peuples" en Van der Hoeven "Bijbelsche tafereelen". Burgemeester leende Hooft "Vaderlandsche Historiën" met platen. Vervolgens begon hij met dagelijks een stukje van Horatius te vertalen.

Laatstleden zaterdag kwam dominee Lodeezen. Hij at hier 's middags (bij notaris Bok waar hij anders dacht te eten niet gevraagd zijnde).

23 September 1856. Dominee Lodeezen was gelogeerd bij J.L.Kikkert.

24 September 1856. Woensdag. Dirk was zoo goed als hersteld. Brief aan Bodisco dat hij a.s. dingsdag hoopte te komen [naar Zutphen op 't Gymnasium].

Zondag l.l. werd ik bij Kuiper aan de Waal aangeroepen. Hij vroeg mij over een brief dien hij van de week van mij intvangen had. Ik had hem geen brief gezonden. Ik was zeer nieuwsgierig naar dien brief, doch vernam er niets meer van, dan dat zij in 't laatst der week een ongeteekende brief hadden ontvangen, die naar het scheen veel bitters tegen hem inhield en uit de hand van schrijven en sommige uitdrukkingen dachten zij dat ik de schrijver was. Ik verklaarde van niets te weten en gaf aan Kuiper mijn preek, opdat hij de brief daarbij zou leggen ter vergelijking van de schrijfhand. Kuiper kwam terug en zeide dat hij overtuigd was dat het een geheel andere hand was, maar dat hij buitendien mij wel gelooven wilde. Hij zocht verontschuldiging dat zij er mij over aangesproken hadden. Dit voorval strekt helaas om te bewijzen dat Kuiper mij in staat kan achten tot eene lage handelwijze. Ik moet bij gelegenheid daar nog eens op terugkomen.

24 September 1856. Woensdag.Vrijdag l.l. ben ik naar den Hoorn geweest ter begrafenis van Jacob Ariesz Kunst, die onder het opmeten van aardappels met zijn zwager Reijer Bakker plotseling neergevallen en gestorven was. Hij was zeer ongelukkig getrouwd, levende met zijn vrouw (de tweede) Trijntje List, in een aanhoudende twist. Dominee Wieringa deed er de toespraak, alles gememoriseerd, zeer goed.

17 October 1856. De Gemeente van den Hoorn heeft inmiddels het contract met onze gemeente opgezegd, zoodat die gemeente als zij de gehoopte toelage van het Gouvernement zal krijgen (200 gulden) nu een leeraar voor zich zal beroepen, waartoe de proponenten zijn gevraagd, doch waarop ik nu reeds een maand op berigt wacht.

2 November1856. Op de Nutsvergadering van October las ik eene Redevoering van Professor Hofstede de Groot voor, met dat gevolg dat weldra A. Voigt, Doctor Stolp, Thijssen en Biem Cornelisz Lap en later Dominee Wieringa en Meester Brouwer zich aan ons Afschaffingsgenootschap aansloten.

L.l. donderdag had ik hier eene comparitie aan huis, waaraan ook de Burgemeester, de Heer Kikkert en Zuidewind deelnamen. De oprigting van eene Texelsche Vereeniging werd besloten en eenige bepalingen vastgesteld. Ik werd tot Voorzitter, A. Voigt tot Secretaris en Dominee Wieringa tot Penningmeester benoemd, de overigen als medebesturders. Donderdag over een week hopen wij nu eene openbare vergadering te hebben in de Kikkert. [opgeschreven op 5 November]

3 November 1856. Vanmorgen naar de Waal (de Waalder toren wordt afgebroken).

Maandag, gister 8 dagen [25 October], van Oosterend komende, heb ik met Samuel de groote vinvisch gezien in de nabijheid van Oosterend, achter Willem Pietersz Koning, 70 voet lang, 8 voet dik, hebbende misschien 8 à 9000 oude ponden spek dat er toen reeds af was.

5 November 1856. Samuel werkt dagelijks ijverig aan zijn "Reis naar Petersburg", die hij voor de wedstrijd der Kindercourant gereed maakt.

10 November 1856. Des avonds 6 uur in de Kikkert, voor eene vergadering van ruim 100 personen.

Des avonds deed Dominee P. Dekker de Redevoering in 't Nut over de "Ware en valsche eerzucht". Hij werd in het algemeen, ook door mij, met veel genoegen gehoord.

Den Heer Kikkert was er niet omdat J.R.C. Coninck Westenberg woensdagmorgen zijn oudste dochtertje aan een stuip plotseling verloren had [K. en C.W. zijn zwagers].

Deze namiddag bezocht ik de bedroefde ouders.

13 November 1856. De eerste Afschaffingvergadering aan den Burg: Des avonds 6 uur in de Kikkert deed ik de Redevoering voor eene vergadering van ruim 100 personen.

14 November 1856. Vanavond vertoefde ik een kwart uur in de school van Verberne. 't Beviel mij er niet, 't ging er zeer ordeloos toe, de onderwijzer scheen zeer slaperig, toen ik kwam zaten de kinderen zich in 't duister te vervelen.

15 November 1856. Brief geschreven aan neef Jurjen Egges Huizinga en hem een mud tarwe besteld.

Des avonds eenige zware donderslagen, zware hagel- en regen buijen.

16 November 1856. Brief van Lodeezen. Hij berigt mij dat hij afstand gedaan heeft van zijn leeraarspost en in de medicijnen wil gaan studeeren. Ik schrijf hem 3 bladzijden waarin ik hem de dwaasheid van zijn plan zoek te doen opmerken en dat ontraad.

Des namiddags jufvrouw van Giffen naar Bok.

20 November 1856. Ik des avonds aan de Wetten voor en het Ontstaan van ons Afschaffingsgenootschap.

22 November 1856. Brief van Professor Muller met een ingesloten van Doctor Brill van Zutphen, waarin deze een allergunstigt getuigenis geeft van Dirk.

Samuel werkt alle dagen ijverig aan zijn "Reis naar Moskou".

Aafje Buijs vanmiddag naar Cocksdorp.

Gé is nu weer beter, doch donderdagavond viel zij flaauw.

23 November 1856. Zeer buijig. Ongunstige togt naar Oosterend en terug.

25 November 1856. De stoomboot Texel is gisteren verkocht aan J.L. Kikkert voor 9000 gulden.

Aafje Buijs is nog steeds, sedert zaterdag, aan Cocksdorp.

27 November 1856. Des avonds den Heer W. Bok hier thee gedronken.

28 November 1856. Des avonds bij Dirk Gerritsz Bakker (1785-1864) koffij gedronken. Hij prijst zeer mijn onderwijs aan de jeugd. Hij verhaalt hoe treurig het hiermede was bij de oude Dominee Sytze Hidsesz Hoekstra (1757-1814) gesteld was. Hij zelf was in December 1803 voor zijn doop beginnen te leeren en was toen eenige weken van huis geweest en toch in de maand January zonder bezwaar gedoopt. Hij had slechts eenige vragen van buiten te leeren.

1 December 1856. Naar Oosterend door veel sneeuw. Des middags bij de weduwe Eelman op de Noorderbuurt thee gedronken. Met Aris over het Afschaffingsgenootschap veel gesproken. De vader van Cornelis Cornelisz Mooijen drinkt nu geen sterken drank meer. Hij verhaalt over de groote drankzucht van W. Faas.

Aafje Buijs deelt mij mede dat zij tegen Mei 1857 denkt te trouwen.

Langeveld deelde mij gister mede dat Reijer Boon thans veel madeira dronk. Kee Dalmeijer beweert dat dit toch nog altijd een verbetering voor hem is. Langeveld had anders jaarlijks voor het uitschenken enz ook wel 40- 50 kan noodig. Hij zegt dat Cornelis Arysz Kievit met de Afschaffing spot.

1 December 1856. Den Heer J.L. Kikkert heeft zich vrij wat aan het hoofd bezeerd door het nedervallen van eene groote spiegel.

2 December 1856. Des middags ging Menno met 't sleedje rijden over de sneeuwbanen in den Burg, een andere slede rijdt tegen zijn vooruitstekende voetjes aan, hij moest worden te huis gebragt. Des avonds Doctor Stolp, de voet verstuikt, niets gebroken, moest met azijn, water en zout bevochtigd worden.

3 December 1856. Menno den geheelen dag met de voet in het kussen gezeten. Hij is echter veel beter en gaat vanavond vlug en vroolijk naar bed.

De kinderen van Meester Hillenius, Aaltje en Willemina zijn hier vandaag geweest.

Doctor Stolp deelde mij gister mede dat hij verleden week Dirk in den besten welstand te Zutphen gesproken had.

4 December 1856. Des namiddags naar Albert Jansz Koning. Het jongste kind had zich deerlijk gebrand aan de kagchel. Hij wil dat wij onze kerk aan den Burg zullen vergrooten om meerder stoelen te plaatsen. Hij beschuldigt de diakens van bekrompenheid dat zij weigeren pennen te slaan om de hoed aan te hangen.

Des avonds de Heer Westenberg en vrouw hier. Hij verontschuldigt zich dat hij mij onlangs niet ter begrafenis van zijn dochtertje heeft laten verzoeken, omdat hij reeds Wieringa en Wentink als zijne bijzondere vrienden had laten vragen, onder herhaalde betuiging dat mijn bezoek hem hoogst aangenaam was geweest.

5 December 1856. De Heer A.D. Voigt bleef hier koffij drinken. [Gesproken] over 't Afschaffingsgenootschap en 't Nieuwjaarswenschen. Hij is een groot ijveraar voor de zaken.

Menno kan nog niet goed weer gaan.

Des namiddags bij Ringler het een en ander gekocht voor het Sint Nicolaasfeest.

Bij Vrendenberg bijbels gehaald. Leentje Vrendenberg had een mooije flacon, in een turf verborgen, van een onbekende present gekregen.

Des avonds komt Samuel te huis. Hij was des namiddags niet in de school geweest.

6 December 1856. Sint Nicolaas. De kinderen alle zeer verheugd (behalve Samuel, die gisteren de school verzuimde, later ook hij).

7 December 1856. De koude is nu geheel geweken.

Eergister 51 pond spek van Amsterdam ontvangen door bezorging van Juriaan à 40 cents.

8 December 1856. Oosterend. Met Leendert Jacobsz Brans gesproken over het afschaffen van de bedelarij op Nieuwjaarsdag. Hij keurt het goed, maar wil liefst dat een ander daartoe werkzaam is. Vroeger gaven zij altijd sterken drank op Nieuwjaar, nu sedert eenigen tijd niet meer.

Hij is de zaak der Afschaffing van Sterken Drank wel genegen en verdedigde haar onlangs krachtig op de Oosterender Beurs, waar men anders meende dat men bij het aalzeilen enz de drank niet wel kon missen.

11 December 1856. Des namiddags met Voigt naar den Hoorn in veel regen. Bij Dominee Wieringa thee gedronken, daarop de de herberg vergadering van 't Afschaffingsgenootschap. Van de leden praesent: wij beiden, Burgemeester, Wieringa, Arnoud Maartensz Langeveld, Thijs Lap, Maarten Jacobsz Zuidewind, Reijer Cornelisz Boon, Doctor Stolp.

Ik deed de Redevoering nr. 2 voor eene zeer talrijke vergadering. Stolp las een opstel voor, waarin hij eenige bedenkingen tegen de Afschaffing zeer goed weerlegde. Voigt las voor het Tractaatje "De Goede raad". Ik sprak eenige tijd over onze Afschaffingsformule.

Er was vrij wat algemeen gesprek over de zaak met Willem Smit enz. Te 10 ure wandelden wij welvoldaan naar huis.

13 December 1856. Bij Dominee Ris Lambers. Bij Reijer Pietersz Koning. Verscheidenen hadden gezegd de drank wel te willen afschaffen als zij niet alleen stonden. Koning vertelde dat Logman onlangs nog 600 kan jenever gestolen had en daardoor 150 gulden verdiend had.

Naar de boerderij Zeeland gelopen en vandaar met Martinus Langeveld sr naar huis gereden. Hij sprak veel ten ongunste van Jan Albertsz Koning en zijne inhaligheid. Wie zijne kwitanties van hem niet bewaard had moest ligt twee keer betalen.

Langeveld had ook veel aanmerkingen tegen het tegenwoordige Dijksbestuur met zulke leden die nergens van wisten, zooals Cornelis Pietersz Keyser (de Baron), Maas, enz.

14 December 1856. Zondag. Ik had vanmorgen 2 Roomsche commiezen bij mij in de kerk.

15 December 1856. Des avonds Departementsvergadering. Pieter Jacobsz Boon en de Ontvanger Baalde aangenomen. Woordenwisseling over het uitlaten uit de Notulen van mijne mededeeling van de oprigting van een Afschaffingsgenootschap. Wieringa deed de Redevoering over "Vereeniging", waaruit zij bestaat, waarop zij steunen moet enz. Ik hoorde hem met veel genoegen. Bijdragen werden gedaan door W. Bok, Van der Wal en Voigt. Willem Bok scheen de indruk van de Redevoering zijdelings te willen tegengaan door terstond na de voorlezing te roepen: "Een glas punch, warme punch!".

Het voorstel tot wering van de bedelarij op Nieuwjaarsdag werd verworpen.

16 December 1856. Mevrouw Bok en Henriëtte hier bij Geke. Mevrouw gaat met Bok op reis naar Leijden naar de promotie van Johannes aanstaande zaterdag.

17 December 1856. Dirk Reindertsz de Vries hier om te klagen dat zijne vrouw hem ontvlugt is. Eindeloos veel gepraat met die dwaze mensch. Des avonds zijne vrouw bezogt, daar kwam ook den Heer Bok. Zij hangt een tafereel op van hare ellende en vermeldt de vuile redenen waarom zij haar man ontloopen is.

19 December 1856. Dominee Lammers van Cocksdorp hier. Hij teekent als lid van 't Afschaffingsgenootschap. Gesprek met Gé daarover. Zij kan volstrekt niet besluiten om te teekenen.

21 December 1856. Jan Koning voorspelde, als er geen oorlog komt, een tijd van goedkoopte zooals wij die in lange tijd niet gehad hebben en die vele jaren duren kan. Hij weidde uit over het nadeelige van de goedkoope tijd.



Terug naar de vorige bladzij