Arbeiderskwestie


Arbeiders los en vast

Rapport Burgemeester Loman (enquete, gegevens over 1884-1889):
Vaste knecht
Op de boerderij heeft men behalve een meid, steeds een arbeider of vasten knecht, die hoofdzakelijk belast is met de verzorging van het vee en ook melkt. Hij moet tevens allerlei veldwerk verrichten, tuinwallen onderhouden, greppelen, schapen scheren.
Ook des Zondags moet hij naar de beesten zien, ze tellen en als het winter is voederen.
Hij is in de regel getrouwd, woont op de boerderij of in een klein huisje in de nabijheid en geniet, behlave vrije huishuur, 6 gulden per week gedurende het geheele jaar en 50 kg spek. Hij mag eenige kippen houden en heeft een stukje tuingrond.

Losse knecht
Tijdelijk worden ‘losse’ arbeiders voor het werk gebruikt. Zij genieten in den wintertijd een dagloon van 80 cent à 1 gulden, des zomers 1,25 tot 1,50 en in de hooibouw 2 gulden. Voor overwerken wordt 10 cents per uur betaald. Op vele hoeven wordt gedurende den tijd van het lammeren der schapen een tijdelijke arbeider gedurende 5 of 6 weken gehuurd voor 6 gulden per week, om den vasten knecht te helpen, omdat in dien tijd ook des nachts moet worden acht gegeven en toegezien bij het lammeren.
Op de Texelsche boerderij wordt het meeste werk door de losse arbeiders bij aanneming verricht. Hiertoe behoort greppelen, onderhouden en vernieuwen van tuinwallen, schapenscheren, grasmaaien en slootgraven. Het overige werk, zooals mestladen, rijden en strooien, hooien enz geschiedt meest in dagloon.

De vaste arbeiders hebben niets om hun loon aan te vullen. De tijdelijke heeft soms een stukje grond gehuurd, hij bouwt daarop aardapplen en tuinvruchten. Ook maakt hij wel eens vloermatjes van helm of stroo om te verkoopen.
In zeer enkele gevallen, meest nabij de duinen of op de mientgronden, heeft de arbeider ook eenig landbouwbedrijf. Soms heeft hij een schaap in eigendom, dat op de binnenwegen of op afgelegen plaatsen wordt geweid, waarvan hij de lammeren en de wol verkoopt en dat hij voor eigen gebruik melkt.

De levenswijze der arbeiders is hoogst eenvoudig. Zij kleeden zich goed, even als de vrouwen, die huiselijk, zindelijk een zéér zuinig zijn. De woning bestaat uit één vertrek, van kasten en bedsteden voorzien, dat als woon- en slaapvertrek dienst doet en waarachter een kleine keuken of ‘achterhuis’ is. Als er veel kinderen zijn slapen deze doorgaans op zolder. Het eten is gezond en vrij goed. Het bestaat uit erwten, bruine boonen, gort, rijst, meel en melkkost, wittebrood, beschuit met roggebrood en weinig aardappelen. Spek wordt niet geregeld en vleesch bij uitzondering genuttigd. Het laatste alleen als het zeer goedkoop is, doordien er een schaap verdronken of gestorven of een koe een poot gebroken heeft.
Het verschil in levenswijze tusschen den arbeider ten plattelande en in de kom van het dorp wonende is neit merkbaar. De gewone inkomsten van een arbeidersgezin waar alleen de vader werkt kan gesteld worden op 200 à 350 gulden per jaar, naar gelang de man sterk en bekwaam is en geregeld werk kan vinden. Het inkomen stijgt als soms enkele zoons meewerken, of als er des winters door het stranden van schepen of het aanspoeln van goederen of het opruimen van sneeuw en dergelijke eenig extra werk komt.

Van een gewoon, vlijtig en oppassend gezin met 3 of 4 kinderen, zijn de inkomsten en uitgaven:
Dagloon gemiddeld per week 6 gulden 312,-
Opbrengst van verkochte eieren 24,-
Uitgaven voor voedsel enz per week:
2 kg rijst à 18 cents 0.36
2,5 kg meel à 14 cents 0,35
3 liter gort à 12 cents 0,36
2 liter bruine boonen à 15 cents 0,30
3 liter groene en gele erwten à 10 cents 0,30
7 kg tarwebrood à 14 cents 0,98
2 kg roggebrood à 11 cents 0.22
beschuit 0,20
aardappelen en groenten 0,50
koffie, thee, suiker, zeep, zout enz 0,50
vet 0,44
4 liter melk à 6 cents 0,24
7 liter afgeroomde melk à 3 cents 0,21
vuur en licht 0,20
garen en band 0,10
kippenvoer 0,13
bijdrage begrafenisfonds 0,13
bijdrage ondersteuningsfonds 0,10
maakt per week 5,59 of per jaar 290,68, zoodat voor kleeren, tabak enz overschiet 45,32.

Behalve in Eijerland werken de vrouwen en kinderen niet op het land. Alleen als de lammeren zijn afgeleverd, in Mei en Juni, helpt soms de vrouw gedurende een paar maanden bij het schapenmelken en geniet daarvoor een gedeelte van de melk. Ook gaan de jongens soms in het veld om stekels te trekken, mest te strooien of om bij het hooien te helpen.
De arbeidstijd is des zomers van des morgens 6 tot des avonds 6 uur en des winters van des morgens 7 tot des avonds 5 uur, met 1 of 2 uur etens- of koffietijd.
De arbeiders zijn over het geheel gezond, vrij goed gebouwd en tamelijk sterk. Zij zijn voldoende ontwikkeld en kunnen over het algemeen lezen en schrijven. Velen zijn, als zij alleen en in dagloon werken, traag. In aangenomen werk zijn zij flink en ijverig. De moraliteit laat weinig te wenschen over. Zij zijn eerlijk, matig, spaarzaam en ordelijk.

Er bestaat gebrek aan werk voor de ‘losse’ arbeiders. Gedirende de winter valt er niet veel anders te doen dan het vee op te passen. Waar vroeger met den vlegel werd gedorscht, geschiedt dit nu overal met de machine en is de geheele oogst binnen enkele weken afgedorscht. Deze toestand van werkeloosheid duurt dikwijls tot laat in het voorjaar, vooral in ongunstige tijdsomstandigheden, wanneer de boer zelf weing verdient en wegens gebrek aan middelen alleen het onvermijdelijke werk laat verrichten.
Zelden gaat de arbeider naar andere streken om werk te zoeken. In de laatste jaren hebben vele arbeiders de gemeente verlaten. Velen trokken naar Amerika of vestigden zich in de Ypolders, den Haarlemmermeer of Amsterdam.
Gebrek aan arbeidskracht is er alleen des zomers bij het maaien, hooien en oogsten. Hierin wordt voorzien door Duitsche of Geldersche maaiers, die in Juni overkomen. In de laatste jaren is het aantal dezer vreemdelingen afgenomen, ten eerste door het gebruik van grasmaaiwerktuigen, ten andere omdat meer arbeiders dan vroeger zich toeleggen op het grasmaaien en het zichten van graan, en eindelijk omdat veel minder graan dan vroeger verbouwd wordt.

Arbeiders teveel en/of werk te weinig
Huizinga 12 april 1865. Uit het Eijerland waren 23 personen vertrokken en er was nog volk te veel want de boer liet zeer weinig doen.

Huizinga 19 April 1865. Pieter Eelman en Vrouwtje hadden het van ’t winter zeer arm gehad. De man is 65 jaar, zoo ik meen. Kuiper van de Eendragtpolder had hem en anderen die ook al wat ouder waren weggezonden, terwijl er daar een overvloed aan werk was. De boeren Kuiper en Keijser drongen altijd aan op Zuinig! Zuinig! Geen geld uitgeven aan noodige verbeteringen.

Slechte betaling
Huizinga 9 Maart 1873. Zondag. Gepreekt te Oosterend. Jan C. Bakker spreekt zeer ongunstig over het karakter van Albert Koning. Die had zijn schoonzoon Jacob Koorn een werk opgedragen dat hij, zoo hij [Koning] zeide, gemakkelijk in 2 dagen afkon voor 2,50 gulden. Doch bij den eersten dag bleek dat hij er althans 4 dagen voor noodig had. Daarom had hij het werk gestaakt. Maar nu weigerde de man volstrekt om dien arbeider zijn dagloon te betalen.

Arbeiders te kort, daarom machines
Huizinga 3 September 1873. Laatstleden zondagavond maakte ik eene visite bij Johannes Keyser. Zijne vrouw was dien namiddag naar de plaats van A. Koning in Eijerland, Vianen, geweest. Zij verhaalde van den grooten voorraad van landbouwwerktuigen, machineriën, aldaar aanwezig om zich te kunnen helpen als handenarbeid zou ontbreken.

Dalen op de maatschappelijke ladder
Huizinga 21 September 1876. Arnoud Langeveld moet, niet zonder leedwezen voorzeker, zien [hoe] hun kinderen genoodzaakt [zijn] plaats te nemen in de stand van arbeiders.

Opwerken door vlijt
Huizinga 24 November 1872. Dirk List hier, hem 6,50 gulden voor 2 mud aardappels betaald. Zijne dochter in Amerika te Lodi had haar kind verloren. Vermoedende dat het verlangen bij haar wortelde om naar het vaderland terug te keeren, had hij haar geschreven dat hij haar dan daartoe in staat zou stellen, wat zij echter als onnoodig had afgewezen. Ik haal dit aan als bewijs hoe Dirk als gewoon arbeider door vlijt en spaarzaamheid zich vooruitgewerkt heeft.

Vergadering van het Nut over de Arbeiderskwestie
Huizinga 26 January 1872. Des avonds met Koekebakker en Bakels naar de Kikkert, aldaar vergadering van ‘t Nut tot bespreking der circulaire van ‘t Hoofdbestuur over de arbeidersquaestie. Bakels fungeerde als secretaris. Het Bestuur zal verslag opmaken.

Huizinga 5 Maart 1872. Des avonds extra vergadering van ‘t Nut. Bakels draagt het verslag voor op de vragen van ‘t Hoofdbestuur over de Arbeidersquaestie en vervolgens het ontwerpregelement over de Spaarbank. Beide stukken worden uitvoerig besproken en eindelijk goedgekeurd.


Terug naar de vorige bladzij