Brievenboek 1825-1828


Brievenboek 1825

N 1 Gouverneur 2-1-1825 zegels

N 2 Gouverneur 3-1-1825 opgave van geboorte, overlijden en huwelijken

N 3 3-1-1825 Gevestigd uit andere Provincien:

M. Doyer van Overijssel, predikant van de Doopsgezinde Gemeente van den Hoorn

Jan Bleker, Zeilemaker uit Vriesland

Willem Buitemans, kleermaker uit Vriesland

Vertrokken naar andere Provincien:

G.J. van Rijswijk, predikant van de Doopsgezinde Gemeente van den Hoorn naar Leijden ZH

De Heer J. Gauw, Onderwijzer der jeugd naar de Joure provincie Vriesland

En de Heer G.J. Teljer, Chirurgijn en Vroedmeester naar Jutphaas Utrecht

N 4 Gouverneur 4-1-1825 cert:

N 5 Gouverneur 5-1-1825 Barend van der Hagen onbekend

N 6 5-1-1825 GS

Jacob List was opgenomen in het Bedelaarsgesticht te Hoorn

Hij is geen bedelaar van professie, maar integendeel alhier bekend voor een zeer geschikt arbeider, alleen door op den duur geen werk te hebben kunnen vinden, tot het vragen van Aalmoezen kan zijn gebragt geweest [hier is ook geen werk voor hem]. Hij is als boeren-arbeider een uitmuntend sujet voor de Commissie van de Maatschappij van Weldadigheid, alwaar, door toevallige omstandigheden, juist eene plaats vacant is.

Burgemeester Reinbach wil dat List daarheen gaat.

N 7 Gouverneur 7-1-1825 staten

N 8 GS 12-1-1825 Koepok

N 9

N 10 Gouverneur 12-1-1825 cert:

N 11 Gouverneur 12-1-1825 begrooting

N 12 Gouverneur 12-1-1825 cert:

N 13 Gouverneur 25-1-1825 attestatien de vita

N 14 Gouverneur 26-1-1825 gepasporteerden

N 15 Gouverneur 29-1-1825 NM

N 16 Gouverneur 29-1-1825 geene vrijwilligers voor de NM

N 17 Gouverneur 3-2-1825 staten

N 18 4-2-1825 GS Stormvloed

Dat gisteren den 3e dezer 's avonds tusschen 8 en 9 u ren de buitendijk van den polder Grie is doorgebroken en vervolgens ook die welke het overige gedeelte des Eilands van die Polder afsluit, in zoodanig geval, Texelsch Zeewering uitmaakt, mede door de kracht van het water, 't welk met groot geweld dien polder instroomde, bezweken is, met dat natuurlijk, doch tevens allerongelukkigst gevolg, dat thans een zeer aanmerkelijk gedeelte des Eilands geheel is overstroomd. Het welke men slechts door het opwerpen van dijken en andere voorzorge van dien, het overige lage gedeelte des Eilands tot hiertoe daarvoor kunnen behouden.

Behalve deze werkelijk plaats gehad hebbende doorbraak, is dit Eiland, bijkans op hetzelfde oogenblik, nog op twee andere punten in zeer groot gevaar geweest, en wel bepaaldelijk aan het eind van de zoogenaamde Noorderdijk en aan den dijk van het Oude Schild; op welke beide punten echter, door spoedig aangebragte hulp, de dijken tot hiertoe behouden zijn en zelfs, gelijk het zich thans laat aanzien, buiten extraordinaire en onvoorziene toevallen, het gevaar van doorbraak schijnt geweken te zijn.

Ik heb inmiddels, ten gevolge van het hierboven aangehaalde Artikel van het Reglement, met concurrentie van Heeren Assessoren, zoodanige provisionele maatregelen genomen, als de omstandigheden vereischten, en ben wat de dijk van het Oude Schild betrof, in de uitvoering daarvan zeer veel ondersteund geworden door het Lid van het plaatselijk bestuur aldaar woonachtig, die zich, bij gebrek van alle andere opzicht over dat aller aangelegenst punt dezes Eilands, op mijn verzoek, veel wat de directie der locale voorzieningen heeft willen belasten; terwijl, wat den gezegden Noorden-dijk betreft, de voorzieningen, welke de omstandigheden daar vereischt hebben, gedaan zijn onder het toezigt van de leden van het Dijkscollegie aan het Oosteinde van dit Eiland woonachtig, zonder dat zelfs aan dien kant, de zorgen des Plaatselijken bestuurs is ingeroepen geworden.

[Buisman: Stormachtige winter. De 3e februari begon erg zacht (Haarlem 9 graden C) met stormachtige WNW wind. 's Avonds temperatuurval tot 1 graad C, winterse buien. Volle maan. Het langdurige stormweer uit gevaarlijke richting in combinatie met springtij doet een stormvloed in beweging komen die grote schade berokkent aan de Noordzeekant en die in het Zuiderzeegebied rampzalige gevolgen heeft].

N 19 Gouverneur 16-2-1825 rekest van Pieter Jansz Bremer

N 20 Gouverneur 16-2-1825 cert:

N 21 Mil. Comm: 14-2-1825

N 22 Gouverneur 19-2-1825 Verpleegkosten bedelaren Ommerschans

N 23 22-2-1825 Aan de Commissie ter redding en verzorging der Noodlijdenden in de overstroomde landen in Noord Holland, opbrengst collecte f 434.-

Ter voldoening aan de uitnoodiging, vervat in UWEd Missive van den 12 dezer, heb ik, met overleg van den Raad dezer gemeente, goedgevonden, ten behoeve van de Noodlijdenden door den Watervloed in de Provincie Noord-Holland, eene algemeene collecte aan de huizen der Ingezetenen dezer gemeente te doen, en alvorens dezelve bij eene gepaste uitnoodiging, gelik mede door den invloed der onderscheidene Leeraren der openbaren godsdienst, tot eene ruime mededeelzaamheid te hebben opgewekt.-

De alzoo, ten gezegden einde, voor deze gemeente bepaalde Collecte op heden hebbende plaatsgehad, zoo haaste ik mij de alhier ingezamelde gelden, ten beloope van f 434.- door dezen aan UWED, onder het opgegeven Adres, te doen toekomen; met verzoek van den goeden ontvang derzelven te mogen worden geinformeerd.-

Daar ook deze gemeente niet geheel is bevrijd gebleven van de gevolgen der gewoed hebbende stormen en hooge watervloeden, maar ook hier een aanmerkelijk gedeelte lands, ten gevolge van eene plaats gehad hebbende doorbraak, met Zeewater is overstroomd geworden, waardoor eenige Paarden en schapen verongelukt, en hier en daar schade, zoo aan land en voorraad van voeder voor het vee, als van gebouwen en huisraad, veroorzaakt is, zoo twijfel ik niet, of de alhier gecollecteerde som zal, uit aanmerking van dit alles, zeker als niet gering aangemerkt worden, en zulks te meerder nog, daar de beide hoofdbronnen van bestaan en welvaart (Scheepvaart en Schaapsfokkerij namelijk) sedert lang in eenen zeer kwijnende staat verkeeren, die het vermogen van Texels ingezetenen allengskens doet verminderen.

N 24 25-2-1825 Gouverneur, opbrengst f 571.63.5 (f 434 en later f 162.65)

N 25 1-3-1825 Gouverneur, opgave van de schade op Texel aan de dijken enz.

Ter voldoening aan de aanschrijving, vervat in het derde gedeelte Uwe Ex: dispositie van den 21 februarij dezes jaars N 240/2402 (Provinciaal blad N 40) vinde ik mij verpligt Uwe Ex: bij dezen te berigten, dat de Schaden, welke de dijken, kaden, sluizen en andere werken in twee der binnenpolders op dit Eiland (niet behoorende tot die, waarvan de directie aan het Dijkscollegie van Texel verbleven is) ten gevolge der inundatie geleden hebben, bedragen als volgt:

Die van den Polder het Hoornder nieuwland een somma van 225 guldens, zijnde echter bij die begrooting ook gerekend op eene tevens noodig geoordeelde verhooging van den dijk

En die van het Weezenspijk (zijnde dit Poldertje geheel en al toebehoorende aan het algemene Weeshuis alhier) eene somma van 150 guldens.

Voorts heb ik de Eer ingevolge het laatste gedeelte der gezegde dispositie hiernevens aan Uwe Ex: te doen toekomen den Staat der Runderen, schapen en Paarden, door den Jongsten Vloed alhier omgekomen, voorzien van mijne aanmerkingen deswegens tot welker staat ik dan ook de vrijheid neme mij bij deze te refereren; kunnende ik echter, bij deze gelegenheid, niet balaten optemerken, dat de gezegde staat verre af is van te bevatten alle de Schadens en verliezen, welke de Ingezetenene dezes Eilands geleden hebben; daar zelfs velen dier genen wier namen op den Staat vermeld zijn, bepaaldelijk die onder N 1, 4 en 6 vermeld, boven en behalve de ten gevolge der gedane aanvrage, opgegevene schaden, nog wel aanmerkelijke verliezen, de twee eersten aan hun huis en de laatste aan eene bij hem in gebruik zijnde Vogel-kooij, hebben ondergaan; gezwegen nu nog van zoovele andere verliezen van allerlei aard, die zoo vele andere Ingezetenene dezes Eilands geleden, en door de uitwasschen van het Zeewater op hunne weilanden veellicht nog konden te vrezen hebben.-

Het overstroomde gebied, beeldbank RWS

Het ging volgens Reinbach om Hoorder Nieuwland en Wezenspijk, dus alleen om de zuidkant van Texel, waaruit blijkt dat de situatie niet was zoals op dit kaartje is getekend.

N 26 Mil. Comm: 8-3-1825 cert:

N 27 Gouverneur 9-3-1825 cert:

N 28 Gouverneur 15-3-1825

Dat nog f 162.65 is ontvangen ten behoeve der algemeene noodlijdenden

N 29 15-3-1825 Aan den Heer Schout van Terschelling

Dat deze Gemeente niet valt in de termen der daarbij bedoelde aanschrijving van ZE den Heere Staatsraad Gouverneur, alzoo hier geene kinderen uit de godshuizen naar Veenhuizen moeten worden geëxpedieerd.

N 30 15-3-1825 Aan den Heer Schout van Terschelling

Quitantie voor de te Amsterdam gevallesteerde gelden ten behoeven van de ongelukkig gewordenen door den Watervloed op de beide Eilanden, zoo zal ik de gelden daarop doen incasseren en inmiddels van UWEdgestr: eene opgave te gemoet zien van het getal dier werkelijk door dien ramp ongelukkig gewordenen op Uw Eiland, ten einde U vervolgens mijne gedachten, of wel het gevoelen van den Raad dezer gemeente, omtrent de wijze van repartitie dier gelden, te kunnen mededeelen.-

N 31 Aan den Heere Broen Mos, Thesaurier der Commissie tot ondersteuning voor de ongelukkigen door den Watervloed in Noord Holland

Wij hebben de Eer, ten gevolge der missive van den Commissie tot ondersteuning voor de

ongelukkigen door den Watervloed in Noord Holland, van den 17 februarij ll, N 28, bij deze aan UWEd aan te bieden eene quitantie, door den Schout van Terschelling en mij onderteekend; met verzoek de gelden ter Somma van 107.06 door de gevers zelve bepaaldelijk voor Terschelling en Texel bestemd, en als zoodanig bij UWEd berustende, aan den houder der gezegde quitantie te willen uitreiken.-

N 32 Gouverneur 18-3-1825 cert:

N 33 25-3-1825 Gouverneur, rekest Reindert de Vries, ter bekoming van vrijstelling voor deszelfs zoon van den dienst der Nationale Militie

Dat de requestrant Reindert de Vries door eene aanval van beroerte buiten staat is geraakt voor zich en zijn huisgezin de kost te winnen, en hij en dat huisgezin alzoo ook den bijstand en hulpvaardigheid van den reeds in dienst getredene Tjalling de Vries zeer wel behoeven.

In het vertrouwen dat hij dan ook, eenmaal tot den ouderlijken haardstede wedergekeerd, al zijn pogingen, tot ondersteuning zijner Ouderen en verdere famielje, wel met al dien onbezweken Yver zoude aanwenden, welke en zijne ouders zelven, en de zich voor dit huisgezin interesserende ondertekenaren van het bijgevoegde Declaratoir van hem schijnen te verwachten, vinde ik mij geheel onbezwaard Uwe Ex: ter consideratie te geven, om, des Requestrants verzoek toestaande, de gezegden Tjalling de Vries al nog van den dienst der Nationale Militie, indien mogelijk, te ontslaan.-

[Tjalling de Vries (18-4-18xx), zoon van Reindert Dirksz de Vries (1768-1856) en Elisabeth van Grouw (1769-1813)]

[Reindert de Vries (1768-1856), zoon van Dirk Reijndertsz de Vries (1740-1820) en Stijntje Rens Nieuwenhuizen (1745-1831). Getrouwd met Elisabeth van Grouw, 6 kinderen, Rempje, Stijntje, Trijntje, Tjalling, Dirkje en Dirk. Hertrouwd in 1817 met Marretje Hendriks Plavier]

N 34 Schoolopziener 25-3-1825

Terwijl ik omtrent het onderhoud en de verzorging, bij het 4e point Uwer nota vermeld, alleen te melden heb, dat verlichting hier niet behoeft verstrekt te worden, alzoo slechts bij dag onderwijs gegeven wordt; dat alhier geen verwarming hoegenaamd wordt toegepast, en dat eindelijk alles behoorlijk onderhouden wordt en goed aanzien heeft.-

N 35 Gouverneur 28-3-1825

Dat zich alhier geen aangespoelde goederen bevinden, waarvan de Eigenaars onbekend zijn.

N 36 28-3-1825 Gouverneur, opgave kosten van den storm

Dat hetgeen van eene alhier plaats gehad hebbende doorbraak van de Polder de Grie, gelijk mede van de pogingen aangewend ter voorkoming van nog twee andere doorbraken, waarvan de eene, te weten die aan het Oude Schild, van de heillooste gevolgen voor dit Eiland had kunnen zijn, heb ik van tijd tot tijd, ontvangen opgaven van kosten, die de gezegde doorbraak, zoowel als de genomen voorzorgen, ter voorkoming van meerdere doorbraken, hebben te weeg gebragt, en voor welke het grootste gedeelte is geimpendeerd ten behoeve van den Dijk aan het Oude Schild, en zulks op de vordering, namens mij (bij ontbreken van alle andere, anders meer competente autoriteiten) door het Lid des plaatselijken bestuurd aan het Oude Schild woonachtig.

Daar nu de gemaakte kosten ontegenzeggelijk behooren tot de zoodanigen waarvan de vergoeding aan de Directie der Provincialen Waterstaat is opgelegd, en het alleen aan de afwezigheid van alle opzicht over de Provinciale Zeeweringen is toetechrijven, dat het Plaatselijk bestuur is moeten tusschen beiden treden, en zich verpligt gevonden heeft orders te geven en vorderingen te doen, die anders gewisselijk niet tot deszelfs Departement behoord, maar aan de Directie der Waterstaat overgelaten zoude hebben moeten worden; zoo neme ik de vrijheid Uwe Ex: te verzoeken de noodige orders te willen stellen, dat die kosten ten spoedigste, van wegen de Directie van den Waterstaat, worde voldaan, of dat anders, bij aldien zulks onverhoopt niet zoo spoedig mogt kunnen plaats hebben, de noodige autorisatie op het plaatselijk bestuur dezer Gemeente moge worden verstrekt, ten einde die gelden provisioneel uit 's eilands kas te mogen voldoen.-

De bereidvaardigheid waarmede al de personen op de bijgevoegde lijst geplaatst de van hun gevorderde leverancien gedaan en diensten gepresteerd hebben en de overtuiging der noodzakelijkheid om die heilzame Yver (die velen zelfs meerder heeft doen wagen dan billijkerwijze te vergen was) door eene te lang vertraagde betaling niet te doen verflauwen, noopen mij Uwe Ex: op het dringendste te verzoeken aan de gezegde personen een zoo veel mogelijk spoedige betaling te doen verlangen.-

N 37 Gouverneur 30-3-1825

Opgave van het belastbaar inkomen van de gemeente Texel

N 38 Gouverneur 31-3-1825

Overstorting gelden Watersnood 571.65 en 162.65

N 39 Gouverneur 6-4-1825 cert:

N 40 9-4-1825 Gouverneur, eene staat van aangespoelde goederen

N 41 11-4-1825 Gouverneur, 230 stemgerechtigden

N 42 Gouverneur 13-4-1825

N 43 Administrateur van 's Rijks schatkist in de Provincie NH 19-4-1825 Volksvlijt

N 44 Gouverneur 21-4-1825 Staatsblad

N 45 Gouverneur 24-4-1825

N 46 25-4-1825 Gouverneur

Dat er mijns inziens voor de persoon van Lammert Mooij, weinig of geen vooruitzicht is, om bij zijne eventuele terugkomst op Texel, op den duur werk te verkrijgen, daar het getal der werkbehoevenden en daartoe bij uitnemendheid en meer dan gezegden Lammert Mooij geschikter, reeds overvoldoende is voor den alhier bestaanden arbeid.

N 47 GS 29-4-1825 koepok

N 48 idem

N 49 Gouverneur 2-5-1825 NM

N 50 3-5-1825 Gouverneur, 5129 zielen

N 51 Gouverneur 4-5-1825 stembiljetten

N 52 Schout van Terschelling 5-5-1828

F 107.06 voor de Watersnood

N 53 19-5-1825 Gouverneur, niet aanwezig bij de inspectie der Nationale Militie G. Gorter, W. Gerlach en K. Dijker

[Gerrit Gorter (1801-1875), zoon van Jan Gerritsz Gorter en Jantje Klaas van der Wiele, van de Westen, werkman, boer, veehouder. In 1830 getrouwd met Martje Witte, 4 kinderen]

[Willem Gerlach (1802-1835), zoon van George Wilhelm Gerlach uit Stenau en Willempje Willems de Lange uit Oudeschild. Getrouwd in 1826 met Antje Blom, 6 kinderen]

[Klaas Dijker (1802-18xx), zoon van Aldert Klaasz Dijker en Martje Jans Roos, uit Oudeschild, zeeman, loods, loodsschipper. In 1826 getrouwd met Martje de Graaf, 8 kinderen, naar Den Helder verhuisd rond 1835].

N 54 Minister voor de Marine 28-5-1825

Nanning x kan geen remplacant stellen

N 55 31-5-1825 Gouverneur, overgestorte gelden voor het Bedelaarsgesticht te Hoorn f 5.52.-

N 56 Gouverneur 7-6-1825 cert:

N 57 Gouverneur 18-6-1825 geen kosten tot het vervoer van vreemde bedelaars

N 58 18-6-1825 Gouverneur, Berigt van voldoening van f 35.- van het verschuldigde voor de Ommerschans over 't jaar 1824

N 59 Gouverneur 22-6-1825 cert:

N 60 Gouverneur 25-6-1825 request Ger. Gemeente van den Burg

N 61 Officier van Justitie bij de Regtbank van Eersten aanleg zitting houdende te Alkmaar

29-6-1825

verzoek van de weduwe G. Abbing

N 62 en 63 16-7-1825 Koepokenting

N 64 Gouverneur 16-7-1825 geene miliciens ter haringvangst

N 65 Gouverneur 16-7-1825 storting Ommerschans

N 66 Administrateur van Rijks Schatkist 16-7-1825 Ommerschans

N 67 19-7-1825 GS, adres van Diaconen der Mennoniete Gemeente van den Burg, Waal en Oosterend op dit Eiland,

tenderende ter bekoming van Zijner Majesteits bekrachtiging, zoo ten behoeve hunner armen als ten voordeele van derzelver Predikantenfonds gemaakt; terwijl ik de vrijheid neem Uwe EdGrAchtbare te berigten, dat voor zooveel mij bekend is, het bij dat adres geposeerde in alle deelen den waarheid overeenkomende is.

[veel van dat soort begeleidende brieven, waarbij niet staat waarom het gaat]

N 68 20-6-1825

N 69

N 70 Gouverneur 4-8-1825 bedelaarsgesticht Hoorn

N 71 Gouverneur 9-8-1825

Dat de persoon van Jouw Pieters Bouma deszelfs post als Schoolonderwijzer, te Oosterend, op Texel, met de 18e dezer maand heeft aanvaard.

N 72 Mil Comm: 17-8-1825 NM

N 73 20-8-1825 Gouverneur, inzending gecollecteerde gelden voor 's Gravendeel f 54.87.5

(grote brand van 20-7-1825)

N 74 Gouverneur 25-8-1825 cert:

N 1 GS 31-8-1825 kandidaten vacature Raad

N 2 Gouverneur 3-9-1825 geen weeskamer

N 3 Gouverneur 10-9-1825 Dijkschoeijing

N 4 Gouverneur 15-9-1825

20 Exemplaren van het nieuwe Reglement van bestuur voor de gemeente ten platten lande

N 5 GS 23-9-1825 Reglement

N 6 28-9-1825 GS f 11.85 van het Bedelaars Gesticht Hoorn voor Jacob List

N 7 Administrateur schatkist NH 28-9-1825 11.85

N 8 29-9-1825 Milicien plaatsvervanger Jacob Lindeman

N 9 Gouverneur 4-10-1825 cert: NM

N 10 en 11 6-10-1825 Koepok inentingen

N 12 8-10-1825 Aan het Dijkscollegie

Ingezetenen van het Oude Schild over verdroging van de sloot vóór het gezegde dorp, uitdieping en herstelling van de beschoeijing, 2 ½ bladzijde.

N 13 GS 28-10-1825 Bank van Leening

N 14 28-10-1825 Gouverneur, rekest M. Langeveld

Die dacht dat Simon Verberne een verzoek aan ZM had ingediend om ook tarwe en rogge te mogen malen. 5 ½ bladzijde.

Vergunning voor het malen van onbelast graan gekregen dd 22-10-1824.

Het heeft uwe Ex: goedgedacht, bij marginaal appointement van den 20 e dezer N 271/14032, om berigt, consideratie en advies, in mijne handen te stellen het hiernevens terug gaande aan den Koning gepresenteerde Request van Martinus Langeveld, Koorn-Molenaar alhier; daarbij, om geallegueerde redenen, solliciterende, dat het verzoek van Simon Verberne, pelder, grutter en grondeigenaar alhier, om bij zijn gemelde beroepen het daarmede niet verwante beroep van Koorn-Molenaar uitteoeffenen, en alzoo op zijn molen tevens tarwe en rogge te mogen malen, van de hand mogt worden gewezen.

Ten einde mij in staat te stellen om aan het alzoo door Uwe Ex: van mij gevorderde te kunnen voldoen, heb ik in de eerste plaats,gemeend de voornoemde Simon Verberne voor mij te moeten ontbieden, hem over de al of niet gegrondheid van bij voorschreve Request voorkomende assumtie te onderhouden, ingeval van een bevestigend antwoord in deszelfs belang te hooren.-

De gemelde Simon Verberne, dien ten gevolge voor mij verschenen zijnde, heb ik dezelve met den inhoud van voorschreve Request bekend gemaakt; dan op mijne vrage of hij werkelijk zoodanig verzoek aan ZM had gedaan een volstrekt ontkennend antwoord bekomen hebbende de gemelde Simon Verberne ter dien gelegenheid aan mij geinhibeerd een KB van de 22-10-1824 N 144, waarbij hem werd toegestaan zijnen Pelmolen tevens tot het malen van onbelaste granen interigten (welk besluit ik de Eer heb kopijelijk hiernevens te voegen), terwijl mij tevens met genoegzame Zekerheid is gebleken, dat gemelde Simon Verberne, bij zijn, ter verkrijging van de gunst van Zijne Majesteit gepresenteerde Request, zich ook alleenlijk tot onbelast graan heeft bepaald.

Ik zou dus ook veelligt uit dien hoofde met dit eenvoudig berigt kunnen volstaan, en mij bij het ontbreken of vervatten van den voornamen, Ja, schier eenigen grond van- of aanleiding tot het hierbij teruggaande request, van alle verdere consideratie kunnen onthouden, ware het niet, dat de overtuiging, dat hetgeen (immers volgens de getuigenis van voornoemde Simon Verberne, dewelke, zoo lang van het tegendeel niet blijkt, moet en ook ernstig kan aangenomen worden) voor als nog niet werkelijk is gebeurd, te eenigen tijd toch gebeuren kan, mijn verpligting opleide om op dit stuk in eenige breedere ontwikkeling te treden.

De Requestrant vangt zijn adres aan met te zeggen dat hij in het Jaar 1816 door aankoop eigenaar is geworden van de Koorn molen genaamd de Drie Gebroeders, staande aan den Burg, op het eiland Texel, echter onder speciale last en veband om van ieder Zak koorn, welke op gemelde molen ter maling aangeboden wordt, 10 cents te betalen ten voordeele van de eigenaren der 2 overige zich aldaar bevindende Koorn molens van het Oosterend en den Hoorn, omdat deze zonder die tegemoet koming, geen bestaan als Koorn molenaars alhier zoude vinden. Dit geposeerde is in substantie waarheid , doch de adressant heeft verzuimd, daar nog bij te voegen, dat hij om die uitkering te kunnen doen, jouisseert van het regt tot het vinden van een maalloon zeker zoo veel als die uitkering bedroeg, hoger dan voor zijn eigene behoefte of liever tot instandhouding zijner trafiek noodig waren.

De Requestrant zegt verder dat hij om een burgerlijk bestaan te hebben en van de hem opgelegde verpligting bevrijd te worden, zich in staat heeft moeten stellen de beide eerder gemelde Koorn-molens te koopen en daar van dan ook in het Jaar 1821 eigenaar was geworden; als mede dat bij het sluiten van dien koop, door HH GS van NH ten aanzien van eerstgenoemde molen de Drie Gebroeders, het verband is gehandhaafd om de uitkering van 10 cents per zak ten behoeve der beide andere molens bij voortduring te doen van het oogenblik af aan dat weder in andere handen zouden overgaan, en hij adressant zich daartoe bij speciaal contract had moeten verbinden.

Ook dit geposeerde is wat de hoofdzaak betreft volkomen waar; schoon het in het oog loopt, dat hetgene, wegens de handhaving van het verband door HHGs bij het sluiten van den koop dier 2 Koorn-molens gezegd wordt, geheel fautief is, daar toch nimmer de provinciale autoriteit, noch eenige andere burgerlijke overheid, op een zoo directe wijze tusschen beiden treddt of haren invloed uitoefend bij het aangaan van eenige koop of andere dergelijke overeenkomst of handeling hoe ook genaamd. Het is dierhalve, ook niet bij het sluiten der koopr der beide laatstgemelde molens geweest, dat en van wege HH GS eene dergelijke bepaling is gemaakt, of zelfs gemaakt heeft kummem worden, maar nu dat de Requestrant stellig eigenaar was van deze beide Koorn-molens, heeft hij zich bij Request aan HH GS geadresseerd; met verzoek dat zoolang hij eigenaar zou zijn van alle de 3 koorn-molens, of zoolang de molens zich in handen van een en dezelfden eigenaar zouden bevinden, hij of de tijdelijke eigenaar van dezelve ongehouden zoude zijn tot het doen van eenige uitkeering hoe ook genaamd, vastgesteld bij resolutie van HH GS van den 1e februarij 1816 N 28, op een request destijds na ingekomen berigt van het zelve bij HH GS vooreerst is genomen der zelver dispositie van den 28e Maart 1822 N 19, waarbij het gedane verzoek wordt geaccordeerd, onder zoodanige bepalingen als daar bij zijn gemaakt geworden, en die dan ook ter gevolge hebben gehad dat de Requestrant zich schriftelijk heeft verbonden om bij eventuele verkoop van de Koorn-molens van den Hoorn en het Oosterend, of een derzelven, wederom dadelijk met de tot dier tijd plaats gehad hebbende uitkeering van 2 stuivers per ieder Zak graan, op den molen van den Burg vermalen wordende, voortegaan op Zoodanige voet en wijze als bij HEGA boven gemelde resolutie van 1 februarij 1816, N 24 was bepaald geworden.

Eene bepaling die, althans in de tegenwoordige omstandigheden geen wettige grond van bezwaar voor den Requestrant kan opleveren, aangezien deze zich niet alleen geheel vrijwillig aan dezelve heeft onderworpen, maar ook vroeger, bij het destijds door hun gepresenteerden request, zijne bereidvaardigheid tot het aangaan van zoodanige verbintenis hadden betuigd, of echter, ingeval van oprigting eener tweede Koorn-molen aan den Burg, de naarkoming dezer verbintenis wel met grond zoude kunnen gevorderd worden, indien de Requestrant, bij een zoo gewigtige verandering van den stand der Zake, tot den verkoop zijner beide andere, op zich zelven welligt voor hun schadelijke Koren molens of wel van een derzelven, mogt overgaan, is eene vraag, die ik niet toestemmend zou durven beantwoorden; en dat hier de verpligting tot het dragen van een wezentlijken last in een zeer eigenaardig verband staat met een verondersteld voordeel, het welk ongetwijfeld bij de oprigting van eenen tweeden Koorn molen, ten deele zou wegvallen, en daardoor in dit opzicht, inderdaad zou ophouden eene voordeel te zijn.

Even bezwaarlijk zoude het zijn om, ingeval van oprigting van eene tweeden Koorn-molen aan den Burg, den Requestrant te verpligten voor de instandhouding en constructie der 3 hem toebehoorende molens bij voortduring behoorlijke Zorge te dragen zonder een derzelven te laten stilstaan of vervallen (als waartoe hij Requestrant zich mede, ten gevolge van HEGA opgemelde dispositie van 28 Maart 1822, verbonden heeft, ofschoon hij daarvan bij deszelfs adres niet gewaagt), want het is klaar en duidelijk, dat men den suppliant niet langer den last van 2 onvoordeelige molens kan doen dragen, als ware hem van den eeningen die voordeel geeft, al het eigenlijk voordeelige afneemt.-

De Requestrant merkt bij zijn Request verder aan, dat door aan den genoemden Simon Verberne toetestaan deszelfs molen zoodanige inrigting te geven, niet alleen het bestaan van den adressant daardoor merkelijk zoude benadeeld worden, maar zulks ook ten gevolge zoude hebben dat de waarde van deszelfs molens tot de helft zouden verminderen, en hij alzoo de helft van zijn besteed kapitaal en vermogen zoude moeten verliezen.

Het is voorzeker niet te ontkennen, dat deze veronderstelling ansch niet van grond ontbloot is; dan dit toegegeven zijnde, kan zulks nogtans het Gouvernement het regt niet geven, noch de verpligting opleggen om een ander, die voor zijn gezin hetzelfde bedoelt, als de Requestrant zegt voor het zijne beoogd te hebben, te belemmeren in de verbetering van zijne middelen van bestaan, daaromtrent is toch gewisselijk een ieder vrij; terwijl althans, in geen geval, het bestuur zich van deszelfs vast en onveranderlijk Sijsthema kan laten aftrekken door consideratie van particulier en alzoo van een ondergeschikt belang.

Of ook wel een molen toereikende zou zijn tot het malen van al het ter dezer plaatse vereischt wordende graan (gelijk de Requestrant al verder veronderstelt) is uithoofde der uitgebreidheid van het eiland, nog niet zoo stellig bewezen te achten, maar zeker is het dat drie molens zoo als thans bestaan, daartoe over genoegzaam zijn, en dat het zij om dat de 3 aanwezig zijnde molens, of zelfs één eenige (zoo als de Requestrant vermeent) genoegzaam mogten zijn ter voorziening in de behoefte der ingezetenen ten dezen, ook dan nog zou dit, op zich zelven genomen, geene redenen kunnen opleveren om elk ander, die het bedrijf van Koorn Molenaar alhier zoude wenschen uitteoefenen, als zoodanig te weeren; terwijl het integendeel, welke grond de Requestrant ook hebbeb moge om zich te vleijen van in zijn beroep het genoegen van alle de ingezetenen wegtedragen; veeleer voor het belang en gerief van deezen voordeelig zoude zijn, dat althans niet alle de Koorn-Molens op Texel het vereend eigendom van één en denzelfden eigenaar uitmaakten; als waardoor noodwendig de veeltijds zoo heilzame naijver geheel moet wegvallen.

Uit al het hierboven aangemerkte blijkt, derhalve, dat de gronden door den Requestrant, tot adstructie van deszelfs verzoek aangevoerd, alleenlijk betrekking hebben tot deszelfs personeel of huisselijk belang, en alzoo, al ware het ook dat er werkelijk een verzoek tot oprigting van een nieuwe Koorn-molen mogt zijn of nog worden gedaan, nimmer daartegen in eenige aanmerking zouden mogen genomen worden; immers en in geen geval verder of anders dan voor zoo veel betreft de ontheffing der verpligting tot het doen van uitkeering en het in stand houden der molens; welke verpligting, door het grootendeels wegvallen der redenen, die tot het opleggen derzelve hebben gemoveerd, in zoodanig geval evenzeer van zelve ophouden, of althans haar doel en nuttige strekking missen zouden, als de requestrant zich welligt daardoor van de stipte naarkoming derzelve zou kunnen ontslagen rekenen, immers billijker wijze, daarvan zoude behoren ontslagen te worden.

N 15 Gouverneur 30-10-1825 cert:

N 16 GS 2-11-1825 begrooting 1826

N 17 JP. Dijksen 5-11-1825 benoemd tot lid der Raad

N 18 Gouverneur 15-11-1825 cert:

N 19 Mil Comm: 21-11-1825 NM

N 20 GS 25-11-1825 staat

N 21 Gouverneur 28-11-1825 attestatien de vita

N 22 Gouverneur 1-12-1825 Miliciens

N 23 Gouverneur 1-12-1825 Naamteekeningen

N 24 Gouverneur 2-12-1825

Op begroting te brengen oude verpondingen 2409.12 ½

N 25 Gouverneur 5-12-1825 BS zegels

N 26 12-12-1825 GS De Gemeente Blokker wil een proces beginnen tegen vroedvrouw Anna Maria Heijmans, die nu werkzaam is aan den Hoorn-

Behandelde zaak in het minnelijke en buiten Procedures vereffend worde; welke last mij, in de eerste plaats, bij gezegde resolutie wordt opgelegd, heb ik voornoemde Anna Maria Heijmans voor mij ontboden en haar over hare handelwijze in dezen onderhouden, dan het heeft mij niet mogen gelukken haar tot het geven van eenige Schadeloosstelling te permoveren, als oordeelende zij daartoe niet gehouden te zijn.

Zij ontkent wel geenszins de benoeming tot den post van vroedvrouw voor de genoemde gemeenten aanvankelijk te hebben aangenomen en daarna wederom voor denzelven te hebben bedankt; doch zij vermeent dat zulks haar destijds nog geheel vrij stond, omdat zij nog niet in functie was getreden, zelfs nog niet van eene behoorlijke Commissie of acte van aanstelling was voorzien, terwijl zij verder, om het berispelijke van hare handelwijze te vergoelijken en hare schijnbare wispelturigheid te verontschuldigen, heeft bijgebragt, dat de omstandigheden sedert hare benoeming merkelijk waren veranderd; daar aan de andere kant de schoone uitzichten op eene bestaansverbetering met welke men haar, van de zijde van het Gemeentebestuur van Blokker en Westwoud gevleid hadde, haar naderhand waren voorgekomen verre af te zijn van zoo uitlokkende te wezen als men haar die hadde voorgesteld, en dat aan de andere kant, eene door de Ingezetenen van het Dorp den Hoorn, bij vrijwillige intekening, aan haar verzekerde toelage van f 40 Jaarlijksch, hare zekere inkomsten alhier zoodanig hadden verbeterd, dat het alsnu zeer twijfelachtig wierd, of eene verplaatsing naar de gezegde Gemeente haar wel voordeelig zijn zoude.

Dat bovendien, ook de kosten, door de gemeente besturen voornoemt opgegeven als door haar tevoren veroorzaakt, met geene mogelijkheid thans geheel verloren konden zijn; daar er althans ongetwijfeld, op de gedane advertentien in de Couranten, wel meerdere adspiranten zouden zijn opgekomen, uit welke, derhalve, na haar bedanken, zeer gevoeglijk een nieuwe keuze zoude worden gedaan en ook waarschijnlijk wel gedaan zoude zijn, alzoo er deswegens geene andere advertentien in de couranten waren geplaatst geweest; dat dus de door haar werkelijk veroorzaakte kosten eenig en alleen konden bestaan in het port van een enkelen brief, en dat alle de overige kosten evenzeer zouden zijn gemaakt geweest, al ware het dat zij nimmer den post had aangenomen, noch zelfs naar denzelven gesolliciteerd.

Zonder nu alle de gronden van verdediging, door de gemelde Anna Maria Heijmans bijgebragt, volkomen te willen goedkeuren, komt het mij echter voor, eensdeels, dat de handelwijze door haar in deze gehouden niet wel als een opzettelijke misleiding kan worden aangemerkt, daar het integendeel uit het bovenstaande gemaklijk is optemaken, en het bovendien, mij ook van elders bekend is, dat het schijnbaar wispelturig gedrag dezer vrouw geenzins aan eene bloote caprice moet worden toegeschreven, maar veeleer aan een minder aftekeuren beginsel, dat namelijk, van alles te willen aanwenden wat in haar vermogen is ter bevordering van de belangen harer huishouding.-

Dat zij echter daarmede de gemeenten van Blokker en Westwoud geene dienst heeft gedaan en gevolglijk ook bij denzelver besturen geenen dank heeft behaald valt zeer gemakkelijk te begrijpen, en ik zelf gevoel zeer levendig al het onaangename eener zoodanige teleurstelling, doch dat zij, daartegen bij eene omgekeerde handelwijze, vele ingeztenen van den Hoorn (over wier behandeling ten haren aanzien zij mij betuigd heeft allezins voldaan en te vreeden te zijn) niet aan zich zoude verpligt hebben, indien zij, door een overhaast vertrek (waarop men van de zijde der gezegde gemeente-besturen bij haar aandrong) vele vrouwen, die in het geval verkeerden van hare hulp weldra te zullen behoeven, buiten alle plaatselijke hulp gelaten had, zou even zeer wel moeten worden toegestemd, behalve dat dan nog de meergezegde gemeenten, als midden in het land en zelfs nabij eene stad gelegen, ongetwijfeld veel minder van verloskundige hulp zijn verstoken, dan het volkrijk, doch afgelegen Dorp den Hoorn, alhier, alwaar de tegenwoordige vroedvrouw schier de eenige toevlucht uitmaakt.

En daar nu toch de bevolking der gemeenten Blokker en Westwoud of die van den Hoorn alhier een tijdlang van eene vroedvrouw moest verstoken zijn, en het gevaar daarvan zeker minder groot was voor de eerstgemelde gemeenten dan voor het laatstgemelde dorp, zoo komt het mij voor, dat alhier althans niet tegen het algemeen belang is gehandeld, maar dat hetgene elders geleden is hier weder is gewonnen.

Terwijl het nog bovendien ontegenzeggelijk dat aan de gezegde gemeenten door het gedrag van Anna Maria Heijmans althans zeker geen meerdere last en ongerief is veroorzaakt dan haar zoude zijn toegebragt wanneer deze vrouw, kort na hare aankomst in die gemeenten, overleden, of zelfs ook weder naar elders vertrokken ware, iets waarvoor de gemeenten toch altoos bloot staan.

Ik neme derhalven, de vrijheid, UEGA in consideratie te geven, om uit aanmerking van de omstandigheden die tot het schijnbaar willekeurig gedrag van de vroedvrouw Anna Maria Heijnabs aanleiding gegeven hebben, de gemeente besturen van Blokker en Westwoud te willen permoveren om deze vrouw, als voorzeker met geen malicieus oogmerk te werk eggaan zijnde, van alle verdere moeijelijkheid te dezer Zake te willen libereren.

N 27 Gouverneur 15-12-1825 staten

N 28 Gouverneur 15-12-1825 cert:

N 29 GS 30-12-1825 Request RC Gemeente BG

N 30 Prov. Comm 30-12-1825

Geen verandering in de loop van 1825, dan alleen dat de Heer CF Rechlien Plattelands heelmeester, tevens als vroedmeester is geexamineerd geworden.

N 31 GS 30-12-1825 begrooting

1826

N 1 Gouverneur 3-1-1826 ontvanger der registratie

N 2 Gouverneur 3-1-1826

Gevestigd de Weleerwaarde Heer Lante van Vriesland naar de Waal als Predikant der Hervormde Gemeente

Vertrokken Klaas Hoekstra met huisgezin naar Harlingen, als Commandant van een Straat Davids-vaarder

N 3 Gouverneur 3-1-1826

Opgave geboorte, overlijden en huwelijken in 1825

N 4 Gouverneur 3-1-1826

Request van Willem Leendertsz Bakker en Willem Laurensz Bakker, beide Loodsschippers op Texel, inhoudende verzoek, dat het ZM behagen mogte hunnen toestand in aanmerking te nemen, en, door het een of ander, denzelven eenigermate te leenigen.

Zonder iets te willen afdingen op het gene de Requestranten hebben aangevoerd nopens derzelver geschiktheid tot onderscheidenen betrekkingen, in welke zij zich gaarne zouden geplaats zien, als zijnde beide zeer goede Zeelieden en overigens van een goed en berispelijk Zedelijk gedrag, vermeene ik echter Uwe Ex: te moeten doen opmerken dat de Requestranten de ongunstige omstandigheden, in welke zij zeggen te verseren, slechts deelen met zoo vele andere brave en ervaren Zeelieden die, even als zij, door het geringe Loodsloon en de aanhoudende weinige Scheepvaart, grootendeels van derzelven middelen van bestaan verstoken zijn, en van welke de meesten ook met talrijke huisgezinnen zijn bezwaard; en dat voorts de Supplianten nog dit boven de laatsbedoelden vooruit hebben, dat zij volgens hun Request, door solide handeling van hunne zijde, daardoor verkregen renommé bij het handeldrijvend publiek en vigilantie het genoegen hebben zich gerecommandeerd te zien als welk geluk gewisselijk niet elk andere loodsschipper mag te beurt vallen.

Dat mij dus geen gegronde en genoeg afdoende redenen bekend zijn waarom juist ten gevalle van de Requestranten, andere personen die reeds sints Jaren in deze of gene betrekking zijn geemployeerd, en over wier behandeling mede gene klagten schijnen te zijn ingekomen te zijn, van derzelver bedieningen zouden behooren te worden ontzet; of waarom bepaaldelijk de Requestranten in een of ander opzicht, bij voorkeur zouden moeten worden geemploijeerd tot zoodanige diensten op welke alle andere Loodsschippers, met gelijke grond, zouden kunnen sustineren mede eenige aanspraak te hebben.

En dat ik mij mitsdien volstrekt buiten staat bevinde om uwe Ex: tot eenig gunstig besluit omtrent het een of andere der door de Supplianten bij hun Request uitgedrukte verlangens te adviseren; alzoo geene derzelven, zonder eene algemeene verbetering der Scheepvaart; bij mogelijkheid kan bevredigd worden dan ten kosten van het bestaan van anderen die daarna wederom op hunne beurt; en met niet minder regt, gelijke klagten zouden kunnen aanheffen; Terwijl ik eindelijk hier nog bij voege, dat de allerdroevigste en onherstelbare slag, die den tweeden Suppliant, door het verlies zijner dierbare, zoo onontbeerlijke Echtgenote, volgens het door hem geposeerde, getroffen heeft, thans gelukkiglijk wederom eenigzins is hersteld; daar deze Suppliant zich bereids op den elfden September des vorigen Jaars in een tweede huwelijk heeft begeven. Ofschoon dit gewis de waarschijnlijkheid van de verdere toeneming van des Suppliants huisgezin (waardoor hij reeds zoo zeer schijnt gedrukt te zijn) wel niet verminderd, vertrouw ik echter, dat, althans deze Suppliant, daardoor in één opzigt van zijne reclame zal zijn terug gekomen; daar het juist 's mans tegenwoordige schoonvader is, die thans geemploijeerd wordt tot het bedienen der quarantaine Schepen, een bediening waartoe de Supplianten bij hun Request zeggen zeer bevoegd te zijn, en tot welke zij derzelver wenschen almede uitstrekken.

[Willem Leendertsz Bakker (1787-1874), zeeman, loodsschipper, ondercommissaris van het loodswezen. Getrouwd in 1809 met Antje Biems Dekker (1796-1865), beiden geboren te Nieuweschild, gestorven aan den Hoorn. Ze hadden 7 kinderen, allemaal geboren in Nieuweschild, waarvan de twee oudste kort na de geboorte zijn gestorven. De anderen werden wel volwassen en zelfs oud. Dochter Antje trouwde met Leendert Kunst (1818-1848) van den Hoorn, dochter Trijntje met Willem Duinker en dochter Geertje met Hendrik Wilner, idem]

[Willem Lourensz Bakker (1784-1839) van Oosterend, gestorven in Oudeschild. Getrouwd in 1807 met Vrouwtje Hendriks Flens (1785-1824) van Oudeschild, 7 kinderen, gestorven in kraambed van dochter Frouwtje. Hertrouwd met Antje Meijerts Blom (1792-1846), 4 kinderen, de oudste zou op 5-2-1826 geboren worden, wat erop wijst dat zij al 4 maande zwanger was bij de trouwerij. De genoemde schoonvader was Meijert Lammertsz Blom (1762-1838)]

N 5 9-1-1826 Aan de Heeren Commissarissen van het Collegie Zeemanshoop

Dat van het schip 'Betsy en Carolina' de equipage is gered geworden, 14 man, 7 door Fulps J. Krijnen (loodsschuit) en 7 door loodsschipper C.J. Duinker, met de manschappen tot derzelver schuiten behoorende.

www.zeemanshoop.nl

Zeemanscolleges werden ooit als belangenverenigingen opgericht met het doel voorzieningen te treffen voor zeelieden en om hun leden met raad en daad bij te staan. Bij gebrek aan enige zekerheid voor henzelf of de nabestaanden, sloten groepen zeevarenden zich aaneen, waarbij vooral sociale zekerheid voorop stond. Als een man en kostwinner op zee omkwam bleven vrouw en kinderen vaak onverzorgd achter en waren overgeleverd aan familie, diaconie of armenzorg. Een College ondersteunde dan de nabestaanden.

N 6 Gouverneur 9-1-1826 personele administratie

Ingekomen de weleerwaarde Heer Lemke, gereformeerd predikant aan de Waal

Vertrokken Klaas Hoekstra, zeeman, met deszelfs Huisvrouw, 7 kinderen en een dienstmeid, naar Harlingen.

N 7 Gouverneur 9-1-1826

Aanleg van een geheel bestraaten of beschulpten weg

N 8 GS 10-1-1826 staat Koepok

N 9 idem

N 10 Gouverneur 12-1-1826 Telling der Zielen

N 11 12-1-1826 Opgave van het getal trekpaarden, trekossen, wagens en karren

N 12 Gouverneur 12-1-1826 cert:

N 13 Gouverneur 26-1-1826

Anderhalve bladzijde ontneming van het vrije gebruik van de Schanssluis

Ik heb de Eer hiernevens aan uwe Ex: te doen toekomen een bij mij ontvangen adres van onderscheidene eigenaars of administrateurs van Landerijen of gebouwen, gelegen in de nabijheid van het fort de Schans, binnen deze gemeente; daarbij bezwaren inbrengende wegens het hun ontnomen vrije gebruik van de Schans-Sluis, ter ontlasting van overtollig herfst-water.

De vrijheid nemende mij tot dat adres zelve te refereren, als waar van het geposeerde mij gebleken is volkomen met de waarheid overeenkomstig te zijn, kan ik tevens niet nalaten uwe Ex: te doen observeren, dat, welke ook de redenen moge zijn, waarom men, van den kant der administratie van het fort de Schans, gemeend heeft den opzigter van hetzelve order te moeten geven om den adressanten het weleer stilzwijgende aan hun toegestane vrije gebruik der bedoelde Schans-Sluis te ontnemen, dit, in alle gevalle, zeker is; dat de adressanten daarvan zijnde even ongelukkige als onschuldige slachtoffers, daar althans die maatregel zeker niet is toe te schrijven aan eenig misbruik het welk, door of van wege de adressanten, aan die aan hun gelaten vrijheid zoude zijn gemaakt geworden.

Zonder, der halve, de al of niet gegrondheid van dien maatregel te kunnen of te willen beoordeelen, noch mij, op eenigerlei wijze intelaten in veelmin te beslissen over dit geschil, het welk wegens het onderhoud dier sluis tusschen de meergezegde administratie, ten eene en het dijksbestuur van Texel ten andere zijnde schijnt genoemd te zijn, vermeene ik echter, op het effect ziende, te mogen zeggen, dat dezelve voor de adressanten allezins pernicieux is.

En het komt mij uit dien hoofde dan ook voor, dat , als ware het zelfs, dat de adressanten voor heen nimmer van de door hun opgegevene vryheid hadden gejouisseerd, dan nog de billijkheid zoude vorderen hen van hetvoor hunne landen en huizen zoo nadeelige water te bevrijden; daar zulks buiten eenige prejudicie van derden geschieden kan, en het allezins gereede middel daar toe als voor de hand ligt.

Ik neeme dienaangaande dan ook de vrijheid Uwe Ex: bij deze, te solliciteren, om door deszelfs veel vermogende invloed of tusschenkomst te willen bewerken, dat de adressanten weder mogen worden gesteld in het genot der hun thans ontnomen vrijheid; of bij aldien zich daartegen eenige redenen van publieke ordre moeten verzetten, dat als dien en in alle gevalle op welke wijze ook, mag worden te weeg gebragt, dat den adressanten landen en huizen van den opgegeven last van het herfst water worden ontheven, gelijk met den wil daartoe, zonder eenige moeijelijkheid noch bezwaar geschieden kan.

N 14 Gouverneur 28-1-1826 NM

N 15 Gouverneur 28-1-1826 NM

N 16 Gouverneur 30-1-1826 zegels

N 17 Gouverneur 30-1-1826 cert:

N 18 idem 4-2

N 19 idem 12-2

N 20 Gouverneur 15-2-1826 rekening en verantwoording 1824

N 21 Mil. Comm 15-2-1826 verlofgangers

N 22 Gouverneur 24-2-1826

Dat buitengewone sterke mist en stilte 's daags voor de Eerste Zitting van de Militie Raad de overvaart van hier naar den Helder hebben verhinderd.

N 23 Gouverneur 24-2-1826 cert:

N 24 Prov. Administrateur 3-3-1826

N 25 Gouverneur 3-3-1826 gelden Rijkskassier

N 26 Gouverneur 11-3-1826 polders en polderbestuur

Dat de Eilands Zeeweringen alleen door de 29 eerstgemelde polders gezamentlijk worden onderhouden, en dat hetzelve onderhoud Jaarlijksch door het Dijkscollegie van Texek over die polders wordt omgeslagen, uitgezonderd dat gevolglijk de Polders 't Burger Nieuwland en 't Hoornder Nieuwland, de Kuil en waalenburg, hoezeer allen op dit eiland gelegen, onder de gemelde Dijksomslag niet begrepen zijn; en dat voorts die omslag in het Jaar 1825 heeft bedragen f 4- per bunder.

N 27 Mil. Comm: 16-3-1826 cert:

N 28 Gouverneur 16-3-1826 staat werkelijk alhier schoolgaande kinderen

N 29 Prov. Administrateur 4-4-1826

N 30 GS 4-4-1826 RC Gemeente

Beschikking van wijlen Cornelis Hendriksz Bakker bij derzelfs daarbij behoorende Testament ten behoeve van de Roomsche Kerk aan den Burg voornoemd gemaakt, gunstige voordragt.

[Cornelis Bakker (1740-1826) was overleden op 29 januari. Zijn ouders waren Hendrik Cornelisz Bakker (1702-1773) en Grietje Hendriks de Boer (1703-1773). In 1774 was Cornelis getrouwd met Trijntje Jans Kersemaker (1751-1826). Zij was op 19 januari gestorven. Er waren 7 kinderen, van wie niets bekend is dan het geboortejaar].

N 31 Gouverneur 4-4-1826

N 32 Gouverneur 4-4-1826 Namen Raad

N 33 Militie Raad 10-4-1826 zeelui

N 34 12-4-1826 Officier van Justitie

Dat de naaste bloedverwanten van Dirk Arisz Lap zijn diens broeder Simon Arisz Lap, een persoon van weinig zielsvermogens en in het Algemeen Armen Huis aan den Hoorn onderhouden wordende

Pieter Koorn, wonende te Alkmaar, en Nanning Koorn, Kaagschipper, wonende op Texel, de oomen van gemelde Dirk Arisz Lap

En dat de bloedverwanten van Naantje Biems Dogger zijn hare moeder Martje Cornelis Boon, laatst weduwe Kors Jacobsz Bakker, hare zusters Neeltje Biems Dogger weduwe Iwen Boon en Trijntje Biems Dogger, huisvrouw van Mijert Dirksz Boon, hare meerderjarige kinderen met namen Arie Cornelis Lap, schipper, en Cornelisje Lap, huisvrouw van Pieter Kuiper, alle wonende op Texel.

[Naantje Dogger (1781-1847) dochter van Biem Pietersz Dogger (1746-1781) en Martje Cornelis Boon (1750-1826), was weduwe van Cornelis Arisz Lap (1780-1823) Ze waren getrouwd in 1799, hadden 6 kinderen, Arie, Cornelisje, Biem, Reinoutje, Biem en Grietje. De jongste drie waren in leven, maar nog minderjarig].

[Dirk Arisz Lap (1792-1850), zoon van Arie Cornelisz Lap (1750-) en Reijnoutje Pieters Hoogschagen (17xx-1809) was een jongere broer van Cornelis Lap. Grietje Cornelis Hoogschagen was getrouwd met Dirk Nanningsz Koorn. Dan waren het geen ooms.

Voor het huwelijk met zijn schoonzuster was toestemming van de Officier van Justitie nodig. De familie, broer Simon (1788-1829) en de ooms Pieter (1770-1828) en Nanning Koorn (1767-1855, zal er weinig op tegen hebben gehad, net als de verwanten van Naantje. Ze trouwden op 10 september 1826].

N 35 Gouverneur 12-4-1826 cert:

N 36 18-4-1826 Vaccinatien

N 37 idem

N 38 Gouverneur 18-4-1826 begrooting Algemeen Armen Bestuur

N 39 Gouverneur 20-4-1826 cert:

N 40 idem

N 41 Dijkscollegie 3-5-1826

N 42 Gouverneur 6-5-1826

Nut van veldwachter- Deze consideratien echter, of welke andere ook niet soortgelijke gevoelens ontstaande, thans door de vrijwillige demissie van den ambtenaar zelve geheel vervallen zijnde, vermeenen Heeren Assesoren met mij, dat het voor denzelven bestemde Tractement (in reeds zoo vele Jaren zonder nut voor de gemeente en tegen de verklaarden wensch van haar bestuur geleden) voor het vervolg zeer gevoeglijk en zonder daardoor iemand eenig het minste nadeel te veroorzaken zou kunnen worden bespaard, waardoor hoe gering die bezoldiging van dezen ambtenaar ook schijnen moge, nogtans den gemeente een wezentlijk en blijvend voordeel zou worden toegebragt en tevens een bezwaar uit den weg geruimd het welk de weldenkende ingezetenen dezes Eilands met ons oordeelen gelegen te zijn in het, tegen wil en dank salarieeren van eenen ambtenaar wiens nut hier niemand bevroeden kan, en wiens ambtsverrigtingen althans tot hiertoe, geenerlei voordeelen hebben opgeleverd.

Wij vermeenen, ten betooge van de noodeloosheid van eenen veldwachter alhier, Uwe Ex: te moeten doen opmerken, aan den eenen kant, dat op dit eiland geen eigenlijk gezegde bosschen, maar slechts, hier en daar, zeer geringe boschjes of kleine beplantingen bestaan, gelijk ook, zeer weinig bebouwd land op gevonden wordt, zoodat dit een en ander, te zamen genomen, in eene zoo geringe verhouding staat tot het overige land, waarvan de bewaking althans uit den aard der Zake niet te pas komt, dat hetzelve als niet noemenswaardig mag gerekend worden; en, aan de andere Zijde, dat, voor zoo verre den aard en de inrigting der boerderijen alhier nog eenig toeverzigt zoude mogen vereischen, daarin genoegzaam schijnt voorzien te zijn bij het generale Reglement voor de vee Schutters op dit eiland, als waarbij, met slechts omtrent de weide maar ook (bij Art. 9) omtrent de Zaad- en hooilanden, de vereischte bepalingen zijn gemaakt geworden.

N 43 Gouverneur 11-5-1826 staten

N 44 Gouverneur 16-5-1826 f 35- verplegingskosten Ommerschans

N 45 Mil. Comm: 18-5-1826 inspectie

N 46 Gouverneur 20-5-1826

Alhier geene Rijksgebouwen, als zijnde de 'S lands pakhuizen aan de Haven bereids voor lange onder het beheer van het bestuur der Domeinen overgegaan.-

N 47 Gouverneur 20-5-1826 getal zielen Hervormde kerk

N 48 24-5-1826 Heer Officier van de Regtbank te Amsterdam, rekest D.A. Lap en Naantje Biems Dogger

Dat de naastbestaande bloedverwanten vinden, daar Dirk Arisz Lap is van een goed zedig gedrag en ijverig in deszelfs beroep is, zeer voordeelig en nuttig voor de kinderen van Naantje Biems Dogger te zijn en mitsdien hierin volkomen consenteren.

Geen bezwaar tegen het huwelijk.

N 49 Gouverneur 30-6-1826 geene acten van transactie wegens overtreding

N 50 GS 9-7-1826 Koepok

N 51 idem

N 52 Gouverneur 14-7-1826

Naar aanleiding van een rekest van Aafje Huiberts weduwe C.A. Bas 4 bladzijden Waalenburg

N 53 Controleur aan den Helder 22-7-1826

N 54 Mil. Comm: 10-8-1826 inspectie

N 55 Gouverneur 14-8-1826

Overleden wed. Sluis, wier man overleden is in 's Lands dienst, pensioen f 125

N 56 GS 11-9-1826

A Dat de verpachtingen en toewijzingen van vaste goederen aan deze gemeente onmiddellijk toebehoorende, zonder twijfel, zonder tusschenkomst van eenen Notaris, voor het plaatselijk bestuur geschieden.

B Dat daaruit; voor als nog, geene moeijelijkheden of bezwaren zijn ontstaan; ofschoon het niet kan worden ontkend, dat die, ingevalle van achterlijke betaling der huurders, bij deze vorm altoos meede te duchten zijn, dan wanneer de acten voor Notaris worden verleden en dat deze laatste soort van acten (gelijk te verwachten) niet slechts dat met de eerste gemeen hebben, van zonder nadere verbindtenis van handteekening, als autorisatie, ook eene zekere dagteekening hebbende, ook tegen derden xdig te wezen, waar nog daarenboven in zooverre verkieslijk zijn als de wel aan dezelve, in den vorm van eenengrosse uitgegeven zijnde, eene dadelijke cautie, welk regt van acten, van eene administratieve intentie emaneerende, volgens de bestaande wetgeving, niet schijnt gegeven te kunnen of te mogen worden, en echter tot eene spoedige en gemaklijke invordering zoo bevordelijk is.

C Dat het derhalve, reeds om de hierboven (sub B) opgegeven reden, nog aan eenige bedenking onderhevig zoude zijn om de voor de gemeente goederen geadopteerde wijze van verpachting, bij verdere uitbreiding, ook toepasselijk te maken op goederen aan gestichten van weldadigheid en andere openbare armen administratien & toekomende; dan dat bovendien, gemerkt de noodzakelijkheid of althans de bestendige gewoonte, om die onroerende goederen tn gerijve der gegadigden, ter plaatse van derzelver ligging en alzoo op de onderscheidene dorpen des Eilands, te verpachten, en zulks wel bepaaldelijk in het wintersaizoen en des avonds, het wel begrepen belang der bedoelde corporatien ongetwijfeld mede brengt, om zich ten dezen bij voortduring van eenen Notaris te bedienen, en zich liever het gering Salaris van dezen ambtenaar te getroosten dan zich, wat de bepaling van tijd en plaats betreft, naar de deswegens door het plaatselijk bestuur te maken generale bepalingen te moeten regelen, en zich alzoo, ten bepaling van eenige kosten bloot te stellen aan eene vermindering op het product der pachten veel grooter dan die kosten (welke zich nogtans tot het Salaris van den Notaris zouden bepalen, daar die van Zegels en registratie steeds het zelfde blijven) met eenige mogelijkheid kunnen bedragen.

Eindelijk moet ik al mede de vrijheid nemen hierbij te obsereveren, dat geene der gedacht godshuizen of arme directien, alhier uit de lands of plaatselijke kas ondersteund worden, dan alleen de algemeene Armen van Texel, die slechts zeer weinig onroerende goederen bezitten; en dat alzoo alle de overige even min regt hebben om de kosteloze bijstand of adsisitentie van de administrative magt, in eene louter burgerlijke handeling, interoepen als zij, van eenen anderen kant, niet kunnen geacht worden aan dien invloed en dat oppertoezigt onderworpen te zijn waaraan de gesubsidieerde armen directien of andere instellingen van weldadigheid zijn gesubjecteerd.

N 57 Gouverneur 12-9-1826 cert:

N 58 GS 12-9-1826 request diaconie der gereformeerde gemeente aan den Hoorn

N 59 den Heer Opperjagermeester aan ZM Opperhoutvester voor de Noordelijke Provincien

konijn 4 bld

Betrekkelijk de uitroeijing van het Konijn nemen wij de vrijheid de belangen onzer ingezetenen in het algemeen en meer bijzonder die van de Zoodanige derzelven welker landerijen aan de duinkant gelegen zijn, daar dezen onder het oog vanUHEG te brengen en aan deszelfs Serieuse attentie en overwegingen te bevelen.

Wij zullen ten dien einde zoo wij vertrouwen, thans niet breed behoeven uitteweiden over de Schadelijkheid van het konijn in het algemeen, noch over de daaruit voortspruitende noodzakelijkheid eener algeheele verdelging van hetzelve, daar toch een en ander niet slechts voor genoegzaam voldongen mag worden beschouwd, zo door het dienaangaande geposeerde bij het algemeen rapport der Commissie van Superintendentie over het onderzoek der duinen van Holland (in druk uitgegeven bij Herdingh en du Mortier, te Leiden) als door het gene deswegens voorkomt bij de onderscheidene staats stukken, waartoe dat rapport, in den tijd, aanleiding heeft gegeven, en welke alle (hoe verschillend ook voor het overige de toenmalige hooge magten over het door gezegde Commissie voorgedragen ontwerp tot vruchtbaarmaking dier duinen mogen geoordeeld hebben) nogtans in het onderhavige punt volkomen overeenkomen, en alzoo eenstemmig het gevoelen aan den dag leggen, dat zonder de vernieling der Konijnen geen weering van verstuivingen kan plaats hebben; maar nog daarenboven Zijne Majesteits boven aangehaald besluit zelve ons toeschijnt, deze quaestie voor finaal besluit te houden en de uitroeijing van het konijn volstrekt te bevelen, alleenlijk, derhalve, aan een nader onderzoek en overweging der onderscheidene daarbij belanghebbende Departementen van bestuur overlatende het nemen van de doelmatigste maatregelen om dat, buiten alle verdere tegenspraak geplaatst oogmerk op de zekerste wijze te bereiken.

Wij vermenen alzoo, de Zaak in het algemeen voor beleid houdende, alleenlijk noodig te hebben UHEG meer bijzonder bekend te maken met den staat van dit Eiland en het belang van deszelfs ingezetenen bij eene onbeperkte uitvoering der beschrevene maatregelen, en achten daartoe het volgende niet ongepast.

Wij gewaagden hierboven van het belang dat onze ingezetenen in het algemeen, en de zoodanigen wier landerijen aan den duinkant gelegen zijn in het bijzonder; bij deze zaak hebben en zullen dus nu de vrijheid nemen beide deze punten eenigzins nader uiteentezetten.

1 Wat dan aangaat onze ingezetenen in het algemeen, zoo bedoelen wij daardoor den Physieken staat des Eilands, waarbij toch ieder ingezeten wel degelijk is geinteresseerd; deze nu lijdt gewisselijk en wordt meer en meer aan een hoogst dringend gevaar blootgesteld, indien de verstuiving der duinen, die, gelijk over bekend is, ook hier voor een groot gedeelte de Zeewering uitmaken, niet krachtdadig wordt tegengegaan, het welk, intusschen, zonder de uitroeijing van het konijn 't welk zich in eene tallooze menigte in en nabij dezelve onthoudt, steeds ondoenlijk zal bevonden worden. Wij weten wel, dat de verstuivingen der Zeeduinen ook grootendeels aan gebrek eener behoorlijke helmplanting kan geweten worden; doch, zonder dit eenigermate te kunnen noch te willen betwisten, vermeenen wij echter stellig te mogen beweren, dat de Zorgvuldigste helmplanting in de Zeeduinen dezes Eilands, zoo lang dezelve niet gepaard gaat met eene wel doorgezette depopulatie derzelven, voor een geheel onvoldoend middel te achten zij; Ja, dat wat ook uit voor oordeel, eigenbelang of om andere beweegredenen, daartegen moge worden ingebragt, de ontvolking onzer Zeeduinen van dit schadelijk gedierte, altoos de eerste stap moet zijn om het gewenschte einde te bereiken; terwijl wij ons zelfs overtuigd houden, dat elk langer verwijl te dezen het reeds bestaande kwaad hoe langer zoo erger en eindelijk geheel onherstelbaar maken zal.-

2 en wat voorts betreft de aan de Duinkant wonende ingezetenen, zoo behoeft het zekerlijk voor UHEG geen betoog dat deze lieden in eene dubbele mate lijden bij de voorbeeldeloze vermenigvuldiging der Konijnen; eensdeels toch is de daardoor te weeg gebragte verstuiving der Duinen hier tot eenen zeer wezentlijken last, zoo dat velen zich reeds van een goed deel hunner bezittingen zijn beroofd, en zij en anderen bij voortduring gevaar loopen van ook dat geen hun er aangelegene landerijen te verliezen wat tot heden nog gelukkiglijk bezwaard is gebleven; en anderendeels strekken de Konijnen reeds daardoor tot eene dadelijke en zeer dringende vexatie door dat dit gedierte op de Konijn-Duinen geen genoegzaam vindende, voedsel waar alle aangelande gronden voedsel vindende op de naastgelegen landen vindt, en alzoo ten grootsten deele gevoed wordt door en ten werkelijke prejudicie van de Eigenaars dezer naastgelegen landen, die dan nog meestal lieden van zeer gering vermogen zijn;

terwijl, daarentegen, al de voordeelen, uit de aankweking der Konijnen voortvloeijende, door de meer vermogende eigenaars der Konijn-Duinen worden genoten.

Daar nu op het geheele Eiland geene duinen gevonden worden welke aan particulieren toebehooren, maar de zelve alle zijn in het bezit en onder het beheer van het bestuur van 's Rijks domeinen, zoo kan dan ook alhier niemand anders bij de voorgenomene depopulatie eenige wezentlijke Schade lijden, veelmin nog eenige gegronde reden hebben om tegen eene zoo ruim mogelijke uitvoering der bevolene maatregelen, eenige reclamatie intebrengen.

Maar al bepaalt zich het getal der partijen, wier belangen door de depopulatie der Konijn-Duinen kunnen zijn gecompromitteerd op dit Eiland slechts tot een eenigen; deze eenigen is dan ook des te magtiger, en, op het onderhavige punt steeds zoo onverzettelijk geweest, dat alle onze dringende pogingen sedert de aanvang van den Jare 1821 aangewend, tot hiertoe niets hebben kunnen toebrengen om eenige wezentlijke verandering in den stand der zake daartestellen; maar integendeel, onze ingezetenen zich bij voortduring hebben moeten getroosten alle de Schaden en nadeelen uit de aankweeking van dit gedierte voor hun ontstaande.

Thans echter nu het Besluit van ZM het zoo lang gevoerde verschil schijnt beslist te hebben, vertrouwen wij dat het voor uitgemaakt zal gehouden wezen, dat, hoe heilig en onschendbaar het regt van eigendom ook moge zijn, het echter nimmer in het vermogen van eenig eigenaar kan staan om van zijn eigendom zoodanig gebruik te maken, dat de belangen van derden, die evenzeer op bescherming van een billijk Gouvernement aanspraak hebben, daardoor benadeeld worden, en dat alzoo ook het bestuur der Domeinen met alle nadruk zal worden gehouden aan deszelfs verpligting om ter bereiking van Zijnen Majesteits heilzaam doel medetewerken, zonder zich van deze als nuttig en noodzakelijk erkende Zaak langer te laten weerhouden door het gewigt der opoffering die in de uitroeijing van het Konijn, of liever in de daaruit voortspruitende vernietiging der Duinmeijerijen, voor het Domein moge gelegen zijn; eene opoffering, trouwens, die, zoo de, uit een principieel oogpunt beschouwd, voor het Domein schadelijk, nogtans, zoo door de natuurlijke billijkheid en regtvaardigheid ten aanzien van minder vermogenden, als door het wel begrepen belang van den Staat en het algemeen zeker gebiedend gevorderd wordt.-

Wijzende, op grond van het hierboven aangevoerde dat ook de vrijheid UHEG eerbiedig, doch tevens ten instantelijkste, te verzoeken, dat het UHEG behagen moge Zijnen Majesteits bovengenoemde besluit op dit Eiland ten sterkste ten uitvoer te doen leggen, zonder daartegen eenige consideratien te admitteren, die welligt, uit eene op zich zelve prijselijke zucht om de belangen van de Rijks Domeinen toetestaan, zouden kunnen worden bijgebragebragt, doch die gelijkelijk eene strekking zouden hebben om het Domein (dat door het veranderen van Konijnloze Duinen in duinmeijerijen, nu reeds Jaren lang ten koste van de welvaart van velen onzer ingezetenen, ongehoorde winsten getrokken heeft) nog langer, tot Zichtbaar nadeel van anderen, zoo veel als van onze pericliterende Zeeweringen, op eene onrechtvaardige wijze, hebben verrijken.

N 60 Gouverneur 24-9-1826

Afschrift van het vertoog, betrekkelijk eene algeheele uitroeijing van het Konijn op Texel, bij den Heer Opperjagermeester aan ZM Opperhoutvester voor de Noordelijke Provincien ingebragt.

N 61 25-9-1826 Gouverneur

Dat de waarde van de donatie of erfmaking door Dirk Jacobsz Keesje ten behoeve der RC Gemeente aan den Burg gedaan, heeft bedragen de somma van f 737.60

[Dirk Keesje (1755-1825) van de Koog, zoon van Jacob Cornelisz Keesje en Trijntje Gerrits Rijk. Landbouwer. Getrouwd met Meijs Cornelis van der Wielen (1748-1820), 5 kinderen Jacobus, Jacobus, Cornelis, Cornelius en Cornelia, die allen met alleen hun geboortedatum in de Databank staan].

N 62 Gouverneur 29-9-1826

N 63 Gouverneur 1-10-1826 geene acte van overtreding

N 64 Gouverneur 4-10-1826

N 65 Gouverneur 4-10-1826 cert:

N 66 Administrateur 11-10-1826 Rijkskassier

N 67 11-10-1826 overstorting

11-10-1826 Gouverneur, f 17.50 voor de verpleging van bedelaars te Ommerschans

N 68 20-10-1826

Vele zieken in het land gedurende de laatste 3 maanden, maar op Texel niets buitengewoons in de tegenwoordige omstandigheden:

Texel, den 20sten October 1826 Gouverneur,

Dadelijk op den ontvangst van Uwe Excellenties missive van den 16 dezer N 160/13735, heb ik derzelver inhoud gebragt ter kennisse van de twee thans op Texel practizerende geneeskunst oefenaren (zijnde de plattelands Heelmeester Hendrik Hagen, sedert eenigen tijd door ziekte verhinderd geweest in deszelfs beroep werkzaam te zijn) en van dezelven afgevraagd een getrouw verslag van den omvang der Ziekte als geschikt mogten zijn en mij in staat kunnen stellen om aan Uwer Excellenties vordering te kunnen voldoen.

Ik heb daarop van gedachte twee geneeskunst-oefenaren ontvangen derzelver respectieve rapporten, welke ik de Eer heb Uwe Excellentie bij deze te doen toekomen, mij tot dezelve refererende, voor zoo veel de daarbij opgegevene daadzaken betreft.

Wat voorts aangaat den omvang van het kwaad, voor zoo ver die uit een algemeen overzicht is optemaken, is het mij steeds voorgekomen, dat hoezeer ook op dit Eiland, gedurende de laatste drie maanden, vele Zieken geweest zijn, daarin echter, in de tegenwoordige omstandigheden, niets buitengewoons gelegen was, maar integendeel, deze gemeente, wel verre van, in dit opzicht, buiten ons Land te rangschikken, voornamelijk omdat de Ziekte, hoezeer dan ook hier even als bijkans overal elders, vrij algemeen, nogtans tot hiertoe verre af is geweest van te zijn van een zoo kwaden en verslindenden aard, als welke, volgens de berigten in de nieuws papieren, zoo andere provincien en districten het geval schijnt te wezen.

Dit althans is mij bij opneming der sterftelijstten gebleken, dat, gelijk men in Groningen van 6 July tot 9 October heeft eene Sterfte van 1 van de 19 der geheele populatie, zoo over datzelfde tijdvak, de Sterfte op dit Eiland slechts heeft bedragen 36 personen, en dus 1 van de 139 der bevolking van Texel, indien men die op 5000 Zielen rekent-

Dat ook alzoo, terwijl men uit Sneek schrijft, dat aldaar het getal der overledenen in twee maanden T W Augustus en September, meerder heeft bedragen dan het geheel Jaar 1825, wij hier in diezelfde twee maanden slechts 29 dooden hebben gehad, hetgene nog maar iets meer dan het vierde gedeelte van dat laatste jaar beloopt, omdat gevolglijk ook, in alle gevallen, de uitwerking van het Kwaad, tot hiertoe, in eerstgemelde Stad negen maal en in laatstgenoemde vier maal verderflijker zijn geweest dan op dit Eiland; behalve dan nog dat van de opgegevene getallen billijkerwijze zoude behoren te worden afgetrokken die personen welke niet aan de algemeen heerschende galzucht overleden zijn, als welker getal geacht mag worden in de onderscheidene Steden en districten minder uiteen te loopen, en waardoor dan ook het opgegevene different nog veel meer zoude uitkomen en ten voordeele van den Staat der Ziekte alhier overslaan.

Het is dan ook op grond dezer overwegingen dat ik tot hiertoe geene reden gevonden heb om Uwe Excellentie den Staat der gezondheid van Texels ingezetenen als meer dan elders onrust barende op te geven, terwijl mij ook geene klagten zijn voorgekomen, wegens het meer dan anders, onvoldoende der geneeskundige hulp, als welke, integendeel, thams door de beide werkelijk parcticerende geneeeskunst oefenaren met den meest mogelijke Yver wordt toegediend; gelijk voorts de genoegzaamheid en deugdelijkheid der medicamenten, zoo ut de bijgaande rapporten, als uit de betrekkelijk geringe Sterfte, eenigzins kan en mag worden afgeleid.-

[Google: Wikipedia: de Groninger ziekte, ook wel 'tussenpozende koortsen', die in 1826 uitbrak, was een vorm van malaria, die bijna 10 % van de bevolking van Groningen het graf injoeg.

Rapport aan de Gouverneur over de Ziekte van de Kwade Dampen in Hoorn, twee keer zoveel sterfgevallen als het jaar ervoor]

N 69 23-10-1826 Overleden 4 personen, waarvan 1 ouder dan 73 jaar

Dat de staat der Ziekte in de afgelopene week over het algemeen niet gestegen is geweest;

Dat echter in den loop van dezelve te weten van den 15-21 Oct: beide ingesloten, voor de geheele uitgestrektheid van dit Eiland, selchts zijn overleden 4 personen waaronder 1 die reeds den ouderdom van 73 Jaren had bereikt;

Dat het getal der Zieken door de twee werkelijk dienstdoende Geneeskunst oefenaren behandeld op dit oogenblik bedraagt 72;

Dat de geneeskundige hulp binnen deze gemeente aanwezig, tot nog toe genoegzaam voor de behoefte schijnt te voldoen en waarschijnlijk, bij voortdurende welstand der gedachte 2 geneeskunst-oefenaren wel zal blijven voldoen;

Terwijl het aanwenden van buitengewone middelen tot verzorging der hulpbehoevende Zieken voor als nog niet noodzakelijk is geworden aangezien de gewone (in den bijstand der onderscheidene armdirectien bestaande) tot hiertoe zijn gebleken voor de hulp verlangenden voldoende te zijn geweest.

N 70 GS 23-10-1826 vaccine

N 71 idem

N 72 Gouverneur 28-10-1826

Vergelijkende Staat van de Bevolking der Onderscheidene Godsdienstenige gezindheden in de Gemeente Texel over de Jaren 1815 tot en met 1825

N 73 Gouverneur 27-10-1826 begrooting 1827

N 74 Gouverneur 30-10-1826 Staat de Ziekte, 10 overleden waarvan 3 ouder dan 70, aantal zieken nog 60

N 75 3-11-1826 Gouverneur, onderstands domicilie L. Mooij

Dat aangezien de persoon van L. Mooi op Texel is geboren en zeker, na zijn vertrek van hier, geene 4 achtereenvolgende jaren in eene andere Gemeente zal hebben gewoond,-

Ik alzoo vermeen geene gronden te hebben om tegen de bepaling van deszelfs onderstands domicilie binnen deze Gemeente te reclameren.

N 76 6-11-1826 Staat der ziekte, 7 gestorven, waaronder 2 boven de 70 en 2 kinderen beneden het jaar. Er zijn 42 zieken.

N 77 13-11-1826 idem, 6 overleden, 2 boven de 70 en 1 kind minder dan een jaar, 19 zieken.

N 78 13-11-1826 Aan de Predikanten

Dat in alle steden en gemeenten dezer Provincie liefdegaven zullen worden ingezameld, om gedurende den a.s. winter aan de zoodanigen die ten gevolge der heerschende Ziekte, tijdelijke onderstand behoeven, uitgedeeld te worden en in de meer uitgebreide behoeften der armen daar waar zulks noodig zal bevonden worden te helpen, voorzien.

Maandag 20-11- collecte, oproep van de kansel om te geven. Opgehaald f 294.57

N 79 Gouverneur 18-11-1826 verlofgangers

N 80 20-11-1826 Gouverneur, staat der Ziekte, nog 15 zieken.

N 81 Gouverneur 22-11-1826

Dat de Collecte, welke alhier op gisteren langs de Huizen der Ingezetenen, ten behoeve van die genen welke door de heerschende Ziekte, tydelyk ondersteuning behoeven, heeft opgebragt f 294.57

N 82 Mil. Comm: 22-11-1826

Dat ik voorts de verlofgangers heb voorgelezing gedaan van de door UWEdGestr: gezondene uitnoodiging tot vrywillige dienstneming naar de Oost-Indien, doch dat my tot dusverre nog geene opgaveb dienaangaande zijn voorgekomen.-

N 83 Gouverneur 25-11-1826 tabellarische opgave

N 84 Gouverneur 4-12-1826 Naamteekeningen

N 85 Gouverneur 10-12-1826 cert:

N 85a

N 86 Gouverneur 13-12-1826 request Commisen

Verzoek om in plaats van den overledenen Commis ter Surveillance der Plaatselijke middelen Cornelis Karsman, met de waarneming dier functie te mogen worden gebenificieerd en benoemd, enkelen zelfs hadden te kennen gegeven bereid te zijn, om die functie voor eene minderen belooning wel te willen waarnemen. Raad.

Gerrit Liedmeyer aangesteld op slegts f 200.-

N 87 Gouverneur 14-12-1826 staten

N 88 BM Huisduinen en Helder NM 18-12-1826

Jongeling Albert Hofstee, op dit eieland geboren, doch thans met zyne Vader binnen uwe Gemeente- loting NM

N 89 President Regtbank van Eerste Aanleg 22-12-1826

Registers BS

N 90 Ontvanger directe belastingen op Texel 23-12-1826

N 91 Ontvanger directe belastingen op Texel 23-12-1826 Patentzegels

N 92 Controleur directe belastingen Helder 23-12-1826

Opgave oppervlakte van Texel in nieuwe Nederlandsche landmaat te zamen 519203.32 Roeden

N 93 Gouverneur 27-12-1826 cert:

N 94 Gouverneur 27-12-1826

Door den Heer Controleur der directe belasting en de Tauxateurs der beschadigde Landerijen, veroorzaakt door de overstroming in february 1825, destijds verzocht geworden zynde, een bekwaam Persoon te willen opgeven, die niet alleen een goed Landkenner was, maar ook in het bijzonder alle de onderscheidene Eigenaars der beschadigde Landen konde aanwijzen, heb ik daartoe met goedvinden van Assessoren benoemd den persoon van H. van Heerwaarden, welke als nu heeft ingediend nevensgaande Rekening groot f 27.19, tot welkers voldoening uit de Post van onvoorziene uitgave, ik Uwe Ex: verzoek my de noodoge authorisatie te willen verleenen, met terugzending tevens der Rekening zelve.

N 95 30-12-1826 Provinciale Commissie voor Geneeskundig Onderzoek en Toevoorzicht

Geene veranderingen in het Personeel der bevoegd geneeskunst beoefenaren, echter met opzigt tot de vroedvrouwen, dat A.M. Heimans van hier naar de Zijpe is vertrokken en in derzelver plaats is beroepen Telea Breland, geadmitteerd vroedvrouw te Smilde, provincie Drenthe.

N 96 Gouverneur 30-12-1826 geene transactie

N 97 Gouverneur 30-12-1826 patentzegels

N 85a Gouverneur 30-12-1826 Getal personen welke onderstand behoeven 649, waaronder de kinderen tot het huisgezin behoorende en niet in staat om hun eigen brood te verdienen, zijn begrepen.

1827

N 1 Gouverneur 3-1-1827 zegels

N 2 Gouverneur 3-1-1827 opgave geboorten, Huwelijken en sterfgevallen

N 3 Gouverneur 3-1-1827 Uit andere Provincien:

De Weleerwaarde Heer H.L. Steinfort, predikant der Hervormde Gemeente van Oosterend, met vrouw en 3 kinderen, benevens eene dienstmeid, Vriesland

Mejufvrouw Telea Breeland, als vroedvrouw aan den Hoorn met hare Echtgenoot en drie kinderen uit de provincie Drenthe

Te Zamen uitmakende 11 personen

En dat uit deze Gemeente naar andere Provincien zijn vertrokken:

De weledele Heer J.J. Wassenaar, beroepen predikant der Hervormde Gemeente te Joure, Provincie Vriesland, met deszelfs Echtgenote, een kind en eene dienstmeid.

En

De Heer H. Altman, onderwijzer, en als zoodanig geplaatst te Rotterdam, Provincie Zuidholland, met deszelfs Echtgenote en Zes kinderen,

Te Zamen bedragende 12 personen

N 4 Gouverneur 6-1-1827 Attestatien de vita

N 5 Dijkgraaf van Texel 8-1-1827

De Heer Gouverneur dezer Provincie verlangt zoo veel mooglijk eenen nauwkeurigen Staat van alle belangrijke veranderingen en vermeerderingen in het belastbaar inkomen en in de Kadastrale aanslag gedurende de Jaren 1824, 1825 en 1826 opgekomen, ter Zake van veranderingen, amotie en aanbouw van gebouwen, om langs deze weg te beproeven eenige verandering in het Contingent der gemeentens voor de grondlasten over 1828 te trachten te verkrygen.-

Daar nu door mij wel het laatste, namelijk de amotie en aanbouw van gebouwen, doch de vergravingen der Landeryen niet kunnen worden opgegeven, welke (speciaal in 1825 en 1826) ten gevolge van de buitengewone verhooging, verbreeding en vernieuwing der Dyken, als een gevolg der doorbraak en overstroming hebben Plaats gehad, zoo verzoek ik UWEd my zoodanige opgave, zodra mogelijk, en wel uiterlyk binnen 8 dagen, te willen laten toekomen, terwijl, ingevalle ik binnen die door den Heer Gouverneur bepaalden tijd hieraan niet kan voldoen, het daarvoor zal gehouden worden als of er geene vermindering in het belastbaar inkomen, ter Zake voorschreven in aanmerking kan komen.-

N 6 Gouverneur 10-1-1827 geboorten, overlijden en huwelijken

N 7 Gouverneur 10-1-1827

N 8 Gs 10-1-1827 Koepok

N 9 idem

N 10 Gouverneur 10-1-1827 Verificatie gemeente kas

N 11 Gouverneur 10-1-1827

N 12 11-1-1827 Ontvangen f 1704.35 van de Provinciale Administratie voor welker doelmatige aanwending door ons zo veel doenlijk zorg zal gedragen worden.

N 13 President der Regtbank van Eersten aanleg te Alkmaar 20-1-1827

Registers BS

N 14 Controleur der Directe belastingen aan den Helder 24-1-1827

1 Eene opgave der vergravingen van gronden gedurende de Jaren 1824, 1825 en 1826 alhier plaats gehad hebbende.-

2 Eene opgave der Gebouwen gedurende gemeldde Jaren geamoveerd, welke niet op de Lysten die daarvan telken Jare door mij reeeds ingezonden, waren gebragt, en alzoo niet afgeschreven, vermits de belanghebbenden of gewezene Eigenaren zich hieromtrent niet aan het Gemeente Bestuur hadden geadresseerd.-

N 15 Gouverneur 24-1-1827 NM

N 16 Gouverneur 25-1-1827 Brandbluschmiddelen

N 17 Gouverneur 29-1-1827

Geene personen als vrywilliger voor de NM

N 18 Gouverneur 29-1-1827 NM

N 19 Gouverneur 2-2-1827 ontvangst f 400.-

N 20 Mil. Comm: 6-2-1827 NM

N 21 Controleur der directe belastingen aan het OS 8-2-1827

Kopij van veranderde belastingen

N 22 Gouverneur 12-2-1827

Opgave van alle de onroerende goederen die door openbare gestichten op dit Eiland zonder authorisatie zijn aanvaard en verkregen.-

N 23 Mil. Comm: 14-2-1827 verlofgangers

N 24 14-2-1827 Gouverneur,

De menigvuldige klagten over de schade, welke het groot aantal ganzen dat zich thans op dit Eiland bevindt, aan onderscheidene Boeren in hunnen gras en Hooilanden heeft toegebragt en waarin bij het alhier bestaand Reglement van de Veeschutters niet genoegzaam is voorzien, hebben de Gemeenteraad genoopt, ter wegneming van deze klagten, bij een besluit van den 16 dezer eene ampliatie op art. 13 van de Regel te moeten voorstellen [hierbij gaand].

N 25 20-2-1827 cert:

N 26 GS 20-2-1827 verhuring landeryen

N 27 Gouverneur 22-2-1827 Bank van Leening

N 28 MC 7-3-1827 reclames lotelingen

N 29 Gouverneur 14-3-1827 cert:

N 30 Gouverneur 16-3-1827 staat

N 31 Gouverneur 21-3-1827 cert:

N 32 Gouverneur 21-3-1827 zegel en leges gelden

N 33 Gouverneur 23-3-1827

N 34 Gouverneur 26-3-1827 gelden staatsblad

N 35 Gouverneur 28-3-1827 Zielen Hervormden

N 36 GS 28-3-1827 Regelement wegens eene belasting op de Honden

N 37 Gouverneur 29-3-1827 cert:

N 38 29-3-1827 Salomon Fuld, plaatsvervanger van Jan de Jong, loteling van de ligting 1826, in plaats van zijne om ligchaams gebreken gepasporteerde plaatsvervanger L. Knap Schneider.

[Jan de Jong (1807-1865) zoon van Cornelis Dirksz de Jong en Gerbrig Jans Daalder]

N 39 Gouverneur 2-4-1827 plaatsvervangers NM

N 40 GS 2-4-1827

Op onderscheidene by mij ingekomene Klagten over het groot nadeel hetwelk losloopende honden in het veld, in het tegenwoordige Tydstip dat de Schapen hunne Jongen werpen, aan de Boerenstand toebrengen als mede op het verzoek van den Gemeente Raad om daarin door den maatregel van plaatselyke Politie, in navolging van vroegere Jaren, wanneer daaromtrent zelfs eene Keure heeft bestaan, te willen voorzien, heb ik het losloopen dier honden door eene Kennisgeving, waarvan ik de Eer heb kopij hiernevens te voegen, laten verbieden, doch in plaats van het doodslaan van deze losloopende honden te bepalen zo als by onderscheidene dispositien van UEdGA, als van 27-3-1820 (Provinciaal blad n 24), 24-6-1820 (Prov. blad N 40) en 12 Juny 1822 (Prov. blad N 36) wordt gearresteerd, het geen echter in het open veld, byna eene onmogelyke Zaak is, heb ik daarop eene boete van 3 guldens gesteld, dat door sommigen, die gewoon zijn zich tegen alle goede order en maatregelen te verzetten, als eene willekeurige daad wordt beschouwd.-

Ik neem dierhalve de vryheid UEGA te verzoeken naar aanleidng van Art. 36 van het reglement op het bestuur ten plattelande, de inzending van een afschrift van deze kennisgeving in dit byzonder geval en uit aanmerking der spoed die daarbij vereischt wordt, te willen beschouwen als reeds geschied zijnde en my het berigt van den ontvangst zo dra mogelijk te willen laten toekomen, ten einde alle twijfeling ten dezen wegtenemen, en de wederstrevers tot hun plicht te kunnen brengen.-

N 41 GS 10-4-1827 GS koepok

N 42 idem

N 43 Gouverneur 10-4-1827 cert:

N 44 Gouverneur 12-4-1827 verificatie Gemeente kas

N 45 Gouverneur 17-4-1827 cert:

N 46 Gouverneur 25-4-1827 getal der Zielen hervormde gemeente

N 47 5-5-1827 Provinciale Administratie

Opbrengst collecte f 66.97.5 voor de hulpbehoevende Ingezetenen van dat gedeelte van Gelderland, hetwelk ten gevolge eener doorbraak van de Bandijk te Ochten, zoo veel heeft geleden. Ik wenschte wel dat deze som iets meerder had bedragen, doch de kwijnenden staat der veehouderij uit hoofde van de lagen Prijs der wol en schaapvee, gelijk ook de geringe verdienste van den Zeeman, schijnen geene meerdere bijdragen te hebben gedoogd.

Google: Mijn Gelderland: Aan het einde van de middag op vrijdag 2 maart was er nog helemaal niets aan de hand. Er zat wel veel drijfijs in de Waal, maar de rivier was goed op drift en het water was op dat moment nog binnen zijn zomerkaden. In de loop van de avond raakte het ijs ter hoogte van het dorp Ochten vast en binnen de kortste tijd vormde zich een enorme ijsdam die de normale doorvoer van het Waalwater belette. Binnen enkele uren liep het water de uiterwaarden binnen en stond het al snel hoog tegen de winterdijk.

'Ten negen uren stond het ten gevolge eenen opstopping, te Ochten op den dijk en bij een voortdurend wassende rivier volgde weldra een overstorting, ter lengte van ruim een half uur gaans, zoo geweldig, dat zwaren boomen uit den voet van den dijk dreven, gebouwen onder bij den dijk staande ondermijnd werden en instortten, waarbij ook een vrouw verongelukt is, zelfs eene op de dijk gebrachte en met mest geladen kar, [werd] door het mede overkomende ijs mede gevoert naar binnen. Geene pogingen tot keering van dien stroom konden baten en reeds tussen één en twee ure na middernacht bezweek het eene vak dijks even spoedig als het andere.'

N 48 Officier van Justitie Alkmaar 15-5-1827

N 49 Vrederegter Kanton Texel idem

N 50 Officier van Justitie Alkmaar

N 51 Vrederegter Kanton Texel idem

N 52 Gouverneur 15-5-1827

N 53 Mil Comm 16-5-1827

N 54 Schoolonderwijzers 17-5-1827

Opgave der kinderen an behoeftigen die het onderwijs gratis, dat is kosteloos voor hunne ouders

N 55 Vrederegter Kanton Texel

N 56 Gouverneur 23-5-1827

N 57 Opperjagermeester 30-5-1827 Anderhalve bladzijde ganzen

N 58 2-6-1827 Gouverneur [Inspectie duinen] in loco plaatsgehad.

Wij hebben alhier op den 21 Mei ll gehad den Heer Molecratius, belast met eene zending van den Heer opperjagermeester, te gevolge een besluit va ZN dato 1-8-1826 om alle Zeeweringenvan het Rijk te onderzoeken en bepaaldelijk die ook van ons Eiland in zoo verre het Konijn hetzelve vernield heeft.- Deze inspectie heeft dan ook plaats gehad.

Ik heb verzeld van eenen Assessor en de Secretaris van het Bestuur, derzelve [Inspecteur] alle noodige aanwijzingen in loco gedaan en maar al te veel aanleiding gevonden om gedachte Heer Molecotius op de toestand onzer duinen op deze en geen plaatsen opmerkzaam te maken.-

En het lijdt geen twijfel of het grooter doel van deze inspectie was althans, te zien welke de verwoestingen waren door het Konijn aangerigt- die verwoestingen zyn groot.

Het is waar, de uitgravingen door kwaadwilligen zijn daarvan alweder het gevolg. Het konijn moet worden verdelgd, de uitgravingen geweerd, maar daardoor is nog slechts de helft van het kwaad voorzien. Immers, het zijn de verstuivingen door de min zorglijke beplanting veroorzaakt, die gedurende de laatste Jaren heeft plaats gehad. Die verstuivingen zyn het nog meer die in alle opzigte de volste aandacht des Gouvernements tot zich moeten trekken en bijzonder ten aanzien der zoogenaamde Westerduinen, zooals zie zich bij de Koog bevinden.

Daar ter plaatse hebben de verstuivingen het meeste plaats gehad, zoo zéér zelfs dat van twee duinen, die te voren tot de aanzienlijkste, zwaarste en hoogste der geheele omtrek behoorden, en door hare ligging aldaar zich als een ondoordringbaar bolwerk tegen de zee verhieven, dat die twee zelfde duinen thans schier geheel geslegt en tot eenvoudige niets betekenende hoogten geworden zijn-

Dat al het omliggend land waarop voorheen altoos nog genoegzaam gras gevonden werd om hoornvee te kunnen weiden, heinde en ver, eenige voeten diep onder het zand bedolven ligt, dat eene nieuwe aanleg van houtgewas daar ter plaatse aangevangen, hetzelfde lot heeft ondergaan en is moeten gelaten worden,

Dat eene zeer ruime en 8 voeten diepe waterplas Dirkwater genaamd, die eene zeer goede visscherij opleverde en van groot voordeel daar ter plaatse was, te vollen gedempt en geheel verdwenen is,

En dat eindelijk, indien ons andermaal zulke geweldige stormvloeden te wachten stonden als in 1825, dat alsdan de gevolgen onberekenbaar zijn en welligt een goed gedeelte van ons Eiland der Noordzee ten prooi vallen zoude.

Dit nu zijn niet de gevolgen van het konijn. Excellentie, dit gedierte draagt daartoe bij, maar het is niet de hoofdzaak- deze is de verwaarlozing der duin beplanting, vooral ten evengenoemde plaatsen van sedert 18 Jaren af-

Voorheen toch, toen het Eiland zelve de duinen en wildernisse pachtte, toen maakte de helm en stroo beplanting een zeer voorname zorg uit van het toenmalig Dijksbestuur, dat de beplanting voor zijne rekening moest nemen, zoodanig was deze stand van zaken sedert 1719 tot aan 1809- Van dien tijd af kan men met waarheid zeggen dat aan de Texelsche duinen niet hoogenaamd is gedaan-

In 1815 begon men met eene duinmeijerij daarin aan te leggen, en dat nu gevoegd bij eene totale verwaarlozing der duinen gedurende zoo lange tijd moeten zijn verstoven en vernietigd.

De aanmerking toch, zo als die in der tijd is gemaakt dat duinen verlegd worden maar niet verstoven konden, deze aanmerking heeft de ondervinding genoegzaam wederlegd, en moge dit gevoelen dan al gedeeltelijk omtrent dat gedeelte der duinen die een half uur wijd zijn- ten vollen toch zijn zij verstoven en verdwenen ter boven aangeduide plaatsen-

En nogmaals gaat als nu de helm en aanvankelijk stroo beplanting niet onmiddellijk met de maatregel tegen het konijn gepaard, dan zal de ondervinding doen zien, dat het grootste kwaad is overgebleven en ons buitendien zoo zeer verachterde Eiland zal wel geheel onder het zand of onder het water bedolven raken.

N 59 Gouverneur 5-6-1827 NM

N 60 Gouverneur 5-6-1827

N 61 9-6-1827 Erfenis Maartje Maartens Dijker en Albert Dirks Keijzer 6 bladzijden. De Mennoniete gemeente was ook erfgenaam.

N 62 9-6-1827 rekest Pieter Jz Krijnen en Dirk Ariensz Eelman

Ik heb de eer uwe Excellentie hiernevens terug te zenden de rekesten door Pieter Jansz Krijnen en Dirks Ariensz Eelman achter van eigene geprivateerd aan ZM en HE G.A. de Heeren gedeputeerde Staten der provincies, en daarop, ingevolge de apostele van uwe Exc van dato 8 dezer, aan haar optemerken

Dat het mij na eene naauwkeurige onderwijzing van den Motiven in beide gedachte rekesten door de Suppl. aangevoerde en na dezelven beide te hebben gehoord en met dezelven over hunne belangen te hebben geaboncheerd gebleken is-

Dat vooreerst, wat aangaat de door de rekstranten aangevoerde Motieven, die op hen zoo niet geheel, ten minsten grootendeels, van geene toepassing zijn, en zij zich dus ten onregte daarvan bediend hebben. Immers zij beroepen zich daarin op den laag verminderden prijs van het vee en de wol.- Dit is op zich zelven waar- maar doet niet voor hen genoegzaam af,- de rekstranten toch waren niet bepaaldelijk veefokkers, dreven alzoo niet bepaaldelijk en hoofdzakelijk handel in vee of in de wol daarvan afkomende, en hadden nog veel min, uit dien hoofde de voorschreven pagt aangegaan- verre van daar zij pachtteden de duinen en het daarnevens bijliggend land hoofdzakelijk voor de duinmeijerij; het gebruik der velden van het zij eigen, het zij in de kost besteed nu was voor hen eene bijzaak- en het is daarom ook verkeerdelijk dat zij zich beroepen op de remissie door ZM verleend aan de pachters van het Eijerlandsche huis, het Zanddijkshuis en de Kwelder naardien voor dezen het geval juist omgekeer is, en de beweiding voor dezelve bij de pachting het hoofddoel- de duinmeijerij daarentegen slechts het accusive waarop niet bepaald gerekend werd uitmaakte.

Het spreekt al verder van zelve dat in zoo verre den rekestranten zich beklagen over de stroperijen door vreemden ten aanzien van den Duinmeijerij aangerigt, hoe waar ook niet de aandacht des Gouvernements of deszelfs bijzondere deelneming kan tot zich trekken-

Dit toch is niet anders dan de wezenlijke onzekere kans aan elken pacht verknocht.-

Men wist bij het aangaan der pacht aan welke gevaren van dien aard zijne werken zal te maken winsten bloot stond;- het Gouvernement verpachtte en liet aan den particulier over hoeveel pachtpenningen hij besteden wilde- De particulier pachtte vrijwillig en winst en verlies staan tegen elkander over.

Dat nu het laatste en niet het eerste het geval is geweest ten aanzien der duinmeijerij ligt bij de pachter die onbedacht te hoog gepacht heeft en niet bij het Gouvernement.

Tot dus verre derhalve komt het mij voor dat wat de rekestrant aangaat, de duinmeijerij, de rekestranten van kennelijk zich in dezelfde cathegorie plaatsen als de overige pachters hierboven genoemd- dat het is bij dit alles even klaar en duidelijk gebleken dat beiden de rekestranten ten aanzien der beweiding der gepachte velden geheel buiten hunne schuld in hunne billyke verwagtigen zijn te leur gesteld en in plaats toch dat op dezelver voor en bij den aanvang dezer pacht en dus op 1 Januarij 1821, een genoegzaam onderhoud gevonden werd voor een aantal zoo Hoorn- als Schaapvee, begonnen derzelve reeds in het volgend Jaar zoo zeer zoor het stuifzand der naast bij gelegen duinen bedekt te worden dat, zoo als bij den tweeden rekestrant D.A. Eelman bijzonder, het geval was, deze in stede van 200 Koeijen het volgend jaar slechts 50 en het daarop volgende slechts 27 als kostgangers kon opnemen; even zoo ging het ook met de eersten ten aanzien van Schaapvee;- dit zijn daadzaken en dat dit buiten hunne schuld, en van zeer groot nadeel was is duidelijk, en hadden de rekstranten hierop alleen zich gefundeerd dan zouden zij welligt meerder aanspraak op de toegevendheid des Gouverneurs hebben-

In zoo verre derhalven als het advies van dit bestuur gelden mogt zoude hetzelve daarin bestaan, dat vooral uit aanmerking van de wezenlijk geheel verachterden en verarmden toestand der Rekestranten en derzelver respectieve borgen daartevens de beste weg hierin bestaan zou het midden te kiezen.-

De eerste heeft betaald 3 1/5 van zijn verschuldigde pachtpenningen, de tweede 3 ½, volgens derzelver opgave, beider pacht loopt over 6 Jaren, aangevangen hebbende den 1 Janarij 1821 en geëindigd zijnde den 31 December 1826, bij het laatste der voornoemden Rekest vragen zij

remisse van 1/3 over 2 Jaren en finaal ontslag van de 2 laatste Jaren, te zamen is dat 2 2/3 Jaren, wanneer nu het Gouvernement besluiten kan, hen de ½ van het geene zij tot heden zijn verschuldigd gebleven kwijt te schelden en voor de andere te betalen ½ een of meerdere termijnen van betaling gaf, dan mogt men hoop voeden dat die helft aan het Gouvernement behouden blijft, daar de pachters op dit oogenblik volstrekt tot betaling buiten staat zijn, maar alleen door aanhoudende vlijt en het aanwenden van alle pogingen tot het te kort gebleven van lieverlede zouden kunnen aanvullen.

N 63 Gouverneur x-6-1827 achterstallige schulden 1813

Dat het door de rekestrant geallegueerde in zooverre waarheid is, dat hij is geweest Kastelein in de Jare 1813 aan het Oude Schild op Texel, doch dat het zeer bezijden de waarheid is, dat hij is gepersuadeerd geworden alle Militaire inkwartiering op kosten van het Rijk aan tenemen, de zaak is kortelijk deze:

Gedurende de dagen in het laatste van 1813 en de aanvang van 1814 binnen welke de verdrijving der franschen uit het vaderland plaats had, en gedurende welken tijd hier en daar eenige ongeregeldheden voorvielen, was dit laatste het geval op dit Eiland, terwijl me zich alhier nog merlelijk onder het fransch bestuur bevond, waren er eenige, voornamelijk uit de volksmenigte, die zich meer openlijk voor de herstelling der wettige orde van zaken verklaarden, en dan ook, door hunne Yver een weinig vervoerd, niet van alle ongeregeldheid waren vrij te pleiten.

De zulken dan verspreiden zich gedurende ettelijke dagen door en over het genache eiland en begaven zich in de verschillende herbergen en deeden door bedreiging deels op belofte, aldaar van sterke drank als anderszins voor zien, en maakten op die wijze aldaar een schuld van 2548.13.-

De Kasteleins nu vervoegden zich na verloop van dien tijd bij het bestuur alhier; ten einde betaling hunner vorderingen te erlangen, dan werden volstrekt afgewezen, alzoo zulks hoegenaamd niet op last des bestuurs geschied was. Vervolgens dat ZM bij besluit van 20 Junij 1816 N 120 bepaalde dat ter beschikking van het bestuur alhier zou werden gesteld f 2000.- ter gemoetkoming in die bovengemelde kosten.-

Dien ten gevolge heeft het bestuur al de respective houders der pretensien ten dezen aanzien voor zich ontboden en dezelve uitkeering gedaan van voormelde som van f 2000.- daarbij in acht nemende de meerdere of mindere billijkheid der rekeningen van voormelde Kasteleins, daar het wel geen oogenblik betoog zal behoeven ten einde uwe Ex: overtuigd zij hoedanig deze rekeningen in zulke oogenblikken worden zamengesteld; en volgens welke repartitie dan ook aan den Rekestrant W. Koolbergen is betaald f 446.30 van de 627.70 uitmakende zijne rekening.

Met zoodanige uitdeeling waren alle Kasteleins in 1816 zeer te vreden en teekenden alzoo finaal voor hun pretensien ten dezen aanzien voldaan te zijn, W. Koolbergen was de eenige die zulks weigerde anders dan bij afrekening te ontvangen, hoedanig ook hij hetzelve heeft getraiteerd, en dan ook krachtens die gereserveerde kwitantie aanspraak maakt op het resterende. Het bestuur alzoo neemt de vrijheid uwe Ex: alsnu optemerken dat:

1 Uit het hierboven aangevoerde ten volle blijkt dat het Crediet door W. Koolbergen verleend volstrekt een particulier Crediet is geweest en nimmer door eenige autoriteit is voorgeschreven of gewaarborgd.

2 Dat ZM bloot uit toegevendheid en bijzondere gunst heeft gedaan wat men nimmer van Hoogst dezelve had kunnen vorderen en dus door f 2000 aan voorn. kasteleins te geven zoo veel gedaan heeft, dat alle verdere aanspraak als hoogst berispelijk te zijn, nog beschouwd worden.

3 Dat des rekestrants vordering buitendien (alware hij per se wettig) nog bovendien zou overdreven zijn, indien hem dan naar eene zijner igen geteekende onder mij berustende kwitantie zou kompeteeren niet, zoo als hij zegt 244.- maar 180.70

Het bestuur alzoo besluit op fondament van al het vorenstaande, dat de aanspraak van den rekestrant even zeer onwaar als zij buitendien onbillijk is, naardien hij 71 percent over eene rekening van f 627.70 op zulke ooenblikken gemaakt, ontvangen hebbende, wel kan geacht worden, ten volle betaald geweest te zijn en de rekestrant dus in geen geval als bij het bestuur van dit Eiland meer ontvankelijk te zijn kan worden aangemerkt.

N 64 19-6-1827 Gouverneur, Toren aan den Hoorn en de Westen

Dat de reparatien die aan den Toren van den Hoorn en de Westen moeten gedaan worden, in geenen deele komen kunnen voor rekening van het Bestuur van dit Eiland- geen dezer beide Torens hebben de minste dadelijke nuttigheid voor ons Eiland, maar zijn alleen blijven staan om te dienen tot bakens in zee-

Immers ware dit niet het geval, en moest alzoo het Gemeentebestuur van dit Eiland die onderhouden, dan waren beide Torens reeds lange geamoveerd. Daaraan het dan ook toeteschrijven, dat de daaraan gedane reparatien nimmer voor rekening van het Bestuur genomen zijn. De laatste reparatie daaraan gedaan was groot f 1452.- welke som dan ook betaald is geworden in der tijd, door de Heeren Staten van Holland en West Vriesland, blijkens Extracten der Resolutien hunner vergadering van dato 13-6-1783, op grond daarvan, dat de Toren van de kerk van den Hoorn volstrekt nutteloos voor het Eiland, maar van het hoogste belang voor de zeevaart was, hetwelk althans van toepassing is op de Toren van de Westen, dat niets dan eene op zichzelf staande naald is, waarbij niemand alhier het minste belang heeft.

N 65 Gouverneur 20-6-1827

Kapellaan Petrus Josephus de Gard

N 66 Gouverneur 26-6-1827 Hengsten

UEd zal mij wel willen ontslaan die geheel te beantwoorden en mij daardoor de moeijelijkheid te sparen te moeten aanmerknen, dat het oordeel van Heeren gekommitteerden een weinig voorbarig is geweest, in zooverre zij hunne laatste bevinding aan het Oude Schild daaraan toeschrijven, dat ik derzelver komst op weinig prijs stelde. En met zeer weinig moeite zoude ik UEd kunnen bewijzen dat den geheelen dag een man op den uitkijk heeft gestaan ten einde zoo ras hij het Jagt in het gezigt had deze Hengsten houder te ontbieden, het geen dan ook nog tijdig genoeg zoude in orde gekomen zijn, ware wind en tij het vaartuig niet zoo bijzonder gunstig geweest, en welke dan ook op den plaats was, tot op het havenhoofd is gekomen en zelfs nog geseind heeft, nadien juist op dat oogenblik het Jacht zeil maakte en vertrok.

Hoe het ook zij- het doet mij leed en ten bewijze hoe zeer ik overtuigd ben van het belang eener betere inrigting te deze aanzien, strekte dat ik op heden eenen raad belegd heb der leden des bestuurs van dit Eiland, daarin heb voorgdragen, voor onze rekening hetzy geheel, of ten deele, eene goede en gekeurde Hengst aante koopen, nadien de thans bestaande mijns oordeels niet meer geschikt is, en geen particulier dit voor eigen rekening schijnt te willen doen,- welk voortstel dan ook bijval gevonden heeft en vertrouwe ik tegen het volgend voorjaar ten uitvoer zal gelegd worden.

Ik hoop UEd hiernevens overtuigd te hebben van het aandeel dat ik in de bevordering der Eilands belangen en de prijs die ik UEd bezoek stelde.-

N 67 opperhoutvester 26-6-1827

Vergunning ganzenjacht voor Tjerk de Vries Oosterend, Jan Zutphen Waalenburg en Dirk Daalder aan den Hoorn

Den ingelanden vertoonen mogt te mogen verdrijven.

Ik neem de vrijheid ten zelven tijd tot dit einde aan UWelgeb. voortestellen de persoon van Tjerk de Vries, wonende aan Oosterend, Jan Zutphen in Waalenburg en Dirk Daalder aan den Hoorn, deze drie vereenigen in zich de geschiktheid en oppassendheid die men bij zulke menschen moet veronderstellen; terwijl zij overigens in deze functie steeds onder mijn toevoorzigt staande, ik zoo veel mogelijk zal trachten dat alle misbruik blijft geweerd en zoodanig het goede oogmerk van den Heer Opperhoutvester bereikt worde; zullende eindelijk deze 3 personen naar ik vertrouwe dan ook wel genoegzaam zijn om binnen onze gemeente het noodig toevoorzigt te houden.-

N 68 GS 29-6-1827 Rekening en verantwoording algemeen Armen bestuur

N 69 Gouverneur 30-6-1827

Kappellaan Matot

N 70 GS 9-7-1827 driemaandelijkse staat koepok

N 71 idem

N 72 Gouverneur 9-7-1827 gene acte van trasnactie

N 73 Gouverneur 14-7-1827 Staten omtrent het Schoolwezen

N 74 12-7-1827 Aanstelling Wouterus Brouwer aan den Burg

Alzoo door Wouterus Brouwer openbaren onderwijzer te Haringhuizen in het 4e district van NH bij het vergelijkend Examen der Sollicitanten naar den Post van het openbare onderwijs aan den Burg op het Eiland Texel, de meeste blijken van kunde en bevoegdheid tot gemelden post, zijn aan den dag gelegd, gelijk Uwe Ex: bij het inzien der aanteekeningen in nevensgaande tabel spoedig zal ontwaren; zoo heb ik de Eer bij dezen de voorspraak en mede werking uwer Ex: in te roepen ten einde de nodige autorisatie moge worden verleend ter benoeming en dadelijke aanstelling van gemelde Wouterus Brouwer tot den Post van het openbaar onderwys aan den Burg op het Eiland Texel.

N 75 Gouverneur 14-7-1827

N 76 Officier van Justitie te Alkmaar 19-7-1827

Dat de bijlagen met de registers van den Burgerlijke stand over 1812 niet meer in deze gemeente berustende zijn maar door mij bij missive van den 15 Januarij 1813 N 11 met de Register zelve aan den Heer President der regtbank zijn toegezonden en welke daarvan dan ook de receptie bij missive in dato 26-1-1813 heeft geaccuseerd.

N 97 Gouverneur 20-7-1827

Weg aanleggen strekkende van Burg naar OS, f 2400- aanwezig.

N 78 Gouverneur 20-7-1827 Zetters

N 79 Gouverneur 24-7-1827

Dat de op 1-1-1814 ten laste dezer gemeente bestaande losse schulden bedroeg 2006.08

Dat de gevestigde op dat tydstip bedroegen 3300.-

Waarvan de losse schulden door deze gemeente successievelijk betaald zijn in 1817, 1818 en 1820 en de gevestigde in 1820 is afgedaan, terwijl op 1-1-1827 deze gemeente met geen schulden hoegenaamd belast was.-

N 80 Gouverneur 31-7-1827 Bank van Leening

N 81 Ontvanger der directe belasting 4-8-1827

N 82 Gouverneur 8-8-1827 Reglement op de honden

Missive van 2 april, spoed-

En alzoo tot heden een diergelijk berigt van UEdGA nog niet heeft plaats gehad en er het Bestuur aan gelegen ligt van die geene welke zich aan contracentie te dien aanzien hebben schuldig gemaakt de bij voormelde kennisgeving vastgestelde boete a f 3- op alle legale wijze te kunnen invorderen; zoo heb ik de Eer mij naar aanleiding van voormelde reglement op de plaatselijke besturen Art. 31, andermaal tot UEdGA te wenden, met verzoek de goedkeuring dier gedachten kennisgeving aan het Gemeente Bestuur alhier wel te willen doen toekomen.-

N 83 MC 10-8-1827 NM

N 84 Gouverneur 10-8-1827

Dat het waar is, dat zich binnen deze gemeente een onderwijzer met namen Willem Verberne ter sluik heeft opgedaan, zonder eenige admissie een zeker aantal leerlingen onderwijst en deze alzoo zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding der wet van 3 april 1806 op het lager Schoolonderwijs.- En het is mij aangenaam Uwe Ex: te kunnen informeren, dat door mij dan ook ten dien einde de noodige aangifte en reclame is gedaan bij Mijn Heer den officier van Justitie bij de Regtbank van eersten aanleg zitting houdende te Alkmaar en de vereischte processen verbaal zyn opgemaakt ten einde de Schuldige overeenkomstig de Strengheid der Wetten worden gestraft.

N 85 GS 14-8-1827 leges

N 86 GS 14-8-1827 bestrating langs het Oude Schil

N 87 Prov. Administratie 23-8-1827 rekest Willem Leendertsz Bakker

Dat in weerwil van alle aangewende pogingen, het mij tot dusverre niet is mogen gelukken, genoegzame inlichtingen te hebben bekomen, ten einde te voldoen aan de inhoud van UEdl appointe in dato 21-7-1827 betrekkelijk het rekest van WLB, omtrent gevonden ankers, kettingen enz, waarvan ook voor een groot gedeelte de gestadige afwezendheid van den Supp: als zeeman de schuld heeft.

N 88 Vrederegte kanton Texel 28-8-1827 Waarschuwing omtrent Honden

N 89 NM

N 90 Gouverneur 3-9-1827 Schoolwezen

Dat Wouterus Brouwer als schoolonderwijzer van den 2e rang aan den Burg alhier, op heden zijn functien heeft aanvaard-

N 91 Gouverneur rekest Willem Leendertsz Bakker

Dat op een aanvrage van den Heer Strandvonder te Enkhuizen in den jare 1826 aan Uwe Ex: is geantwoord bij missive van 5-8-1826 N 1470/3534 "Dat de bepaling van het Strandregt op den in voer van goederen buiten de stranden en gaten in volle Zee opgevischt, niet kunnen worden toegepast maar dat het tevens de grootste omzigtigheid vorderde wel toetezien, dat onder pretent van in zee te visschen, de gevondene goederen niet op de stranden en gaten zijn genomen, terwyl die goederen ook van de betaling der inkomende regten zijn gelibereerd bij Besluit van Z Ex: Staatds Raad, Directeur der In en Uitgaande regten en Accijnsen van den 29-1-1821 N 2, thans vervat in Art. 36 der algemeene wet van 26-8-1822, Staatsblad N 38 over de heffing der Regten en van In-uit-en doorvoer en der Accijnsen"; ter wijl op dien voet dan nu de Enkhuizer visschers, ankers etc: buitengaars opvisschen, en onder toe voorzigt van den Strandvonder aldaar verkoopen.

Meerder inlichting dan deze welk ik eerst den 3 dezer bekomen heb, is door mij niet kunnen bekomen worden; overigens is het mij eene aangename verpligting, Uwe Ex: nopens den rekestrant zelven, de beste getuigenissen als Braaf en geschikt burger, die alles aanwendt om eerlijk zijn brood te winnen, te kunnen afleggen; en zou het al onder Correctie, eene zekere hardheid kunnen genaamd worden voor den rekestrant, de Enkhuizer visschers te zien gebruik maken van een regt, dat hij zelve zwarigheid schijnt te maken insgelijks te mogen nemen, zonder de speciale tostemming Uwer Ex: welke toestemming voor hem van het grootste belang is na dien het geen de minste twijfel lijdt, of alhier alle winst gaat voor denrekestrant verlooren, indien hij gehouden wierd, zyne gevischte ankers op eene bepaalde plaats aantebrengen-

N 92 5-9-1827 Heeren MD Zeegers, HM Ahlé en Haagen Staat de Ziekte

circulaire met vragen

Of het UEd voorkomt, dat men de thans vrij algemeen wordende Ziekten, tot eene bepaalde hoofdsoort, en zoo ja, welke, kan rangschikken- dan niet.

N 93 provincie 7-9-1827

Nadien in de laatste dagen binnen deze gemeente een aanmerkelijk aantal zieken gekomen zijn, welk aantal door het gerucht, als gewoonlijk, nog zeer vergroot werd, heb ik het van mijn pligt geacht, daarop alle myne aandacht te vestigen, en, dientengevolge by Circulaire Missive van dato 5 dezer, aan de 3 alhier practiserende geneesheren, aanschrijving gedaan, mij onverwijld mede te deelen, het getal der zieken zich onder hunne geneeskundige hulp bevindende- als mede het karakter der ziekte, in zoo verre die algemeen zijn mogt.

De daarop ingekomen berigten zijn zeer relitionde en geruststellend, het aantal zieken door hen behandeld op dit ogenblik bedraagt geen 80; terwijl volgens hun eenparig oordeel, de aard der Ziekte bestaat in eene galachtige zuivere afgaande koorts (Febris gastuca saburralis), welke als geen de minste onrust barende kenteekenen oplevert.

Algeneeskundige hulp overigens genoegzaam voorhanden zynde, is het alleen om alle verkeerde en vaak geheel onware berigten, voor te komen, dat ik Uwe Ex: met deze onze omstandigheden bekend maken, terwijl bij de minste aanleiding daartoe Uwe Ex: door mij, volgens myne pligt, de tijdige en behoorlijke kennisgeving daar van zal bekomen.

N 94 Directeuren der Haven van Texel 13-9-1827

N 95 Prov Admin 13-9-1827 Instellingen van Weldadigheid

Dat de daarbij door U Ex: bedoelde werkplaats van liefdadigheid haren oorsprong verschuldigd is, aan het in den Jare 1819 verleenen door deze gemeente van een aan dezelve toebehorend Huis, ten einde daarin arme ieden die tot geene gezindheid behooren, en bevorens door het algemeen arm bestuur besteed werden of weekelijksche uitdeelingen in geld en tevens middelen genoten, met minder kosten mogten werden onderhouden; terwyl men terzelver tyd den zelven eenig werk verschafte, door het spinnen van garen tot zeildoek, waarvan het voordeel dan ook is ten behoeven dier inrigting.-

Nadien, deze inrigting echter geheel afhankelijk is van het algemeen armbestuur dezer gemeente, en slegts alst ware de bijzondere wijze is, waar op eene administratie hare armen alimenteerd, had men gemeend, eerst, het zelve niet onder de eigenlijke instellingen van weldadigheid te kunnen begrijpen, maar het getal der daarin onderhouden wordende armen te moeten begrijpen onder het getal der algemeene armen, voorkomend op tabel N 1 onder den titel van staat der administratie voor de Huiszittende armen in de gemeente van Texel N 13. Later echter, en naar aanleiding van het provinciaal blad dezes jaars N 54 p 3 is men te dien aanzien van een ander gevoelen geworden en heeft men begrepen, deze inrigting zoo als die thans bestaat, als eene door en van wege het algemeen armbestuur van dit Eilandm afzonderlijk geadministreerd wordende, inrigting te moeten beschouwen en als zoodanig te worden opgegeven.-

In hoeverre nu dit laatste opinie juist is dan niet, zal my zeer aangenaam zyn te verneemen, ten einde daarnaar de bij vervolg te doene opgave van dien aard, te kunnen regelen.-

N 96 Heeren diakonen der doopsgezinde gemeente aan den Burg 18-9-1827 erfenis A. Keizer

N 97 prov. administratie x-9-1827

Dat zich binnen deze gemeente, in den eigenlijke zin, volstrekt geene openbare rij- of vaartuigen, die op gezette tyden rijden of varen, zich bevinden, althans wat de eerste aangaat. Terwijl wat betreft de vaartuigen, de transporten van goederen en personen naar elders geschieden door Schippers, die zich daartoe geheel vrijwillig, aanbieden, zonder aan den minsten verpligting van afvaart of aankomst gehouden te zijn; voor zoo verre echter dit mogt nodig zijn, heb ik de eer eene lijst hiernevens te voegen van die Schippers welke op de voormelde wijze den dienst te dien opzigte waarnemen.- op welke wijze zulks niet alleen thans, maar altoos heeft plaats gevonden.

N 98 prov. administratie 18-9-1827 rekening van de Ontvanger der gemeente

No 99 Aan de Gemeente Ontvanger van Schagen

Informatie gevraagd over de belasting op van buitenaf ingebragt wordende koek

N 100 prov. administratie 21-9-1827

Dat alzoo het, op het daartoe gedane onderzoek, aan mij gebleken is, dat tot dusverre Geen onzer scholen des winters eene genoegzame en behoorlijke verwarming ontvingen, door mij de noodige kagchel met derzelve toebehoren zijn aangeschaft, ten einde, althans op de 4 Hoofdscholen aan den Burg, het Oude Schil, Hoorn en Ooster End, te kunnen geplaatst, en des winters behoorlijk gestookt te worden; terwij; het zeer gering aantal kinderen en de groote bekrompenheid der Schoolen aan de dorpjes de Waal en de Koog, geene dergelijk voorziening, althans vooreerst, minder noodzakelijk schijnen te maken.-

N 101 Heer Hoofdinspecteur van de Waterstaat 28-9-1827

Ik neem de vrijheid UWEdgestrengen bij dezen te herinneren aan deszelfs gedane belofte, te willen bewerkstelligen, dat van wege ZE den Heer Gouverneur de noodige aanschrijving gedaan worde, ten aanzien van het sloopen der nog bestaande en nu nutteloos geworden uitgangen over bruggen als anderszins aan en op den dijk van het Oude Schild alhier; er ligt nu aan den Spoed dezer verordening daardoor zooveel gelegen dewijl noodwendig door mij eenige Maatregelen van inwendige policie tot schoonhouden omtuinen door hekwerk als andersints der nu gedempte sloot moeten genomen worden, en daartoe dan ook reeds door gedeputeerde Staten gemagtigd ben, welke ik echter om verschillende redenen zoo gaarne wilde doen werken in overeenstemming met de boven gemelde vanwege Zyn Ex: zonder welke laatste het mij hoogs moeijelijk zou zyn, met goed gevolg de eerste ter handhaven.-

N 102 prov. administratie 26-9-1827 begrooting 1828

N 103 1-10-1827 Provinciale Administratie, belang van de haven

N 104 prov. administratie 4-10-1827 geene transactien

N 105 Texel 4 October 1827

Ter voldoening aan Uwe Excellenties dispositie van dato 29 September ll N 74/15110 Provinciaalblad N 108:/ heb ik de Eer te berigten:

Dat over 1825 door mij bij den agent van den algemeene Rijks Kassier, te Amsterdam, is gestort de somma van f 11.85, voor Jacob List, in het bedelaarsgesticht te Hoorn.

Dat door mij over 1826, voor den zelfden, toen in de Ommerschans, bij gemelden Agent is gestort f 17.50 terwijl over den Jare 1827 niets betaald is

Dat het borderel waarbij de eerste som ad f 11.85 blijkt, is van 5 October 1825, terwijl die van de som van f 17.50 mede in den loop van October is, doch waarvan de juiste datum te vinden is op den Origineelen titel, die bij de laatste rekening van den Gemeente Ontvanger alhier den 18e September 1827 aan Uwe Excellentie is toegezonden.

Dat eindelijk het laatste lid der dispositie heb Ca C op deze gemeente niet toepasselijk is, naar dien de quitantien over 1825 en 1826 aan den administrateur van 's Rijks Schatkist zijn overgebragt-

N 106 Officier van Justitie 9-10-1827

Nieuwe bestrating langs het OS

N 107 Vrederegter idem

N 108 GS koepok

N 109 idem

N 110 prov. adm: 11-10-1827 Beleenbank

N 111 prov. adm: 11-10-1827 Broodzetting

De reden dat de onkosten tot het bereiden van brood in deze gemeente iets hooger zyn dat in andere gemeenten in nabijheid van steden gelegen, is deze, dat de granen door de Bakkers alhier gebruikt wordende, van koren koopers worden ingekocht, en zij derhalve deze nimmer voor dien prys kunnen bekomen, als in de prijscouranten staat genoteerd; waar bij dan nog gevoegd moeten worden de transport kosten over zee en de wagen vraghten tot vervoer uit de haven naar de onderscheidene dorpen, het welk almede het geval is met de gist n de brandstoffen, daar dit Eiland dezelven niet genoegzaam oplevert, waardoor dan ook van zelfs volgt, dat de kosten der bereiding van het brood, binnen deze gemeente, iets hooger moeten zijn dan op andere plaatsen.

N 112 prov. adm: 11-10-1827 Commiezen

N 113 prov. adm: 12-10-1827 brug OS

N 114 prov. adm: 13-10-1827 brandspuit OS

N 115 12-10-1827 Provinciale Administratie, ongeluk ter zee

In de nacht van den 10den, een uur bezuiden Kijkduin, een Texelsche loodsschuit 'de Jonge Trijntje', gevoerd bij schipper Klaas Abbenis welke benevens Jan Abbenis, Gerrit Bakker, Jacob Bakker en Jan Simonsz Duinker, die alle hoogst waarschijnlijk, ofschoon derzelver lijken tot heden nog niet zijn aangespoeld, in de golven zijn omgekomen.

De schipper en zijn volk alle aan den Hoorn woonachtig geweest; welke na de regten byzonderheden die in dit ongeluk hebben aanleiding gegeven, zijn, is tot nog toe volstrekt onzeker, zoo wel schijnt waar, dat gezegde schipper zich in den avond, vóór het ongeluk plaats had, op het horen van een schot in Zee, met eene harde koelte uit het Nieuwe Diep, waar hij destijds lag, naar zee is gezeild om de nodige hulp te verleenen doch aldaar, het zij overzeild geworden, het zij door een langs gaande zee omgeslagen is-

Dit ongeluk treft des te meer, daar hier door 5 weduwen en Elf jonge kinderen in eenen zeer zorgelijken toestand worden achtergelaten; en welke dus billijkerwijze aanspraak kunnen maken op alle zoodanige ondersteuningen, als de omstandigheden dit eenigzins zullen toelaten. Bij het bekomen van meerdere en zekere bijzonderheden, zal ik de eer hebben Uwe Excellentie daarvan dadelijk te informeren.

[Oprechte Haarlemmer Courant: Texel en de Maatschappij verliezen door dit ongeluk vijf werkzame, hoogst nuttige Lieden; dit zegt veel, maar vijf Weduwen en dertien Kinderen verliezen Man, Vader, Broodwinner, verliezen alles; dit zegt oneindig veel meer! Vier Weduwen zitten thans met elf jonge, nog aan alles hulpbehoevende Kinderen, schreijende ter neder, hebben in den volsten zin des woords niets; en moeten bij den naderenden winter, van gebrek omkomen, zoo de menschlievendheid zich hunner niet ontfermt].

[Klaas Abbenes (1801-18xx) zoon van Hertje Klaas Abbenes en Jantje Jans Duijnker, in 1823 getrouwd met Antje Jans de Jong van Wieringen. Twee kinderen, geboren in 1824 en 1827]

[Jan Abbenes (1798-18xx), zoon van Gerrit Klaas Abbenes en Jantje Jans Duijnker]

[Gerrit Bakker]

[Jacob Bakker]

[Jan Duijnker (1782-1827) zoon van Simon Jansz Duijnker en Jannetje Cornelis Dekker. Verdronken in het Schulpengat, door schipper Jan Knaap aan land gebracht. Twee keer getrouwd, 1 kind dat in 1814 is gestorven]

N 115 12-10-1827 Provinciale Administratie Bank van Leening 5 bladzijden

N 116 Officier van Justitie bij de Regtbank te Alkmaar 15-10-1827

Dat in zoo verre betreft de archieven en Justitiele registers in der tijd door mij alle zijn afgegeven geworden aan de regtbank te Alkmaar en mitsdien van dien aard niets meer zich alhier bevindt, zulks echter niet het geval met de notariele protocollen.-

Wij bezitten daar van nog verscheiden van sedert eene Eeuw; het grootste gedeelte der zelven echter is door den langen tijd en waarschijnlijk min zorgvuldige bewaring, geheel of gedeeltelijk verteerd en alzoo onleesbaar geworden, die echter van later tijd zijn in vrij goede toestand gebleven.-

Het zoude mij intusschen zeer aangenaam zijn Weledel gestrengen heer! in dien wij die protocollen in onzen eigen boezem mogten behouden- immers zij bevatten niet anders dan de handelingen en wilsverklaringen der voormalige ingezetenen van dit eiland, welke te kennen, en daarin, bij voorkomende gelegenheden nasporingen te kunnen doen, voor elk ander van volstrekt geene waarde, maar voor de Texelaars derzelver afkomelingen van het hoogste belang kunnen zijn en waarom zal men dan verpligt zijn dat geene in de stad Alkmaar op eene moeijelijke en kostbare wyze te moeten gaan opsporen, wat men billijker wijze verwagten mogt, in zijn eigene gemeente, denzelve zijner familie, te kunnen vinden, gezwegen nog van de bijzondere moeijelijkheid die er voor ons als Eilanders, in gelegen ligt zodanig depot van familiebelangen alst ware aan den vasten wal te doen waar men dikwijls niet eens komen kan.

Het is derhalve om die reden Weledel gestrengen Heer, dat ik als waarnemende het belang mijner gemeente, de vrijheid neme aan Uedelgestrengen voorteslaan om, zoo mogelijk, in aanmerking dat Texel een Eiland is van waar men des nachts niet althans af kan, ten einde in zoodanige Notariele protocolle de noodige recherches te doen die wel beter alhier te laten, en alsdan daar van zoodanige Summiere Staat over te leggen ter griffie der Regtbank, als die tegenwoordige Notarissen gewoon zijn te geven van de minuten hunner predecesseuren kunnende zelfs UWelEdgestrengen dit goedkeurende, dezelve onder bewaring van den Heer Bok, notaris alhier overgegaan.

Ik neem de vryheid dit verzoek aan UWelEdelgestrengen, met aanmerking van het groote belang en gemak dat voor onze ingezetenen daarin eventueel mogt kunnen gelegen zijn ten sterkste aan te bevelen.-

N 117 Onderdir: der Marine te ND 23-10-1827

Dat voor zoo verre mij bewust is, het zedelijk en Maatschappelijk gedrag van Jacob Karsman, tot heden, in geene deele reden tot aanmerking gegeven, maar hij zich steeds als stil en rustig burger dezer gemeente gedragen heeft.-

N 118 BM Breda 27-10-1827

Navraag naar den Heer Steenbergen, gewezen secretaris van dit Eiland, wiens leven of dood mij onbewust is-

N 119 Prov. admin: 7-11-1827 rekest van Cornelis Mets

Straat OS

N 120 Waterstaat 8-11-1827 Oude Schild

N 121 Gouverneur 9-11-1827 Extracten

N 122 8-11-1827 Aan de Burgemeester van den Helder

Collecte in HD van liefdegaven tot onderstand gedurende eenige tijd der drie huisvrouwen van de bemanning van Klaas Abbenes

Dat wij begrijpen, dat aangezien de onmiddelijke en dagelijksche betrekkingen waarin de ingezetenen onzer beide gemeentens tot elkander staan overeenkomen, velen dit ongeluk met hetgeen voor 3 jaren ook eenige Uwer gemeente trof; de belangstelling eendelyks, die beide gemeenten altoos in elkanderen nemen- dit alles doet ons begrijpen dat veele Uwer gemeente gaarne zich eenen weg zouden geopend zien, langs welke zij zulke giften aan ons zoude kunnen doen toekomen, als welke op zich zelven welligt gering en der moeite eener afzonderlijke zending niet waardig, doch tot een gebragt, eene aanmerkelijke bijdrage zoude kunnen zijn.-

[wij gaven ook toen Uw gemeente getroffen werd]

N 123 GS 10-11-1827 kandidaat Raad 1828

N 124 GS 10-11-1827 idem assesoren

N 125 21-11-1827 Aan de Heer Mil Comm 3e Ress NH

absent gebleven op de inspectie der verlofgangers Witte, Michiel, Hemelrijk, Willem en Griek, Klaas

N 126 27-11-1827 Duinen en Domeingronden

Aan den Weledelen Geleerden Heere A.D.F. Gevers

In antwoord op UWelGel. schrijven van den 2 November ll, dient het volgende-

En wel ten einde de beantwoording van alle verschillende vragen zoo duidelijk mogelijk te doen zijn, in dezelfde orde als waarin die vragen gedaan zijn, en alzoo

1 Nadat de duinen en zoogenaamde Wildernissen dat is duingronden sedert den jaren 1749 tot aan 1809 steeds door het Dijkscollegie van Texel in pacht of huur bezeten waren geweest zijn dezelve sedert dien tijd 1810, als Domein aan het Fransch Bestuur overgegaan, en vervolgens door het Domein steeds aan verschillende pachters verhuurd, tot en met het einde van 1826, zijn dezelve mitsdien op dit ogenblik onverhuurd, alzoo me tegenwoordig bezig is de Duinen, als thans voor zoo veel tot zeewering nodig is voor de provincie van het Domein over te nemen, met welke commissie van wege de provincie de Heer Dijkgraaf Keijser en de Secretaris des Eilands Bok belast zijn, en welke overneming waarschijnlijk in het begin van December zal plaats hebben en zullende de Duinen alsdan waarschijnlijk door de provincie verpacht worden.-

Wordende voor als nog van de Texelsche Duinen geen grondlasten betaald.

2 Deze vraag bevat eenige moeyelijkheid op den beantwoording, alzoo de term van ziende ten aanzien van Duinen hier volstrekt niet bekend is wanneer men in tusschen daardoor verstaat begroeide, beplante duinen en in tegen stelling van blinde, raauwe onbewassen duinen kan men ten aanzien van het konijn opmerken dat die blinde of raauwe duinen volstrekt zonder konijn zijn.

3 De Maatregelen sedert 1827 genomen, om het konijn in de ziende (bewassen) duinen te vernielen, hebben bestaan in het open stellen der Jagt welke maatregelen dan ook het beste effect heeft gesorteerd, nadien er dit jaar zeker eenige duizende konijnen zijn vernietigd, en het konijn reeds nu niet meer menigvuldig en zelfs schaars is bij voorheen; terwijl men gerust mag vaststellen, dat, zoodanig voort gaande hetzelve binnen kort genoegzaam geheel zal vernield zijn.

4 De beplanting met helm heeft wel plaats gehad jaarlijks in de eijerlandsche duinen en den Zanddijk, doch het is dit jaar voor het eerst, dat de provincie zulks heeft laten doen in de Texelsche duinen; en wel voor een uitgestrektheid van 425000 Ellen en 60.000 vierkante Ellen met stroo welk een en ander is aangenomen voor f 2300.-

Of dit nu voldoende zal zijn, laat zich Moeijelijk beslissen en het zal veel daarvan afhangen of men hier mede jaarlijks zal voortgaan.

5 Daar er geene bijzondere Eygenaars zijn voor de Texelsche duinen, is het zeer nauurlijk dat er voor deze duinen ook geen bijzondere beplanting gedaan, doch voor zooverre aangaat de duinen van het Eijerland, het buiten veld, en daronder de zanddijk, zoo zijn de pachters van het Eijerland, van den kwelder en het Zanddijkshuis beide Hoeven op het buitenveld liggende, volgens het pacht kontrakt, dit jaar voor het eerst verpligt, jaarlijks gezamentlijk genomen 24000 Pooten helm of 18000 pooten stroo te planten op de voormelde duinen en den zanddijk, respectievelijk hunne pachthoeve behoorende, waar aan dan ook voldaan wordt.

6 De Gemeente van Texel hoegenaamd niets met de Duinen uitstaande hebbende vervalt deze vraag.

7 Geene aangelanden (belendend) zijn tot dusdanige beplanting verpligt evenmin als eenige andere administratie alles behoudens het geen hier boven eerder gezegd is ten aanzien der tegenwoordige pachters van het buitenveld en Eijerland.-

8 De Texelsche duinen zijn sedert ettelijke jaren geheel verwaarloosd althans sedert 1810 toen zijj domein werden. Dit jaar zooals sub. N 4 gezegd is heeft de eerste aanbesteding daartoe plaats gehad, hierover dierhalve laat zich nog niet beslissen, en aangaande de duinen van het Eijerland en de Zanddijk, zoo hebben de beplantingen welke het rijk tot dus verre heeft laten doen en waartoe nu de drie pachters van het buitenveld en het Eijerland verpligt zijn, naauwelijks zoo verre gestrekt om de duinen te onderhouden, dezelve te verbeteren, doch zoo als sub N 5 is gezegd is het dit jaar voor het eerst dat de pachters dit doen moeten en geschieden de beplanting als dan in de nieuwe duinen.-

9 Er is op de Eijerlandche duinen wel met stroo geplant, hoeveel echter is ons onbekend, de reden waarom meenen wij is om dat het Stroo niet afgegeten wordt door het konijn, en de helm om te pooten aldaar zeer schaars te leveren is bovendien behalve de 425000 vierkante Ellen met helm nog 60000 Ellen met stroo moet worden beplant.

10 Nimmer hebben er eenige beplantingen zoo als hier gevraagd wordt plaats gehad, doch wel is door middel van teenen gordingen ofwel schuttingen de geheele thans zoo kolossale

Zanddijk daargesteld het welk echter na men zegt reeds voor twee Eeuwen geschied is.-

11 Zooverre ons bewust is nimmer.-

12 De afneming en aanwas van het strand en duinen is letterlijk, zeer ongelijk, er zijn plaatsen waar het strand in de laatste 20 jaren zoodanig is afgenomen, dat daar waar men te voren eene groote uitgestrektheid had, thans eene diepe zee staat, dit geldt vooral ten aanzien van de stranden bij den Hors aan de Zuid West kant van Texel, achter de Koog en op de Noord en Noordoostpunt van het Eijerland.

Men zoude daartegen moeijelijk de plaatsen kunnen aanwijzen waar de stranden zijn toegenomen en dit is altoos bepaald toeval, de afneming de toeneming is (zoo deze al ergens plaats vindt) oneindig overtreft en voor het geheele Eiland welligt eens noodlottig worden.-

13 Zulk eene kaart bestaat onzes wetens niet.-

14 Er is thans geene keur meer in werking tegen de vernieling en uitroeijing van helm Boomen dan in eene oude van 22 Oct. 1822 waarvan kopij hiernevens gaat geheel in ongebruik.-

15 Zulks Hangt veel af van de meer of min hevige Stormen en bepaalde winden en het gebeurt dan ook wel dat in het eene Jaar de moeite van het vorige Jaar verloren gaat.

16 Het lijdt onzes oordeels geen twijfel of alle vee doet schaden in het duin aan de beplanting, waarom dan ook bij de pacht kontrakten het Hoornvee en de paarden worden uitgesloten, het bepaalde getal daarvan is niet optegeven, daar zulks nimmer het zelfde is.-

17 Deze opmerking is tot heden nimmer gemaakt ofschoon het bij deze vraag gevoerde xx

in onzes oordeel zeer veel waarschijnlijkheid voor zich heeft.-

18 Ons is van de zoogenaamde Regels erg weinig of liever niets bekend, zoo zooveel is zeker dat er nimmer verschillen hebben bestaan of plaats hebben tusschen het Domein en de Eigenaars, daar de Duinen geene bijzondere eigenaars zooverre wij weten ooit gehad hebben.-

19 De Vrouwen worden hier nimmer tot dezelve arbeid gebruikt, de dagloonen derhalve zouden in deze tijden welligt voor 70 en 75 centen worden aangenomen; terwijl die der jongens 50 centen door elkander genomen niet zal te boven gaan.-

Hier mede hebben wij zoo veel in ons vermogen is de voorgestelde punten beantwoord en waren wij in de gelegenheid UwelGel. daarvan meer te zeggen. Wij zouden zulks gaarne doen. Dit alleen voege wij hierbij, dat elke poging om onze duinen in eene beteren staat te brengen ons niet alleen hoogst welkom zal zijn, maar ook voor het belang van het Eiland zeer wenschelijk is.-

N 127 Prov. admin: 27-11-1827 verlofgangers

N 128 GS 29-11-1827 vacatures gemeenteraad

N 129 Prov. admin: 4-12-1827 overlijden Jacob Fredrick Steiner

N 130 5-12-1827 Aan de Kommissie van Landbouw Noord Holland

Zonder ons te willen ophouden, met de beantwoording van het eerste gedeelte Uwer Missive van den 31 October ll, wier toon ons, als plaatselijke Autoriteit, hoogst zonderling toescheen, willen wij liever, dit meer particulieren verschil, met stilzwijgen voorbij- en tot de zaak zelve overgaande, overeenkomstig UEd last, waartoe de bestaande wet aan UEd de bevoegdheid toekent, heb ik den houder van den eenigen, op dit Eiland thans bestaande hengst gelast, denzelven te doen snijden, die echter mij, na verloop van een paar dagen, kwam berigten, dat de man, die op dit Eiland gewoonlijk deze kunst bewerking verrigt, aarzelde, om nu, in het vergevorderde jaargetijde, dit nog te verrigten; en verzocht derhalve, dat dit overeenkomstig Art 9 (3e lid) der wet van 7 Julij 1820, door eenen deskundigen, van wege de Kommissie van Landbouw, mogt geschieden; welk verzoek dan ook door mijn intermediair ter kennisse is gebragt bij het lid der Kommissie dezer provincie, den Heere A: Holland, bij missive van dato 16 Nov: ll, dan waar op heeden nog geen antwoord door mij is terug bekomen.

Ik heb intusschen den Hengsten houder stipt verboden, zynen hengst immer weder te doen dekken, en heb dus door dit een en ander voldaan aan de voorschriften die de wet mij oplegt.

Wat nu aangaat UWEd advis- het door ons genomen besluit, van voor rekening dezer gemeente eenen hengst te koopen- nog dadelijk ten uitvoer te leggen, zoo dat hier op, dat wij ons dadelijk daarmede vereenigd hebben, en ik dan ook reeds, zoo wel by boven gemelde missive van 16 Nov: ll aan den Heer Holland als by een lid van de Kommissie van Landbouw in de provincie Vriesland, de nodige demarches heb gedaan; welke eerste missive echter, als gezegd is, onbeantwoord gebleven, terwyl de laastste aanleiding zal geven, tot verdere Onderhandelingen en, kan dit, in aanmerking van het saisoen, nog geschieden, tot dit nog dit jaar koopen van eenen goeden hengst; doch mogt dit, uit dien hoofde, zoo als zeer mogelijk is, niet meer kunnen geschieden, dan zoo vroeg mogelijk in het voorjaar:

Ten aanzien echter van 2 of meerder hengsten aanteschaffen, zoo zal UWelEdel wel willen toestemmen, dat het onze zaak is te beslissen, wat het financieel van ons Eiland gedoogt dan niet; en moet onze aankoop zich alzoo ofschoon wij het niet van meer dan eenen hengst te bezitten, geradelijkst kunnen voor als nu tot eenen hengst bepalen, die dan ook voor de behoeften van dit Eiland volkomen genoegzaam is.

N 131 Gouverneur 5-12-1827

Geen bezwaar de twee in Ommerschans verblijvende personen ten laste te brengen dezer Gemeente.

N 132 Kerkmeesteren der hervormde gemeente aan Oosterend 6-12-1827 Begrafenissen

N 133 Gouverneur 7-12-1827 Naamteekeningen

N 134 Gouverneur 8-12-1827 patentzegels

N 135 Dijkgraaf van Texel 8-12-1827 consideratien rekest C. Mets

N 136 Vrederegter van Ameland 8-12-1827

D. Angelbeek hier onbekend

N 137 8-12-1827 GS

Dat zich binnen deze gemeente geene Kinderen bevinden, bestemd om naar de Etablissementen der Maatschappij van Weldadigheid te worden opgezonden

getekend Reinbach en BOK

N 138 8-12-1827 Gouverneur, concept belasting op brandhout

N 139 12-12-1827 Aan de Heer D.C. Gevers, duinbeplanting,

Dat geene zoodanige post bestaat als waar van in het 1e lid dier missive gesprooken wordt en dat wat betreft de beplanting per 24000 poten helm of 18000 poten stroo, de onkosten derzelven, zoowel voor het zich aanschaffen als vervoer en planting, zamen berekend te worden een 100 gulden te bedragen. BOK

Tot en met 21-12 getekend BOK

N 140 Kerkmeesteren der verschillende gemeenten 14-12-1827

Voor den 17e dezer optegeven ter secretarie-

1 Het beloop van datgeen, het welk Uwer kerk gedurende de laatste 10 Jaren heeft genoten van het begraven zoowel in de kerk, als op het kerkhof, onverschillig waaruit dit voordeel ook voortvloeije.-

2 Het getal lijken dat in die 10 Jaren begraven zijn zoo in de kerk, als op het kerkhof.-

N 141 Gouverneur 18-12-1827 gevestigde schuld

N 142 Kerkmeesteren der hervormde kerk aan het Oudeschild 22-12-1827

Alzoo wij geinformeerd zijn, dat UEd in onderhandeling zyt, met de eigenaar van zeker stuk land op den Hoogenberg liggende, heb ik de Eer UEd kennis te geven, dat op den Hoogenberg geene begraafplaats mag worden aangelegd om wijze redenen, weshalv UEd hiervan kennis bekomt ten einde daarnaar Uwe maatregelen te nemen.-

N 143 GS 21-12-1827 Bank van Leening

N 144 Gouverneur 21-12-1827 Rijksmiddelen Pensioen van Jan Visser

Overleden alhier gepensioneerd geweest met een somma van f 45.-

N 145 Gouverneur 21-12-1827

Nevensgaande stukken te rug te zenden, met Extract uit de Geboorte registers waaruit consteert, dat Lammert Mooy tot deze gemeente behoort.-

N 146 P. Langeveld 21-12-1827

Benoeming in de Raad

N 147 Schoolonderwijzers 24-12-1827

Opgave van kinderen die gratis, dat heet kosteloos voor hunne ouders, Onderwijs genieten

N 148 Gouverneur 27-12-1827 Attestatie de vita

N 149 Gouverneur 27-12-1827 rekest Klaas Mossel

Dat het verlies van zijn vaartuig in den storm van 1 November ll, met het geen daarbij behorende was, kan begroot worden op ten minsten 500 Guldens.

Dat het overigens ten volle waar is hetgeen door den relkestrant wordt aangevoerd ten aanzien van deszelfs bijzondere omstandigheden-

Dat hij als naarstig braaf en tegelijk Rampspoedig burger man en huisvader ongetwijfeld alle ondersteuning verdient, terwijl eindelijk ik den zelven in alle opzigten aan de gunstige intentie van Uwe Ex: durf aanbevelen.-

N 150 GS 28-12-1827 Anderhalve bladzijde begraafplaatsen

N 151 Gouverneur 30-12-1827 staat der bevolking

N 152 Gouverneur 31-12-1827 geene actens

N 153 31-12-1827 Geneeskundig verslag

Dat als Eilandsdoctor is beroepen en zich heeft gevestigd G. Zegers uit de gemeente Beest te Gelderland, alsmede dat de Plaatselijk D: C.F. Rechlien is beroepen te Staveren, en eindelijk dat de vroedvrouw van het Oude Schild Klaasje van Gent in het begin van dit jaar is overleden. BOK

N 154 Gouverneur 29-12-1827 Jaarlijksch verslag

1828

N 1 Gouverneur 3-1-1828 zegels

N 2 Prov. admin. 3-1-1828

Ingekomen G. Zegers, vrouw en 2 kinderen uit Gelderland

Vertrokken C.F. Rechlien naar Vriesland met vrouw en 3 kinderen

De Heer Metz, Ontvanger van Registratie met moeder naar Zuid Holland

En Mevr. de weduwe S.T. Beets en hare dochter naar Antwerpen

N 3 Prov. admin. 3-1-1828

Geboorten, huwelijken en sterfgevallen

N 4 Prov. admin. 3-1-1828 staat van sterfgevallen

N 5 BM Grootebroek en Lutjebroek 4-1-1828

Jan Spek is hier onbekend

N 6 Prov. admin. 9-1-1828

Verificatie kas plaatselijke Ontvanger

N 7 Prov. admin. 9-1-1828

De aankoop van kagchels met hun toebehoren tot verwarming der Schoollocalen, ingevolge Uwe Ex: dispositie van den 19 July ll N 89/9385 Prov: blad N 16 in het vorige Jaar alhier plaats gehad hebbende, heeft bedragen blijkens de hierby gevoegde Rekeningen eene Somma van f 146.30 waarvoor geen Post op de begrooting is vastgesteld;

Ik verzoek Uw Ex: mitsdien aan my de nodige autorisatie te willen verleenen om deze som uit den Post van onvoorziene uitgaven voor den dienst van 1827 te mogen uit betalen.

N 8 BM Helder 9-1-1828 NM

N 9 BM Amsterdam 9-1-1828 NM

N 10 GS 9-1-1828 tabellen instellingen weldadigheid

N 11 10-1-1828 Provinciale Adminstratie

Dat de persoon van Jacob List tot deze Gemeente behoort en reeds vroeger in de Ommerschans is opgenomen geworden.

N 12 Provinciale Adminstratie 13-1-1828

Zielen Hervormde kerk OS

N 13 Provinciale Adminstratie 13-1-1828

Zielen Hervormde kerk Hoorn

N 14 Provinciale Adminstratie 13-1-1828

Zielen Hervormde kerk Waal en Koog

N 15 Provinciale Adminstratie 18-1-1828

Staatscourant

N 16 BM Helder 21-1-1828 W. Klein

N 17 Provinciale Adminstratie 22-1-1828 Geene vrijwilligers NM

N 18 24-1-1828 Certificaat van voldoening aan de Nationale Militie,

O.a. voor Jan Daniels Klaassen, fusilier 10 Afd 1 Batt 4 Komp

Pieter Landzaat was plaatsvervanger voor Jacob Dalmeijer ligting 1822

N 19 Mil. Comm: 24-1-1828 NM

N 20 GS 24-1-1828 koepok

N 21 idem

N 22 Provinciale Adminstratie 25-1-1828 NM

N 23 Provinciale Adminstratie 25-1-1828 Nalatenschappen

N 24 NM 22-1-1828 Willem Klein

N 25 Gouverneur 28-1-1828 begroting

N 26 Prov. Adm: 28-1-1828 rekest Klaas Mossel

N 27 Schoolcommissie 28-1-1828 Tractementen schoolmeesters

W. Brouwer 650, P. de Ridder 650, J. Visser 400, JP Bouma 400, A. Visser 300, H. Bakker 300, H. Smit 210.

N 28 Mil. Comm: 6-2-1828

N 29 Mil. Comm: 8-2-1828

N 30 Dijkgraaf 9-2-1828

Dat aangezien er op gisteren de vereischte opening aan mij gegeven werden omtrent de rekening en verantwoording van het geen nopens de demping van de Sloot van het Oude Schild, met het gene daaruit verder is voortgevloeid, alle verdere conferentien ten aanzien der verantwoording van UED penning meester welke niet meer dan provisioneel kan geacht worden, en alzoo voor geene finale afsluiting vatbaar is, besloten en vooreerst onnodig.

Overleg.

N 31 GS 14-2-1828 zie Notulen

N 32 prov. adm. 15-2-1828 Klaas Mossel

N 33 Dijkgraaf 15-2-1828 sloot OS

N 34 Jan Klein, Helder 15-2-1828

Aanschrijving wegens niet Opruimen grond enz van gesloopte schuur OD

N 35 Cornelis Mets 15-2-1828

N 36 GS 23-2-1828 openbare scholen

N 37 Circulaire 23-2-1828

N 38 GS 29-2-1828 aanbesteding

N 39 NM

N 40 idem

N 41 idem 19-3-1828

N 42 prov. adm. 19-3-1828

N 43 GS 21-3-1828 GS f 51.99 voor de Maatschappij van Weldadigheid

N 44 prov. adm. 21-3-1828 overlijden Heer Steiner

N 45 Heer Schol ontvanger der belastingen 21-3-1828

N 46 idem overlijden JF Steiner

N 47 Gouverneur Cornelis Mooijen

N 48 Prov. adm. 21-3-1828

N 49 Gouverneur 23-3-1828 rekest Albert J. Keijser en van P.J. Krijnen en Dirk A. Eelman. Zij kunnen de pacht niet betalen, de verwachte opbrengst is uitgebleven.

Dat van Krijnen en Eelman is de eerste volstrekt onvermogend, de tweede, ofschoon nog eenig weinig Schaapvee bezittende, overladen door schulden is, niets te bekomen.

Aangaande de rekesten van Albert J. Keijser en van P.J. Krijnen en Dirk A. Eelman, heb ik de eer te berigten en wel eerstelijk omtrent dat van Albert Jansz Keijser-

Dat al het genedoor den rekestrant bij het rekest is gezegd geworden, overeenkomstig de waarheis is.- De berekening bij het aangaan der pacht van deszelfs vader is gegrond geweest op de toenmalige waarde van 't Schaapvee en de daarvan voortkomende wol; de voor Texels landbouw zoo zeer drukkende belasting op de ingevoerde wol in Frankrijk, welke door niemand bij mogelijkheid konde voorzien worden, is, korten tijd na het aangaan dezer pacht, gelegd wierden, en is daar door des rekestrants vader wel

x

en van P.J. Krijnen en Dirk A. Eelman

en alzoo x

N 50 24-3-1828 Provinciale Administratie,

De eenige Hengst hier is afgekeurd, hoe nu. Een goede aanschaffen?

Alzoo het bezit van eenen in alle opzigten bekwame en goedgekeurden hengst voor dit Eiland, eene zeer nuttige en x

N 51

N 52

N 53 prov adm. 10-4-1828 kanalen enz

N 54 11-4-1828 Provinciale Administratie, Hengst, 2 bladzijden

Dat ik met dankbetuigingen erkenne de zorge van Uwe Ex:, ten einde in de aankoop van eenen dekhengst te voorzien in de behoefte te dien aanzien te voorzien, door eenen hengst uit de Rijks stoeterij te Borculo te doen komen; dan dat ik dan echter niet kan nalaten te blijven volharden bij mijn gedaan verzoek x

N 55 prov. adm. 12-4-1828 sloot OS

N 56 12-4-1828 Gouverneur

Aankoop der Brouwerij geschikt om tot een algemeene werkplaats te worden ingerigt

N 57 prov. adm. 14-4-1828 Johannes Peters op 9 april alhier overleden

N 58 prov. adm. 14-4-1828 transactien

N 59 prov. adm. 14-4-1828 griffier vredegeregt

N 60 prov. adm. 14-4-1828

Dat het overgroot en nog steeds toeneemend aantal armen en lediglopers binnen deze gemeente, reeds sedert eenen geruimen tijd ons naar de gelegenheid heeft doen omzien, ten einde, op eene geschikte wyze, de zoodanigen, welke werk mogten begeren, en niet konden vinden, eenigenhanden arbeid te kunnen verschaffen.

Wij meenen dat deze gelegenheid daartoe thans heeft opgedaan.- De eigenaren van een zeker gebouw, de Brouwerij genaamd, even buiten den Burg gelegen, zijn voorneemens hetzelve te verkoopen; het zelve is zeer ruim, en ofschoon het eenige vernieuwing en verandering vordert, uitermate geschikt, om tot eene algemeene werkplaats te worden ingerigt.

Ons voornemen was alzoo, de bestaande werkplaats voor liefdadigheid, welke bestemd is, ten einde garen voor Zeildoek te spinnen, thans aan den Hoorn gevesrigd, doch welke om de afgelegenheid der plaats, waardoor dan ook de Directie dier werkplaats niet zoodanig kan worden gesurveilleerd, als wel anders het geval zoude kunnen zijn bij meerder nabijheid, als mede ook om reden der ondoelmatigheid van het gebouw, dat gehuurd moet worden, zeker volstrekt niet voldoet aan het oogmerk, dan zeggen wij, die werkplaats overtebrengen naar het voornoemde gebouw, dat midden in de gemeente gelegen, eenen iegelijk toelaat, derwaards te komen, bijzonder die aan den Burg woonachtig zijn en alwaar zich het grootst aantal ledegangers bevindt- en waardoor wij in staat gesteld zijn, de inrigting, de werkzaamheden en het bestuur dier werkplaats dagelijks nategaan en op alle mogelijke wijze te bevorderen.

Wij hebben te dien einde door den Eilands architect doen opnemen, de wezenlijke waarde des gebouws, volgens bijgaande opgave, de koopprijs moet zijn f 600, volgens de uiterste verklaring der Eigenaren, terwijl als dan eenige grond zal dienen te wordenaangekocht, ten einde eenen toegang te verschaffen tot het zelve gebouw over het daaromliggende land, dat plus minus een f 100.- bedragen zal.

Wij verzoeken alzoo, met overleg van onzen gemeenteraad, aan Uwe Ex: ons wel te willen autoriseren, deze koop te mogen aangaan, voor den vermelden prijs; en vervolgens bij publieke aanbesteding het daaraan te verrigten werk, ten einde dit gebouw op eene voegzame en doelmatige wijze interigten, te doen aannemen onder nadere approbatie van UWelEd: Ex: als mede om de gelden voor dit een en ander te vinden uit het overschietende der oude verpondings gelden, na dat daaruit het aandeel dezer gemeente zal bepaald zijn voor de bestrating aan het Oude Schild waartoe de nodige autorisatie aan Uwe Ex: bij onze missive van 12 April N 55 verzocht is.

14-4-1828 Idem f 600 en f 100 grond erbij

N 60a Numan, Schoolopziener 15-4-1828

Dat ik dadelijk door den Eilands architect alhier eene tweeledige opneming der kosten heb laten doen, die vereischt zouden worden, eens deels tot het Herstellen en vergrooten van het nu bestaande Schoollocaal, met bijvoeging der koopschat, die het zelve in den Staat waarin het nu is, zoude moeten gelden, als zynde hetzelve het eigendom der Hervormde gemeente van het Oudeschild, totaal f 2054.-

Nieuwbouw f 3200.-

N 61 prov. adm. 14-4-1828 Armwezen

N 62 prov. adm. 15-4-1828 Godshuizen

N 63 prov. adm. 15-4-1828 Alg. weeshuis

N 64 17-4-1828 rekest P.J. Gordijn

sterke drank, naar Straat Davids geweest met de verongelukte walvisvaarders en sedert eenige maanden weer hier. Weer als arts werken? Beter bij de Marine enz.

Dat wat aangaat de persoon zelve, het meer dan bekend is, dat dezelve zich voorheen op eene verregaande wijze heeft te buiten gegaan in den Sterken drank, ten gevolge waarvan dan ook eindelijk, zooals ook door hem wordt bijgebragt, door Heeren GS aan hem de uitoefening zijner practijk is opgezegd.

Dat hij vervolgens, na nog eene reis naar de Oost Indien gedaan te hebben, met den Commandeur van den verongelukten Walvischvaarder Harlingen naar den Straat Davids is geweest, en nu sedert eene weinige Maanden zich weder binnen deze gemeente bevindt.

Of de rekestrant nu wezenlijk en geheel is terug gekomen van zijne onmatigheden, of men zich genoegzaam zoude kunnen verzekerd houden, dat, vooral bij meerdere ruimte van financien, de oude Ziekte niet wederom zoude opkomen, is zeer moeijelijk te beslissen.

Dat hij gedurende dien tijd zich aan den drank heeft te buiten eggaan, in eenen bepaalden zin genomen, geloof ik wel niet, althans heb daarvoor geene genoegzame bewijzen kunnen vinden, doch even zeer ontbreekt het niet aan dezulken, welke menen dat de rekestrant nog op lange na, geen vijand van den drank geworden is.

Wat toch betreft het door hem overgelegde attest door eenige ingezetenen van dit Eiland geteekend, zoo zal het onnodig zijn Uwe Ex: optemerken, hoe weinig zoodanig een stuk bewijst, verre weg het grootste aantal der teekenaren behoort tot de mindere burger-klasse, behoudens alle achting overigens voor de zelve, zoo weet men toch wel bij ervaring, hoeveel het Medelijden, eene zekere vooringenomenheid, die welligt aan deze of gene door den rekestrant in vroeger dagen gelukkig volbragte kuur te danken is, en eindelijk eene sterke aan houden, vooral bij die klasse genoegzaam is, om zooveel die teekenaren te bekomen als men slecht oordeelt.

Hoe dit intusschen zij- ik gevoel het harde voor den rekestrant, afgewezen te worden, wanneer hij wezenlijk de wil en het voornemen had, zich grondig van dit misbruik te beteren, en dan ook daartoe anders in staat was. Aan den anderen kant huiver ik echter den onzekere uitslag hiervan te voegen, vooral daar wij volstrekt geen behoefte aan nog eene Heelmeester hebben, zoude er echter geen middel te vinden zijn, waardoor men gelegenheid gaf aan den rekestrant, het beste xx lijk onze gemeente behoeden, voor een eventueel nadeel.

Er is, zoo als bekend is, een wezentlijk gebrek bij ZM Marine aan Scheeps Doctoren en Heelemeesters; de rekestrant heeft te zee gevaren, en is dus reeds met dat Element bekend, wanneer nu het Uwe Ex: konde behagen den rekestrant te willen voorslaan, dat hij pogingen aanwendde, om in eene kwaliteit, geevenredigd aan zijne kunde bij ZM Marine geplaatst te worden, en in dat geval den zelven wel van Hare aanbeveling te willen verzekeren; zoude dan op die wijze niet kunnen voorzien worden, en ik de behoefte van den rekestrant en den zelven veel nuttiger in de Maatschappij doen werkzaam zijn, dan denzelven het gedane verzoek gaaf weg toetestaan!

Want, Uwe Ex: vergunne mij nog ter zelver tijd op te merken, indien den rekestrant wederom vrijheid gelaten wordt, hier de practijk uit te oefenen, zoo kan het niet anders zijn, dan ten naddeele van onzen Eilands Doctor, die niet alleen met goedvinden, maar zelfs op aanbeveling van Uwe Ex: en HEGA GS, door ons alhier beroepen is; die thans reeds, nadien er nog buiten hem 2 Heelmeesters alhier de practijk uitoefenen, moeite heeft zijn aandeel daarvan te bekomen, en der halve gevaar loopt ook die practijk welke hij thans bezit nog te zullen zien verminderen, wanneer de rekestrant, die onder de Mindere klasse wel invloed heeft en daar en boven met veele onzer ingezetenen tot de RC godsdienst behoort, nog daarnevens komt; en aan wien het dan toch op zijne zachtst genoomen- hoogst wisselvallig is; of hij wel wezenlijk zoo geheel van zijn verderflijke neiging is teruggekomen als hij voorgeeft.

Wanneer echter Uwe Ex: vermenen mogt, niet in de door mij gedane voorslag te kunnen treden; en den Rekestrant zijn verzoek te moeten accorderen, is intusschen altoos mijne Ernstige bede- (voor het belang mijner gemeente) dat de rekestrant, als gedurende een langen tijd zonder bepaalde practijk geweest zijnde, aan een nieuw Examen moet worden onderworpen, waardoor men ten minsten van deszelfs wezenlijke bekwaamheid moge verzekerd zijn.

Petrus Josephus Gordijn (1782-1837), geboren in Amsterdam, gestorven in Oudeschild. Getrouwd in 1813 met Neeltje Cornelis van der Schans (1799-18xx) van Oudeschild. Het eerste kind was bij het trouwen al ruim 3 maanden oud. Totaal 4 kinderen.

N 65 en 66 17-4-1828 GS, vaccinatien

N 67 22-4-1828 Predikanten, bidden voor zwangere Princes Frederik der Nederlanden

N 68 23-4-1828 Heer Directeur van 's Rijks Stoeterij te Borculo

Brenger dezes is Jan Bakker, die de 2 Hengsten van de Stoeterij te Borculo die aan het Gemeente Bestuur van Texel zullen worden afgestaan, komt ophalen. Met een begeleider van de Stoeterij.

N 69 Jan Klein te Helder 28-4-1828 gesloopte schuur

N 70 GS 28-4-1828 Bank van Leening

N 71 Borculo 5-5-1828 Attila en Rszwuski zijn hier aangekomen

N 72 4-5-1828 Aan de WelEd Heer A. Holland, lid der Komm van Landbouw in het Noord Hollandsche

Opgave en beschrijving van [de hengsten] Friso, Attila en Rszwuski

N 73 5-5-1828 Aan de WelEd Heer A. Holland, lid der Komm van Landbouw in het Noord Hollandsche

Dat de Hengst van C. Wuis is door de Heer Veearts Hofman den 2 mei gesneden, en is daarna gestorven. De Hengst zou volgens de veearts f 200 waard zijn en Wuis wil geld. Wat nu?

N 74 Gouverneur 6-5-1828 rekest C. Metz OS

N 75 NM 9-5-1828

N 76 Jan Koopman Opzigter van de Werkplaats van liefdadigheid aan den Hoorn 12-5-1828

Dat ons voornemen is op 1 October aanstaande de administratie van den thans onder Uw opzicht staande werkplaats van liefdadigheid aan den Hoorn en tevens de werkplaats zelve naar den Burg over te brengen mitsdien UEd in Uwe betrekking als opzigter over die inrigting, tegen dat tijdstip, gratieuselijk te bedanken; voorbehoudende echter aan ons, U de vrijheid te laten, van het door U thans bewoond wordende huis, nog gedurende eenige tijd, na 1 October gratis het gebruik te laten- zullende wij voor het overige zorgen, dat de tijd tot, en wijze van verdere regeling van een en andere werkzaamheden tot deze verandering betrekkelijk, aan U behoorlijk worde openbaar gemaakt.

N 77 GS 10-5-1828 Nachtwagtwezen

N 78 20-5-1828 Aan ZKH Prins Frederik der Nederlanden & Comm: van Oorlog,

Paardenfokkerij, 4 bladzijden.

Sedert eenen geruimen tijd is het bestuur van dit Eiland bedacht geweest op Middelen, om de alhier geheel verwaarloosde paarden fokkerij, op te beuren, het bestaande ras te verbeteren, en daar door, zoo wel de heilzame bedoelingen van ZM in de hand te werken, als ook deze gemeente, bij vervolg wederom zoo veel mogelijk voordeel trachten te verschaffen.

Na hierover met de Commissie van landbouw dezer provincie te hebben gecorrespondeerd, begreep het bestuur van dit Eiland, van eene zich aanbiedenden gelegenheid te moeten gebruik maken, en eene uitmuntend zwarten 3 jarigen Hengst van Vriesch ras, te moeten aankoopen, als waardoor men zich vleijen kon, het voorgestelde oogmerk te zullen bereiken, niet twijfelende of het inmiddels dadelijk gedaan verzoek tot autorisatie dier aankoop aan ZEx den voormaligen Heer Gouverneur ban NH, zoude worden toegestaan.

Dit intusschen was het geval niet. ZEx erkende bij missive van 26 Maart ll N 111/4606 de volstrekte behoefte van deze onderneming, op dit voor de paarden fokkerijen zoo geschikt Eiland; dan vermeende, uit aanmerking der tegenwoordige slechten financieelen toestand dier gemeente, deze uitgave voor het Eiland te kunnen besparen, door bij het Gouvernement pogingen aantewenden, ten einde de zoo als op andere plaatsen, in deze te voorzien uit de Rijks Stoeterij de Borculo, in onze gemeente gedurende eenigen tijd een hengst geplaatst wierde, als wanneer zulks geheel kosteloos voor de gemeente en voor de houders van Merrien zoude zijn.

Bij eene volgende Missive echter van 21 April ll N 111/6000 berigtte ZEx, dat het Gouvernement 2 Hengsten van 's Rijks Stoeterij te Borculo aan Texel gratis had toegestaan; met verzoek verder, die op de meest doelmatige wijze, van daar te doen afhalen en herwaards te voeren.

Hieraan werd voldaan, en den 3 Mei ll bekwamen wij de 2 Hengsten uit 's Rijks Stoeterij te Borculo Atilla en Rszwuski, de eerste oud 13, de tweede 15 jaren- beide van vreemd ras.

Het voorn: Bestuur vermeende nu intusschen, dat die Hengsten aan deze gemeenet waren afgestaan, geheel overeenkomstig de voorschriften van het reglement van 's Rijks Stoeterij, van 2 Junij 1826 N 115, en bepaaldeijk van art. 627 van hetzelve; zoodat dan ook deze gemeente aanspraak mogt maken op de gunstige dispositie van ZM bij omschreve reglement in art. 14 en 17 vervat, en de daarbij voorgestelde premien van p 60 en 20 zoude kunnen bekomen.-

In antwoord echter op eene Missive van dato 5 Mei ll N 71 tot Elucidatie hieromtrent, door dit Bestuur aan den Heer Directeur der voormelde Stoeterij geschreven, werd gemeld, blijkens Missive van dato 12 Mei N 565; dat vermits de aan de gemeente van Texel afgestane Hengsten Atilla en Rszwuski, niet vielen in de termen van Art. 6 en 7 van meergenoemd reglement, alzoo dan ook aan art 12 en 17 daaropvolgend geen gevolg kon geven met verwijzing overigens om meerdere inlichting aan ZEx: den Heer Gouverneur voornoemd; dan welk sedert door ZM is tot andere functien geroepen.

Het bestuur van het Eiland Texel neemt alzoo de vrijheid, alleen uit besef van pligt, zoo veel mogelijk voor het belang zijner gemeente te moeten zorgen- en die met de vereischte Eerbied aangewend, door Uw Koningl: Hoogheid nimmer ten kwade zullen geduid worden, voor te stellen, waarom dit bestuur, ten aanzien dier 2 hengsten aangekocht bij 's Rijks Stoeterij, en afgegeven op de wijze als bij voorschreve reglement is voorgeschreven, ook niet mag inroepen het genot der premien, daar by vastgesteld? Of zoo er welligt eenig verschil mogt gemaakt worden, of Hengsten van 's Rijks paarden afstammen, bij de Stoeterij zijn aangekocht- en of zij niet van 's Rijks paarden afstammende, door de Stoeterij zijn aangekocht, waarom als dan deze gemeente niet een paar Hengsten heeft mogen bekomen, juist tot die Cathegorie behoorende, als bij art. 6 en 7 bepaald worden naar dien toch deze gust door ZM zijnde toegestaan aan alle zoodanigen personene, die zich met nadruk op den paarden teelt toeleggen, uit dien hoofde dan ook die gunst wel geheel en al door deze gemeente mag genoten worden, wiens Bestuur deze tak van nijverheid tegenswoordig zoo krachtdadig tracht aan te moedigen, en die altoos ten aanzien eener poging, bloot ten algemeene nutte eener geheele bevolking aangewend, op vooral niet minder ondersteuning mag aanspraak maken, dan een bloot particulier, wiens bloot eigen belang alleen doorgaans, de eenige drijfveer is.-

Uwe Koninglijke Hoogheid gevoelt in Zijne wijsheid toch, dat Hengsten van 13 en 15 jaren oud, waarvan dan nog de eerste blind is, zonder deze onderhouds premien, op lang na niet die gunst is, die bij voorschreeve reglement worde toegekend van elken particulier die zich op de paarden teelt toelegt; die als zoodanig een of meer 4 jarige Hengsten bekomt, zonder het minste gebrek met en benevens een 5-jarig onderhoud; En dat alzoo, bij aldien deze gemeente zulke jarige Hengsten, zonder onderhoudpremie, verpligt is te houden, het alsdan voor denzelven veel voordeeliger zoude geweest zijn indien overeenkomstig de eerste Missive van ZEx: den Heere Gouverneur voornoemt, een Hengst der Stoeterij, gedurende den dektijd, alhier ware gedetacheerd geweest.-

Het is alzoo uit aanmerking van deze redenen, dat het Bestuur zich hieromtrent tot Uwe Koninglijke Hoogheid is wendende, en met den meesten Eerbied van Hoogst dezelve verzoekt, de nodige orders te willen stellen; Of, indien dit met deze Hengsten niet mogt kunnen plaats vinden, als dan dezelvem nu of bij vervolg door zoodanige andere hengsten mogen worden vervangen als op welke daar de voormelde onderhouds en andere premientoepasselijk kunne geacht worden te zijn.-

Het bestuur van Texel kan niet af zijn deze zijne belangen aan de bekende welwillendheid Uwer Koninglijke Hoogheid aan te bevelen; al zoo de voeding en onderhoud dier beide Hengsten, zonder eenige tegemoetkoming, voor deze gemeente een wezenlijk drukkende verpligting zoude opleveren, welke zij, bij hare tegenwoordige verachterde toestand, onmogelijk kan dragen.-

N 79 GS 24-5-1828 Weldadigheid

N 80 GS 29-5-1828 begraafplaatsen

Omtrent het daarstellen eener begraafplaats aan het OS en het behouden der bestaande aan den Hoorn, Oosterend, Waal en Koog, wordt voorgeschreven het aanleggen eener nieuwe begraafplaats aan den Burg, ingevolge de stellige bepalingen der wet; nemen wij de vrijheid op te merken

Dat in weerwil dezer Aanschrijving wij vermenen, nogmaals onder het oog van UEGA te mogen en te moeten brengen, de nodeloze kosten en inconvenentien, die het aanleggen eener zoodanig begraafplaats voor onze gemeente daarstelt. Wij zeggen nodeloos, en dit is zoo- niet dat wij 's Konings Heilzame bedoelingen zoude miskennen- vast niet- en onze Maatregel omtrent het Oudeschild met de grootste bereidwilligheid genomen bewijst dit ten volle- maar even zeer is dan toch ook waar, dat alzoo het alleen de gezondheid der Inwoneren is welke bij ZM de beweeg oorzaak geweest is voor dezen heilzame Maatregel- uit dien hoofde dan ook de volstrekte dwang van dien Maatregel ophoudt, en men de uitzondering derzelve mag inroepen, zoodra die beslissende noodzakelijkheid niet bestaat en er zich integendeel wezenlijk zwarigheden tegen verzetten.-

Dit is nu hier het geval-

Die slechts ooit op dit Eiland geweest is, weet dan ook welk eene nimmer ophoudende wind, de lucht stroo aldoor zoodanig in beweging houdt, dat het eene physieke onmogelijkheid is, dat boven dit Eiland, van boomen daarenboven schier geheel beroofd, eenige ongezonde damp zoude kunnen bestaan- zelden dat het hier ooit, in den ergsten zin des woords, warm, te noemen is. Men voege nu hierbij eene begraafplaats welke, ofschoon dan in het dorp gelegen, des echter eene zeer uitgebreide en volstrekt opene plaats aanbiedt, zonder nog door tuinen enz omgeven, dan vragen wij nogmaals, of, eene zoodanige begraafplaats te verlaten, ten einde met wezenlijke kosten eene nieuwe daartestellen, niet volstrekt nodeloos zoude zijn, te meer, daar het onmogelijk is, buiten den Burg, op eene bij de wet bepaalde afstand, een plek uit te denken, welke minder Nadeelen voor de gezondheid zoude opleveren dan de tegenwoordigen.-

Hierbij komt nu de Financiele toestand van dit Eiland, wier bekrompenheid elke bezuiniging vordert en nodig maakt. Het onderhoud der Hengsten, die wij ter verbetering der paarden fokkerij hebben ontvangen, de laatste Maten en egwigten voor de lagere scholen op dit Eiland die of geheel of grotendeels ten onzen laste komen, de noodzakelijke aankoop en inrigting van een locaal voor liefdadigheid, de afdoening onzer schuld van de bestrating van het Oudeschild, den noodwendige verbetering van het Schoolgebouw aldaar, de eventuele te maken kosten voor de eerste oprichting eener bank van leening ons reeds hoogst bezwarend is, en waaronder wij gebukt gaan; welke ons van Gouvernementswege, of door de gebiedendste noodzakelijkheid worden opgelegd, en alle particulieren en andere x gelden volkomen absorberen, en zullen wij andermaal eene begraafplaats aanleggen, welke uit aanmerking der physieken toestand van dit Eiland, zooals wij meenen genoegzaam aangetoond te hebben nooit beter kan zijn dan de bestaande, en x niet zoo goedkoop zal zijn te maken, alzoo het daarvoor aan te koopen land als onder den Burg gelegen, steeds duur in prijs is; en dat alles om dat de bevolking aan den Burg met den omtrek derzelver, een enkel 100 zielen meer bedraagt dan 1000? Welk 100-tal bij de afnemende bevolking van dit Eiland, welligt over korten tijd reeds versmolten is; terwijl de Koning zelve regt, dat het voorlopig behouden der thans bestaande begraafplaatsen buiten de kerken, zoo dit om zeer dringende redenen of geheel buiten gewone omstandigheden als noodzakelijk of zeer raadzaam mogt voorkomen; toegestaan is.

Beide deze gevallen nu bestaan hier; de dringendste reden, door financieel onvermogen, zoowel van onze zijde, als van de zijde des Kerkbestuurs, dat volstrekt onvermogend is; de geheel buiten gewone omstandigheden, door dien zeer weinig oorden in ons land, zoo zeer der wind en frissche lucht zijn bloot gesteld, als ons Eiland is; en het is alzoo op grond van een en ander dat wij nogmaals, met den vereischten eerbied deze bedenkingen brengen onder het oog van UEGA met het dringend voorstel te willen toestaan, dat de voorlopige Exceptie bij ZM besluit ook op den Burg worde toegepast.

N 81 prov. adm. 29-5-1828 Armbestuur

N 82 prov. adm. 29-5-1828 Rekening en verantwoording Armbestuur

N 83 2-6-1828 Gouverneur,

Toetezenden 34 stuks Extracten van de Geboorteregisters der kinderen, welke door deze Gemeente naar de Maatschappij van Weldadigheid opgezonden zijn.

Met bemerking dat zich nog 3 kinderen, van deze Gemeente afkomstig, in dezelve Maatschappij bevinden, met namen:

Hendrik Piere, geboren 29-8-18xx te Rijssel

Trijntje Piere 30-7-1814 te Amsterdam

en Pieter Klaasz Smit, 3-4-1818 te Texel,

Van beide eerste geen doopceduul is te geven, alzoo die van elders zijn, terwijl ook de laatste, van de Doopsgezinde Gemeente zijnde, in geen geboorteregister hoegenaamd te vinden is.

N 84 Gouverneur 9-7-1828 rekest C. Schagen

Dat zonder ons te willen treden in eenige verdere bijzonderheden der persoon van den rekestrant betreffende, het genoegzaam zal zijn Uwe Ex: confidenteel te berigten; dat dezelve vrijwel alle de hoofd vereischten mist, welke vereischt worden tot den post die hij schijnt te ambieren; daar het alhier eene Notaire zaak is, dat traagheid, verregaande slordigheid en achterlijkheid hoofdeigenschappen zijn van den Suppliant, weshalve het Uwe Ex: dan ook niet zal bevreemden, dat, toen hij voor eenigen tijd om de vacerende post van vader in het algemeen weeshuis alhier solliciteerde, geen enkel sollicitant minder in aanmerking kwam dan juist deze- hetgeen dan ook bijeen eventueel aanzoek van dezelve om als post van opzigter in ieder van het bij ons nieuw interigten locaal van weldadigheid, ongetwijfeld wederom het geval zijn zal, terwijl onzindelijkheid ook mede het bijzonder eigen van des supp: vrouw zijnde, zoo kan Uwe Ex: zich volkomen verzekerd houden, dat men voor zoodanigeene betrekking naauwlijks een ongeschikter paar Menschen zoude kunnen vinden dan de rekestrant en deszelfs vrouw zijn.-

[Cornelis Jansz Schagen (1772-1842) weduwnaar van Reijnoutje Huijsman (1775-1813), zoon in leven Jan (1810-1854). Hertrouwd in 1815 met Pietertje Alberts Bas (1765-1842), twee keer weduwe]

N 85 11-6-1828 GS Aanbesteding Brouwerij, in te richten tot een locaal van Weldadigheid.

N 85a Controleur de directe belastingen aan den Helder 14-6-1828 Tauxatie Landerijen

Het zoude mij intuschen aangenaam zijn, en ik kan niet genoegzaam daarop aandringen, dat deze Expertise nu binnen kort gedaan worde, voor en aleer het weinige gas dat zich op de landen in questie bevindt, afgemaaid worde; naardien het alleen voor dien tijd mogelijk is, zich met den waren toestand der landen bekend te maken, en nadien tijd ook het geoefendste oog, te dien aanzien moet misleid worden.

N 86 Gouverneur 16-6-1828 Instituur doofstommen

N 87 GS 21-6-1828 Begraafplaats

Wij hebben UEGA te informeren dat dezer dagen door den heer Pastoor der RC gemeente op dit Eiland, welke Gemeente begroot wordt op 11 a 1200 Zielen, bij ons heeft aanzoek gedaan, tot het mogen oprigten en daarstellen eener afzonderlijke begraafplaats voor die gemeente, en wel bepaaldelijk in den omstreken van den Burg, onder Observatie natuurlijk van alle de op het Stuk der begrafenis successivelijk tot op heden geemaneerde wetten en besluiten.-

Verzoekende mitsdien daartoe de nodige autorisatie te mogen bekomen.-

Ter zelver tijd nemen wij de vrijheid te observeren, dat door deze maatregel der R:C: het getal ingezetenen aan den Burg en deszelfs omtrek aanzienlijke, en wel tot op 6 a 700 Zielen verminderd- weshalven dit welligt genoegzaam appui zal opleveren voor de aanmerkingen vervat in onze Missive van 29 Mei ll N 80, ten einde UEGA zich met ons daarbij gedane voorstel, omtrent het aanhouden der bestaande begraafplaats, mogt kunnen vereenigen.

Eindelijk zoude het ons bijzonder aangenaam zijn, hoedanig dan ook omtrent dit laatste de definitive beslissing van UEGA zijn mogt- die te mogen vernemen als mede welke de gevoelens zijn van UEGA ten aanzien van het concept reglement op het stuk der begrafenissen bij missive van 18-12-1827 N 150 ter autorisatie aan UEGA toegezonden, naardien bij hetzelve reglement zoo wel het financieel als verschillende andere formaliteiten geregeld wordende, die voor het vervolg op het stuk der begrafenissen zullen worden geobserveerd, het van groot belang is, zoo spoedig mogelijk te weten, of deze bepalingen de goedkeuring van UEGA hebben kunnen wegdragen, dan of dezelve welligt moeten gewijzigd worden.

N 88 17-7-1828 Aan de WelEd Heer A. Holland, lid der Komm van Landbouw in Noord Holland

Dat de Hengst van de gewezen hengsten houder C. Wuis is gestorven, voor de tauxatie van den zelven heeft plaats gehad- dat dit eigenlijk vóór deszelfs dood had moeten plaatshebben, is waar; dan het zoude eene zeer groote hardheid voor denzelve Wuis zijn, indien ook dat daardoor zijner reclame tot Schadeloosstelling zwarigheid ontmoette-

Immers, het volkomen vertrouwen op den Rijks veearts, deed hem dit, voor de kunst bewerking, volstrekt nodeloos achten- 't gene dan ook niet bij de wet is voorgeschreven, alzoo deze alleen spreekt van eene tauxatie, gedaan voor den dood- hierbij derhalve was nog niets verzien- In de eerste oogenblikken na de operatie was hierom nog geene reden, naardien het zeer natuurlijk was, dat daarop eene bloedstorting moest volgen, waartegen dan ook de veearts den hengstenhouder zelve had gewaarschuwd, en aan denzelven had voorgeschreven; dan toen ook deze middelen hoe tijdig ook aangewend alle niet baatten, em de toestand van den gesneden hengst bedenkelijk werd, toen zoude hij wel dadelijk nog de tauxatie door beedigde deskundigen hebben doen verrigten wat zulks in zijn positie mogelijk geweest, naardien zijnde woonplaats op eenen geruimen afstand van den Burg zijnde, alwaar het Vredegeregt zitting houdt, dit altoos eene vertraging moest maken, lang genoeg, om de tauxatie voor den dood onmogelijk te maken- 't welk te beter in het oog zal vallen, wanneer men nagaat, dat de operatie den 2 e de dood van den hengst reeds den 4e Mei ll voorviel.-

Ik kan dus niet genoegzaam deze zaak aan de toegenegenheid van het Ministerie aanbevelen, naardien dit geringe verzuim alleen is toe te schrijven aan eene Zameloop van omstandigheden, buiten de directe schuld van den voorn: Wuis, terwijl door deze tauxatie na den dood van gemelde hengst gedaan, niets hoegenaamd ten prejudicie van het Rijk zal geacht worden bedreven te zijn.

N 89 GS 1-7-1828 Benoeming PG Bakker tot regent weeshuis

N 90 Gouverneur 1-7-1828 transactien

N 91 1-7-1828 Gouverneur,

Quitantie onderhoudskosten van de kinderen in de Maatschappij van Weldadigheid.

N 92 Gouverneur 3-7-1828 geen Societeiten

N 93 Officier van Justitie te Brielle 3-7-1828 Doop- en doodextracten

N 94 Gouverneur 3-7-1828 tabel doofstommen

N 95 Gouverneur 3-7-1828 ordonnantie

N 96 en 97 4-7-1828 Vaccinatien

N 95a 14-7-1828 GS 2 ½ bladzijde Begraafplaatsen

Wij hebben de Eer UEGA te accuseren den ontvangst van het door UEGA bij resolutie van 26-6 ll goedgekeurde reglement ten aanzien van het begraven van lijken binnen deze gemeente; dan nemen de vrijheid eenige bedenkingen mede te deelen ten aanzien der in hetzelve reglement door UEGA gemaakte reflectie, dat namelijk op de nieuwe begraafplaats slechts 1 diep zal mogen begraven worden.

Wij ontveinzen niet dat deze reflectie ons geheele plan op eene aanmerkelijke wijze tegenwerkt, dit plan toch, staande op het denkbeeld, dat, alzoo het koninglijk besluit vervat in UEGA disp: van 30 Augustus ll N 20 niets hieromtrent zegt, maar zich alleen tot algemeene voorschriften bepaalt; de diepte eene zaak was, die geheel aan de plaatselijke besluiten, des noods onder goedkeuring van de provinciale Staten, werd overgelaten, daar dit toch geheel afhing van de locale aangelegenheid.-

In die veronderstelling nu, is men al hier te werk gegaan, en ofschoon aan de nieuwe begraafplaatsen wel is waar nog niet begonnen is, zoo spreekt het echter van zelf, dat, indien dit zoo ras zijn moet, men juist eene 3 maalen grooter oppervlakte behoeft, dan men zich nu voorstelt; en derhalve de kosten ook 3 maalen grooter worden, zonder dat hiervoor eenige reden hoegenaamd te vinden is.-

Immers, de grond is alhier, ten minsten daar, waar de nieuwe begraafplaatsen zullen worden aangelegd, zoo Diep, dat men gerust veel dieper nog dan 3 kisten zou kunnen graven, zonder water te ontmoeten- behalven dan ook, dat de bepaling van de bovenste kist ten minsten 6 palmen onder de oppervlakte der aarde- alle bedenking wegneemt.

Wanneer dit ook de bedoeling ware van ZM, van namelijk slechts eene kist diepte te mogen begraven, hoe moet men dan verstaan de bepaling dat de 'uitgebreidheid der nieuwen begraafplaatsen 5 maal grooter zal moeten zijn dan de oppervlakte welke noodzakelijk berekend wordt tot het begraven der afgestorvenen in het tijd verloop van een doorlopend jaar'? Want veronderstel het getal lijken per in een doorlopend jaar 100, dan voldoet men aan de wet door de ruimte te nemen voor 500 graven; spreekt het dan niet vanzelf dat na verloop van 5 jaren deze geheele begraafplaats zal geoccupeerd zijn, zonder dat deze althans in de eerste 10 jaren aan ruimen kan denken?

Deze zwarigheid echter vervalt, zoodra men de lijken 3 diep begraaft, en het is daarom, dat wij geen ogenblik hebben in bedenking genomen of ZM liet het over aan de plaatselijke besturen, om te beslissen hoedanig deze Maatregel behoorde genomen te worden.

Wij brengen alzoo die bedenking in UEGA wij verzekeren U, dat geen grond in ons vaderland beter toelaat het aanleggen eener begraafplaats op 3 kisten diepte dan die welke daartoe door ons aangewezen is, dan wenschen ook van die gesteldheid van den grond te mogen partij trekken en daardoor de kerkelijke besturen te ontheffen van de zeer groote en volstrekt nodeloze kosten die het aanhoogen, toemaken, omheinen etc. van een 3 maal grooter oppervlakte noodwendig zoude veroorzaken; terwijl het ons zeer aangenaam zal zijn zoo ras mogelijk den wil van UEGA te dien aanzien te verstaan, ten einde al dadelijk te kunnen aanvangen; zullende als dan ook dadelijk aangehaalde en reeds goedgekeurde reglement zoodanig gewijzigd andermaal toezenden, ten einde dien overeenkomstig te worden goedgekeurd.

N 96a Gouverneur 12-7-1828 rekest wed. Blom

Rekest gepresenteerd door Jannetje Jans Horn, weduwe Remmert Blom N 135/2972

Dat het eene waarheid is, dat in den vorigen Jare door mij is bevolen geworden, de wegneming van het bij gedachte rekest vermelde werkboetje, alzoo het volkomen onmogelijk was, indien hetzelve bleef, namelijk op de algemeene straat weg langs het dorp, dat de door het Gouvernement bevolen demping dezer sloot plaatsvond, ofschoon ik terzelver tijd, op aanhoudend verzoek der rekestrante toestond, dat door haar deze werkboet, wat mij betrof, werd opgeslagen op den nu gedempte sloot, tegen aan den toom van den dijk, alhoewel ik haar herhaalde Malen deed opmerken, dat het geen twyfel hoegenaamd leed, of bij de eerste komst van den Heer Hoofd ingenieur D. Mentz zoude de aandacht van dezen hier op vallen en zeer zeker eem nieuw bevel tot de finale weg neming dier boet (als met den grond van den dijk in aanraking zijnde) ten gevolge hebben-

Die uitkomst staafde mijn zeggen, en de aanschrijving van den voormaligen Heer Gouverneur van dato 4 October ll N 147/13417 was genoegzaam, om my tot de dadelijke wegneming van die boet zonder dat echter van weezijde, de minste onaangenaamheid plaats had, te doen besluiten.

Wat nu aangaat het ongerijf hier door aan de rekestrante veroorzaakt, zoo is het waar, dat dit voor haar bestaat alzoo het diende tot een bergplaats voor ettelijke huishoudelijke dingen, die welligt nu moeijelijk eene plaats vinden- dan dit stond niet aan mij ter beoordeeling bij het volvoerem van eene last des Gouvernements; te meer, daar het mij niet duidelijk was, dat het regt van verjaring ooit konde worden ingeroepen, ten einde daardoor een onmiddellijk regt op gemeentelijk of Rijksgrond te bekomen, zoo als dan toch altoos de grond waarop die boet gestaan had, was, en mitsdien aanspraak te hebben tot schade vergoeding, wanneer de gemeente of het Rijk dien nooit op wettigen titel bezeten geweest zijnde, grond, terugvorderde, zoo als hier het geval was- terwijl verders, ofschoon ik gaarne toestem, dat met de wegneming van deze boet daartoe bijdraagt, des niet te min, de verminderde Huurprijs, waarop de rekestrante zich beroept en tot voorname grond van beklag maakt, niet minder te zoeken is in de veele thans aan het Oudeschild ledig staande woningen, en dat voorheen eene ongehoorde zoo kostbaar x, dan waaraan alleen de drang der tijd de schuld is.

Wat nu aangaat het derde punt van beklag der rekestrante, over de nog staande boet namelijk van Pieter van der Schans, zoo vermeen ik dat zij volkomen gelijk heeft. Niet, wanneer zij sustineert, daarom insgelijks eene zoodanige boet te mogen plaatsen; maar wel, dat ook die boet behoort te worden weggenomen om volmaakt dezelfde redenen, als waarom die de rekestrante is veboden, want, dat toch gene van steen is, terwijl die der rekestrante van Hout was- dit zou toch geen verschil maken in de toepassing van het zelfde begginsel.-

Mijn advis op al het voorenstaande is alzoo:

Dat vooreerst; deze wegneming van wege het provinciaal Gouvernement zelve geschied zijnde, het bestuur van dit Eiland deswegens niet aansprakelijk is

Dat- ten andere- het verzoek om schadeloos stelling der rekestrante zonder genoegzame grond is, naardien een langdurig onwettig bezit (althans naar mijn oordeel) geen regt op schadevergoeding geeft, wanneer het dusdadig bezetene worde gereclameerd.-

En eindelijk; dat ten einde alle billijke reden tot bezwaar weg te nemen ook de boet van Pieter va der Schans even zeer dient te worden weg genomen, als in volmaakt dezelfde termen vallende.-

N 97a 15-7-1828 Gouverneur, school Hoorn

Alzoo door Teekele Riensz Zwaal, Schoolonderwijzer te Schagen, bij het vergelijkend Examen der sollicitanten naar de post van Onderwijzer aan den Hoorn op Texel de meeste blijken van kunde en bevoegdheid tot gemelde post zijn aan den dag gelegd [is hij benoemd].

N 98 Gouverneur 19-7-1828 Schoolmeester Zwaal

N 99 Gouverneur 25-7-1828 School OS

N 100 28-7-1828 Gouverneur Geregtelijke schouw lijk H. Geerts

Dat zekere grasmaayer genaamd Harm Geerts, oud 31 jaren, wonende te Ankum, Koninkrijk Hannover, thans zich bevindende alhier, dezen nacht plotseling is overleden.

Burgemeester Reinbach is met den Chirurgijn Majoor H.K. Ahlé ter lijkschouwing gegaan in een schaapskooi- verschen wond aan het achterhoofd- gevallen in dronkenschap?- lijk naar meer geschikte plaats- naauwkeurig onderzoek in tegenwoordigheid van de Secretaris des Bestuurs, den broeder en eenige vrienden van de overledene- dat deze wond niet de oorzaak was, doch dat integendeel het zelve lijk alle sporen droeg van suffocatie door het onmatig gebruik van Sterken Drank kort voor het overlijden van gemelde dode.

Wordt morgen begraven.

[Google: suffocatie (lat. suffocatio) 1 verstikking, het (doen) ophouden van de ademhaling, 2 de asfixie die hiervan het gevolg is]

N 101 28-7-1828 Instelling van Weldadigheid, anderhalve bladzijde

N 102 kerkvoogden der Hervomde gemeente aan het OS 29-7-1828

Dat [bericht is gekomen] houdende autorisatie, om ten gevolge de door mij gemaakte reflectien op de alhier in te rigten begraafplaatsen, 3 kisten diep te mogen begraven.

N 103 Pastoor der RC gemeente aan den Burg idem

N 104 Gouverneur 31-7-1828 school OS

N 105 ZKH den Heere Commissaris generaal 31-7-1828 springhengsten

Wij hebben de Eer Uwer KH te berigten den ontvangst der Missive op last van Hoogst Dezelve in dato 23 dezer N 8:G aan ons geschreven en haasten ons Uwe KH onzen levendigen dank te betuigen voor de bij voornoemde Missive aan deze gemeente toegestane onderhoudsgelden ad f 120 's jaars.

Overigens zullen wij ons ten pligt rekenen door het vrijwillig en zoo nauwkeurig mogelijk, aanhouden der Springlijsten,- Uwe KH in staat te stellen, de vruchten te kennen die de aan deze gemeente betoonde gunst voor dezelve gehad heeft, welke lijsten door ons ter behoorlijker tijd en plaatse zullen worden opgezonden.

N 106 Gouverneur 1-8-1828 werkplaats van liefdadigheid

N 107 Mil. Comm: 8-8-1828 verlofgangers

N 108 11-8-1828 Predikanten

Dankzegging aan de Allerhoogste voor de gelukkige verlossing van den Princes.

N 109 Gouverneur 12-8-1828 loterij

N 110 BM Helder 13-8-1828

Dat het Bewijs huwelijks afkondiging van Christiaan Steilberg en Antje Zuidewind, door mij reeds aanden vader der bruid is ter hand gesteld, terwijl dergelijk bewijs van JT Heller en Aaltje Bethlehem, door mij op den 27 julij ll aan de moeder der bruid is afgegeven

N 111 Gouverneur 14-8-1828 bebouwing

N 112 14-8-1828 Gouverneur, Hengsten, paardenfokkerij

Dat het niet mogelijk is voor als nog, aan Uwe Ex: een of meer personen binnen deze gemeente, aantewijzen, die bepaald gezegd kunnen worden zich, ook maar eenigsints op de paarden fokkerij toeteleggen; Ik heb hier van de overtuiging bekomen, door de vruchteloze pogingen te dien aanzien aangewend den vorigen jare- Bij publicatie van den 10 November 1827, nodigde ik een iegelijk die genegen mogt zijn, tegen eene ruime tegemoetkoming vanwege het Bestuur van dit Eiland, eenen Springhengst aan te houden uit, om zich te dien einde bij mij te vervoegen; dan vergeefsch- niemand verscheen, die hier toe eenigsins wezenlijke last of geschiktheid bezat.

Om die reden was het dan ook dat ik van dien tijd af, pogingen aanwendde in de wezenlijke behoefte ten dezen aanzien op dit Eiland bestaande, van den zijde des bestuurs te voorzien, welke pogingen dan ook boven verwachting gelukt zijn, zoo door de krachtige medewerking van Zijne Ex: den voormaligen Heer Gouverneur, als ook vervolgens door die Zijner KH, den Heere Commissaris Generaal zelve, welke op een speciaal daartoe vanwege het Bestuur ingediend adres, wel de onderhouds Premie ad f 60 's jaars bij het reglement op de stoeterij bepaald heeft willen toestaan.

De administratie van al het geen tot de werkzaamheden van het dekken, met observatie van al de voorschriften by het Reglement bezwaard, en der zelver verdere verzorging en onderhoud- is als nu geregeld en op eenen behoorlijken voet gebragt.

Die hengsten staan thans onder het onmiddellijk opzigt des bestuurs, in het uitzigt, eens deels, het hier thans bestaande en geheel verbasterd paarden ras, te verbeteren, en anderdeels, kon dit zijn, in het vervolg een tak van handel daarvan opterigten, zooals onze naburen de Terschellingers en Amelanders dit sedert lang gedaan hebben.

Of nu de uitkomst aan dit, naar ik meen, wezenlijk goede doel, zal beantwoorden- kan alleen de tijd leren.- Zooveel is zeker; dat, zal men van dezen poging met eenige waarschijnlijkheid, iets goeds verwagten, dat aldan deze administratie, aanvanklijk althans, onder het onmiddellijk en bepaald beheer des Bestuurs zal moeten blijven staan, waardoor niet alleen men verzekerd kan zijn, dat de hengsten goed en doelmatig behandeld worden, en al het geen tot de dekking behoort, overeenkomstig de voorschriften der wet vervuld worden, maar waardoor men ook veel meer in de gelegenheid wordt gesteld, om de verbetering der paarden rassen in den hand te werken en tegemoet te komen dan wanneer dit aan een particulier wordt overgelaten, die niet anders dan zijn bloot eigenbelang daarbij in acht nemende, alle andere algemeen belang daaraan ondergeschikt maakt, ofschoon alzoo het eene wezenlijke last meer is, die ik hierdoor op mij neem, maar ik echter, in het belang mijner gemeente niet anders te mogen of te kunnen; dan Uwe Ex: in overweging te geven, alle te dezen aanzien, provisioneele althans, te laten zoo als het nu is.

Met behulp der onderhouds premies, gevolgd bij het dekgeld, hoopen wij, althans ten naasten bij- in de uitgave te kunnen voorzien, ofschoon de transport kosten dier hengsten van Borculo herwaards, op last van den vorigen Heer gouverneur geschied, dit jaar eene post op de onvoorziene uitgaven zal nodig maken- en mogt na verloop van eenigen tijd meer zucht en liefhebberij voor de paardenfokkerij alhier ontstaan, dan zal het ook niet ontbreken aan de zulken, aan welke als dan deze of andere van het gouvernement te bekomen hengsten, kunnen worden afgestaan zonder dat men gevaar loopt, zooals nu zeer zeker het geval zijn zoude, het voorgestelde doel te missen.-

N 113 prov. adm. 19-8-1828 NM

N 114 BM Harlingen 18-8-1828 ordonnatie

N 115 Gouverneur 20-8-1828

N 116 Gouverneur 20-8-1828 kosten schouw lijk van Harmen Geerts

N 117 Gouverneur 21-8-1828 zetters

N 118 Gouverneur 3-9-1828

N 119 4-9-1828 Hengsten

Te zenden, de zoo naauwkeurig mogelijk ingevulde dekboekjes. Het spreekt van zelve dat een volgend jaar deze opgave, door mij, voor den 15 Julij zullen gedaan worden, zoo als de wet zulks voorschrijft, het welk de omstandigheden dit eerste jaar echter onmogelijk maakten.-

N 120 Gouverneur 4-9-1828 School OS

N 121 Gouverneur 9-9-1828

Behoeftigen met ongeneeslijke kwalen

N 122 GS 10-9-1828 Bank van Leening

N 123 Gouverneur 16-9-1828 school OS

N 124 Dijkgraaf TX 23-9-1828 bestrating OS

N 125 24-9-1828 Gouverneur, kwitantie ordonnantie C. Wuis [geen bedrag genoemd]

N 126 2-10-1828 Gouverneur

Dat de schoolonderwijzer Teekele Riensz Zwaal op den 1e dezer zijn post als zoodanig aan den Hoorn alhier heeft aanvaard.

N 127 Gouverneur 3-10-1828 transactien

N 128 9-10-1828 Aan den Heer Hoofdopziener van Domeinen J. Perk

Dat op heden alhier zijn aangekomen de Heeren Landmeters S.P. van Diggelen en F.J. Nautz, ten einde met de kadastrale meting dezer Gemeente aanvang te maken.

N 129 en 130 6-10-1828 Vaccinatien

N 131 Gouverneur 8-10-1828 begrootingen polders

N 132 Gouverneur 9-10-1828 slagtvee

N 133 Gouverneur 18-10-1828 Rekest Harmen Schraa

N 134 Gouverneur 24-10-1828 NM

N 135 Gouverneur 26-10-1828

Staat van gemaakte onkosten tot opgraving van het lijk van Harmen Geerts op last der Justitie verrigt.

N 136 Gouverneur 27-10-1828 rekening ontvanger over 1827

N 137 Gouverneur 28-10-1828 staat bedeelden

N 138 GS 30-10-1828 Begrooting 1829

N 139 Gouverneur 10-11-1828

N 141 Gouverneur 12-11-1828 rekest J. Vos OS

N 142 Gouverneur 12-11-1828 rekest Amen voogden OS

N 143 Mil. Comm 15-11-1828 verlofgangers

N 144 Gouverneur 18-11-1828 NM

N 145 GS 18-11-1828 loting

N 146 Gouverneur 18-11-1828 kosten H. Geerts

Andermaal te zenden eenen staat in triplo wegens gemaakte kosten tot opgraving van het Lijk van H. Geerts, benevens requisitoir van de geregtelijke autoriteit en quittantie van den doodgraver, met verzoek om autorisatie tot den ontvangst dier penningen bij den ontvanger der Registratie alhier.-

N 147 Gouverneur 20-11-1828 G. Metz

N 148 GS 24-11-1828 Collecten

N 149 Gouverneur 2-12-1828 School OS

N 150 GS 2-12-1828 Weeskamer

N 151 Gouverneur 3-12-1828 ordonnantie J. Peters

N 152 Gouverneur 5-12-1828 Vondelingen

N 153 prov. Comm: 10-12-1828

Doctor Georg Zeegers is naar Staphorst vertrokken. Dat deszelfs plaats sedert 1 October is vervuld geworden door Doctor Sipke Galama, die zijn graad verkregen heeft den 13 Mei 1822 aan de Academie te Groningen.

N 154 Gouverneur 13-12-1828 Attestaties de vita

N 155 Gouverneur 15-12-1828 loterij, C. Mooijen

N 156 Gouverneur 16-12-1828 Bank van Leening

N 157 Gouverneur 16-12-1828 Gemeente rekening

N 158 Gouverneur 18-12-1828 Benoeming directie Gesticht van Weldadigheid

N 160 Gouverneur 31-12-1828 gebouwde eigendommen

N 161 Gouverneur 31-12-1828 staat bevolking

N 162 BM Haringcarspel 31-12-1828

Ik heb de Eer UEd te melden dat ik ingevolge UE Missive van 24 dezer N 106 armweezen der R:C: gemeente alhier bij mij heb ontboden en hun UE verlangen heb kenbaar gemaakt- ofschoon overigens volkomen hierin berustende doet zich, zoo zij mij gezegd hebben, eene Zwarigheid op, bestaande in de inomentuele ongesteldheid en zwakheid derzelve, waardoor volgens het ingewonnen advis van den Eilands Geneesheer het in dit tegenwoordige hoogst ongunstige Saisoen zoo niet ondoenlijk, ten minste niet verantwoordelijk zoude zijn, dezelve eene reis te doen ondernemen, welke, aangeziende Alkmaarsche beurtman van hier niet meer varen, uit hoofde der locale gelegenheid, voor een zoodanige persoon zoo hoogst moeijelijk zoude zijn.

Het is om die reden dat men voorstelt, daarmede nog eenigen tijd te wagten, tot dat of de bewuste vrouw in betere physike toestand zij, of de Alkmaarders weder varen, waardoor de reize voor haar oneindig gemakkelijker wordt, enwaarvan dan in tyds UE: zal worden kennis gegeven.


Home