Gisbert Conrad Wilhelm Reinbach


Reinbach kwam als jonge man op Texel in 1779 en bleef daar de rest van zijn leven in verschillende functies:
1779-1786 Substituut-Schout, Dijkgraaf en Bode van Texel, alsmede Baljuw van het Eijerland- in de Patriottentijd (1786-1788) vervangen door Gerrit Buijskes.
1786-18xx Commies ter Recherche by de Marine op de Texelsche Stroom, chef van de narekening der tolbedragen die op uitgaande goederen moesten worden betaald, gewoon gezegd Commis van de Convoyen en Licenten.
1796 benoeming ad interim tot Strandvonder, zo van Texel als Eierland, fel bestreden door de interim Schout en de Gemeenteraad, later, begin 1797 benoeming van Martinus Langeveld in die functie.
1799 lid van de Commissie tot de Kerkelyke Zaken aan den Burg
1800-1804 tevens Gemeenteraadslid, met het tweede Lid van den Burg afwisselend President van de Raad, wat eind 1803 niet verenigbaar werd bevonden met zijn functie als Commies. Hij bleef in functie tot de verkiezing van een nieuw bestuur in 1804.
1802 lid van de Plaatselijke Schoolcommissie
1805 bij de Brandweer
1805 Borg voor Jan Sontrop
1806 Gecommitteerde uit de Stemgerechtigden bij verkiezingen
1806-1810 Gemeenteraadslid als boven per 1 juli, het bezwaar van dubbele functie werd door de Zeeraad ingetrokken om deze benoeming mogelijk te maken.
1811-1817 Maire (benoemd door Napoleon, in 1813 voorlopig ‘provisioneel maire’, gecontinueerd als Burgemeester door Willem I)
1817-1825 Schout
1825- zijn overlijden in 1839 Burgemeester

Sinds 1794 eigenaar van het Doolhof Engelsteen, later het bosje, op de Hoge Berg.
Vanaf 1800 eigenaar van het Schoutshuis.

Heden den 27 Julij 1814 de Raad der Gemeente van Texel geconvoceerd ten raadhuize aan den Burg, waren present

Reinbach


Internet: artikel van J. Daarnhouwer in de Navorscher over Reinbach:
Daarnhouwer deed veel genealogisch onderzoek. De gegevens uit de Gemeenteraadsnotulen kreeg hij van J. van der Vlis, die de boeken doorlas en er aantekeningen van maakte. Bij het uitwerken daarvan voor zijn boeken kwam dat niet allemaal correct over. Sommige dingen heeft Vlis niet opgemerkt, zoals het gedoe rond de eerste verkiezingen.
(Met tussen [ ] aanvullingen en verbeteringen van I.M)

Daarnhouwer:
Reinbach studeerde aan de Universiteit te Harderwijk, waar hij in 1778 Mr. in de rechten werd. In 1779 treffen wij hem aan te Purmerend als baljuw, welke functie (titulair) hij slechts korte tijd bekleedde, vermoedelijk als plaatsvervanger van Baljuw Ph. R. Boon. Daarna woonde hij zestig jaren op Texel.
In zeer vele Texelse notariële acten en andere stukken trad hij op als een belangrijk persoon. Op 26.8.1779 werd hij aangesteld als Substituut-Schout, Dijkgraaf en Bode van Texel, alsmede Baljuw van het Eijerland en werd volgens het register als zodanig ontslagen op 27.9.1786, ofschoon hij in een acte van 9.3.1787 nog met dezelfde titels voorkomt.
Hij was vermoedelijk de directe opvolger van de in 1732 tot schout van Texel benoemde Amsterdammer Mr. Balthazar Huydecoper, die 20.9.1778 te Amsterdam was overleden [Huidekoper werd opgevolgd door Cornelis Binkhorst, die door indispositie (geestelijke problemen) in naam Schout van Texel bleef, maar in wiens plaats achtereenvolgens Reinbach, Buijskes, Elout en Langeveld werden aangesteld].
Opvolger van Reinbach werd de overtuigde 'patriot' Mr. Gerrit Buyskens, waarmede de conservatieve Texelaars zich eigenlijk niet konden verenigen.

Inmiddels was Reinbach al sedert 1780 strandvoogd van Texel (in 1819 wordt het Eierland apart erbij genoemd [Bij de aanstelling van Langeveld was ook al ‘Schout van Texel en Bailliuw van Het Eierland’- hoewel op Eierland ook de Kastelein heerste]).
Uit een acte van 31.1.1784 zien wij hoe de strandvonderij was geregeld. Toen compareerden voor Nots. Abraham Wentel Simon Pietersz. Kikkert (later schoonvader van Reinbach’s zoon Joan Jacob) en Hendrik Luytsen 'gequalificeerdens' van den Weled. Gestr. Heer Mr. G. C. W. Reinbach, Schout van Texel, als strandvonder van hetzelve, mitsgaders Jan Spigt en Dirk Visser, gequalificeerde strandvonders van den heer Hendrik Dekker, als Castelein en Strandvonder van het Eierland. Geconstateerd wordt dat de vier heren tezamen het opzicht over de stranden hebben.
Op 29.9.1786 en 1.9.1795 komen wij aanstellingen tegen als Commies ter Recherche.
Edoch bleef hij zich ook met het bestuur van het eiland bemoeien.  Ook op Texel voelde men in het begin van de Franse tijd wel wat voor de leuze 'vrijheid, gelijkheid en broederschap' en men nam er genoegen mee [men had de gebeurtenissen te aanvaarden] dat men door fransgezinden bestuurd werd.
Na Mr. Cornelis Theodoor Elout, die in [het voorjaar van] 1796 aftrad als schout, dijkgraaf en opperstrandvonder van Texel en baljuw van het Eierland, werd de functie korte tijd waargenomen door Hendrik Tigman [Dat is niet waar, die werd weliswaar gekozen door het Volk van Texel, maar niet aangesteld, waarna in december 1796 Mr. Martinus Langeveld werd benoemd door het Provinciaal Bestuur, Reinbach werd in october 1796 tijdelijk benoemd tot Strandvonder zowel van Texel als van het Eierland, fungerend Maire was de voorzitter van het Committé van Justitie, Albert Gorter] en vanaf 1797 voor lange jaren door Martinus Langeveld (salaris f 218.- per jaar), een man die ook in andere functies Texel op prijzenswaardige wijze heeft gediend.

Zijn benoeming tot President van de Municipaliteit moet evenwel kort voor 1800 [per 21 januari 1800 voor de eerste periode, daarna ontslag wegens onverenigbaarheid van het raadslidmaatschap met zijn functie als Commies, opnieuw benoemd in 1806] hebben plaatsgevonden, daar hij vanaf 1800 met deze titel in de notulen wordt genoemd [precident betekent voorzitter, niet meer, daarbij: het voorzitterschap was per 3 maanden afwisselend met het andere Raadslid van Den Burg, Jan Bakker de jonge]. Vanaf ca. 1806 lezen wij ook 'maire' [dat staat nergens, maire werd hij pas in 1811 onder Napoleon].

Op 24.4.1807 ontving Texel bezoek van Koning Lodewijk Napoleon, waarbij president Reinbach de enige was uit het welkomstcomité (waaronder ook baljuw Langeveld) die Frans sprak [secretaris Romans kon brieven schrijven in het Frans]. Hij bood de Koning een déjeuner in zijn woning, het schoutshuis, aan [op verzoek van de Gemeenteraad, omdat dit het enige huis geschikte huis in het dorp was, groot en voornaam genoeg om een Koning te ontvangen]. Naar een aantekening uit dezelfde tijd verstond niemand van de gemeenteraadsleden de Franse taal, zodat men verzocht de stukken (uit Den Haag?) in de Nederlandse taal te mogen ontvangen. Onderwijl had Reinbach’s zoon, Joan Jacob, omstreeks 1806 [1810] patent gekregen als translateur.
In 1809 [1811] was Keizer Napoleon in hoogst eigen persoon op Texel om de versterkingen te inspecteren en Reinbach zal hem stellig hebben ontmoet.

In de Staten van personeel, opgemaakt op Franse instigatie in 1811, aanwezig in het Rijksarchief te Haarlem, wordt Reinbach Secretaris van Texel genoemd, op een jaarlijks inkomen van frs. 1000.-. Hij heet daarin te zijn geboren op 27.11.1753, hetgeen niet juist is [hier verwart de schrijver van dat stuk, of misschien indertijd de ambtenaar, Reinbach met Willem Romans, de Secretaris van Texel, die wel in 1753 geboren is en wel de functie van secretaris had]. Er was blijkbaar geen bezwaar om tegelijktijdig burgemeester en secretaris te zijn of misschien bedoelde men er in die verwarde tijd hetzelfde mee [dat was dus niet het geval, het betreft een vergissing].

In een notariële acte van hetzelfde jaar heet hij 'fungerend maire', ook nog in 1813 en in 1816, 1826, 1829, 1833, 1835 en 1839 steeds burgemeester. Men mag dus wel concluderen dat hij vanaf ca. 1798 à 1800 tot zijn dood in 1839 hoofd van het eiland is geweest [dat mag men niet, hij was gemeenteraadslid (en omdat hij in den Burg woonde voorzitter afwisselend met het andere lid van den Burg, steeds voor 3 maanden) tot in 1811 de benoeming tot Maire kwam- daarna is hij tot zijn dood in 1839 burgemeester gebleven].
Daarnaast zien wij toch weer een benoeming tot schout op 19.2.1817, een titel die ook voorkomt in acten van 1820, 1822 en bij het overlijden van zijn vrouw in 1824. Er ligt een papier bij de overlijdensacte, waarin hij als schout volmacht geeft aan Geert Michielsz. Hillenius, eerste assessor, om de acte de volgende dag (5.7.1824) bij uitzondering namens hem te ondertekenen [Reinbach was geen schout, wel ambtenaar van de Burgerlijke Stand en hij kon het niet aan de overlijdensakte van zijn eigen vrouw in te schrijven].
In 1820 veilde hij als schout een huis in de herberg de Zeven Provinciën te Oude Schild. Ook in latere jaren zien wij hem regelmatig huizen en landerijen veilen.

De Franse bezetting duurde zo lang, dat men zelfs op Texel ging geloven dat Napoleon almachtig was [dat blijkt nergens uit- men moest deze zware tijd verduren en afwachten].
Op 16.8.1813, 's keizers verjaardag, geeft Reinbach nog last tot de gebruikelijke feestelijkheden, doch vier maanden later, na het drama van Leipzig en de eerste abdicatie, begrijpt de fransgezinde Reinbach dat het roer om moet en dringt er bij de bevolking op aan om oranje te dragen [Ook niet waar- Reinbach verbood het dragen van oranje tot hij zeker wist dat het geen kwaad meer kon- daarna maakte het hem niet meer uit (en kon hij er ook niets meer tegen inbrengen) en leek het hem beter om juist wel oranje te dragen].
Op 10.11.1813 waren er nog slechts Hollandse soldaten in Franse dienst op Texel en men wachtte op berichten over een omwenteling op de vaste wal. Deze kwamen op 17 November, maar het duurde tot 6 December totdat de TexeIaars zichzelf bevrijdden.
De volgende dag besloot men op het Raadhuis, dat de Municipaliteit zou aanblijven [op verzoek van het nieuwe gezag]. Reinbach zou als maire met de adjunct-maires alles op de gewone wijze blijven regelen en Martinus Langeveld bleef hoofd van de justitie.
Op 8 December verscheen een proclamatie van het Gemeentebestuur, waarin men trouw betoogde aan de Prins van Oranje Nassau.

Naast het raadhuis staat een huis dat men 'Koning David' noemde, waaronder een kelder welke als gevangenis werd gebruikt [de kelder is onder het Schoutshuis, naast het kelder van het huis- de Koning David was een gebouw waardoor men naar de kerker ging]. Hiervoor betaalde men in de 18e eeuw f 208.- ‘s jaars vergoeding aan de schout.
In de notulen van 24.3.1801 staat vermeld, dat dit gebouw- met het raadhuis verbonden- en dat gemeenschappelijk eigendom was van Reinbach en het eiland, zich in een dusdanig bouwvallige staat bevond dat 'niemand dan met veel gevaar daardoor passeeren, laat staan van het gebouw eenig gebruik maken kan . . . . . daar gemelde Koning David met de achtergevel van zijn huis verbonden' [men maakte verschillende keren plannen voor verbetering, maar voerde die niet uit]. In 1804 wordt nog eens vermeld dat Reinbach eigenaar is van de Koning David, staande naast het raadhuis achter de schepenkamer van hetzelve.

In de dissertatie (Latijn) van zijn zoon Mr. Willem Maurits Reinbach dd. 10.6.1807, waarvan een exemplaar bewaard wordt in de Athenaeum Bibliotheek te Deventer en welke is opgedragen aan 'mijn beste vader', beschreef hij deze ongeveer als chef van de narekening der tolbedragen die op uitgaande goederen moesten worden betaald, gewoon gezegd Commis van de Convoyen en Licenten, tevens als burgemeester van het eiland.
Bij het huwelijk van zijn dochter Magdalena in 1814 wordt Reinbach ook beschreven als Commis van de Convoyen en Licenten, in een acte van 1818 is hij Ontvanger van het Buiten Vuurgeld op Texel en aan Den Helder, in 1826 Kerkvoogd, in 1829 Voorzitter der Administratie van de Bank van Lening en in 1835 Voorzitter der Commissie tot Onderstand der Weduwen en Wezen. Volgens papieren in het bezit van Landesrat Reinbach was hij ook Commissaris der Admiraliteit op Texel (1785).

Coenraad en Josina testeerden tezamen op 23.12.1778 te Purmerend voor notaris Klaas Jansz. Schoorl, waarbij Josina ziekelijk was; zij revoceerden hun (onbelangrijke) huwelijksvoorwaarden geasseerd op 2.11.1778 te Amsterdam voor notaris Johannes Klinkhamer, benoemden elkaar wederkerig tot universele erfgenamen en maakten bepalingen ten aanzien van hun voogdijschap over eventuele kinderen. Ieder afzonderlijk testeerden zij op 21.9.1816 voor notaris Jan Star te Den Burg, waarbij hun testament van 23.12.1778 van kracht bleef, doch beide enige legaten wilden doen.
Coenraad legateerde 'aan mijn Kleinzoon Gijsbert Koenraad Willem Reinbach, zoon van Joan Jacob Reinbach, mijn goud Zakhorologie, en bovendien de som van Een hondert Guldens aan contant geld'. Aan zijn beide zoons Joan Jacob en Willem Maurits (de laatste te Sneek, voordien op Vlieland) ieder de helft van zijn kleren, het goud- en zilverwerk, behalve het horloge.
Josina legateerde 'Aan mijn zoon Joan Jacob Reinbach mijne Ring daar zijn vaders pourtret op staat, benevens eene grote losse Juweele Steen, die in mijn Juweele doosje in een papiertje gelegen is. Aan mijn andere zoon Mr. Willem Maurtis Reinbach mijne Juweele Ring met de blaauwe Steen en Diamantjes gemonteerd. Aan Josina Reinbach, dogter van mijn zoon Joan Jacob, een som van Drie hondert guldens aan contact geld en zulks ten einde deeze som zal kunnen strekken tot het koopen van een goud oorijzer, of wel waartoe zij het anders zal verkiezen. Aan mijn dogter Henrietta Reinbach, te weeten alleen wanneer zij op mijn overlijden nog ongehuwd gebleven is, dog anders niet, een som van Vijff hondert Guldens aan contante gelden. Wijders te prelagateren aan mijn twee dogters Magdalena Johanna Pool, geboren Reinbach en Henrietta Reinbach tezamen ieder voor de helft de klederen (en toebehoren) en de sieraden, behalve de legaten, voorts mijn spaarpot of potpenningen, mijn Speelbeurs met het daarin zijnde goud en het losse geld in mijn klederen of in de Laden'.

Coenraad liet een huis met tuin te Den Burg na en een bosje op de Hoogenberg, genaamd Engelse Steen [Engelsteen]. Helaas is geen boedelinventaris gevonden, doch wij weten alweer uit de notulen der gemeente dat zijn zoon Mr. Willem Maurits Reinbach als executeur optrad en op 30.11.1839 bovengenoemde bezittingen aan de gemeenteraad aanbood voor een bedrag van f 5000.- ineens. De gehele raad ging de woning bezichtigen aangezien men er wel wat voor gevoelde daar het raadhuis sedert lang te klein was. Men besloot f 3000.- te bieden.
De onderhandelingen schijnen lang geduurd te hebben, want pas op 20.7.1840 kocht de gemeente het oude schoutshuis van de erven Reinbach voor f 3.500.- en op 28.8.1840 het Bosje Engelse Steen op de Hoogenberg voor f 1050.-
[Dat is niet heel lang, slechts 8 maanden, en het lag niet aan de Gemeente Texel dat alles niet sneller geregeld werd, maar aan dwarsliggerij van de Heer G. Pool, Reinbachs schoonzoon, zie de Brieven van Burgemeester en Secretaris]
[Daarbij kwam dat meteen na dit aanbod een beter en geschikter pand te koop kwam, namelijk het grote huis van Langeveld, dat nog ruim 120 jaar als Raadhuis heeft dienst gedaan- het Schoutshuis werd na enige jaren verkocht aan notaris J.L. Kikkert]
Zie voor zijn voor- en nageslacht De Navorscher 94, blz. 171.
Tot zover Jan Daarnhouwer.

Familie Reinbach
Gisbert Conrad Wilhelm (1752-1839) van Bodelschwing bij Dortmund in Duitsland
Zoon van Johann Theodor Mauritz Reinbach (1695-1760) en Johanna Katharina Gertrud Schnitzler (1712-1760)
Getrouwd op 27 november 1778 met Josina Justus Temminck (1747-1824) uit Amsterdam, dochter van Justus Jacobsz Temminck en Magdalena Cappenberg
Kinderen:
Magdalena Johanna (1781-1863) x 1814 Georgius Adrianus Pool
Joan Jacob (1782-1847) x 1808 Jannetje Simons Kikkert, 6 kinderen
Josina Henriëtte (1783-17xx)
Willem Maurits (1785-1852) x 1811 Sietske Zijlstra
Henriëtte (1786- voor 1848) x 1822 Gerardus Robijn, 2 kinderen, ongetrouwd
Jacob A.G. (1787-1788)
Adriana Johanna (1789-17xx)

In het Overlijdens Register Burgerlijke Stand Texel (2863) staat:
30 October 1839, 's namiddags 1 u, fol.30 Overleden: Mr Gijsbert Coenraad Willem Reinbach, burgemeester, 85 j, wonende aan Den Burg op Texel, weduwnaar van Vrouwe Josina Temmink, zijnde de ouders des overledenden den getuigen onbekend, zijnde geboren te Cleef.
Getuigen: Joan Jacob Reinbach plaatselijk ontvanger, 57 j, Den Burg, zoon van den overledene; Cornelius Moojen, Eilandsbode, 63 j, Den Burg, bekende.

Het graf draagt het volgende opschrift: „Alhier begraven Mr. G. C. W. Reinbach, in leven Burgemeester van Texel, obiit 1839, beneven zijn zoon J. J. Reinbach, in leven Gemeeente Ontvanger, geboren 29.7.1782, overleden 20.8.1847 en diens enige echtgenote J. Kikkert, geboren 21. Mei 1785, overleden 17. April 1861.

Als Reinbach in 1752 is geboren, was hij in 1839 geen 85, maar 87 jaar. Hij was tot zijn laatste dag in functie- geen pensioenvoorziening in die tijd. Wie ophield met werken verloor zijn inkomsten.

Aagje Luijtsen in haar brieven aan Harmanus Kikkert over Reinbach en zijn echtgenote (Kikkertje Lief):
Zij schreef over de nieuwe schout. Daar er een periode van rechteloosheid was waarin het ‘braaf op een steelen’ ging, was zijn komst wel nodig. Bij Aagje viel hij zeer in de smaak.
Brief 8-3-1780
De niwe schout is op Tessel, is een alderliefst goed man en zij kan alle met hem omgaan. Onse oude schout Kaa is tot Amsterdam in een hoorhuijs gearriverd, soo dat het nu allemans gading is en nu verandering van speijs heeft.
Het gaat hier braaf op een steelen. Zoouw geen nagt alleen in ons huijs durven slaapen. Sij hebben ons al eens in de schuur besogt en daar uijt gehaald wat sij konden kreijgen.
Het zij in de schuur of buijten huijs, zij konden ons alles op halen. De niewe schout heeft er na vernoomen en bij mij aan huijs geweest en seijde het heel asserant was, zoo een vreij erf. Hij het heeft aangeschreeven wat ik vermist had en daar na onderstaan souw. Hij mijn vroeg of mijn man niet tuijs was, dooe de dieven daar geweest waaren, Ik seijde dat ik hoopte dat mijn lieve man aan de Caap zoude zijn. Ik zoo wat met hem praaten van uw, lief, hij uw portret nog heeftgesien en seijde dooe tegen vaader en mij, hij kon wel sien mijn man een Ostinje vaarder was, dat ik sulk moeij posseleijn had en had er wel sin in, zoo dat ik geloof hij ook zin in moeij goed had.
Hij gaat bij de bakkers rond om het brood te weegen, dat een goede saak is. Van de andere Binkhorst hoor ik niet hoe hij is, beter of slimmer.

Brief 7-7-1780
Wij hebben een niwe chout gekreegen, eenen Renbag, waar van geboorte weet ik niet. Maar mevrou zijn beminde, een Amsterdamse daamen, een nigt van onse Oudechilder doominee Volkmaat, die reets heeft bedankt en vertrokken is en een ander uijt Vriesland hebe gekregen.
Maar mevrouw hier boven gemeld, nuw kan ik uw edele met waarhijd betuigen, nog van mijn leeven geen mismaa mens te hebben gesien, zonder daar geld aan te hebe verkeeken. Zij is niet grootter als een ordinaar kind van 10 jaare oud, gaat mank over bijde zije, heeft een verv als een geest, is chrikelijk geschonde van de pokke, en een ontsagelijk groote bult, zoo dat zij buijten dien geen 20 pond vlees aan haar gantse lighaam heeft; is cheef van aangezigt, wel de lengte van een half el, en kan bijna met geen mens spreeken, zo belemmerd in haar spraak, en heeft bij na noijt een gesond uur.
Maar haar man man zeer met haar verschillende, een zeer welgemaakt ijong heer van geen geborte nog geld. Zij daar en teegen had rijkelij. Maar nuw van haar goede hoedanigheeden ook eens een wijnig gezegt. Is zonder weergae goet aardig en een feniks in kennis.
[Wat zou er met Johanna aan de hand zijn geweest? Ze kon wel kinderen krijgen, zelfs 6].

Zie over het leven van Reinbach ook op deze site:
Napoleon verslagen, Texel in december 1813 en de hoofdstukken Raadhuis en Doolhof.

In maart 1813 schreef Reinbach aan de Heer Onderprefect dat hij niet in staat was het bestuur naar behoren uit te voeren, nu de Vrederechter ziek was en de Commissaris van Politie overleden. Hij moest nu beide posten waarnemen en raakte steeds meer op achter.
Hoe is het nu mogelijk dat dit alles door mij, reeds op Jaren zijnde alleen kan worden verricht zonder mij in den eenen of anderen post aan nalatigheid of pligt verzuim schuldig te maken?

18-4-1813 Aan de Heer Onder Prefect
[Herinnering aan de noodzaak van het benoemen van extra personeel] dat ik in geene deelen wil responsabel zijn, voor eenig verzuim of misslag die men mij in de waarneming mijner functien zoude willen tot last leggen.
Het viel hem allemaal niet mee, de Franse officieren jaagden in het veld en stroopten in de Eendenkooien, terwijl er veel schapen werden gestolen door de soldaten. Reinbach kon de daders niet straffen en schreef op 26-10-1813
Aan den Heer Onderprefect: Mijn Eer en gezag lijdt daardoor, want men begint er mede te spotten, en ik word moede van er mij langer mede te bemoeien.-

Kort daarna veranderde alles- Napoleon werd verslagen. De Franse overheid vertrok, men verliet zo snel mogelijk de bezette gebieden. Reinbach probeerde de rust te bewaren, wat maar ten dele lukte, gezien de Oranjegezindheid van de Oosterenders.
Brief 20-11-1813 Aan den Heer Opperprefect
Alles in rust, except aan Oosterend alwaar men heden wederom de Hollandsche vlag had opgezet en zich vrij algemeen met oranje getoond. Pieter Bremer had het gisteren nog kunnen sussen, lid van de Municipale Raad, zeer braaf man. Maar dat er thans niets meer aan te doen was, weil de gemoederen zedert gisteren avond [verhit waren], toen matrozen van de Cannonneerboten van het Nieuwe Schild aan land waren geweest.

Fort den Helder
De ‘Heer Rijksgrave Verhuel’ weigerde het Fort Helder over te geven, hij was door Napoleon benoemd en wenste ook door hem ontslagen te worden. Hij bleef den Helder houden voor de Keizer, blokkeerde de postroute en sleepte de bevolking mee in een hongerwinter.
Daarbij kwam de strenge vorst die alle vervoer wekenlang onmogelijk maakte. Pas in april was de situatie weer min of meer normaal.
Vanwege de bezetting van Den Helder en Nieuwediep was op Texel kustbewaking ingesteld. Reinbach probeerde de kosten daarvan terug te vorderen.

Een paar regels uit de correspondentie, langere brieven onderaan dit verhaal na de Notulen van de Gemeenteraad:
10-2-1814 Aan den Heer Luit Collonnel van Staedel
De bezorging van brieven is, door stremming der gewone postroute, welke plaats nog in bezit der vijanden is, niet anders dan zeer gebrekkig twee maal per week over het Eiland Wieringen kan gaan, heb ik de brief van 6 January pas gisteren ontvangen.

25-4-1814 Commissaris
De communicatie met de Helder is weer zo te zeggen vrij, hetwelk dan ook eene meerdere levendigheid veroorzaakt, waardoor de gemoederen schijnen bedaarder te worden.

13-8-1814 Aan den Heer Commandant van het Departement van Oorlog
Dat alhier met er daad een zeer groot aantal wachten in de gepasseerde winter en wel van beginne de maand December 1813 tot in de maand April van dit jaar.
1 Aan het strand achter de Hoorn, 1 aan het Dorp den Hoorn, 2 op het fort Central, 1 op de Redoute, 1 op de Lunette, 1 aan het Oudeschild, 1 op de Haven, 1 aan het Dorp Nieuweschild, 1 aan den Burg, 1 voor een tijdlang aan het Dorp de Koog, bezet door de gewapende Burgerij.
[Wie betaalt ze?]

13-1-1816 Aan den Heer Generaal Majoor Provinciaal Commandt van Noord Holland te Alkmaar
Ik heb de Eer ingevolge het verzoek van UHoog EdelGstr bij circulaire missive van den 31 Dec ll N: 571 gedaan, in dubbelde Expeditie hiernevens te zenden 6 gedetailleerde staaten van gepresteerde diensten, welke de schutterij alhier door het waarnemen van Togten en Wagten in het laatste winter saisoen, en wel van den 18 Dec 1813 tot en met den vijfde Meij 1814, daaglijks heeft moete doen, vermits de vijand welke de Helder noch altijd in bezit hield, zig met de herovering van Texel, niet alleen veel voordeel had kunnen doen, maar ook van veele omstandigheden voorzien, ik hoop derhalven dat voor de gunstige medewerking van UHoog EdelGestr en overeenkomstig het besluit van Z.M. hier voorspoedig den billijke schade vergoeding zal komen, te meer daar de wagt gedaan hebbende manschappen geene xdrvers hebben genoten, gelijk men mij zeijd dat elders is geschied, maar aanmerkelijke kosten hebben moeten maken, die noch alle uit gebrek aan fondsen onbetaald zijn.

Wederopbouw
20-8-1814 Verslag van de Stand van het Eiland, 12 bladzijden, 4458 zielen, 296 minder dan in 1809 (dat was de eerste telling in de Franse tijd). Burgemeester Reinbach schilderde de toestand met zwarte verve- zichtbaar verarmd- verbastering van zedelijkheid- en:
Het volk van Oorlog, door natuurlijke oorzaken verwilderd zijn geensints de voorbeelden waarbij Zedelijkheid geleerd kan worden- en de ondeugden van vreemden bij eigen voegende, wordt de Slotsom verbastering van vaderlandsche zeden-
De Lagere Klasse door armoede vervallen, verviel meer tot dieverij, dan hier ooit in vroegere Jaren bekend was, en de Landman miste in één Jaar meer vee, dan in de dagen van vrede die wij beleefd hebben in twintig.-
Doch dit alles is geen voorwerp ’t welk eensklaps verholpen kan worden, maar van zelven moet voortvloeien, wanneer welvaart hare glanzen verspreidt, wijl ik mij niet kan te binnen brengen eenige middelen tot bevordering van Godsdienst, Zeden, Nijverheid, Gezondheid, Orde en Rust te kunnen aanwijzen, als de handhaving der wetten en algemeene Veiligheid, welke meest afhangt van de ijver en waakzaamheid van hen aan wienhet toezicht daarvoor is opgedragen, wijl het aan geene goede wetten en verordeningen hapert.-
Dit alles zijnde wat ik vemeend heb te moeten aanmerken om zo veel mij doenlijk was, aan de begeerten Uwer Excellentie te voldoen- hoop ik geexcuseerd te zullen worden van de misvattingen, welke hier of daar eene andere wijzing bekomen hebben, dan UEx mogelijk bedoeld heeft.

De wederopbouw van het land moest op gang komen, maar eerst wilde Reinbach de kosten van de verschrikkelijke schipbreuk van die winter uitbetalen:
13-9-1814 Rekening f 1759.18.8 voor de kosten van de verzorging der Militairen van het 2e Regiment Orange Nassau hebben veroorzaakt, welke in de gepasseerde winter alhier op de Haaks bij Texel uit het verongelukte Engelsche Transportschip Berisford N 333 in eene deerniswekkende toestand, naakt en ontbloot van alles met verminkte en bevrorene ledematen zijn geborgen. [Graag snel betalen] daar veele van deze lieden hun Geld zeer benoodigd zijn en mij daaglijks daarom aanspreken.
27-10-1814 Commandant Generaal van het Departement van Oorlog
Voor de ongelukkige schipbreukelingen van de Berisford wordt niet zomaar betaald: 2  1/2 bladzij uitleg. Dat de Leverantien en gepresteerde Diensten bij die Rekeningen vermeld, werkelijk zijn gedaan.
5-11-1814 Nog zo’n brief

Koninkrijk der Nederlanden
20-3-1815 Aan Zijne Excellentie den Heer Staadsraad Gouverneur van Noordholland
Gisteren omtrent 3 uuren agtermiddag ontving ik de Circulaire Aanschrijving van Uwe Excellentie in dato 11 dezer N 1060/3524 met de Proclamatie dat onze geëerbiedigde Souverein de Koninglijke waardigheid had aangevraagd. Ik deed ogenblikkelijk alle de Liden van het Bestuur op de onderscheidene dorpen dezes Eiland tegen hede morgen Elf uuren op het raadhuis convoceeren, en verzocht den Commandeerende officier van den Landstorm en Schutterij de nodige orders te willen geeven, dat zich dezelve insgelijks op gemelde uur- met hunnen wapenen op het Plijn voor het Raadhuis bevonden, terwijl ik almede de nodige orders had gegeven, dat hede morgen vroeg van alle torens en Publieke gebouwen de vlaggen zouden worden opgezet. De Leden van het bestuur, alsmede de Landstorm en Schutterij ter bestemde uuren verschene en de Laatste zich in een geschikte order voor het Raadhuis en langs de geheele lengte van het Plein geposteerd hebbende, wierd de Proclamatie onder het gelui der klokken zoo van den toorn als ook van het raadhuis aan de Zamen gevloeide menigte met de grootste Plegtigheid onder het Presenteren van het geweer der Schutterij bekend gemaakt; en naar het eindige van dezelve door een herhaald en algemeen Hoezee Lang leve onze beminde Koning toegejuichd, waarop alle de officiers van den Landstorm Schutterij en van het militaire garnisoen het bestuur op het raadhuis kwamen geluk wenschen met deze zoo heugelijke gebeurtenis en na aldaar eenige tijd vriendschappelijk met elkanderen te hebben verkeerd marcheerden zij met hunne manschappen in een geregelde orde wederom af, waarmede dit voor Nederland zoo belangrijke veest tot algemeen genoegen in de volmaaktste eensgezindheid eindigde.

Internet:
Bestuursinstellingen op het platteland na 1795
Bij keizerlijk decreet van 9 juli 1810 werd het Koninkrijk Holland bij Frankrijk ingelijfd. Per 1 maart 1811 hielden de gemeentebesturen op een rechtsprekend college te zijn. Een gevolg van de inlijving was dat de naam schout vervangen werd door maire. Na het herstel van de onafhankelijkheid in 1813 werd de titulatuur van maire veranderd in die van burgemeester.
De grondwet van 1814 maakte een onderscheid tussen stedelijke en plattelandsgemeenten. De organisatie van het bestuur ten plattelande kreeg gestalte bij het besluit van de koning van 19 februari 1817. Krachtens dit besluit keerde de schout (benoemd door de koning), die tevens secretaris en ontvanger was, terug, bijgestaan door een raad (periodiek aftredend, benoemd door Provinciale Staten uit de aanzienlijken) en twee assessoren, gekozen uit de raad en gecommitteerd door Provinciale Staten. Het besluit van 1817 werd weer vervangen door het reglement van 23 juli 1825: de eeuwenoude betiteling van schout werd binnen het gemeentelijk bestel afgeschaft om definitief plaats te maken voor die van burgemeester, die evenals in 1817 voor het dagelijks bestuur bijstand kreeg van twee assessoren.
De gemeentewet van 1851 deed het onderscheid tussen stedelijke en plattelandsgemeenten verdwijnen. In alle gemeenten wordt de raad, het hoofd van de gemeente, voortaan rechtstreeks door de ingezetenen (voorlopig cencuskiezers) gekozen. De benoeming van de burgemeester blijft bij de koning. De assessoren op het platteland worden wethouders.
(Website Zeist- Overgenomen uit: De archieven in Utrecht, Alphen aan den Rijn 1985)

Schout van Texel
Reinbach was behalve Martinus Langeveld, die tot zijn dood in 1819 Vrederechter was, de enige Meester in de Rechten op Texel

Register van Advertentien boek 306
Proclamatie
Wy Mr Gysbert Coenraad Willem Reinbach Schout voor de gemeente van Texel, aan de ingezetenen van dezelve gemeente, doen et weten
Dat het Zyne Majesteit den Koning, by Hoogst deszelfs Besluit van den 19e february 1817, behoogd hebbende ons te benoemen tot Schout voor de gemeente van Texel voornoemt,- wy dienvolgende dan ook den Eed daar toe staande, in handen van Zyne Excellentie den Heere Staatsraad Gouverneur van Noord Holland, hebben afgelegd, en alzoo werkelyk zyn geïnstalleerd.
Dat vervolgens door hun Edel Groot Achtbare de Heeren gedeputeerde Staten van Noord Holland, by derzelver dispositie van den 3en April 1817, N 32, tot Leden van den Raad dezer gemeente zyn benoemd en aangesteld
Cornelis Willemsz Smit, Albert Swart, Pieter Jansz Boon, Pieter Breemer, Cornelis Kikkert, Jan Ran en Martinus Langeveld junior, als mede tot Secretaris voor dezelve gemeente Simon Theodorus Beets.
Alle welke personen, overeenkomstig den last, ons, by artikel 4 der zoo evengemelde dispositie van Hun Edel Groot Achtbare, gegeven, tegen heden door ons zyn opgeroepen en, na alvorens, volgens het Reglement van Bestuur voor de gemeenten van het platte land, door ons te zyn beëdigd, gezamentlyk met ons derzelver functien hebben aanvaard, zynde gevolglyk ook de leeden van het vorige Plaatselyk Bestuur met dankzegging voor derzelver zoo belang loos aan de gemeente bewezen diensten, door ons namens het gouvernement honorable van derzelver posten ontslagen.
Wordende als nu alle Ingezetenen dezer gemeente gelast omme de voorzeide personen, als gezamentlyk het nieuw Bestuur dezer gemeente uitmakende, in derzelver respective qualiteiten te erkennen.
En op dat niemand, wien het zoude mogen aangaan, hier van onkundig zy, zal deze worden afgekondigd en aangeplakt daar het behoort en gebruikelyk is.
Gedaan ten Raadhuize van Texel den eerste mei 1817
(geteekend) GCW Reinbach
Ter ordonnatie van den Schout
(geteekend) S.Th. Beets

30-11-1839 Dispositie Reinbach dd 20-8-1838
inhoudende de verkoop van Huis, erven, en Boschje op de Hooge Berg aan de gemeente
11-12-1839 Ten einde het eerste tot een raadhuis en het andere ten publieke Wandelplaatse voor het vervolg te doen dienen, als waartoe bijde zeer geschikt zijn. [Een nieuw raadhuis is nodig vanwege] de grootste bekrompenheid van het zoogenaamde Raadhuis, waar in slechts 1 vertrek en een opkamertje zijn [geld is geen probleem] en uit de verkoop van ons bestaande Raadhuis tot afbraak en een ander gemeentelijk gebouw, dat uit hoofde van het onvoldoende van het eerste gebouw eenige Jaren tot groot nadeel van de Kas is bijgehouden.
[Het Dorp zal ook opknappen na afbraak. We hadden anders ook iets moeten kopen].

6-1-1840 Aan de Schout bij Nacht ter Zee Pool aan den Burg
Dat het huis, tuin en aanhorigheden door UZEdG bewoond, ten gevolge van het opzeggen door U tegen 1 mei eerstkomend der huur daarvan, door de eigenaresse Mej. H.M. Langeveld is verkocht en getransporteerd geworden aan het Plaatselijk Bestuur van dit Eiland, hetwelk alzoo thans van voornoemd perceel eigenaar is. De aanvaarding is per 1 Mei.
[Helena Maria Langeveld (1803-18xx), dochter van Martinus Martinusz Langeveld (1764-1819) van Beverwijk en Anna Maria Lijnslager (1768-1822) uit Amsterdam, ze hadden 11 kinderen. Langeveld kwam op 27-2-1797 naar Texel om daar Schout te worden. Tot zijn dood was hij Vrederechter].

Reinbach in de Notulen van de Gemeenteraad van Texel
Hij was aanwezig bij de genotuleerde gebeurtenissen. Namen van raadsleden werden daarin alleen genoemd als ze afwezig waren of wanneer ze een speciale opdracht kregen.
Elk kwartaal wisselde het voorzitterschap tussen Reinbach en Jan Bakker de Jonge. De andere leden werden nooit voorzitter, omdat ze te ver van Den Burg woonden, waar de meeste zaken plaatsvonden. Het bestuur moest snel kunnen handelen als dat nodig was.

Vergadering den 12 February 1796
De Burger Poulus Kikkert Alb. in Commissie geweest tot het naar zien der Boomen staande op de groene Plaats agter de Wal by het Weeshuys en WeeseHollebol, is van oordeel dat ze niet nodig waaren gehakt, dat hy hierover ook met den Burger Reynbach gesproken had ten opzigte van die op de Vischmarkt staande- denzelve zulks met hem geoordeeld had, niet noodig te zyn-
[Die woonde daar blijkbaar al- hoe lang? Hij kocht het Schoutshuis pas in 1800]
Is conform het rapport geconcludeerd.

Vergadering 25 October 1796
Ingekomen Missive Provintiaal Committé dato 10 October 1796- kennisgevende van de provisioneele aanstelling van den Burger Reinbach tot Strandvonder zo van Texel als van het Eierland- met Last den zelve in den Eed te neemen-
Naar Lectuure daarvan is deselve binnegestaan, en heeft den Eed van Getrouwheid en die der Amptenaaren ingevolge placaat van 11 December 1795 afgelegd.

Vergadering 21-12-1796
De fungeerende Maire de Burger Gorter geeft kennis aan deese Vergadering, dat hy extraxt uit deselve aanschryving van het Provinciaal Bestuur ontfangen had-
Dat hy wel is waar ingevolge het Regeerings Reglement, waar aan hy verklaard zig getrouw te houden, verpligt is: by afweesen van de Schout zyn post te moeten waarneemen, mits dan ook de Voordeelen aan die post verknogt genietende en is de waarneeming van die post door de aanschryving van het Provinciaal bestuur de dato 1 October is geconfirmeerd geworden-
Dat het Provintiaal Committé gewisselyk ook in dat Vertrouwen had geverseert- daar zy hem den 10 Oct. daar aan kennisse gaf, van de aanstelling van den Burger Reynbach tot Strandvonder ad interim, hetgeene zyns inziens zo niet behoord, maar dat hy, die de Last van de post had, notoir ook de voordeelen daar aan verknogt genieten moest- te meer: daar zyn post zomwyle meerder bragt dan hy voor den Lande uitschotten moest doen-
Versoekende dierhalven, daar hy voorsag nog mogelyk langer als Maire zoude moeten fungeeren, dit aan de Vergadering van Holland te willen voordragen, met versoek dat de precident Scheepen van Texel, zo lange ‘er geen Schout en Strandvonder effectief is: ook als zodanig moest ageeren en de voordeelen der Stranden genieten-
En is het zelve conform geresolveert- met byvoeging: dat de Secretaris zulks in de Missive aan het Provinciaal bestuur niet alleen zal melden, maar ook te gelyk: dat de Burger Reynbach Commies ter Recherche by de Marine op de Texelsche Stroom is, gevoegelyk te gelyk de Stranden niet kan waarneeme-

Democratisch verkozen maar niet aangesteld:
De Missive aan het Provinciaal bestuur [over de gang van zaken na de eerste verkiezingen] luide aldus
MedeBurgers!
Den 19 October ll ons aan Uwe Vergadering adresserende, over de aanschryving van den 1e te vooren, gedaan aan de precident Scheepen van den Burg alhier, omme met alles wordende gehouden in state, de Bailluage van Texel en het Eierland ad interim waarteneemen, met verdere daarby vermelding dat den Burger Musquettier zig by Uwe Vergadering tot opgemelde post versogt hadde,
versogten wy als de bewaaring der regten des Volks aanvertrouwd, dadelyk kennisgeving, zo wanneer de verkoosene H. Tigman van Uw wierde geimprobeerd ten eynde het Volk daar van te berigten, de Grondvergaderingen op nieuw te doen beleggen, omme tot de verkiesing eener andere Schout te kunnen overtegaan in dievoegen als door het Volk van Texel by de verkiesing van de Burgers Elout en Tigman had plaats gehad, als zynde zedert de gezegende Revolutie ons tot nog toe geene andere Synosure bekend.
Dan hoe verwonderd waaren wy wel en hoe vonden wy ons bezwaard, by inzagen van Uw decreet van 17e deeser maand, toen en daar in vond, dat aan Uwe Vergadering zoude competeeren het aanstellen van district bailljuwen!
Wy zouden MedeBurgers daar wy overtuigd zyn, alle pubicque aanklagers onmiddellyk in Naam van het geheele Volk regt eischen, geen ogenblik gehassiteerd hebben, deeze aanstelling te berusten- zi dit eene generale Synosure, door de provincie Holland, voor alle Steeden en plaatsen, en dit alom by publicatie of decreet verkondigd was-
maar daar ons Eiland by de tegenswoordige Ordre van Zaken, als tegens Volks regt inlopende, eene exceptie op de generale regel maken zoude
Vinden wy ons gedrongen van te moeten verklaaren, dat wy als nog, de door Uwe Vergadering aantestellene of aangestelde Schout van Texel en Bailluw van het Eierland, niet kunnen of mogen erkennen-
Dat wy van de improbatie van Hendrik Tigman dan Volke zullen kennis geven- het zelve in de Grondvergadering oproepen, omme de verkiessing eener ander tot Schout te doen; waarna wy die onmiddellyk ter approbatie aan Uwe Vergadering zullen presenteeren.
Ten anderen: daar opgemelde decreet ook inhoud, dat het op den 6e Augustus deeses Jaars gearresteerde Regeerings Reglement voor Texel geannulleerd word- vraage wy ter onser Elucidatie hoe zulks door ons verstaan moet worden-
Den 5 Mey ll by de ophanden zynde Vergadering der Municipaliteit, vervoegde wy ons per Missive aan Uwe Vergadering over het StemRegt, waarover tusschen ons en de Krygsraad der Gewapende Burgermagt oneenigheeden waaren ontstaan- wy vroegen of het decreet van 9 Maart 1796 niet ook Grondbasis moest zyn? Waarby de Krygsraad zig, fundeerende op de Publicatie van 8 february waarby het Plan van Organisatie was gearresteerd, sustineerende geene als Stemgeregtigde te kunnen toelaten, welke de wapenen geweigerd hadde,- ook zy niet, die uit hoofde haarer politique denk en handelwyze dezelve niet waaren toevertrouwd.
Het Provintiaal Committé antwoorde den 30 Mey daar aan: dat het onmogelyk was, dat de Wetten elkander konde tegenspreeken, en dierhalven ingevolge art 11 der bylagen van het op den 6 february ll gearresteerde Ontwerp van Organisatie, verklaarden: dat zodanige Burgers onwaardige Leeden der Maatschappy waaren, van hun regt als Burger voor allen verklaard en notoir vallen in de Termen van het 6 art. parag. Litt. D van het 2 Hoofdstuk van het Reglement voor het Provintiaal bestuur, en dienvolgens van zelve van het StemRegt zyn uitgesloten; en dat ons hier op het Regerings Reglement voor het Volk van Texel was gebaseerd, en vervolgens was gearresteerd geworden- waarby ook het Dyks Collegie tot de Municipaliteit te behooren was verklaard- en alzo conform de daarby gemaakte bepaling van gegoedheid, de Grondvergaderingen 8 dagen te vooren by advertentie opgeroepen, waare gehouden, en daar in, dog alleen door de Landbesittende Burgers een Dykgraaf verkoosen geworden was-
Eindelyk MedeBurgers hebben wy niet onverschillig kunnen zyn, over de aanstelling door het Provintiaal Committé den 10 October laastleden- van de Burger G.C.W. Reinbach ad interim tot Strandvonder, zo van Texel als Eierland.
Toen het Volk van Texel haar Regeerings Reglement arresteerde, wilde zy daarbij, dat de precident Scheepen, by vacature van de Schout zyn Post zoude waarneemen, mits zo lange de voordeelen, aan die post verknogt genietende-
Uwe aanschryving van 1 Oct, ll lag hem insgelyks die last op, met byvoeging, dat alles zo lang in statu moest blyven-
Dan het Committé Provintiaal, qualificeerde den 10 daar aan, den Burger Reynbach tot Strandvonder ad interim- en even of men bevreest was, dat de precident Scheepen, van de door Uwe Vergadering geconfirmeerde post in effect ook nopens de Stranden van der voordeelen zoude jouisseeren - Schryft men de Man aan, dat den Burger Reynbach tot de Stranden gequalificeerd was-
Eene handel Burgers representanten, die van geene onregtvaardigheid vry te spreeken is, en gansch strydig aan het gedecreteerde by Uwe Vergadering den 13 Juny 1796, waarby de posten van de Strandvonder van Texel en het Eierland zouden verbonden blyven aan die van Schout en Bailluw; mits dat Uwe Vergadering de approbatie had.
En dewyl nu de laastgenoemde posten door de precident Scheepen in allen deszelfs deelen, zelfs ten uiterste tot benadeeling zyner beroep moet waargenomen worden, dierhalven ook notoir aan hem de Voordeelen, waar van de Strandvonderyen een voornaam deel uitmaken toekomen- te meer daar hy in gevallen komen kan, dat hy voor den Lande uitschotten moet doen- daar en tegen is ook de Burger Reynbach Commis ter Recherche by de Marine, en dagelyks verpligt, de afkomende Koopvaardy Scheepen op de Texelsche Stroom te expedieeren- kan hy te gelyk de Stranden niet waarneemen-
Wy verwagten dus Burgers, daar wy veronderstellen, deese aanstelling geheel zonder meedeweeten van Uwe Vergadering is geschied- dat dezelve zal werden ingetrokken, en zo lange de post van Schout en Bailluw door den precident Scheepen moet waargenomen worden- dat hy dan ook de gewone emolumenten van de Stranden zal kunnen profiteeren-
Wy zyn naar toewensching van Heil en Broederschap
de Municipaliteit van Texel, Ter ordonn. van deselve (get) WRomans
Texel den 22 december 1796

Op 17 december werd hierover al besloten in de Provinciale Vergadering, dus is deze brief bij het besluit niet in overweging genomen. Men stelde Martinus Langeveld aan in deze functie, tevens als Schout en Bode van Texel. Men kreeg op Texel het bericht een paar dagen na het versturen van deze brief.

Vergadering 7 Mey 1799
Binnegestaan de Commissie tot de Kerkelyke Zaken aan den Burg van wegens de Hervormde Gemeente benoemd, de Burgers G.C.W. Reynbach, H.M. Ahlé, C. Kikkert & Hermanus Kikkert- versoekende afdoening der zaake nopens de Heerschende Kerkgebouw aldaar vermits het saisoen verloopt, tot de te doene reparatie aan het zelve Kerkgebouw,
En is deselve Commissie versogt nog een wyl te suppercedeeren, als zynde de vertaging geenzints aan de Municipaliteit te imputeeren, doordien onoverzienlyke bezwarigheeden belet hebben met de werksaamheeden te kunnen voortgaan- dat men eenige maateregelen had moeten neemen, waarop men als nog approbatie inwagtend is.

Invasie van Engelsen en Russen in de herfst van 1799 van eind augustus tot eind oktober. Daarna een strenge winter en hongersnood op Texel.
Vergadering 13 September 1799
Binnen gestaan de Heeren H. Kikkert, G.C.W. Rynbach, S. Koning, Hendrik H. Dekker, M. den Berger, zig beklagende over de drukkende Last der Inquartiering als hebbende ieder 12 Man- versoekende dat ook even als op de andere Dorpen Manschappen bij de omleggende Boeren mogen worden geplaast-
En is hun in de Eerste plaats vertoond de Lysten hoedanig de quotisatien in de eerste ogenblikken gemaakt waren- maar dat men zo even de Commandant verwachten met wien men nadere Schikking zoude tragten te maken- dat men geinformeerd was ‘er een gedeelte Volk weggescheept stonde te worden, en zo ras dit gebeurde: dat ‘er dan gewisselyk eene andere Schikking moest plaats hebben- waartoe men dan hunne assistentie zoude versoeken-

Vergadering 16 Sept. 1799
present alle de Leeden demto Huysman en waaren de volgende uit de Burgerij geconvoceerd
Hermanus Kikkert, G.C.W. Reynbach, Leendert Pruyt, C. Timmer, Arie Jacobsz Dyksz, Willem Keyser, Pieter Sluys
Zynde ‘er geene nog van de Waal nog Oude Schil gecompareerd-
De Schout zegt de reeden te zyn: waaromme deeze zamen komst had versogt; hier inne bestond eensdeeld wegens de Zwaare inquartiering op dit Eiland, welke binnen kort daar geen aanvoer komen kan, alles zal doen consumeeren wat ‘er is-
Dat de Staat der Graane vooral der Rogge opgenoomen zynde gebleeken is, naulyks voor 3 a 4 dagen meerder Brood te zyn- ook dat ‘er by de Grutters nog Meel, nog Erwten, nog Boonen- en in de Winkels geen Booter meer te bekomen was-
Dat ‘er eene Ordre van de Collonel en Commandant van Panhuys gekomen is, welke alle dagen voor de Manschappen van de Vloot op Texel requireerde 2300 Lb Vleesch, de eene dag rund en de andere dag Schapen Vleesch- behalven het geene de Engelsche Scheepen op de Rheede, dagelyks van Vleesch nog kogten-
dat alles by voortduuring een totaal gebrek voorspelde, zo ‘er ras geene voorziening gechieden- waaromme hy versogt dat ieder zyne gedagten geliefde openteleggen, hoedanig hier in best voorzien, of welke middelen tot voorkominge van een en ander diende te worden te werk gesteld- leggende over de quantiteit Rogge thans nog op dit Eiland
De voorraad van Rog aan den Hoorn is 70 Loop, Waal 21, Oosterend & Nieuwe Schil 29, Burg nog 59, Oudeschil gecalculeerd 25, totaal 242 Loopen, dus niet wel 5 1/2 Last
En is Unaniem geresolveerd eene Commissie te benoemen naar de Erfprins op de Helder, welke een request zal meede gegeven worden, waarinne omstandig alles zal worden vermeld en opgegeven, met versoek omme van de inquartiering te zyn ontheven daar naulyks op dit Eiland 3 dagen meerder Brood is en te gelyk dat van een quantiteit Graanen mogte worden voorsien omme voor een Totaal Hongersnood te worden besogd-

Vergadering 18 September 1799
Binnen gestaan de Heeren Hoekstra, Rijnbach, Jan Bakker djonge, Matthijs den Berger, Sybrand Koning, Hermanus Kikkert zig beklagende over de gedaane inquartiering als zynde veels te hoog beswaard, in vergelyking van anderen- versoekende also dat uit Consideratie hier van, daar inne eenige verligting mag worden toegebragt
Waarover met deselve gedelibereerd hebbende, en de Lyste der Inquartiering ingezien- is eyndelyk wederzyds gearresteerd, dat men op morgen de Lyste naukeurig zoude nagaan en daar inne zodanige veranderingen te brengen, als meer tot wederzyds genoegen dragelyk is- Wyders is van weegen de regeering geresolveerd uit de mindere beswaarde Burgers, ook daar by te versoeken- Hendrik Maartensz Dekker, Hendrik Bruyn en Floris Spin

Vergadering 24 dec. 1799
Op voorstel der Burger Gorter is geresolveert eene Nominatie te formeeren van Stemgeregtigde Burgers ter vervalling van de overledene Burger Kooyman Lid deeser Vergadering, en het zelve te versenden aan het Uitvoerend Bewind- dog om het zelve te bespoedigen het intesluyten aan het departementaal bestuur, met Versoek het zelve te willen ondersteunen, ten eynde door de spoedige verkiesing tot een Lid deeser Vergadering, de werksaamheeden der Municipaliteit geene Vertraging geschieden-
daartoe voorstellende: de Burgers Dirk M. Boon en G.J.W. Reynbach

Aan ’t Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republicq
Mede Burgers!
Door het onlangs sterfgeval van een onzer werkzaamste Leeden den Burger Gerrit Kooijman aan den Burg alhier woonagtig geweest, onze Vergadering zeer zynde verswakt geworden, en het gemeene belang vorderende: dat deeze vacatuure spoedig door een ander braaf en bekwaam Vaderlander wierde vervuld- ter tyd en wyle door de aanstelling der Gemeente bestuuren agtervolgens de Staatregeling deswegens worden voorsien- neeme wy de Vryheid de navolgende G.C.W. Reynbach en Dirk Myertsz Boon, beide braave en Stemgeregtigde Burgers meede wonende aan den Burg, UEd voor te dragen, met versoek daar uit de verkiesinge tot een Lid der Municipaliteit te doen, en daar van aan ons kennisse te geeven-
In afwagting hiervan zyn wy naar toewensching van
Heil & Broederschap
De Municipaliteit van Texel
Ter ord. van deselve (get) WRomans Texel 24 Dec. 1799

Vergadering 21 January 1800
Ingekomen een Extract uit het Register der besluiten van het departementaal bestuur Texel dato 14 Jan. 1800 kennis gevende dat ingevolge Last van het Uitvoerend Bewind der Bataafsche Republicq, tot Lid van het Gemeente bestuur van Texel in plaatse van de Overleedene Burger Gerrit Kooyman verkoosen was den Burger Gysbert Coenraad Wilhelm Reinbach- en is naar Lectuure der Laastgenoemde Burger versogt heede nademissdag 3 uuren in deese Vergadering te willen komen, ten eynde aan deselve der vereyschte Communicatie te doen-
S’ nademiddags 3 uuren gemelde Burger in de Vergadering gekomen, en opgemelde besluit voorgeleesen zynde, heeft deselve de post als Lid van het Gemeentebestuur van Texel op zig genomen, de Verklaring ingevolge de nog voorhanden zynde instructie afgelegt, en vervolgens sessie genomen-
En is de Secretaris gelast conform de inhoude van het besluit hier van aan het departementaal bestuur kennis te geven, en ook advertentie over Texel te doen-

Vergadering 18 feb. 1800
present alle de Leeden demto den Burger Reynbach
dingsdag Morgen 9 uure
De Notulen der voorgaande Vergadering zyn geleesen en goedgekeurd
En is door de Vergadering geduurende de Absentie van den precident, het precidium opgedragen aan den Burger Albert Gorter

Vergadering den 2 Maart 1800
present alle de Leeden demto den Burger Reynbach van het Eiland
pas op 1 april was R weer present maar 10 april weer niet, pas 2 mei wel

Vergadering 16 September 1800
Present alle de Leeden demto de precident Burger Reinbach van het Eiland als meede de Schout ziek

Vergadering 28 October 1800
Binnen gestaan den Burger Reynbach door middel van Koop geworden zynde Eigenaar van het Huys, Schuur en Thuyn staande alles naast het Raadhuys alhier, waar van de Muur der Thuyn zyne Strekkking heeft langs de Groeneplaats, op welke Groeneplaats de Veemarkt deeses Eilands gehouden word-
Geeft aan de Vergadering kennis: dat aan die Muur tot gerief der Veemarkt door Middel van daar in geslagen Krammen waar door Touwen geschooven het Rundvee en Paarden op de Markt komende vastgemaakt word, waardoor die Muur zeer veel te lyden heeft- dat hy die vastmaking wel wilde toestaan, maar daar de paalen welke die Muur staande vergaan waaren, het alzo gevaarlyk wierd, het zelve langer te gedogen ten waare van Eilands weegen door middle van andere bequaame palen voorsiening geschiede-
Waarover zynde gedelibereerd, en in aanmerking genomen: dat de Burger Rynbach den Burger Reynbach de vastmaking aan zyn Muur waardoor hy Schaade stond te lyden, niet behoefde toetestaan; en het alzo regt en billyk is, wilde het Eiland ten vordeele der Ingeseetenen de VeeMarkt in die Situatie houden als deselve tot Heede heeft geweest, dat het dan ook ten haare Kosten zorge dat hier inne Voorsiening gedaan word- maar daar de voordeele van die Markt aan het Algemeen Weeshuys is afgestaan, is het zelve also verpligt, wil zy gebruyk van de Vastmaking der Muur voornoemt behouden, dan ook tot ondersteuning van deselve de palen verpligt is te doen maken-
En zal deswegens met Regenten van het Weeshuys werden geconfereert, zynde daartoe benoemd de Burgers Gorter en Koning- en hier van ter naaste Vergadering rapport te doen-

Vergadering 24 Maart 1801
De Burger Rynbach geeft kennis, dat het gebouw de zogenaamde Koning David, met het Raadhuys verbonden en door hem en dit Eiland in gemeenschap bezeten, in zodanige Bouwvallige Staat zig bevond, dat aan niemand dan met veel gevaar daar door passeeren laat staan van het gebouw eenig gebruik maken kan- dat hy van zyne zyde genegen is hetzelve voor zyn aandeel te doen herstellen, versoekende alzo ook dadelyke voorziening van het Eiland, te meer: daar gemelde Koning Davis, met de agtergevel van zyn Huis verbonden, zo hy onverhoopt instorten, daardoor aan gemelde agtergevel zeer veel nadeel zoude toebrengen-
Waarover zynde gedelibereerd, en begreepen ofschoon het Committé van Justitie met het financieele deezes Eilands niet had te maken, niettemin de doorgang door deselve Koning David voor gevangene bij de gemelde Justitie zeer veel aangelegen was; ook zo het geviel dat alhier een Burgerlyke Regtbank wierd geetablisseerd, men noodzakelyk een Locaal diende te hebben tot gevangenisse geschikt, waartoe mogelyk het terryn van de Koning David zeer geschikt zoude weesen- is geresolveerd over een en ander met het Committé van Justitie te confereeren, en tot dat einde benoemd de Burgers Gorter en Koning- die al meede gequalificeerd worden, zo de Justitie tot een Locaal voor de Gevangenisse de overneeming goedkeurde, dan niet, deswegens met de Burger Reynbach het zy tot de overneeming of gezamentlyke opbouw voor Reekening van Eiland te convenieren als zullen vermeenen dat best en geschikt zoude voorkomen-

Vergadering den 14 April 1801
Wyders is geresolveerd over het gebouw de Koning David genaamd annex het Raadhuys en gemeen met den Burger Rynbach, aanstaande Zaturdag middag 2 uuren Extra ordinair te zullen vergaderen

Vergadering 18 April 1801
present alle de Leeden demto de Burgers Koning en Huysman
Zaturdag Middag 2 uuren
Thans aan de Ordre zynde eene resolutie te neemen over de herstelling van het Zogenaamd gebouw Koning David- is naar de financieele Situatie deeses Eilands geexamineerd en den gansch geen voordeelige Situatie daar van overwogen te hebben- ook daar men wegens het voorstel der vervroegde revisie van de Staatsregeling, niet vast of hier ook op Texel een Burgerlyke Regtbank zou gevestigd worden, zo ja! dat dan het Locaal van de grond der Koning David mogelyk zeer geschikt zoude weesen omme bequaame gevangenisse te maken- is voor als nog de resolutie zo tot den wederopbouw als andersints van de Zogenaamde Koning David in advys gehouden

Vergadering 20 Mey 1802
Wyders versoekt den Burger Clarisse daar een der Articulen zyner Instructie kwam intehouden het aanstellen van plaatselyke Scholarchen, die het op en toeversigt over de minderen schoolen hadde- dat de Vergadering hem daar toe op Texel eenige geschikte persoonen geliefde optegeven-
Het welk gedaan zynde heeft zyn Ed daartoe gedisponeerd en benoemd de Burgers Mr. GCW Reynbach, S. Hoekstra, A. Wentel, H. Schutte en H. Dogger
Alle op deeze Eilande woonagtig- als dewelke door zyn Ed hier toe zullen werden aangeschreeven, en behoorlyke Instructie te handen gesteld-

Vergadering 16 November 1802
Ingekomen eene Missive van J. Clarisse van dato 6 October 1802 in qualiteit als Schoolopziener van het Eerste departement voormalig Texel, kennis gevende: dat tot een plaatselyke Commissie over de Schoole op den Eilande Texel, door hem op behoorlyke qualificatie van de commissie tot de Binnelandsche Correspondentie, waaren aangesteld de Burgers G.C.W. Reinbach, A. Wentel, S. Hoekstra, H. Schutte en H. Dogger-
aangenomen voor Notificatie
den Burger G.C.W. Reinbach versoekt alzo uit Naam der vermelde plaatselyke Schoolcommissie, dat hunlieden het noodig Locaal op het Raadhuys tot Vergadering of tot hunne byeenkomst mag aangeweezen worden- en werd een hun een der vertrekken op ’t Raadhuys geaccordeerd mits telkens het Voorzittend Lid zig diende informeeren, of ‘er wel plaats zoude zyn, voor hun aanstaande byeenkomst

Rijksambtenaren mochten niet meer tegelijk in een Gemeentebestuur zitten.
Vergadering 29 November 1803
Op de gedaane kennisgeving van den precident by voorgaande Vergadering, dat hij verpligt was, zijn ontslag als Lid deeser Vergadering te neemen-
Hebben alle de Leeden geresolveerd ook de hunne te neemen; per Missive aan het departementaal bestuur, te meer, daar zy reeds lang in functie zijn geweest, en van teid tot teid verlooft, het zelve te zullen bekomen; ook dat een ander hunner Leeden een Lands amptenaar zijnde, niet bevoegd is, langer in functie te blijven, versoekende also gesamentlijk met Januarij aanstaande hun ontslag-
Zynde geresolveert: dit addres nog niet te versenden, voor dat aankomende Maandag hiermaal de Ontfanger Star zijne Rekening zal hebben gedaan-

Vergadering 20 Maart 1804
Binnen gestaan Hendrik Maas en Jan Korsz List, voorige Huurders van het Kerkenland genaamd de Steenhopen in de polder de Koog, te kennen gevende: dat ten tyden toen zy het zelve Land in Huur aanvaarden het niet anders behynd was als op Heede- en dat de oudste Lieden niet geheugde het ooit anders gelegen heeft-
En is geresolveert hetzelve voor als nog in advys te houden- zullende dat Land door eene Commissie uit deze Vergadering, met behulp van deskundige werden geinspecteerd- wanneer het geschil over de behyning, daar deese Vergadering als verhuurders partydig worden beschouwd, aan de beslissing aan Neutrale Lieden zal worden overgelaten
Zynde tot de te doene Inspectie van wegens deeze Vergadering benoemd den Burgers Reinbach en Gorter, vrylatende aandeselven 2 of meer deskundigen by zig te assumeeren zo als zy te rade zullen vinden- voorts gehouden zynde van hunne bevinding Heede 14 dagen rapport te doen-

Vergadering 1 Mey 1804
Binnen gestaan de Heer Rynbach Eigenaar van het Huys staande naast het Raadhuys aan den Burg alhier, en alzo met het zelve Raadhuys Eigenaar van het vervallen gebouw agter Scheepenkamer genaamd de Koning David- insteerende tot de gezamentlyke opbouw van de gedagte Koning David of dat de Vergadering zodanige andere Mesures van voorziening neemen, als het hun gelieven zal- offereerende ingeval van resolutie tot den opbouw, zyn aandeel ‘er aan te willen contribueeren-
En is zyn Ed versogt het zelve te mogen houden in advys tot de naaste Vergadering, wanneer men vertroude beter van alles daar omtrent geëlucideerd te weesen- waar meede zyn Ed provisioneel genoegen nam-

Vergadering 15 Mey 1804
Thans aan de ordre zynde resolutie te neemen op het Voorstel van de Bailliuw laastleden Vergadering gedaan, tot het oprigten van een Bank van Leening op Texel-
Is geexamineert het reglement en ordonnantie deswegens in den jaare 1796 ontworpen, met de ingekomene aanmerkingen van het vorig Lid des Gemeentebestuur Albert Gorter- en wyders door den precident in omvraag gebragt zynde, zal ‘er met uitsluyting van allen anderen een Bank van Leening op Texel bestaan Ja! dan neen!
Is unaniem beslooten, dat ‘er maar 1 Bank van Leening, met uitsluyting van alle anderen op Texel bestaan zal- zullende het zelve ontworpene reglement in handen gegeven van een Commissie bestaande uit de Leeden aan den Burg, de Bailliuw en de Secretaris, ten einde het zelve nader te Examineeren, en met hunne aanmerkingen ter naaster te suppediteeren, om als dan daarop zodanig te resolveeren, als men zal vermeenen te behooren, en is al meede aan dezelve Commissie opgedragen te onderzoeken, hoedanig te handelen niet alleen met den opbouw van de zogenaamde Koning David, maar ook daar mogelyk verre het profitabelste zoude weesen, het geheele oude Raadhuys Bouvallig en in slegte staat te amoveeren en een Nieuw in de plaats te doen opbouwen, om met den Heer Reinbach te spreeken tot afstand van deszelfs Schuur als by den opbouw geheel ontbeerlyk zynde-

Vergadering 12 October 1804
Daar het quohier der 8 en 25 Jarige Heffingen over 1803 van den Burg niet voorhanden op het Raadhuis gevonden word- is hier over onderhouden de Heer Reinbach geweest zynde Lid deese Vergadering en Leden van de commissie tot Onderzoek by opgemelde Heffing-
Dan zegt deselve niet beter te weeten: als dat het genoemde quohier in de Kist op het Raadhuys moest zyn- zullende alzo na dit quohier, nadere onderzoek geschieden-

Vergadering 24 October 1804
Den precident kennis gevende: dat Cornelis Calis dj hebbende het Huys in den Binneburg by het voorige Gemeente bestuur van Meij 1804 tot Meij 1805 tot gebruik van een Caserne voor de Militairen verhuurd voor f 32- op conditie dat alle Schaden door de Militiaren te veroorzaken, door het Eiland gerepareerd en hersteld zoude worden- zig als nu aan hem had geaddresseerd om reparatie van het Verwulf van de Kelder, het geen ingestort was- dan dat het zelve verwulf niet door toedoen der Militairen zynde ingevallen, maar wel door ouderdom en uitwyking van de Zy Muur, hy alzo Zwarigheid had gevonden in het begeerde van Cornelis Calis de jonge te treeden dat hy daaromtrent recherche had late doen in de Notulen, zig ook had geinformeerd by de voormalige precident Reinbach, uit welke een en ander bleek dat het Contract van Huur ook niet anders was geweest, als hier vooren was gezegt-
Tot geruststelling van deese Vergadering de Heer Reinbach zynde binnen verzogt: conformeert gemelde al het hier vooren gestelde, met byvoeging dat de Huur op dezelve voet weder was gecontinueert, als in de Notulen van 20 feb. 1804 was vermeld- te weeten: dat alle Schade die de Militairen aan het Huys als Caserne deede vergoed zoude worden-
Hier op gehoord hebbende C. Calis dj zegt dezelve wel is waar de Huur zodanig was gecontracteert- dog dat het invallen van het Wulf van de Kelder, niet zou plaats gehad hebben, indien ‘er geen Militairen in het Huys waaren gecaserneerd geweest-
Eindelyk is men met C. Calis dj in zo verre dog by wyze van inschikkelykheid, dog verder niet geaccordeerd: dat de Schaade van het Wulf zal worden getaxeerd door een Neutrale Metselaar en een Timmerman- waarvan de Helft aan hem door het Eiland zal worden betaald, mits dat hy het dadelyk zal hebben te doen maken-
Verklarende de Vergadering als dan geduurende de continuatie der Huur tot 1 Mey 1805, in geene verdere te komene Schaade aan het Muurwerk gehouden te willen weezen, hetgaane beweezen zal worden door ouderdom veroorzaakt te zyn- maar wel wanneer ‘er Schaade, door de Militairen aan het Huis wierden toegebragt-

Vergadering 2 April 1805
De raad der Brandspuit aan den Burg versoekt, voor de Burgers Jan Bakker dj en Hermanus Kikkert als tegenswoordig fungeerende Leeden des Gemeentebestuur, twee anderen te benoemen en aantestellen tot toezienders by ontstaane Brand, dragende daar toe voort Mr. G.C.W. Reinbach en Albert Gorter
Zo ook voordragende tot opwekkers by Brand Simon Dekker, Cornelis Vlaming, Albert de Ruyter en Gerrit v.d. Wiele, en is na gehoudene deliberatie de gedaane Voordragt van den raad der Brandspuit aan den Burg geapprobeerd- zullende alle dezelven door de Bodens worden aangezegt, en de raad der Spuit van worden kennis gegeven-

Vergadering 28 Mey 1805
Binnen gestaan Rooymeesteren aan den Burg- te kennen gevende: dat alvoorens zy in functie treeden, zij gaarne wenschte te weeten, of zylieden zelve geobligeert zyn, alle aanzeggingen en Boodschappen in hunne functie te moeten doen-
En is hun aangezegt, dat zy in alle zaken hunne functie betreffende: de Eilands Bodens kunnen gebruiken, zonder daarvoor te mogen declareeren-
Ook geven zy hunne bedenking in overweging, wegens de Muur van de Stal van de Heer Reinbach, naast het Raadhuys, welke na het gevoelen van een ieder reeds Jaren lang als zeer gevaarlyk is beschouwd- en is hun gerenvoyeerd na art. 1 hunner Instructie: met byvoeging dat de Vergadering zo veel fiducie in hunne personen stelde- dat zy vertrouwde dat opgemelde Instructie, door hun pligtmatig zoude worden nagekomen-

Vergadering op den 30 Mey 1805
present Bailliuw Langeveld, de precident Bakker en het Lid Hermanus Kikkert ten byweezen van de Secretaris ten Raadhuize aan den Burg
Met de Heer Reinbach Eigenaar van het Huys naast het Raadhuys, en ook uit dien hoofde Eigenaar van het Mishok op de Groene plaats nevens de Muur van zyn Thuyn- tot opruyming van het zelve Mishok gecontracteerd en overeengekomen: dat de Heer Reinbach het zelve Mishok zal verplaatsen, op zyn Erff ter zyde van de Schuur, mits 2 Muurtjes daar toe nodig, door het Eiland werdende bekostigd-
Dat de Mis welke tegenswoordig in het Mishok legt met het Houtwerk van het zelve, zal zyn en blyven, het eigendom van de Heer reynbach- en dat zo het geviel: dat de Mishokken wederom aan de publicque Straaten getollereerd wierden, de Heer Reinbach of de Successeuren van zyn huys, dan ook het regt behielden, ‘er op de Groene Plaats, ten zelver plaatse daar het geweest heeft, wederom een Mishok te mogen maken-

Vergadering 25 September 1805
Binnen gestaan Jan Sontrop van Amsterdam, Knegt op de Tabaks fabricq by Jacob Reinbach, versoekende met zyn Vrouw zo lang hy Knegt is, de inwooning alhier te mogen hebben, waarvoor Mr. G.C.W. Reinbach aanneemt zig als Borg te verbinden- en is het Versoek geaccordeerd mits Heede 14 dagen produceerende deselve Borgtogt in forma

Vergadering 9 October 1805 present alle
Ingekomen request van Johannis Jacobus Reinbach wonende aan den Burg versoekende Acte van admissie tot verkoop van Thee- en is het zelve versoek geaccordeerd, zynde de Secretaris geauthoriseerd acte als verkoper van Thee te depecheeren

Vergadering 19 November 1805
Binnen gestaan de Heer & Mr. G.C.W. Reinbach, de welke onder afstand van de Beneficium Ordinis et Excusionis, zig verklaarde te stellen tot Borg en principaal voor Jan Sontrop in cas van opkomende armoede zo lange dezelve Jan Sontrop als knegt by zyne Zoon Jacobus Reinbach aan den Burg alhier op de Tabaksfabricq was werkende-
En heeft de Vergadering verklaard hier meede genoegen te neemen

Vergadering 29 January 1806
Ingekomen Missive van de Schoolopziener van het eerste District van Hollandsch Noordelyk gedeelte dato 13 jan. 1806, te kennen gevende: dat hy op Nieuw benoemd en versogt had, de Heeren A. Wentel, G.C.W. Reinbach, S. Hoekstra, H. Schutte en H. Dogger, tot de plaatselyke School Commissie deezes Eilands, hij ook niet twyffelde of deselve zoude dit wel aanneemen- versoekende hun dit te communiceeren en van den afloop kennis te geven-
en is het zelve aangenomen voor Notificatie en geresolveerd deselve plaatselyke Commissie opteroepen, aanstaande dingsdag middag om 2 uuren- zynde van wegens deese Vergadering tot het geven van opening en verdere te houdene conferentie, by deese plaatselyke School Commissie, benoemd de Leeden van den Burg met den Bailliuw en Secretaris-

Vergadering 4 February 1806
present de Leeden van den Burg met den Bailliuw
dingsdag middag 2 uuren
Agtervolgens de Missive van de Schoolopziener over het Eerste district van Hollandsch Noordelyk gedeelte, geschreeven te Grootschermer dato 13 Jan. ll. betrekkelyk: de door Zijn Ed. benoemde plaatselyke School Commissie op Texel,
De Heeren Ab. Wentel, G.C.W. Reinbach, S. Hoekstra, H. Schulte en H. Dogger
Zyn dezelve Heeren binnen gekomen en na hun den inhoude van opgemelde Missive te hebben gecommuniceerd, waar van deselven verklaarde bereids door eene Missive aan de eerst hunner Commissie dor den Schoolopziener gezonden, kennis te dragen, en na verdere conferentien deswegens gehouden-
Hebben dezelve deese benoeming zig laten welgevallen en de plaatselyke School Commissie op Texel op zig genoomen- onder die mits: dat hun wierd gegeven eene behoorlyke qualificatie, de Schoolonderwysers op deese Eilande daar van kennis doende en daar het zeer tot aanmoediging der Jeugd noodsakelyk was, nu en dan door prysjes dezelve optewekken: dat de Commissie onder behoorlyke Verantwoording aan deese Vergadering daartoe een genoegzaam fonds wierd aangeweezen-
zo meede: tot het doen van andere klyne uitgaven
en heeft de precident opzigtelyk de eerste poincten het versoek toegezegt en wat het nodige fonds aanging tot uitdeeling der prysjes aan de Jeugd en verdere klyne uitgave: verklaarde hij in Naam van het Gemeentebestuur niet te twyffelen, of die Vergadering zou met hem deswegens eensdenkende zyn, en meede geen Zwarigheid maken, wanneer de Commissie prysen aan de Jeugd oordeelde te moeten uitdeelen: daartoe alvorens de nodige fondsen aantewysen- het geen gewisselyk eersdaags een poinct van deliberatie zal moeten worden, als ingevolge het Reglement onlangs voor de Gemeentebestuuren gearresteerd, met de daaropvolgende aanschryving van de gedeputeerden uit het departementaal Bestuur binnen den tyd van 3 Maanden verpligt zynde te moeten opgeven, hoedanig voortaan de plaastelyke belastingen zal zyn gereguleerd
Wyders dat ‘er thans twee nieuwe Schoolmeesteren aan Oosterend en den Burg op deese Eilande beroepen zyn, welke het Onderwys doen naar de Nieuwe Leertrant, is met hun verdere afspraak gemaakt deselve Schoolmeesteren met eene behoorlyke Instructie te voorzien- dog welke Instructie alvoorens ten fine van resumtie zal werden gesteld, in handen van de plaatselyke Commissie voorschreeve
Eindelyk is de Secretaris gelast de Schoolopziener kennis te geven, dat de benoemde de hun opgedragen Last zig hadde laten welgevallen

Vergadering 11 February 1806
Ingekomen Extract uit het Register der Besluiten van de gedeputeerden uit het departementaal Bestuur dato 28 Jan. 1806 inzendende: het Staatsbesluit van 24 te vooren- inhoudende dat volgens art. 14 der publicatie van 21 Dec. 1805 in houdende reglement voor de Gemeentebestuuren, de daarbij bedoelde Gecommiteerdens uit de gemeente zou moeten gekozen worden door Stemgeregtigde Burgers, of anders volgens art. 15 op de meestgeschiktste wyse, naar de plaatselyke omstandigheeden- met last zo deselve alzo gekozen en aanweezig zyn, men met deselve over de plaatselyke belastingen kon in Conferentie treeden-
Maardaar men veronderstelde dat dit het geval niet zoude zyn, maar dat dezelve op veele plaatsen zoude ontbreken, waaromme gelast wierden, zo dit plaats had, een dubbelgetal van de notabelste en gequalificeerdste aan het departementaal Bestuur, ten fine van electie te moeten inzenden- waar over zynde gedelibereerd, is unaniem hier toe besloten, moetende ‘er 2 voor den Burg, maar verders voor ieder dorp op deese Eilande 1 Gecommitteerde zyn-
en is also voor den Burg dit naarvolgende dubbelgetal geformeert als
Mr. G.C.W. Reinbach, Sybrand Keyser, Cornelis Koning en Jan Stam
Oudeschil Ab. Wentel en Tiede Christiaansz
Hoorn Cornelis W. Smit en Willem Keyser
Oosterend Pieter Breemer en Pieter Alb. Keyser
Waal Frans Oom en Arie C. Dyksz
Koog Klaas Keesje en Gerrit Sluysman
Zynde de Secretaris gelast deese Nominatie aan ‘t departementaal Bestuur van Holland te verzenden- met versoek: voor den Burg 2 Gecommitteerdens uit hoofde van de meerdere bevolking, dog uit de overige districten ‘er een te kiesen en dese Vergadering daar van Kennis te geven-

Ingekomen Missive van S. Hoekstra en Mr. G.C.W. Reinbach, zo voor zig als de Notabelste Ingezetenen aan den Burg, geschreeven aldaar den 17 feb. 1806, versoekende daar het getal de Leerende Jeugd aan den Burg thans zo groot is, dat een tweede Leermeester in het School
een noodzakelyk vereischte geworden is- tot welke tweede Leermeester zy eerbiedig voordroegen de persoon van Jan Wilkes, als dewelke geduurende de waarneeming, zo van de onlangs geweest zynde School Vacatuures aan Oosterend als Burg, zig zo verdienstelyk gedragen heeft, dat de bewysen optehalen, daarvan overbodig by deese Vergadering zoude zyn- dat zy aanname deselve Jan Wilkes uit de privé Beurs hunner Committenten geduurende een jaar lang te zullen voldoen f 50- Tractement en voor zyne Kostpenningen te zorgen-
Versoekende al verder: dat na verloop van dat Jaar, schikkingen worden gemaakt zo hier als elders daar het op dit Eiland nodig mogt weezen, om in de Schoolen ondermeesters te stabileeren-
Waar over zynde gedelibereerd, is Jan Wilkes geduurende een Jaar als tweede Leermeester, onder opzigt van de kundige nieuw beroepene Leermeester Willem van Haarst, in het School aan de Burg aangesteld op een Tractement van f 50- te betalen door de Heere S. Hoekstra en Mr. G.C.W. Reinbach- uit het ingetekende fonds, waarvan J. Wilkes acte zal worden ter handen gesteld- zullende voor het eindigen van het Jaar, schikkingen worden gemaakt
zo hier als elders in de openbaare Scholen daar het vereischt word op deese Eilande, dat ‘er ondermeesters worden aangesteld-

Vergadering 18 Maart 1806
S’ nademiddags 2 uure
Ook present alle de Gecommitteerdens uit de Stemgeregtigden ter reguleering der plaatselyke belasting, benoemd by resolutie van het departementaal bestuur van Holland dato 18 feb. 1806- zynde voor den Burg Mr. G.C.W. Reinbach, Sybrand Keyser, Oudeschil Ab. Wentel, Hoorn Cornelis W. Smit, Oosterend Pieter Breemer, Waal Frans Oom, Koog Klaas Keesje en is deselve de resolutie voorschreeve gecommuniceerd, met versoek dat zy deese benoeming zig gelieven te laten welgevallen- hebbende deselven na eenige bedenking genoegen in hunne benoeming genomen-
Voorts is hun het verdere oogmerk hunner oproeping bekend gemaakt, hebbende het Gemeente bestuur met openlegging van de Eilands reekening, aan hun medegedeeld, welk ontwerp zy in gereedheid hadde; houdende eerstelyk welke uitgave zullen vereischt worden- en daar en tegen welke middelen het Gemeentebestuur voorkwam, dat tot bestryding hier van, door plaatselyke belastingen, conform het reglement voor de Gemeente Bestuuren van dato 20 Dec. 1805, alhier zouden moeten geheeven worden
Hebbende de Gecommitteerdens na nog eenige Conferentien met deselve te hebben gehouden, aangenomen ten spoedigste rapport te doen

Vergadering 22 April 1806
De Bailliuw brengt in deliberatie de Missive van Hermanus Kikkert, zyn ontslag genomen hebbende als Lid deser vergadering- waarover zynde gedelibereerd, zyn de navolgende Stemgeregtigde ter wedervervulling op de Nominatie voor den Burg gebragt, als Mr. G.C.W. Reinbach en Dirk Myertsz Boon, zynde de Secretaris gelast deeze nominatie te versenden aan het Departementaal bestuur van Holland- met versoek omme een Honorabel ontslag voor Hermanus Kikkert en dat uit de genomineerde een ander in plaats mag worden verkoosen-

Aan ‘t departementaal bestuur van Holland
Hermanus Kikkert een der Leeden van het Gemeentebestuur deezes Eilands aan den Burg, zederd eenige tyd door indispositie en nu door bijkomende verzwakking ten eenemale buiten staat zyne post waarteneemen; heeft by ons zyn ontslag genoomen, verzoekende zulks ook by U Lieder Vergadering te bewerkstelligen, op dat ‘er eenen ander voor hem in plaats gekoozen worde-
Hoe zeer het ons aandoet, een agtenswaardig Lid te verliesen, zyn wy egter van S’ Mans ongelukkige toestand, en zyn billyk verzoek om ontslag ten volle overtuigd-
Waarom wy de Vryheid neeme ter wedervervulling voor een Lid aan den Burg, de naarvolgende Nominatie van Stemgeregtigde aan U Lieden voortestellen: als
Mr. G.C.W. Reinbach en Dirk Myertsz Boon
Hier aan de Burg woonagtig-
Met vriendelyk versoek: het ontslag van Harmanus Kikkert toetestaan, uit opgemelde Nominatie een te iligueren, en ons daarvan kennis te geven, ten einde onse Vergadering wederom gecompleteerd worde
Wy betuigen met Verschuldigde Hoogagting te zyn
‘t Gemeente Bestuur van Texel voornoemt
ter Ordonn. van deselve (get) WRomans Secretaris
Texel 29 April 1806

Extract uit het REGISTER der Besluiten van de Gedeputeerden van het Departementaal Bestuur van Holland, genomen op Vrijdag den 2e Meij 1806
Ontvangen eene Missive van het Gemeente Bestuur van Texel, geschreeven aldaar den 29e April ll, daar bij inzendende eene Nominatie van een dubbeltal, ten einde uit dezelve Een tot Lid van het Gemeente Bestuur in plaats van Hermanus Kikkert, welke wegens deszelfs Lichaamsongesteldheid voor gem. Post had bedankt, te eligeeren en aantestellen.
Waarop gedelibereerd en in achting genomen zijnde, dat de voorschr. Vacatuure een spoedige voorziening vordert, is goedgevonden en verstaan in plaats van gen. Hermanus Kikkert, welke mits dezen word gehouden voor ontslagen, tot Lid van het Gemeente Bestuur van Texel, te eligeeren en aantestellen:
Mr. G:C:W: Reinbach
En zal Extraxt dezes aan het Gemeente Bestuur voorn. worden gezonden tot informatie en ten einde voorsz. benoemde Personen in gem. qualiteit, behoorlijk worde beëdigd, en in functie gesteld.
Accoordeert met voorsz. Register
W:L: Röell

Op de ingekomene resolutie van de Gedeputeerden van het departementaal bestuur van Holland dato 2 Mey 1806 N. 9, in antwoord op de Missive deser zyds dato 29 April te vooren, waarbij voor Hermanus Kikkert tot Lid van het Gemeentebestuur was verkoosen Mr. G.C.W. Reinbach- dan daar deselve Mr. G.C.W. Reinbach, hoe zeer wel genegen, egter zwarigheid vond, uit hoofde van zekere resolutie bij den Zeeraad, deese zyne post aanteneemen, is met voorkennis van de Vergadering, door den precident, den Bailliuw en Secretaris, aan wien zulks was gedemandeerd, de navolgende Missivens verzonden-

Aan de Secretaris van Staat voor de finantien der Bataafsche Republicq
[dat op] Terschelling van de resolutie des Zeeraads hierbove reeds afgeweeken word- dat het UWelEdg- goedheid behagen Mr. G.C.W. Reinbach van opgemelde resolutie te abereeren en hem toetestaan de post van Lid van ‘t Gemeentebestuur van Texel te mogen aanvaarden en waarteneemen-
Texel 28 Mey 1806

Aan de WelEdg Heer Mr Hendrik van Stralen Jz Secretaris van Staat voor de binnelandsche Zaken der Bataafsche Republicq in S’ Hage
WelEdg. Heer
De Bailliuw Langeveld heeft ons geinformeerd dat UEd de goedheid wel zou willen hebben, zog over den inhoude van ingesloten opene Missive, by de Secretaris van Staat voor de Finantien te interesseeren en alzo te bewerken: dat de resolutie van den Zeeraad betrekkelyk de Heer Reinbach werde gemodificeerd- zo: dat Zyn Ed. die wij gaarne tot Lid van ons bestuur hadde, het gerust konde aanvaarden-

Vergadering 27 Mey 1806
De Bailliuw brengt ter tafel eene Missive van de Vries Robbé uit S’ Hage, geschreeven aan de Secretaris Romans, daarby te rug zendende, het van hier gezondene plan van belasting, hetgeene ook getekend moet worden, door de Gecommitteerdens uit de Burgery-
Waar over zynde gedelibereerd, is zulks conform besloten, gaande de precident met het zelve daarop na de Heer Reinbach een der Gecommitteerdens, welke aangenomen heeft het door de present zynde Gecommitteerdens te doen teekenen-

Vergadering 9 Junij 1806
present alle de Leeden demto Arie J. Bakker en Jan G. Spigt
maandag middag 2 uuren
De precident geevt kennis van de ontvangene aanschryving van de Secretaris van Staat voor de Finantie dato 30 Mey 1806 inhoudende dat Mr. G.C.W. Reinbach word gelibereerd van het 1 art. zyner Instructie, het geene hem als Commis ter Recherche obsteerde, het welk hem in de weg was tot het aanneemen van de post als Lid in dit bestuur en is het zelve aangenomen voor Notificatie
Vervolgens de Heer Reinbach in de Vergadering zynde versogt en den inhoude deser aanschryving gecommuniceerd, verklaarde zyn Ed, het zig te laten welgevallen- mits dat zulks hem niet verhinderen zoude in de waarneeming zyner post als Commies- ook daar zyn Ed in de Commissie van het plaatselyke Schoolweezen is, waarvan de aanvangelyke drukke werkzaamheeden niet eerder afgedaan zullen zyn, als na de 26 dezer, versogt zyn Ed, zig zo lang te mogen vacuseeren en heeft de Vergadering hier meede genoegen genomen- zynde zyn Ed geaccordeerd tot 1 July aanstaande, als wanneer de gewoone Vergadering zal zyn
Dan berigt zyn Ed nades de Vergadering dat hij den 17 Junij alhoewel alleen des nademiddags zig by het Gemeentebestuur zal begeven en Sessie neemen- het geene met genoegen aangenomen is-

Vergadering 17 Junij 1806
Mr. G.C.W. Reinbach in plaatse van Hermanus Kikkert tot Lid van het Gemeentebestuur aan den Burg alhier zynde verkoosen, doet den Eed op het Eilands regeerings reglement gearresteerd den 27 Januarij 1804- en neemt vervolgens Sessie- zynde de Secretaris gelast hier van advertentie te doen, en Hermanus Kikkert zyn ontslag te zenden-

de Missive aan de Heer Hermanus Kikkert thans te Amsterdam luide aldus
Myn Heer!
Wij hebben het genoegen te berigten, dat UEd onstag als Lid van het Gemeentebestuur onzes Eilands by het Departementaal bestuur van Holland is aangenomen, en dat in UEd plaatse wederom verkosen is Mr. G.C.W. Reinbach- aan den Burg alhier woonagtig-
Wy bedanken UEd nogmaals voor UEd volvaardige en genegene medehulp in ons zwaarwigtig werk en betoonde Vriendschap; en bidden den Hemel voor Uwe herstelling op dat nog lange met Uw Huisvrouw en Kinderen het goede mag genieten- dan zo dit zyne wille niet mogt zyn, dat het zyne Welbehagen alzo was, Uw die heilvolle Uitkomst te geeven, van welk ieder gelovig Christen in zyne laaste ogenblikken verlangt-
Wij betuigen met agting te zyn
UEd Goede Vrienden!
‘t Gemeentebestuur van Texel voornoemt
ter Ordonn. van deselve (get) WRomans Secretaris
Texel 4 Junij 1806

Vergadering 5 Augustus 1806
De precident Jan Bakker dj legt zyne post neder en draagt het precidium voor 3 maanden op aan deszelfs Medelid aan den Burg Mr. G.C.W. Reinbach-
Schydende wyders de Vergadering S’ avonds om 7 uuren en adjourneert deselve Heede 14 dagen S’ morgens 9 uure-

Vergadering 6 January 1807
Precident Mr. G.C.W. Reinbag legt zyne post neder, en draagt het precidium voor 3 Maanden op, aan deszelfs Medelid aan den Burg Jan Bakker dj

Vergadering 7 April 1807
De precident Jan Bakker dj deszelfs precidium geeindigt hebbende, draagt zyn post over aan het Lid deeser Vergadering den Heer Reinbach

Vergadering 28 April 1807
De Commissie geweest zynde ter verwelkoming en receptie zyner Majesteit by deszelfs komst op Texel berigten: dat hooggedagte Zijner Majesteit op den 23 April ll niet gekomen zynde, zy een Bode hadde gesonden na den Admiraal Kikkert, ten einde in het zekere te zyn geinformeert- dab dat de Bode te rug gekomen, met Antwoord: dat de Admiraal Kikkert zulks ook niet stellig konde zeggen- in de Nagt tusschen den 23 en 24 van de genoemde maand april een Expresse van den Admiraal voornoemt, tyding had gebragt, dat Zyne Majesteit in de vroege Morgen van genoemde Vrydag den 24 April aan ’t Horntje agter strand stond te arriveeren, en dat aldaar de Rytuigen en de Commissie ter opwagting des S’ morgens ten 6 uuren moeste zyn-
Dat hier aan beantwoord wordende zyne Majesteit met 5 Chaloupen van den Helder aldaar aanlanden- van wien Zyne Majesteit door Monde van den Bailliuw Langeveld, den precident Uwer vergadering Mr. G.C.W. Reinbach en de Precident der Justitie Jan Ran geadsisteerd door de Eilands Secretaris W. Romans van harte verwelkomd en gecomplimenteerd wierd en hetgeen Zyne Majesteit insgelyks beantwoord-
Wyders langs strand de route over den Hoorn genomen hebbende, alwaare de Inwoonderen veel gejuig en vreugden betoon aan den dag leiden, arriveerde het Hooge gezelschap aan den Burg- stapte aan het Huis van de precident Uwer Vergadering af, wien op Ulieder versoek deszelfs huis gecedeerd had- en maakte gebruik van het dejeuner op Uwe last daar vervaardigd-
Zyne Majesteit betoonde zeer vriendelyk en gespraakzaamheid en liet zig met veel oplettendheid wegens de Eilands Zaken onderrigten- ook verlande de Koning, dat zo men Zwarigheeden had, of belangens die met billykheid gepaard gingen, dat ‘er van S’ Lands weegen redres in gemaakt wierde- dat men dien by Memorie aan hem moest opgeven-
Zo het Uwe Commissie voorkwam, was de Koning zeer vergenoegd, opgeruimt en wel voldaan, over de hier genoten behandeling-
Na 2 uur toevens en gehoor verleend te hebben aan de Gereformeerde Predikanten van den Burg en Hoorn, mitsgaders aan 2 ongelukkige Vrouwen, die zyne weldadigheid mogten ondervinden- vertrok Zyne Majesteit over Hogeberg, van waar hij een gezigt nam van alle de Dorpen met den geheele omvang van Texel benevens de Rheede- over de Schans en het Oude Schil na de Have- stapte in de gereedheid leggende Chaloupes en vertrok onder gejuich na het voor de Have gehouden Jagt-
De Commissie welke zyne Majesteit alom verzelde, kan de Vergadering berigten dat de Koning alom met gejuig en vriendschapsbetoon wierd ontvangen, en dat alles in de beste en geregeldste Ordre is afgelopen-
De Vergadering met genoegen dit berigt aangehoord hebbende, heeft het gedrag der Commissie geapprobeerd en dezelve voor hunne genomene moeite in deze bedankt

Vergadering 14 July 1807
Het Lid Mr. G.C.W. Reinbach zyne 3 maandelyksche precidium geeindigt geevt het zelve over aan het Lid Jan Bakker dj aan den Burg en scheid de Vergadering S’ avonds 8 uuren en adjourneert deselve Heede 14 dagen S’ morgens 9 uure-

Extra Vergadering 20 October 1807
Het Lid Jan Bakker dj na 3 maanden gefungeerd te hebben, legt zyne precidium neer, het zelve overdragende aan het Lid Mr. G.C.W. Reinbach

Vergadering 28 Julij 1807
Idem Ingekomen Extract enz vorderende opgave van het getal en de naamen met zo veel mogelyke juiste omschryving der Jagten en Vaartuigen, welke by deselve worden gebruikt, en vallen in de Termen van art. 46 van de wet op het stuk der remissien van S’ Lands Impositien-
Gesteld in handen van het meedelid dezer Vergadering Mr. G.C.W. Reinbach, omme opzigtelyk de recherche Schuit te hooren het gevoelen van deszelfs mede Commies A. Wentel- en daar van berigt in te zenden ter Secretary alhier-

Vergadering 15 September 1807
Ingekomen Extract 31 Aug. 1807 inhoudende een algemeen reglement opzigtelyk de cazerneering- in advys ter naaster- en provisioneel in handen van ’t Lid Reinbach

Extra Vergadering 20 October 1807
Het Lid Jan Bakker dj na 3 maanden gefungeerd te hebben, legt zyne precidium neer, het zelve overdragende aan het Lid Mr. G.C.W. Reinbach

Vergadering 19 April 1808
De precident Jan Bakker dj met de Viceprecident Mr. G.C.W. Reinbach berigten dat de 5 ingekomende Ordonnantien van het Ministerie van Oorlog ten behoeven van het Gemeentebestuur op Texel voor gepresteerde Schipvragten en Inquartieringkosten zo voor de Mariniers als Hollandsche Troupes gedateerd 31 Dec. 1807 betaalbaar by den Ontfanger Mr. M.A. Dozy te Alkmaar zamen groot f 180.2- door hun gequiteerd zynde, ten fine van Ontvang, de Ontvanger genoemd daar meede geen genoegen nam ten waare daarby gevonden wierd Extract uit de Notulen te blyke zy tot de onderteekening bevoegd waaren-

Het Lid Reinbach presenteerd de Vergadering concept Instructie voor de Dienaars der Justitie- Na Lectuure is deselve goedgekeurd en den Bailliuw ten fine van nadere Examinatie ter handen gesteld-

De Precident Bakker draagt zyn afgelopene 3 maandelykse Precidium over aan het Lid deser Vergadering Mr. G.C.W. Reinbach en schyd de Vergadering S’ avonds 1/2 7 uuren en adjourneert deselve ordinair tot Heede 14 dagen S’ morgens 9 uure-

Vergadering den 3 Mey 1808
Ingekomen 3 Ordonnantien van het Ministerie van Oorlog ten behoeven van het Gemeentebestuur deezes eilands betaalbaar in Numerair by den Ontvanger Generaal der Middelen te Water en te Lande Mr. D. Hooft te Amsterdam, voor Wagthuishuure in October en September 1806, mitsgaders Schipvragts voor Augustus en September 1806 zamen
f 131.10- zyn tot de onderteekening en Ontfangst gequalificeerd den Precident Mr. GCW. Reinbach en Viceprecident Jan Bakker dj, en zal ten blyke hier van 2 Extracten voor den Ontvanger ‘er worden bygedaan, omme te strekken na behooren-

Vergadering 8 augustus 1808
De precident draagt als nu zyne precidium over, op het Lid Jan Bakker aan den Burg- en schyd de Vergadering S’ avonds 1/2 6 uuren en adjourneert deselve Heede 14 dagen S’ morgens 9 uure-

Vergadering 23 Augustus 1808
Volgens Rooymeesteren
- de straat op de Vischmarkt langs het huis van Maarten Boon, stek en muur van Simon Dekker tot aan de Kerkenstraat, vandaar langs de straat van Fije Zwart, de Heer Langeveld en den keerende langs de stal van den Heer Reinbach, ’t Raadhuis tot aan de Nieuwe Straat, alle voor Rekening van het Gemeente bestuur dog voor de stal van den Heer Reinbach, volgens de thans schuin leggende riggel voor rekening van den Heer Reinbach-

Vergadering den 6 September 1808
Ingekomen 3 ordonnantien van het Ministerie van Oorlog- als 2 tot betaling van Inquartiergelden van het derde quartaal van Hollandsche Troupes en Matroosen over 1807 als 1 van f 53.11- en 1 van f 31.8- en een van het laaste quartaal van 1807 ter somma van f 124.4- allen op de Ontfanger Hooft te Amsterdam ten behoeven van het Gemeentebestuur van Texel-
En zyn tot het quiteeren en Ontvangst gaqualificeerd de Leeden Jan Bakker dj en Mr. GCW. Reinbach

Vergadering 11 October 1808
Den Bailliuw Langeveld met de Precident Reinbach doen verslag: dat zy ingevolge resolutie van deese Vergadering het voorschot aan de Vrouwen en Huisgezinnen der Lootslieden welke zig op S’ Lands Eskadrille geengageerd hadde, ter Somma van f 848- uitgereikt hebbende, de Bailliuw weinig dagen daarna van Zyne Excellentie de Maarschalk de Winter restitutie van deselve Som, met eene beleefde Brief hadde bekomen- brengende alzo die Som ter Tafel- met Versoek: daar voor quitantie ten einde die aan Zyne Excelllentie te kunnen ter handen te stellen-
De Vergadering dit met genoegen gezien en ondervonden hebbende, bedankte de Heeren die in de commissie zyn geweest en gelast de Secretaris de gewenste quitantie te depecheeren-
Zynde wyders deese penningen provisioneel geseponeerd in de Kas op het Secretarie-
NB deese penningen zyn op den 1 Nov. 1808 aan de Ontvanger Star te rug gezonden

De precident Bakker draagt het precidium over aan de Viceprecident Reinbach en schyd de Vergadering S’ avond middags 2 uuren

Vergadering 1 November 1808
alsmeede op voorstel van het Lid Pruyt dat geduurende de Winter, uit hoofde van de slegte weegen, korte dagen en verre afstand, dat wanneer ‘er geene pressante zaken zyn, de buiten Leeden van de gewoone 14 daagse opkomst na de Vergadering geexcuseert zullen zyn-

Vergadering 29 November 1808
Ingekomen een Ordonnantie van het Ministerie van Oorlog gedateerd 19 Sept. 1808 N. 13 groot f 203.4- voor reekening van de Aanneemer der Vivres Willem van Ryn voor Boete wegens het niet opgeven zyner Magazynen &a voor de Maanden Mey en Junt 1808 welke Ordonnantie betaalbaar is in Numerair by den Ontvanger Mr. M.A. Dozij te Alkmaar en zyn zo tot ontfangst als quiteering geauthoriseerd en gequalificeert de Leeden Mr. GCW. Reinbach benevens Jan Bakker dj-

Vergadering 17 January 1809
Het Lid Reinbach zyn precidium zynde geeindigd, draagt zyn Ed het zelve over aan zyn Mede lid Jan Bakker dj en schyd de Vergadering S’ middags half 3 uuren en adjourneert deselve Heede 14 dagen S’ morgens 9 uure-

Vergadering 8 Februarij 1809
present alle de Leeden- zo meede eene Commissie uit het plaatselyk Schoolbestuur, de Heeren S. Hoekstra en Mr. GCW. Reinbach
Woensdag om Morgen 9 uuren
De precident zegt de reedenen te zyn van de byeenkomst, agtervolgens de resolutie van de vorige Vergadering, omme op Heede in overweeging te neemen, de Voordragt: der plaastelyke School Commissie van 18 Jan. jl tot het invoeren eener algemeene SchoolTax over Texel- dat is: dat alle particuliere Schoolgelden zullen ophouden, en de onderwysers door middel van opgenoemde School Tax, alle 1/2 Jaar geregeld betaling van Schoolgelden kreegen-
De precident het zelve alzo in overweeging gevende, is het met eenige Verandering goedgekeurd en vastgesteld- en zal het nu met een behoorlyk addres aan de Heer Landdrost werden verzonden met versoek van het regt ter invordering by parate Executie-
De gronden aante voeren by het addres is de wil van de Wet van 3 April 1806 houdende reglement voor het Lager School weezen art.
waarby het bestaan der Onderwysers van S’ Landsweegen word verzekerd-
dat de omstandigheeden der tyden, het verval in de betalinge der Schoolgelden, by droeve ondervinding heeft doen zien- zodanig: dat daar die voorheen over Texel ten behoeven der 7 Onderwysers s’ Jaars plus minus bedroegen 12 a 1300 Guldens, over het algemeene zeer sterk zyn verminderd, zo zelvs, dat onder andere by de Schoolonderwyser aan het Zeedorp den Hoorn, tot 1/5 zyn gedaald-
Dit het Gemeentebestuur alzo op voorziening had bedagt doen zyn, omme de juiste zin en meening van het Gouvernement, een vast en duurzaam bestaan aan de Onderwysers te verzekeren- weshalve zy in navolging van hetgeene bereids in de Departementen Vriesland en Overyssel tot stand was gebragt, de eerd hadde hier by overteleggen eene plaatselyke SchoolTax voor Texel- &a

Vergadering 9 Bloeimaand 1809
De precident schyd de Vergadering ordinair tot Heede 3 weeken S’ morgens 9 uure- en draagt inmiddels zyn precidium over aan zyn Medelid Reinbach

Vergadering 25 van Hooimaand 1809
De precident Reinbach legt zyne 3 Maandelyksche Precidium neder en draagt het zelve op aan het Lid Jan Bakker dj schydende inmiddels de Vergadering S’ avonds ten 6 uuren-

Vergadering 12 Herfstmaand 1809
Ingekomen eene Missive van Mirandolle & Comp. de Amsterdam gedateerd 7 Herfstmaand 1809 te kennen gevende dat de procuratie op de Vries Robbé in S’ Hage met het veranderen der firma geheel zoude vervallen zy alzo versogte de ingeslotene te teekenen en te zenden- zendende te gelyk: een ordonnantie van het Ministerie van Oorlog voor gepresteerde wagen en Schuitvragten in 1807 groot f 131.15- betaalbaar by den Ontvanger Generaal der Middelen te water en te Lande H. Bicker te Amsterdam, ten behoeve van ‘t Gemeentebestuur van Texel-
En zyn tot de Onderteekening en Ontvangst der Penningen geauthoriseerd en gequalificeerd, de Leeden dezer Vergadering, de Heeren Jan Bakker dj en Mr. GCW. Reinbach
en is de Secretaris gelast aan Mirandolle & C van de Ontvangst der Ordonnantie kennis te geven- zynde de onderteekening der Procuratie op Mirandolle & C voor als nog gehouden in advys-

Vergadering den 31 van Wynmaand 1809
De precident Jan Bakker dj zyn precidium wederom 3 Maanden hebbende waargenoomen, draagt het zelve over aan het Medelid Mr. GCW Reinbach-

Vergadering 17 January 1809
Het Lid Reinbach zyn precidium zynde geeindigd, draagt zyn Ed het zelve over aan zyn Mede lid Jan Bakker dj en schyd de Vergadering S’ middags half 3 uuren en adjourneert deselve Heede 14 dagen S’ morgens 9 uure-

Vergadering 8 Februarij 1809
present alle de Leeden- zo meede eene Commissie uit het plaatselyk Schoolbestuur, de Heeren S. Hoekstra en Mr. GCW. Reinbach
Woensdag om Morgen 9 uuren
De precident zegt de reedenen te zyn van de byeenkomst, agtervolgens de resolutie van de vorige Vergadering, omme op Heede in overweeging te neemen, de Voordragt: der plaastelyke School Commissie van 18 Jan. jl tot het invoeren eener algemeene SchoolTax over Texel- dat is: dat alle particuliere Schoolgelden zullen ophouden, en de onderwysers door middel van opgenoemde School Tax, alle Jaar geregeld betaling van Schoolgelden kreegen-
De precident het zelve alzo in overweeging gevende, is het met eenige Verandering goedgekeurd en vastgesteld- en zal het nu met een behoorlyk addres aan de Heer Landdrost werden verzonden met versoek van het regt ter invordering by parate Executie-
De gronden aante voeren by het addres is de wil van de Wet van 3 April 1806 houdende reglement voor het Lager School weezen art. 30 en 31,waarby het bestaan der Onderwysers van S’ Landsweegen word verzekerd-
dat de omstandigheeden der tyden, het verval in de betalinge der Schoolgelden, by droeve ondervinding heeft doen zien- zodanig: dat daar die voorheen over Texel ten behoeven der 7 Onderwysers s’ Jaars plus minus bedroegen 12 a 1300 Guldens, over het algemeene zeer sterk zyn verminderd, zo zelvs, dat onder andere by de Schoolonderwyser aan het Zeedorp den Hoorn, tot 1/5 zyn gedaald-
Dit het Gemeentebestuur alzo op voorziening had bedagt doen zyn, omme de juiste zin en
meening van het Gouvernement, een vast en duurzaam bestaan aan de Onderwysers te verzekeren- weshalve zy in navolging van hetgeene bereids in de Departementen Vriesland en Overyssel tot stand was gebragt, de eerd hadde hier by overteleggen eene plaatselyke SchoolTax voor Texel- &a

Vergadering 9 Bloeimaand 1809
De precident schyd de Vergadering ordinair tot Heede 3 weeken S’ morgens 9 uure- en draagt inmiddels zyn precidium over aan zyn Medelid Reinbach

Vergadering 25 van Hooimaand 1809
De precident Reinbach legt zyne 3 Maandelyksche Precidium neder en draagt het zelve op aan het Lid Jan Bakker dj schydende inmiddels de Vergadering S’ avonds ten 6 uuren-

Vergadering den 12 van Herfstmaand 1809
Ingekomen eene Missive van Mirandolle & Comp. de Amsterdam gedateerd 7 Herfstmaand 1809 te kennen gevende dat de procuratie op de Vries Robbé in S’ Hage met het veranderen der firma geheel zoude vervallen zy alzo versogte de ingeslotene te teekenen en te zenden- zendende te gelyk: een ordonnantie van het Ministerie van Oorlog voor gepresteerde wagen en Schuitvragten in 1807 groot f 131.15- betaalbaar by den Ontvanger Generaal der Middelen te water en te Lande H. Bicker te Amsterdam, ten behoeve van ‘t Gemeentebestuur van Texel-
En zyn tot de Onderteekening en Ontvangst der Penningen geauthoriseerd en gequalificeerd, de Leeden dezer Vergadering, de Heeren Jan Bakker dj en Mr. GCW. Reinbach
en is de Secretaris gelast aan Mirandolle & C van de Ontvangst der Ordonnantie kennis te geven- zynde de onderteekening der Procuratie op Mirandolle & C voor als nog gehouden in advys-

Vergadering 31 Wynmaand 1809
De precident Jan Bakker dj zyn precidium wederom 3 Maanden hebbende waargenoomen, draagt het zelve over aan het Medelid Mr. GCW Reinbach-

Vergadering gehouden bij het Gemeentebestuur van Texel, met assumtie van de Heer S. Hoekstra Lid van de Plaatselyke School Commissie den 17 van Louwmaand 1810
present alle de Leeden demto L. Pruyt ziek
S’ morgens 10 uuren
In overweeging genomen, hoedanig een Algemeene Schooltax, waartoe het Gemeentebestuur ingevolge aanschryving van den Heer Landdrost van Amstelland den 15 van Herfstmaand al is gequalificeerd, het best zoude worden in werking gebragt
Is begereepen en vastgesteld alvoorens tot deze Tax of quotisatie te kunnen overgaan- door de Bodens eene opschryving langs de Huizen der Ingesetenen te laten doen van alle Kinderen beneden de 5 Jaaren- voorts van 5 tot 10 Jaaren en van de Schoolgaande Kinderen bove de 10 Jaaren, zullende men zo dra deese opschryving is geschied, waarmede alle Spoed zal worden gemaakt, met de quotisatie een begin maaken-
Voorts zal in den geest van een gesuppediteert Concept, eene advertentie over het invoeren van deese Schooltax worden gedaan- als meede van de Concept quotisatie Billetten 1000 en de Vrybriefjes 500- ten spoedigste te doen drukken-
Eindelyk zo ras de Schooltax in werking is, zal aan de plaatselyke School Commissie worden aangeschreven, omme aan de Onderwysers betalinge te doen van allen Schoolgaande Kinderen, zonder onderscheid, of deselven gealimenteerd en onder Art. 5 van de SchoolTax begreepen zyn of niet-
Voorts zal de opschryving langs de Huisen, ook met opzigt tot de Weeskinderen die Schoolgaan, en in de Jaaren vallen, plaats hebben

Eindelyk is tot het inspecteeren van de Oude Caserne aan den Hoorn, in hoe verre deselve tot een geschikte Werkplaats voor een Spin en Weeffabriek te appliceeren zoude zyn, benoemd de Leeden Reinbach en Jan Bakker aan den Burg-

Vergadering den 13 van Sprokkelmaand 1810
Ingekomen request van Joan Jacob Reinbach versoekende acte van Makelaar, zo in roerende als onroerende Goederen, en Effecten- geaccordeerd- zullende zyn acte werde opgemaakt en ter naaster opgeroepen tot het afleggen van den Eed-

Ingekomen ordonnantie van f 16- wegens 8 Matrosen van de Claudius Civilis
21a Van wegens het Gemeentebestuur van Texel geauthoriseerd en gequalificeerd de Leeden Mr. G.C.W. Reinbach en Jan Bakker dj

Vergadering den 27 van Sprokkelmaand 1810
Binnen gestaan Joan Jacob Reinbach, aangesteld tot Makelaar- welke den Eed doed op zynde Instructie

Vergadering den 16 van Lentemaand 1810
’t Lid Mr. G.C.W. Reinbach zyn tyd van ’t precidium zynde geeindigd, legt deselve zyne post neder, en geevt het over aan zyn medeLid Jan Bakker dj schydende wyders de Vergadering S’ middags 2 uuren en adjourneerd deselve tot dingsdag over 8 dagen S’ morgens 9 uure-

Vergadering den 15 van Bloeimaand 1810
61a Ingekomen aanschryving LD- houdende bepaling eener Algemeen dank Vast en Bededag op woendag den 16 van Bloeimaand- avn- en berigt de precident Reinbach- dat uit hoofde van de geringe tyd te voren, dat dezelve Brieven tot de Biddag waren ingekomen, de precident by Bekkenslag alom daarvan had kennis geven, met verbod te gelyk: dat dien dag alle Ambagten, Neeringen en Handteeringen moeste stille staan- en is zulks geapprobeerd

Vergadering den 10: van Wynmaand 1810
Ingekomen request van Joan Jacob Reinbach, verzoekende als Translateur in de Fransche Tale te mogen werden aangesteld, en deswegen aan hem patent uitgereikt-
En is het zelve geaccordeerd, en is de Secretaris gelast een acte gereed te maken, waarop gehoudem zal weesen den Eed te doen-

Vergadering den 24e van Wintermaand 1810
Binnen gestaan Joan Jacob Reinbach welke den Eed doed, als Translateur in de Fransche Tale-

Vergadering 22 January 1811
de precident Reinbach legt zyn precidium neder en geevt het zelve over aan ’t Lid dezer Vergadering Jan Bakker dj [en] schyd de Vergadering S’ avond middags 2 uuren en adjourneert deselve Heede 14 dagen S’ morgens 9 uure-

De Bailliuw geevt kennis van de onvriendelyke ontmoeting Zyn Ed benevens het Lid dezer Vergadering de Heer Rynbach wedervaren, met de Fransche Generaal Amey- en de Missive deswegens door dezelven namens het Gemeentebestuur de dato aandezelve Generaal deswegens gezonden-
En heeft de Vergadering zeer gevoelig aangedaan opzigtelyk het gedrag van dezelve Generaal hun Leedweezen daarover betuigd aan opgemelde Heeren wyders de Missive geapprobeerd en voor de hunne aangenomen

De Bailliuw met de Leeden van den Burg geeve al verder kennisse, dat uit hoofde van de aanstaande Zomer gewis op deeze Eilande veele gedistingueerde Persoonen staan te komen, waarvoor geen Locale te vinden zullen zyn- men alzo had begreepen, dat men alle voornaame Gebouwen zo veel mogelyk daar toe moest tragten gereed te houden
En daar men was geinformeerd: dat de tegenwoordige Eigenaar van Rozenhout met het Heerenhuis besloten had, het zelve te slopen, zelfs de verkooping van de Boomen daarvan reeds had aangekondigd- had men die daarvan by provisie te rug gehouden, geduurende den tyd van 14 dagen-
Stellende alzo voor het belangryke nutte en noodzakelyke dat deeze Buitenplaats niet werden gesloopt, voortedragen aan den Heer Prefect- opdat de zelve ten dienste van het Ryk werden aangekogt-
Waar over zynde gedelibereerd is conform besloten, en den Secretaris gelast in de Geest deezer Vergadering eene Missive te depecheeren aan den Heer Prefect

Een maand later was notulenboek 17 vol. Het daarop volgende deel is niet aanwezig in het Archief van de Gemeente Texel.
Brulez vos papiers! zei men toen de Fransen eind 1813 terug moesten naar eigen land. Wellicht is dat ook gedaan met Notulenboek 18. Het zou kunnen dat er dingen in staan die Koning Willem beter niet kon weten.

MAIRE
Reinbach werd pas tot Maire of Burgemeester benoemd toen Napoleon het bestuur van het Koninkrijk Holland aan zich trok en het land inlijfde bij Frankrijk. Hoewel de integrale Notulen van de Gemeenteraad van die tijd niet bewaard zijn, is er wel een Extract daaruit, waarin de benoeming van het nieuwe bestuur vermeld staat.
Van verkiezingen en vrijwillige aanvaarding was geen sprake- men werd benoemd.

NAPOLEON 1810-1813
Extract uit de Notulen het Gemeente bestuur van Texel den Eerste Aug. 1811
De Notulen van 1811 en 1812 zijn niet bewaard.

De fungeerende Maire president van het gemeente bestuur geevt kennis van de Aanschryving van den Heer Onderp:t dato 20 July 1811- waarbij benoemd zyn tot
Maire Mr. G.C.W. Reinbach
Adj. Maire Jan Bakker dj en Leendert Pruyt
Municipale raden
Jan S. Ran
Geert Michielsz Klaasz
Cornelis Bakker Dirksz
Cornelis Smit Willemsz
Pierre Bremer
Lourens Bakker Willemsz
Gerrit Bakker Pietersz
Jan Bruyn Jacobsz
Symon Dyt Ryersz
Pieter Visman
Als meede dat door de Directeur General de Police de dato den 26 july 1811 is aangesteld tot Commissaris van Policie voor Texel en Vlieland- met Last omme den Eed te doen in handen van de Maire- Eliza Langeveld

[Een deel van bovenstaande personen maakte terecht en met succes bezwaar tegen de benoeming, zodat de uiteindelijk benoemde raadsleden voor een deel anderen waren]
Agtervolgens de aanschryving van Myn Heer den Onderprefect van het Arrondissement Hoorn, departement Zuider Zee de dato 20 Juny en 5 Aug. deeses Jaars 1811
door my ondergetekende Maire van Texel, Heede 27 Aug. 1811 des S' morgens ten 11 uuren op den Raadhuize aan den Burg
hebbende doen oproepen- de Heeren Jan S. Ran en Pieter Breemer-
Benevens Hendrik Boermeester
C. Sunderdorp
C.W. Smit
P. Jac. Dyksen
P. Spigt
Hendrik Bruyn
Pieter Jansz Duynker
Cornelis Kikkert
Arie Bakker
Jacob P. Dyksen
De twee eerste by besluit van Myn Heer de Prefect van den 17 July en de overige by ampliatie van dien van den 1 deezer maand onder anderen benoemd tot Municipale Raden van de gemeente van Texel
Zynde de twee eerstgenoemde Heeren by de Installatie der vorige den 1e dezer afweezend-

Aan alle dewelke gecommuniceerd zynde het besluit en ampliatie van dien, bevattende hunnen aanstellingen voorschreeve
Hebben dezelven verklaard het hun te laten welgevallen de hen opgedragen posten te aanvaarden, en daarop den gevorderde Eed van gehoorzaamheid aan de Constitutie en getrouwheid aan de Kijser afgelegd-

Koninkrijk der Nederlanden
Bevrijding van Napoleon
21 November 1813 Proclamatie met kennisgeving dat er een Algemeen Bestuur der Vereenigde Nederlanden is, in naam van de Prins van Oranje. Alle landgenoten worden ontslagen van hun eed van trouw aan de Keizer der Fransen. Men verzocht de bestuurders op hun post te blijven.

23-11-1813 Brief van Maire Reinbach aan den Heer Opperprefect
Berigten zijn zeer contrasterende, wij verkeren in volmaakte staat van onwetendheid.

8 December 1813
Vergadering ten Raadhuize Texel Heeden den 8 December 1813
Present S' nademiddags Mr. GCJ. Reinbach Maire, Cornelis Kikkert, Gerrit Pietersz Bakker adjuncten, Jan Ran, Geert Michielsz, Willem Rab, Jan Bruyn, Simon Ryersz Dyt, Cornelis Dirksz Bakker, Hendrik Boermeester, Cornelis Zunderdorp, Cornelis C. Dijksen, Cornelis Willemsz Smit, Jan G. Spigt Municipale Raaden,
Martinus Langeveld Vrede Regter, W. Romans Griffier,
Jan Bakker dj en Sibrand Keijser uit de Burgerstand
absent Hendrik Bruijn, Pieter Dyksen, Jacob Dijksen, Pieter Breemer en Lourens Willemsz Bakker Municipale Raaden-

BRIEVENBOEKEN
Voorbeelden van brieven uit de Boeken met uitgaande post van Burgemeester en Secretaris van Texel. Eerder werden de uitgaande brieven geschreven in de Notulenboeken, nadien waren die gescheiden:

8-3-1813 De Maire van het Eiland Texel aan den Heer Onder Prefect
Zedert mijne Missive van den 8e february ll N 49 is alhier niets bijzonders voorgevallen, de algemeene Rust order en veiligheid zijn en blijven steeds gehandhaafd ofschoon de politie in het dagelijks op en toeverzicht een verlies heeft gehad door het overlijden van den jongen Heer Langeveld welke den post van Commissaris provisioneel van politie waarnam, en voor eenige dagen zeer Subit aan een Zinkings Koorts te Amsterdam is overleden.-
Ik weet wel dat volgens de bestaande wetten, in een plaats alwaar geen Commissaris van Politie is, deze post door den maire moet worden waargenomen en ben ook reeds daarvan door den Heer Commissaris speciaal aan de Helder verzogt; maar ik geef UWEdGestre: in consideratie of ik in staat ben hieraan na vereischte te kunnen voldoen.-
Daar ik eene Mairie heb die niet alleen de lastigste van het Arrondissement, maar ik durf te zeggen van het geheele departement is; en daarenboven volstrekt zonder adjucten ben.-
Op negen onderscheidene plaatsen militairen gecantonneerd en gecaserneerd zijnde, loopt zo eene lastige als moeyelijke en kostbare besturing ook geheel en alleen voor mijne rekening- met waarneming der finantien van Commissaris van Oorlog zo dikwijls dezelve te pas komt, wijl deze aan de Helder resideert.-
De Heer Vrederegter absent en ziek te Amsterdam leggende, ben ik ook nog verpligt dagelijks van eender zaken die geen uitstel kunnen lijden den post als Suppliant Vrederegter waarnemen;
Hoe is het nu mogelijk dat dit alles door mij, reeds op Jaren zijnde [62] alleen kan worden verricht zonder mij in den eenen of anderen post aan nalatigheid of pligt verzuim schuldig te maken, weshalve ik bij deze gelegenheid ook de vrijheid neem UWEdGestr: zeer instandig te verzoeken te willen zorgen dat er spoedig twee adjunct maires worden benoemd, die mij in het een en ander na behooren kunnen assisteren.-
[Koenen-Endepols 1977: Zinking: ziekelijke aandoening (bijv. door kouvatten), doordat kwade vochten naar een lichaamsdeel trokken, naar men zei: dat veroorzaakte zinkings; zinkingskoorts door zinkings veroorzaakte koorts, zenuwzinking]

28-3-1814 Aan den Heer Commissaris van het arrondissement Alkmaar
UHoogEdgestr vraagt van mij bij Circulaire aanschrijving van 18 December ll binnen den kortst mogelijke tijd eene opgave van alle buitengewone kosten welke men door de veranderde omstandigheden van zaken in de noodzakelijkheid is geweest van te moeten maken.-
De revolutie op dit Eiland toen pas begonnen om dat wij door de gestremde postroute eenen langen tijd onkundig waren gebleven van het gene er aan de vaste wal omging; konde ik met opnamen dezer onkosten geen begin maken voor dat alles eene meerbedaarde en Calmere houding had aangenomen;
Dit Tijdstip gekomen zijnde, liet ik alle Rekeningen zo spoedig mogelijk opeischen.
Wanneer het mij voorkwam dat zommigen derzelven vrij hoog, andere overdreven, of mogelijk geheel ongefondeerd waren; weshalve ik besloot dezelven te stellen in handen eener Commissie bestaande uit 5 Leden van de municipale Raad om te onderzoeken wat hiervan zij.
Dezelve Commissie, hare werkzaamheden geëindigd hebbende, waarmede wederom eenige tijd verliep, heeft dezelve mij eindelijk gerapporteerd dat hoezeer woeste driestheid, gepaard gaande met uitbundige vreugde over het gebeurde ten goeden in Nederland veel tot nuttelooze verteringen hadde aangezet, en doen veroorloven, zie zij in bedaarde oogenblikken ten hoogsten zouden afkeuren.-
Terwijl anderen minder gemoedelijk onder datzelfde masker schuilende en er niets bij te verliezen hebbende; alleen om goede cire en vrij gelag te hebben ter voldoening hunner slemplust, en mogelijk met nog erger oogmerken, ven deze voor hen zo gunstige gelegenheid gebruik hadden gemaakt; hun egter bij onderzoek was gebleken dat alle deze kosten werklijk bestonden en gemaakt waren met voorkennis en op Last der hoofden en officieren van de zich vrijwillig gewapende Burgerij; en welke daarop gehoord zijnde dit ook hebben erkend, met bijvoeging, dat het hun onmogelijk is geweest, zodanige ongeregeldheden voortekomen, omdat er geen stuur onder deze zamengeloopen menigte volks was, die in de eerste oogenblikken weggevoerd wierden door het toekomstig heil des Vaderlands met de herleving van zeevaart, een der voornaamste takken van hun bestaan, moedig op de inneming van het fort, ten blijke dat zij ook ter afwering van den algemeenen vijand het hunne toegebragt hadden, en daarbij dagelijks verontrust wordende, door Tijdingen van den Helder, die haar verplichtte zo bij dag als ook des nagts in een ruw Jaarsaisoen zure togten en wagten waar te nemen dat men dierhalven, wilde men rust, wilde men een ieders veiligheid beschermen en het volk tot geene buitensporigheden doen overgaan inschikkelijk had moeten zijn en door middel van spijs en drank de teugels vieren.-
Uit dit rapport met het geene mij zelve daarvan bewust is, alzoo gebleken zijnde dat er weinig verandering of vermindering in de kosten te maken zijn, welke de gelukkige omwending van zaken alhier op het Eiland heeft veroorzaakt en waarvan het montant ingevolge de bijgevoegde specifique opgave, een Somma van f 2548:13:- bedraagt, blijft er voor mij alleen deze gewigtige vraag over: waaruit zullen de kosten betaald worden?
En hiervoor schijnt mij onder referentie grond te zijn om dezelven uit ’S Lands Schatkist te vragen, daar Zijne Doorluchtige Hoogheid onzen Souverein, aan de Commissie welke vanhier naar ’S Hage geweest is om kennis te geven van het innemen van het fort hoogstderselve bijzondere genoegen betuigd heeft over het prijzenswaardig gedrag der Burgerij van Texel en het innemen van het fort, als ook in de bewaring van de algemeene rust en veiligheid, met bijvoeging, dat, daar men ter bescherming geen militairen konde missen, hoogst gedagte Zijne
Hoogheid ook de verdere behoudenis en bewaring van het Eiland Texel gerust aan de Burgerij opdroeg, die hieraan ook niet in gebreken zijn gebleven maar onaangezien het barre en koude winter saisoen onophoudelijk zedert den Tijd der inneming van het fort, zijnde geweest den 5 December 1813 tot op heden dag en nagt met 70 à 80 mannen de wagt hebben betrokken en nog verder, met verwaarloozing van haar eigen bestaan, moeten blijven betrekken zolang de Helder niet over is, ten einde het Eiland te bevrijden van een stroop van den vijand, die zich vermoedelijk niet ontzien zouden geld uit de Kassen van ’S Lands ontvangers alhier te ligten, of eenig Slagtvee te halen, twee articulen waaraan dezelven alleen volgens informatie gebrek heeft; voor welke diensten dezelven dan ook de betaling van de gewone kosten ter somma van f 2548:15.- maar eene geringe belooning zoude zijn in vergelijking van het nadeel dat daardoor aan den Lande zoude hebben kunnen worden toegebragt, te meer daar zich onder deze kosten ook nog bevinden het maken der wagthuizen, repararen van geweren, Transport van veldstukken en andere onvermijdelijke uitgaven die buitendien van ’S Lands wegen zouden moeten worden betaald.-
Ik zwijge nog van de kosten die het wagt houden van Burgers van anderen plaatsen zouden hebben veroorzaakt wanneer dezelve na billijkheid van livres en Soldij hadden moeten worden voorzien;
Ik verzoek dierhalven UHoogEdgestr medewerking, dat deze kosten zo spoedig mogelijk uit ’S Lands Cas worden betaald; daar ik geen kans zie dezelver uit hoofde van den vrij algemeen verarmde Staat der Ingezetenen van dit Eiland te vinden.

28-3-1814 Aan den Heer Commissaris van het arrondissement Alkmaar
Het besloten water is oorzaak geweest dat ik UHoogEdgestr niet regulier mijn 14 daags rapport ten aanzien der politie heb kunnen doen toekomen, daar zedert den 6e January tot aan den 21 dezer geen vaartuig of brieven maal van hier naar het Eiland Wieringen heeft kunnen komen, als eens op den 9 February, wanneer ik op gemelde 21e dezer zo van UHoogEdgestr als van andere authoriteiten een aantal van 54 brieven en aanschrijvingen ontving onder welker beantwoording ik thans als begraven leg.-
Intusschen twijfel ik niet of UHoogEdgestr zult uit onderscheidene van mijne brieven en wel bijzonder uit die van den 25e February hebben gezien hoedanig den geest der inwoonders alhier gesteld is.-
Hoewel de hoofden van de gewapende Burgerij zedert de terugkomst van de Commissie en het ontvangen van de brief van UHoogEdgestr meerder ondergeschiktheid betoonen als wel bevorens en nu zo het schijnt met mij willen medewerken, om alle Communicatie met de Helder te beletten.-
Ik heb hierop gisteren eene zeer ernstige proclamatie laten doen, en de gewapende Burgers gelast stiptelijk de orders van hare officieren optevolgen, en geene wagten; als mede dat ook geene vaartuigen uit de haven of agter de Hors van daar mogen vertrekken, zonder alvorens te zijn gevisiteerd, en met een pas van mij voorzien, hoewel het zeer moeijlijk is, dit nauwkeurig van alle punten van het Eiland te doen observeren uithoofde der uitgestrektheid.-
Tot een bewijs hiervan strekt dat gisteren avond circa 10 uur tusschen de forten de Lunette en Centaal wederom een klein roeivaartuig van de Helder is aangekomen met drie personen en een dienstmeid, te weten: Pieter Bruintjes, Fredrik Helder, Jan de Wolf , benevens de dienstmeid van Fredrik Helder, Cornelia Veen, zo zij voorgeven om particuliere zaken; maar daar in het paspoort staat met voornemen om Levens-middelen voor de Gemeente te halen, heb ik mij verpligt gevonden deze personen welke door een patrouille van eene in de haven leggende Canonneerboot zijn gearresteerd en aan mij tegen reçu overgegeven, opheden na Alkmaar te doen transporteren aan den directeur der Politie waarvan ik de Eer heb UHoogEdgestr bij dezen kennis te geven.-
Een zoortgelijk geval heeft er weinige dagen te voren plaats gehad met een dito roeivaartuigje waarin zich de personen van Dirk Daalder, Jacob Vos, Pieter Pastoor en J. van der Laan bevonden, welke bij hun vertrek zijn geattacqueerd, bij zich hebbende om mede te nemen twee vierde vaatjes zeep 1/8 dito, 11 pond/ons tabak en een mandje met Eieren, en welke personen zich nog in arrest bevinden aan boort van de Canonneerboot in de Haven.
Gisteren op de middag kwam er ook een sloep quasi met oude brieven uit het Postkantoor van de Helder maar die echter door een andere sloep van de Canonneerbooten weder is teug gezonden, en de brieven heeft overgenomen.-
Voorts zijn er zedert de terugkomst der Commissie geene dadelijkheden voorgevallen ofschoon de Geest van velen nog zeer oproerig is, zoals UHoogEdgestr zult zien uit eene zeer brutale bedrijging aan het Bestuur waarvan ik Copie hierbij voeg.-
Ik heb alle moeite aangewend om de daders van dit fijt te ontdekken, maar tot nogtoe vergeefsch. Iets naders hiervan vernemende zal ik niet mankeren UHoogEdgestr dadelijk kennis te geven.
[Pieter Bruintjes]
[Fredrik Helder (1760/68 -1824) uit Wunstorf Hannover, gestorven in Den Helder. In 1812 was hij in dienst op ’s Lands schip Leijden op de rede van Texel. Getrouwd met Martje Jacobs Zaadman (1768-1812) van Den Hoorn in 1798, hertrouwd met Trijntje Jans de Wolf uit Oudeschild in 1812]
[Jan de Wolf (17xx-18xx) getrouwd met Marijtje Flens van Oudeschild, 6 kinderen waaronder Trijntje]
[Cornelia Veen (1791-1821) uit Oudeschild, dochter van Philippus Jansz Veen en Grietje Jacobs Dros]
[Dirk Cornelisz Daalder (1792-1851) zeeman, of Dirk Maartensz Daalder (1791-1824 broodbakker, of Dirk Pietersz (1775-1850) broodbakker. Allen uit Den Hoorn. Waarschijnlijk de eerste]
[Jacob Vos]
[Pieter Pastoor]
[J. van der Laan]

31-3-1815 Aan Zijne Excellentie den Heer Staadsraad Gouverneur van Noordholland
Niet voor gisteren namiddag had ik de eer het Besluit van Uwe Excellentie van den 17 dezer N 1083/1646 te ontvangen; ik heb daar op dadelijk de bekendmakingen doen ontwerpen en in gereedheid brengen, welke ik vermeende zoo ter uitnodiging voor de vrijwillige inschrijving als ook tot oproeping om voor den dienst der Nationale Militie te worden ingeschreven, benodigd te zijn en ten einde hier aan met alleen mogelijken spoed de nodige Publiciteit te geven, dezelve deze morgen bij trommelslag met het besluit van Zijne Majesteit op alle de dorpen dezes Eilands doen bekend maken,
zullende door mij op aanstaande maandag den 3 April met de inschrijvingen een begin worden gemaakt en welke ik hoop niet tegenstaande de uitgebrijdheid mijner Jurisdictie ook met den 5de finaal te kunnen sluiten;
dan om voor den 10 April ook de Alphabetische registers in order te kunnen hebben zal bijna onmogelijk zijn, daar mij tot heden nog geen gedrukte registers of eenig andere Stukken zijn toegekoomen zoo als bevorens altijd heeft Plaats gehad en om dezelve in die tusschentijd te schrijven is niet mogelijk, waar om ik de vrijheid neem Uwe Excellentie zeer vriendelijk te verzoeken hetzij deze registers van Rijkswege of voor mijne rekening moeten komen mij de volgende stukken per omgaande te willen laaten toekoomen, als
2 Alphabetische Registers voor cirka 300 Persoonen, die ik gis dat hier in de termen der Loting zulen vallen, en waarna dus de groote dezer registers kunnen afgemeeten worden,
300 oproepings billieten model Letter D
100 Billieten model G dubbeld
75 idem model H
50 idem idem J
25 idem idem M
100 idem idem G
hebbende ik de Inschrijvings Registers zoo van de vrijwillige dienstneeming, als ook voor die geene welke in de termen der Loting vallen proogevend laaten schrijven, Terwijl ik niet mankeeren zal Uwe Excellentie van de verdere voortgang of afloop dezer werkzaamheden nader kennis te geven.

15-10-1815 Aan Zijne Excellentie den Heere Staadsraad Gouverneur van Noordholland
Staat van al hetgeen de Gemeente of Ingezetenen van Texel noch te pretenderen hadden
Van het Fransche Gouvernement, in de veronderstelling dat door de meede werking van gene Heer District Commissaris deze pretentien weldra zouden worden geliquideerd,
Toen echter in de Maand Maart 1815, Uwe Excellentie bij Advertentie alle diergene deed oproepen, welke noch eenige pretentien hadden inteleveren, begaf ik mij dadelijk na den Heere Districts Commissaris om te onderzoeken of zulks door zijn HoogEdG: met opzichte tot die, van deeze Gemeente insgelijks was geschied, waar van ik de verzekering bekwam, en mij daar op na UExcellentie begaf, ten einde te verneemen wat in deezen verder te doen, wanneer ik geinformeerd wierd, dat alle deeze pretentien op nieuw in de Fransche taal, ver volgens de daar toe ingerichte Bordisering moesten worden opgemaakt en ingediend waar meede ik mij ook zonder twijffel onverwijld zoude hebben bezig gehouden,
zoo niet de terugkomst van Napoleon in Frankrijk, juist ter dien tijd voorgevallen mij hadde doen veronderstellen dat er op dat ogenblik met geen vrucht aan dat werk iets konde worden gedaan; dan zodra ik vernam dat Napoleon Vrankrijk weder verlaten had, en Zijne Excellentie den Heer Staatsraad in buitengewoone Dienst het werk der Liquidatie met de Fransche Kroon wederom levendig maakte, heb ik ook niet nagelaten (na vooraf hier omtrent de noodige Renseigmenten te hebben laten inwinnen), mij met dit zoo uitgebreid werk bezig te houden, en heb thans de Eer het zelve zo ik hoope in de vereischte form hiernevens te zende, hetgeen ik zeer gaarne gewenscht had, dat eerder had kunnne geschieden. Dan de moeilijkheid en het doen tekenen der Bordersering door de Belanghebbenden waaronder veele Zeelieden die zomtijds, twee en drie weeken van de wal zijn en bijgekomene andere wekzaamheden hebben tot mijn Leedwezen de eerdere Inzending ondoenlijk gemaakt,
Ik hoop echter dat Uwe Excellentie de goedheid zal gelieven te hebben, na den zelve te hebben ondertekend en doen Legaliseren, ter plaatsen in te zenden waar zulks behoren zal en door Uwe Excellenties medewerking te weeg te brengen dezelven worden geaccepteerd; nemende ik voorts de vrijheid hier onder de aard der Pretentien en dienstjaren te specificeren.-

Reinbach


Alle zoo veel mogelijk voorzien met de daarvan noch voorhanden zijnde bewijzen, waarvan echter sommige reeds bij de onderscheidene toen bestaande Fransche Adminsitratien, tijdens welke dezer Kosten gevallen zijn, heb ingezonden.

16-11-1815 Aan de onderscheidene Leeraren der Gezindheden op Texel
Zijne Excellentie den Heere Staadsraad Gouverneur dezer Provincie informeerd mij dat het Zijne Majesteit voegzaam is voorgekomen, dat de viering der gebeurtenissen welke voor Twee Jaren in Amsterdam en ’s Gravenhage den grond legden tot de spoedige bevrijding van ons Vaderland, even als 1814 vereenigd worde met de plegtigheid, waartoe de verjaardag van Hoogstdeszelfs Gemalin aanleiding zal geven, terwijl de gewoone Godsdienstoeffening van Zondag den 19 dezer tevens zoude kunnen strekken, om de Almachtigen de dankbare Hulde toe te brengen, tot welke zich ieder weldenkende bij de Herinnering van dat gezegend tijdstip onweerstaanbaar gedrongen voelen moet-
Ik verzoek Uwe Eerwaarde U conform de intentie van Zijne Majesteit wel te willen gedragen.-

23-11-1815 Aan den Heer Controleur der Indirecte Belastingen in het Ressort te Alkmaar
Ingevolge eene bij mij ontfangene Aanschrijving van Zijne Excellentie den Heere Staadsraad Gouverneur dezer Provintien in dato 15 dezer N 209 en 935/6511 heb ik de Eer aan UwelEd: te doen toekomen eene Juisten opgave der Additionele Stuivers op deLandelijke middelen, welke geheven worden als volgt.

Reinbach


Wordende de Belasting op de eigen Indirecte middelen geheven, zoo als op bijgaande Kopij Tarief N 1 word gemeld.-
Alle welke middelen met den 1sten April dezes Jaars zijn in werking gekomen.-
Voorts heb ik de Eer UWelEDGestrenge te informeren, dat de Plaatselijke Jurisdictie en eigen middelen voor dit Jaar op de Staat van begroting zijn voorgesteld, zoo als op nevensgaande Staat N 2 en Suppletoire Staat N 3 is vermeld, alsoo de Staat van begrooting voor dat Jaar noch niet is terug gekomen.

30-11-1815 Het wapen van Texel: 2 purperen leeuwen op een anker, met gouden achtergrond, al zeedert verscheidene Eeuwen het wapen van het Eiland is geweest.

30-9-1816 Uit UwEd Gestr Circulaire van den 4 dezer N 356 waarbij UwEdGestr mij ten fine van redres terug zond de Staten van gepresteerde schriftelijke diensten zedert november 1813 tot ultimo february 1815, ontware ik dat dezelve niet aan de intentie beantwoorde uithoofde ingevolge besluit van den 20 augustus 1815 N 18 op gemelde staten geene diensten zedert November 1813 tot en met february 1816 gepresteerd kunnen worden gebragt en goed gedaan, dan alleen zodanige welke buiten de vaste woonplaatsen der belanghebbende het zij tot het blokkeren van vestingen, hetzij tot excorteeren of Transporteeren hebben plaats gehad.-
Het schijnt dus dat men in het denkbeeld verkeerd dat de diensten door de Burgerij van Texel gepresteerd niet in deeze termen zijn vallende en ik houd mij dierhalven verpligt, Uw Edele Gestr: des wegens van de nodige informatie te dienen.-
Toen tijdens de zoo Hachelijke omwenteling de Texelaars zich zelve het Fransche Juk afwierpen, en de Forten waar in de Fransche bezetting geweken was veroverde, was de Helder in de magt der Franschen en mitsdien een gedugte vijand zeer nabij, waar door alle pointen waar van met mogelijkheid eene Landing van de vijand konde veronderstellen sterk moesten worden bezet, te meer toen Z:M: onzen geliefde Koning aan de Commissie ter kennisgeving van het verrigte met verzoek om adsistentie van krijgsvolk aan Hoogst dezelve afgezonden met te kennis geving van hoogst deszelfs genoegen, omtrent het verrigte verklaarde dat vermids men ter bescherming geen enkel toezigt konde missen, hoogstdezelve ook de verdere behoudenis en bewaring van het Eiland Texel gerust aan de Burgerij opdroeg.
Ten gevolge dezer Last word door het Provisioneel Bestuur dadelijk een Bataillon Schutterij van der geene zoo xx xx xx geheel uitgestrektheid van het Eiland daargesteld en door deze manschappen werd bij afwisseling de Forten en de Posten op de Horst wijl over de Helder als mede op de Haven als ander zints bezet waar door dat wel verre dat ieder in zijn vaste Woonplaats bleef integendeel de manschappen aan de Oost en Noord zijde des Eilands als de xx Oost en Oosterend dikwijls 2 a 3 uur van het verste point dat de Zuidzijde des Eilands zijnde, de Burg, Hoorn, Oude en Nieuwe Schild een uur plus minus buiten hunne respective woonplaatsen den dienst moesten waar nemen, zo dat wel degelijk naar mijn oordeel de diensten buiten de vaste woonplaatsen hebben plaats gehad.
Dat dezelve nu hebben gediend tot het blokkeren van de vesting de Helder behoeft mijns bedenkens geen betoog aangezien de hier voor gemelde last van Z: Majesteit door de Locale Situatie van het Eiland deszelfs Rijkheid in Schaapsvee, de voorhanden zijnde S Lands Penningen en den nabij zijnde vijand, als den zelve inhield, om de vijand alle toe werf te beletten en den Communicatie met dezelve geheel aftesnijden.-
Dan ten overvoede werd bij aanschrijving en respectivelijk zoo van den toenmalige Commissaris generaal geen Politie van het Arrondissement Alkmaar verzogt en gelast, om den Vijand alle toevoer te beletten en om geen Communicatie met de Ingezetenen van de Helder te hebben, waardoor de vijand enige Kondschap van de omstandige Staat van zaken in deeze Provincie konde bekoomen alsmeede tot het arresteren en naar Alkmaar vervoeren van Personen welke tenslotte of in de verdagte voorwendsels naar herwaarts kwamen al het welk dan ook werkelijk voor het arresteren van eenige vaartuigen met Provisie voor de Helder beladen als meede door het beletten der Correspondentie en het arresteeren en Transporteeren, der eerder bedoelde Personen heeft plaats gehad.
Zoo dat dit en een ander naar mijn gedagte buiten en behalve het algemeene heilzame doel kragtdadig tot de blokkade van de Helder aan den Zeekant heeft medegewerkt, en wel in zeer Hagchelijke omstandigheden, eerst door eene gedeeltelijke en naderhand vermits de ijsgang geheel afsluiting van de Communicatie met Wieringen en de Oude Sluis, daar integendeel den toegang voor den vijand tot her Eijland Texel uit voerlijk bleef, welke afsnijding van Communicatie dan ook speciaal heeft veroorzaakt dat de destijds bestaande provisionele Schutterij alhier eerst toen de Communicatie weder mogelijk was, tot Landstorm is geformeerd en gedurende hun gepresteerde dienst geene armes heeft kunnen vorderen, maar van de Landstorm welke de blokkade van de Helder aan de Landkant formeerde zoo ik mij niet bedriege steeds van S Lands wege is voorzien geworden.-
Om alle welke redenen ik UWEdGestr ten vriendelijksten verzoeken Uwe beste pogingen te willen aan wenden, ten einde de door Texels burgerij gepresteerde diensten niet alleen worden beschouwd te vallen in de termen van het Besluit van de 20 Aug. 1815, N: 18 bij UWEdGestr: hier voorgemelde Circulaire bedoeld, maar dat zij ook zoo lange deeze blokkade heeft geduurt die beloning genieten, welke zijn Majesteit daar voor toekend, daar ik niet twijfele of UWEdGestr: zult thans met mij van de billijkheid der gedane vordering uit aanmerking der bijzondere omstandigheden waarin Texel heeft geverkeerd overtuigd zijn.-
De Ingezondene Staten gaan dus gerenoveerd hier nevens terug-
De eerste lopende van den 14 Dec: 1813 tot en met den 24 Febr: 1814-
Den tweede van den 25 Febr: tot de laatste april als wanneer de blokade eerst heeft opgehouden.

Reinbach bleef Maire tot zijn dood in 1839.



Terug naar de vorige bladzij