Weesenwater.


Texel aan het begin van de 17e eeuw.

Weeshuis


Water voor de schepen op de Reede van Texel
Onder de kust van Texel lagen veel schepen te wachten op gunstige wind om te kunnen uitvaren. Ze kochten Texels water in voor de lange reis naar de Oost, de West, de Oostzee en Middellandse Zee.
Er waren van ouds twee putten waar het Weeshuis profijt van trok- een bij de Hoogeberg (1627) en een in het Pompevlak aan het strand bij de Hors. De laatste put werd in 1760 vervangen door een nieuwe. Hoe lang de Oude Put al in gebruik was staat nergens. Een deel van de opbrengst van dit water was voor het onderhoud van de kinderen in het Weeshuis.

Weeshuis

Kaart 18e eeuw, de put en de Schilsloot staan er op. De dijken hoefden in die tijd nog niet zo hoog te zijn, vanwege de ruime vooroever.

Weeshuis

Reede van Texel met de oude palen- en wierdijk (Ludolf Bakhuysen).

Weeshuis

Reede van Texel (schilderij van Johan Reydon).

In 1758 kreeg het Weeshuis ook een octrooi van de Staten van Holland ‘het regt het gemelde Weeshuis competerende wegens het haalen en vervoeren van het versche Water uijt Bakken, Putten, Kolken, Slooten of duijnen aan den dorpen’. Daartegen werd door de Texelaars geprocedeerd. Betalen voor het ‘eigen’ water wilde niemand, ook al was het onderhoud van de Weeskinderen nog zo’n goed doel.

Brief aan de Koning van Holland:
Daar te boven vind men ‘er deugdsaam en overvloed van Drinkwater- hier van de bewysen, bij S’ Konings Vloot en de Commercie, die langs eene gemakkelyke en min omslagtige waterleiding, op de minst kostbaarste wyse, nagenoeg een gansch Jaar daarvan voldoenend voor zien word-
Texel 6 Mey 1807

Weesenwaterput bij de Hooge Berg

Onderaan de Hooge Berg was een bron, waaruit zoet water stroomde, dat zich vermengde met het brakke water van de landen daar.
In 1627 verzocht Dirk Nanningsz uit Winkel aan de Staten van Holland ‘om in ’t Eylandt van Texel naer bij den Oever een put te mogen booren tot soet water, ende ’t selve aan d Scheepen te verkoopen’. Op die manier kon het zuivere zoete water worden gewonnen, niet besmet met het leven in de plassen.
Het water was langer houdbaar dan ander water, nog beter dan het zuivere duinwater uit het Pompevlak. Onderzoek door PWN heeft uitgewezen dat het meer ijzer bevat dan leidingwater en bij een vergelijkende test na 6 weken in een eikenhouten van in een donkere ruimte minder bacteriën bevatte.
Tot in 1796 kwam al het water dat aan de schepen op de Reede van Texel geleverd werd uit deze twee putten. In dat jaar besloot men een derde put te maken. Vanwege de opkomst van de Hors koos men voor een plek naast die bij de Hoogeberg. In 1812 is er een derde put bij deze twee geslagen in opdracht van Admiraal Verhuell, maar daarvan zijn geen notulen bewaard. Het water uit de eerste put daar was beter dan dat uit de beide andere.
In die tijd was de put in het Pompevlak al buiten gebruik geraakt.
In Oudeschild was de Kerke Regenbak, waaruit water werd verkocht. Dat was minder waard dan het water uit de Put. Ook ontving men watergeld van het Nieuweschild.

Weeshuis

Het water werd uit de put gepompt in vaten, die met een praam door de Schilsloot naar de dijk werden gevoerd, waarover ze opgehesen en aan de zeekant weer neergelaten werden.

Daar lagen lichterschepen klaar om de tonnen naar de Koopvaarders en marineschepen te brengen. Voor een geregelde levering was een degelijke organisatie nodig. Ook moest er voortdurend onderhoud gepleegd worden aan pompen, pramen en windas en de Schilsloot op diepte gehouden worden, wat grote kosten gaf.
Ook werden vaten met zand ingescheept.

Weeshuis

Een lichterschip bij Texel zal niet veel anders zijn geweest (Reinier Nooms).

Na 1860 betrok de Marine het water elders. Voor de bewoners van Oudeschild bleef het water van groot belang tot de aanleg van de Waterleiding.

Weeshuis

Waterpraam in de 20e eeuw voor de watervoorziening van Oudeschild.

Put en pompen
Alles ging met de hand, het pompen, het kloeten met de praam door de Schilsloot, het overhalen van de vaten naar de andere kant van de dijk. Arbeid was niet duur.
Vaten in maten, de prijs in 1681: voor een Varken vol water 4 stuijvers, van een Oxhooft vol 3 stuijvers. van een ton vol 2 stuijvers ende van een half vat vol 1 stuijver.
In 1779 waren de prijzen nog hetzelfde: van een Legger 8 st: een pijp of quardeel 6 st: een Varken 4 st: een oxhoofd 3 st: een Ton 2 st: een half vat 1 st:
Een schip bemand met 250 koppen had 100.000 liter water nodig.

Weeshuis

Reconstructie door Kees Witte (Alkmaar). Brakenstein zag er in die tijd nog niet zo uit.

Weeshuis


Waterhaalders
In het Reglement werd bepaald dat er 8 vaste Waterhaalders en 4 vaste noodhulpen zullen zijn, welke laaste bij Sterfgevallen invallen en by Tourbeurten moeten gebruikt worden.
Er werden 4 Commandeurs gekozen, een bij elke schuit, die moesten kunnen lezen en schrijven, om opgave te doen van de aantallen gevulde vaten.
Men mocht niet met de lege vaten gooien en smijten. De praam moest niet te vol geladen worden, alles moest goed in orde gehouden worden en desnoods meteen gerepareerd. Wie zijn plicht verzuimde, dronken was, of door ouderdom of lichaamgebreken niet meer kon werken, werd ontslagen.

Weeshuis

Veldnamenboek van Schraag.

Schilsloot en Schillepad
Steenen Straatje of het Steene en Aarde voetpad
Het zandpad langs de Schilsloot verzakte en moest worden opgehoogd. Men naam hiervoor grond uit de nabijgelegen Mielanden, wat tot divers ongenoegen met de buren leidde.
Men maakte er een Steenen Voetpad van, dat ook erg veel onderhoud nodig bleek te hebben. Tenslotte is in 1862 besloten om de stenen op te breken en er een schelpenpad van te maken.

Windaas eigenlijk Windas, de vaten werden opgehesen door een touw om een as te winden en ze over een beun tegen de dijk op te hijsen.

Weeshuis

Reconstructie door Kees Witte.

Verpachting van de Waterput
Regenten van het Weeshuis regelden de verpachting van de Waterput aan de meestbiedende.
Het Weeshuis ontving dat bedongen geld en had verder geen omkijken naar de leverantie. Daarmee is doorgegaan tot 1780, toen de put gepacht werd voor het onwaarschijnlijk hoge bedrag van 1410.- gulden. De Regenten moeten gedacht hebben: dat geld kunnen wij in eigen zak houden als we alles zelf regelen. Maar daar hebben zij zich op verkeken, want de hoge pachtprijs had te maken met de enorme hoeveelheden water die ’s Lands Vloot nodig had bij de mobilisatie vanwege de Vierde Engelse Oorlog (1780-1784). Toen de vrede was getekend was er geen grote vraag naar water meer en had men dus ook veel minder inkomsten.
Hiervoor moest een boekhouder optreden om de aantallen vaten te registreren, voor 33 gulden per jaar. Er zijn in het Archief verschillende boeken bewaard waarin per schipper staat aantekend hoeveel water er opgehaald is. In de Kasboeken staat de totale ontvangst van het water genoteerd.
Pas in de Franse Tijd werd weer veel water geleverd, aan de Fransen. Bijvoorbeeld:
1805 ontfangst f 15157.12.6 en de uitgaaf 13747.16.2 so dat per Casse f 1409.16.4
1806 inkomsten f 12455.10- en de uitgave 11195.12- zodat by Cas bleef f 1259.18-
Van het geld dat daarmee binnenkwam moesten Nationale Losrenten gekocht worden, die beloofden meer rente dan gewone leningen. Al het geld dat het Weeshuis had uitgeleend werd terug gevraagd en door deze Losrenten vervangen. Al dat geld verdween met de Fransen na december 1813. In 1814 was er nauwelijks vraag naar water.
Kasboek: 1 September 1814 Voor 5 maanden Water geld van Januarij tot en met mij 1814 volgens de staden 73.-.- Nog van Coffer dij scheepen 9.15.-
Pas in 1815, toen de Koning der Nederlanden zijn vloot opbouwde, nam de vraag weer toe. Aangezien de Weeskinderen wel moesten eten, was de Gemeente Texel gedwongen jaarlijks 1500 gulden subsidie te geven.

Huis aan de Put
Om beter toezicht op de Waterput te houden kocht het Weeshuis in 1784 van de Erven Aarjen Koorn een boerenhuis dat bij de put stond voor 3441.13.- gulden. Dat huis werd verpacht voor ongeveer 175.- gulden per jaar en bracht zo nog wat geld op. Aan de andere kant van de weg stond al voor 1661 een huis, dat later Braakenstein genoemd werd naar de eigenaar Jan Pietersz Braek.

Weeshuis

Tekening van Dubourq, links het Huis bij de Put, rechts Braakenstein.

Subsidie
In 1662 was de Schilsloot zo ondiep geworden dat die niet meer te gebruiken was. De Regenten probeerden subsidie te krijgen van de grootgebruikers van het water. Er zou 800 gulden nodig zijn. De Admiraliteit besloot 25 gulden per jaar te geven, met als voorwaarde dat hun schepen altijd voorrang boven andere schepen zouden hebben bij het leveren van water. Dit bedrag stond in de kasboeken als ‘het Prevelegie’.
De Levantse Handel gaf 5.- gulden, de VOC 10.- voor dezelfde regeling. Het geld van de Admiraliteit is betaald tot het eind van de leveranties, dus meer dan 200 jaar lang.

Vergadering Oct 1865
Ingekomen dispositie van Z. Ed. den Hr. Minister van Marine, houdende, dat er geene termen bestaan, om de in der tyd toegestane gratificatie by vernieuwing te verleenen, waarop na deliberatie is besloten, om op de eerstvolgende vergadering de Weezewaterput aan de hoogst schryvende te verpachten, en de aanwezige 2 waterpramen te verkopen.

Concurrentie
Weliswaar was er geen beter water dan Weesenwater, maar het was niet het goedkoopste.
Er kwamen andere aanbieders en toen er een waterleiding uit een ‘duinval’ bij Huisduinen naar het Nieuwediep werd aangelegd was het over met de leveranties van Weesenwater aan de Nederlandse vloot. Dat er arme wezen geholpen werden was geen verkoopargument.

Weeshuis

SUBSISIE VAN ADMIRALITEIJT, VERENIGDE OOSTINDISCHE COMPAGNIE EN VAN DE LEVANTSE HANDEL
Extract uijt de notulen van de besoinges van't Collegie ter Admiraliteijt residerende binnen Amsterdam

Donderdagh, den XVII Augusti anno 1662

Is ontfangen ende gelesen een missive van den commissaris van der Merct, geschreven in Texel den 14 deser lopende maent, adverterende dat bij faulte van middelen, bij de regenten van't weeshuijs aen de Burgh, als eijgenaers van de put aen de voet van de Bergh staende, uijt de welcke het versch water voor 's lands oorlogh ende coopvaerdije schepen op de reede voor't Schil leggende, gehaelt moet worden, de wateringh ofte sloot, soo ondiep ende onbequaem was geworden, dat de selve niet meer was te gebruijcken, ende de vaten tot grote
schaden, onkosten ende ongelegentheijt over 't land gerolt mosten worden; recommanderende ende versoeckende dat gemelte regenten, die om alles naer den rechte doen maken, verklaerden wel acht honderd guldens nodigh te hebben, met een redelijcke summa mochten worden gesubsidieert, waerop gedelibereert ende twee afgesondene van de voorzegde regenten gehoort wesende, is goed gevonden ende geresolveert dat soo wanneer sij de voorzegde wateringh tot bequame diepte ende wel navigabel hebben doen maken, daer-
nevens oock vaste ende onfeijlbare ordre op't onderhoud van de selve, mitsgaders twee pramen tot het voeren (= vervoeren) van't water gestelt sullen hebben, met een bequamen padt ofte wegh daertoe nodigh, als mede twee kranen om den watervaten van binnendijcx op te werken ende buijtendijcx af te laten in de boots, ende in de verpachtinge conditioneren dat 's lands schepen in't putten van water ende gebruijck der pramen, voor anderen geprefereert sullen wesen, naerdat sulcx alles door eenige heeren gecommitteerden uijt desen rade opgenomen, ende bij rapport gelandereert ende voor goed gekeurt sal wesen, daertoe van weghen dit collegie gecontribueert sal worden een summa van vierhondert guldens eens, ende sijn de meergenoemde regenten op de rest te bekomen, gerenvoijeert aen't Collegie ter Admiraliteijt in Westfrieslandt ende 't Noorderquartier, mitsgaders de heren bewinthebbers van de Oost Indische Compagnie ende directeuren over den Levantschen handel
hier ter steede.

Vrijdagh, den XVIII Augusti anno 1662

Bij resumptie van de resolutie op gisteren genomen rakende het subsidieren van't weeshuijs aen de Burgh op Texel tot het bequamen van de vaert om water te halen, is goed gevonden ende geresolveert, dat in plaetse van de vierhonderd guldens daerinne vermeldt, den commissaris op Texel geordonneert sal worden aen de regenten vant voorzegde weeshuijs te betalen vijf ende twintigh guldens jaerlijcx, om daer op te konnen negotieren het gerequireerde capitael tot verval van de voorzegde onkosten (om met dat geld de rente te kunnen betalen van het te lenen kapitaal van f 800,-) ende daer uijt te betalen de interessen van tijd tot tijd te vervallen solang sijlieden de condities in de voorzegde resolutie vermeldt presteren sullen (= na zullen komen de condities van voorrang op drinkwater voor de oorlogsschepen), doch die cesserende, dat ook de voorzegde geordonneerde betalinge van de jaerlijx subsidie cesseren sal.
Was ondertekent: J. Eleman. Onder stond: naer collatie bevonden t'accorderen ende was ge-
tekent: Davidt de Wildt

Gecollationeert tegen 't voorzegde principale extract ende daermede geaccordeert
den 19 Augusti anno 1662
Bij mij
A: Hoefs notaris publicq 1662

Extract uijt de notulen van de heeren directeuren over den Levantsche handel en de navigatie in de Middellantsche zee binnen Amsterdam

Woensdag den 23 Augustij 1662

Sijn ter vergaedering binnen gestaen de regenten van het arme weeshuijs op Texel, ende hebben bij requeste vertoont, hoe dat de vaert, door de welcqs voor de schepen, onder onse directie behorende, uijt sekere put, staende bij de hoge berg op Texel voorzegd het vers water wert gehaelt, soodanig is vervuijlt, dat de selve niet langer te gebruijcken is, en dat daer
omme de selve hoog nodich dient verdiept te sijn, ende alsoo't voorzegde weeshuijs geen middel, macht of vermogen heeft, omme de voorzegde verdiepinge te becostigen en dat sijluijden supplianten mitsdien om 't selve te doen seer geerne soude hebben onse hulpe en adsistentie, en derhalven haer tot ons seer reverentelijck waren kerende, ende versoeckende, dat het onse goede gelieften souden sijn hen supplianten tot het verdiepen van de voorzegde
vaart met een stuck gelt tot onse discretie te adsisteren, overleverende ons daerneffens twee verscheijde resolutien, soo bij de heeren raden ter admiraliteijt als de bewinthebberen van de Oost Indische Compagnie alhier genomen, waerbij de eerste haer toestaen vijf en twintigh gulden en de laeste tien gulden beijde jaerlijcx, waerop gedelibereert sijnde, is goetgevonden en verstaen, dat dese sake, als dit collegie in't privé geensints rakende, alsoo daerbij geens de minste prejuditie of voordeel is hebbende, of haer van de voorzegde vaert of put eenichsints comt te dienen wel soude behoren te werden afgewesen, dat dat echter ongeacht 't selve, uijt commiseratie en ten insichte van de arme wesen, bij dit collegie jaerlijcx als een aelmoes daertoe sal werden gecontribueert vijf gulden, met dien verstande en expresse aensegging
aen de voorzegde regenten dat de Straetse schepen in't putten van water en gebruijck der praemen voor alle andere particuliere sullen werden geprefereert en sulcx nieuwdictelijck na 's lants schepen en die van de Oost Indische Compagnie geaccomodeert, en wijders op soodanigge conditien als bij de respective resolutien van de gemelte heeren raden ter admiraliteijt ende bewinthebberen van de Oost Indische Compagnie van den 17 en 18 mitsgaders den 21 augustij deses jaers. 't selve is geconsenteert, en accordeert daertoe bij dese
wort gedragen en als off in desen ware geinsereert (bij in begrepen)

In kennisse van mij secretaris
J. van Dam
1662

Van de Admiraliteit f 25.-, van de Levantse Handel f 5.- per jaar. Dat was niet genoeg.
De VOC gaf 10 gulden per jaar (zie Achterstallige betaling 1780, hieronder).

Achterstallige betaling door VOC
Vrij van Zegel
Heden den 15e Junij des Jaars 1780, compareerden voor mij Jan Star, notaris publicq, bij den hove van Holland geadmitteert, ter Stede en Eijlande Texel resideerende, in presentie der nagenoemde getuijgen-
De Ed. Jan Pruijt en Albert Maartensz Brouwer, beijde aan den Burg alhier woonagtig, in qualiteit als Regenten van het algemeene Arme Weeshuijs deses Eijlands, zo voor hun zelve in hare voorsz: qualiteijt, als teffens instaande en de rato caveerende voor de Verdere mede Regenten van hetzelve Weeshuijs.
Dewelke also verklaarden te constitueeren en magtig te maaken Schipper Cornelis Bakker, woonagtig aan het Oude Schil op dezen Eijlande, specialijk om uijt naam en van wegens de gezamentlijke Regenten van het opgemelde Weeshuijs, van de WelEd: acgtbare Heeren Bewindhebberen der Oostindische Compagie, ter Kamer Amsterdam, te verzoeken betaaling van eene Som van 70 guldens, wegens assistentiegelden a Tien guldens ‘s jaars, bij welgemelde Heeren Bewindhebberen, ingevolge der Zelver Resolutie van den 21e augustus 1662 aan het voorschreve Arme Weeshuijs tot onderhoud van zekere alhier staande Verschwaterput, desselfs Vaart en ‘t gene verder daar aan is dependeerende, goedgunstiglijk geaccordeerd en toegezegt; waar van thans de Jaaren 1773, 74, 75, 76, 77, 78 en 1778, en dus Zeven Jaaren verschenen en nog onbetaald zijn;
Mitsgaders ook om bij vervolg van tijd de Voldoening van de voorschreve nog verder te verscheijnen Assistentie gelden jaarlijks ten genoegen verzoeken; voor alle ontfangst deswegens quitantie te Passeeren, en al het gene meer te doen dat dienaangaande verder gerequireert mogte worden-
Alles met belofte van Approbatie en onder verband als naar regten.
Aldus gepasseert aan den Burg op Texel, in presentie van Cornelis van Sittert en Cornelis Kok, als getuijgen.
‘t Welk ik getuijge Jan Star nots: publ:

In 1804 was het contract met de Admiraliteit nog steeds geldig. Er was opnieuw achterstand in de betaling:
Ontvangen door ons ondergeteekenden Regenten van ’t Weeshuis aan den Burg opt Eyland Texel, van de Commissaris ter monstering op de Helder, de Somma van Honderd Guldens zynde voor vier Jaaren Subsidie à 25 Guldens ’s jaars verscheenen ultimo December 1800, aan het gemelde Weeshuis toegestaan ter zaake van het doen der onkosten raakende de versch-waater plaats op Texel en de preferentie van SLands Scheepen voor alle andere in het Waaterputten uit dezelve; ingevolge resolutie door ’t voormaalig Collegie ter Admiraliteit te Amsterdam in dato 18 Augustus 1662, bij resumptie van der zelve resolutie van den 17e bevoorens, genoomen.
Helder den February 1804


SCHILPAD EN STEENEN STRAATJE
Niemand mag met paarden of koeien over het nieuwe Schilpad gaan.
Keur van Texel 31
Op huyden den 24 november 1639 [eerst stond er 1629] soo is bij den baljuw Burgemeesters ende gereghten deser stede ende Eijlande gekeurt en geordonneert gelijck sij keuren ende ordonneren bij desen, dat hem niemant van wat staet ofte conditie deselve soude mogen wesen, van nu voortaen en sal vervorderen met eenige paart ofte paerden te rijden, leijden ofte anders langhs het nieuwe Schilpadt, mitsgaders koeijen, kalveren ofte diergelijcks op een boete van 3 gulden yder paart ofte koebeest, dat daer op bevonden sal werden, ten waare t’selve bij ongevall daer op gekomen ware, sal wesen op een boete van 5 stuijvers soo meenighmael t’selve geschiet.
Den officier, bode, dienders en wie dat will sal mogen bekeuren, daarom een yder sij gewaarschouwt en waghte hem voor schade.

Reparatie van het Voet Padt 1716
Aan de Ed Mog: heeren de Raden en Meesters van de Reekeningen der domeijne van haar Ed groot Mog: heeren staten van Hollandt ende Westvrieslandt
Geeft met veel Respect ende in alle onderdanigheijt te kennen de Algemeene Weesvoogden van den Eijlande van Texel, hoe dat zij supplianten in hunne qualiteijt genootzaekt sijn, te onderhouden een voet padt vant oude Schilt tot aan de Weese waterpet, die zij jaarlijcx komen te verhuijren, ten proffijtte vant Weeshuijs van den voorsz: eijlande;
Ende also het voorsz: voet padt is gemaakt uijt de Mielanden leggende langs het meergemelte voet padt, ende zij jaarlijcks dat padt wel dienen te verhoogen, soo keeren zij Supplianten sig aen UEdMog: ootmoediglijck versoekende dat zij van UEdMog: mogen werden gequalificeert, ende die gratie genieten, om eenige aarde of Zooden te halen uijt de voorsz: Mielanden, die langs het meer gemelte voet padt zijn leggende, waermede zij suppl: het voorsz: voet padt mogen repareeren ende onderhouden, ten proffijte vant gemelte weeshuijs.
Twelck doende &

In de marge geschreven antwoord:
De Raeden en meesters van de Reekeningen der domeynen van d’ Ed. Gr. mogende Heeren staten van Hollandt en Westvrieslandt; gesien de nevenstaende req: ende daer op gedient geweest sijnde van ‘t mondeling advys van den Heer Reekenmeester Aelbrecht Nicolaas van Schagen, die met en beneffens den Rentm: generael van Kennemerlandt Mr: Anthonij de Glarges (int quartier van Texel de Jaerlijckse verpagting der thiende verricht hebbende) inspectie oculair in loco genomen hadden en verder geleth op alle het gunt te letten stond bij desen, hebben de Suppl: gratieuselijk toe gestaen en geconsenteert, staen toe en Consenteren by desen eenig aerde Sooden te mogen halen uijt de Mielanden omme daer mede het voedtpadt, strekkende van ‘t oude Schilt tot aen de Wese waterput leggen langs het voorsz: voerpat, breeder in de nevenstaende req: gemelt te mogen verhoogen en onderhouden, mits dat het selve ordentelyk en ter naester lage en minsten schade geschiede.
Gedaen ten Bureele van den Camere van de Reekeningen in den Hage den 20 Julij 1716

Daar was de buurvrouw niet blij mee.
Klacht van Trijntje Jans Pleckers 1720
Aan de Ed: Mog: Heeren Raden en Mr: van d Reken: der domijnen van de Ed: Gr: Mog: H: Raden van Holland ende Westvriesland
Geevt reverentelijk te kennen Trijntje Dirx Plekkers, wed: van Antonij Klingenburg, woonende aant Oude Schilt op den Eijlande van Texel, dat de Arme Voogden aldaar in de Jaaren 1710, 1713 en 1717 hebben laten uijtgraven de grond, tot aan het welzand, uijt de Poeltys, genaamt Slijkersdijk, by haar van UEd: Mog: indiff: gehouden wordende, volgens de pagt cedulle, daar van zijnde geregistreert int xxxiiie boek van de App: fol: 22: en daar voor waardelijk betalende eene somme van 2 ponden, 10 st: en welke grond gebruijkt is, tot het ophoogen en onderhouden van zeker gemeen pad, Loopende tot een vers water fontijen, en welk pad de voorn: Arme Voogden moeten onderhouden, uijt de pagt penn: van de gem: Vers waterput,
Dat zij suppl: telkens de voorsz: Arme Voogden heeft verzogt gehad, zulx afte Laten, en daerop aan den Rentm: Generaal van Kennemerland en Westvriesland klagtig zijnde gevallen, door den Ontvanger van dezelve Arme Voogden, is aangeschreven geworden, geen meer aarde daaruijt teslaan, blijkende, bij de annexe Missives, dat zij egter niettegenstaande voortgegaan zijnde, zij Suppl: zulx tot twee malen toe heft laten ophoogen, en vullen nam: in den Jare 1711 en 1712, en naderhand het zelve, doorde Arme Voogden voorn: weder uijtgegraven zijnde, zij Suppl: inden Jare 1715 voor de tweedemaal het zelve weder heft aangevult, om des somers aldaar tot haar subsistentie, een koebeest daar op te weijden, en zoo, aan arbeijds Loon, als aan aarde, heeft uijtgeschoten een Somme van f 495.19.- volgens annexe reken: die de Suppl: ten alle tijde berijd is, met solemnele Eede te sterken en hetzelve geld, daartoe van anderen heeft moeten leenen,
Dat dezelve armvoogden, zulx tot de derde reijs hebben laten uijtdelven, ende nu vol water zijnde, ende niet anders overig is, als eenige dammetjes, tot het stuijten vant Water, waar door zij nu teenemaal geruineert is, en een Wed: met ses kinderen zijnde, nu geen andere toevlugt heft, als UEd: Mog:, reverentel verzoekende UEd: Mog: gelieve de voorsz: Arme voogden te ordonneren het zelve weder als voren te herstellen, en aan haar Suppl: de voorsz: f 495.19.- te restitueeren,
‘t Welk doende &a Trijntje Dirx Plecker.
Stond in margine: In handen van den Rentm: Generaal van Kennemerland en Westvriesland Corn: P. de Glarges, om te dienen van zijn Consideratien en Advis, gedaan ten bureele van de Camere van de Reken: in den Hage den 2e October 1720
Mij tegenwoordig, J: Hop:

[Databank: Antonie Klingenberg trouwde rond 1740 met Vrouwtje Cornelis Bommel, kinderen geboren in 1740 en 1745]


Het Steenen Straatje
Wanneer precies het Steenen Straatje is aangelegd blijkt niet uit de boeken van het Weeshuis, maar wellicht was het rond 1785. In 1773 werd het pad met schil of schelpen gerepareerd.
2 September 1773
Cornelis J: Salm Leveransie van 120 ton schil tot Reparatie van het Weese Schilp pad 36.-.-
Steen werd in de kasboeken bijna altijd gecombineerd met kalk en cement, maar in 1782 kocht men veel losse stenen:
4 April 1782 Aan vier sjouwers van agtien duysent steen 14.11.-
4 Julij 1782 Van Esta (steenkooper te Harlingen) 133.7.-
5 Junij 1783
Frans van Esta 42.8.-
Julij den 7 1785
Frans van Esta steen 108.17.14
Januarij 1786
Dirk Corn: Kok sjouloon van enig Sant en steen tot het Schilderpad 8.10.-
Dezelve voor werkloon van 12000 steen 9.-.-
Augustus 1786 Frans van Esta voor geleverde Steen 102.8.-

Vergadering 16 February 1802
Binnen gestaan Sybrand Koning, Matthys den Berger en Symon Quast, Regenten van het Weeshuys- versoekende te mogen weeten: hoedanig te handelen, met het Steene Straatje van het Oude Schil naar de Put, door het hooge Water zeer defectueus geworden- sustineerende Regenten voornoemt, daar het zelve Straatje tot een Voetpad ten algemeene diensten werd gebruikt, dat ook het Eiland voor de helft in de Kosten verpligt is te dragen-
en is het zelve in advys gehouden tot de naaste Vergadering-

Vergadering 20 April 1802
Thans aan de Ordre zynde in overweeging te neemen- het voorstel van Regenten van van het Algemeen Weeshuys tot het gezamentlyk doen herstellen en in stand houden van het Steene Voetpad, lopende van de Put naar het Oudeschil-
En hier op nagezien zynde het Octroy van hetzelve Weeshuys den 14 Mey 1756 verleend tot invordering eener belasting op het Versche Water aan de Scheepvaart, mitsgaders verdere Informatie- is geresolveerd Regenten van het Weeshuys daar zy de provisioneele Voorsiening nog niet gedaan hebben, onverwyld te gelasten het zelve Steene Voetpad van de Put naar het Oude Schil ten spoedigste te doen repareeren en herstellen op poene dat anders zulks ten kosten van het genoemde Weeshuys zal worden gedaan en verrigt- en zal hier van Extract worden gegeven aan Regenten van het Weeshuys deezes Eilands, omme te strekken naar behoren-
In dat jaar werd bij de uitgaven helaas alleen de naam van de ontvanger genoemd, niet waarvoor deze werd betaald.

Reindert Dirks, Dirk de Ruyter en Teunis van der Sterre werden in 1805 betaald voor ‘arbydsloon aan Steene Stratje aan de Put’, totaal voor ruim 41 gulden.

16-2-1833 Aan Regenten van het Weeshuis
Burgemeester heeft zich onlangs in persoon overtuigd dat de toestand van het steenenpad, dat van der Wezen waterput loopt naar het Oude Schild en door U moet onderhouden worden, zich in zoodanige staat bevindt, dat hetzelve dringend herstel vordert.
Aanschrijving- voor 1 April met reparatie beginnen.

Vergadering 5 Mei 1862
Alle leden present. De gewone werkzaamheden verrigt. Besloten het Steenen looppad van Brakenstein naar ’t Oude Schild optebreken en door een Schelpepad te doen vervangen; en wordt den Hr K Kikkert verzocht met het ten uitvoer brengen daarvan wel te willen belasten, die daar mede genoegen neemt. Waarna de vergadering is gescheiden.


SCHILSLOOT
Uitbaggeren van de sloot, beschoeien van de wallekant, zulk werk moest eigenlijk elk jaar gebeuren, maar ook toen was men geneigd dit voor zich uit te schuiven. Dan moest het alsnog gedaan worden en kostte het meer geld.
5 Desember 1776 Aan Gerrit Tymons voor uyt graven van de Sloot aan het Oude Schil na den Storm van den 20 November 1776 54.18.-
4 January 1781 Coenraat Selser voor 1/2 jaar Bedonge Loon van t modderen in de Schil Sloot en 2 dagen dag Loon 67.-.-
September 1786 W: Brinkman & Comp: de sloot gezuijvert 137.10.-

BRUGGEN OVER DE SCHILSLOOT
Bruggen over de Schilsloot 1708
Wy onderget: voogden van ’t algemene arme Weeshuys van den Eylande Texel hebben met Consent en approbatie van de vier Regerende BM Claas Vermeulen, Cornelis Graauw, Allert Quast, Cornelis Graaff gekonsenteert gelyck wy consenteren by desen, aan Hendrik Jansz Clees en Fester Willemsz: dat sy Lieden sullen vermogen en Brug ofte twee Bruggen te maken van t Schilt padt over de Sloot op het Lante by haar nieu geboude huyz: die sy Lieden daar alrede gemaackt ofte nog mogte maken, met dese Expres beding en Conditie, dat sy Lieden de Brug of de Bruggen soo hoogh sullen moeten maken, dat daar onverhindert de Pramen met watervaten onder deur kunnen varen en daar en boven soo met de vernoomde Hendrik Clees en Fester Willemsz de Brug of de Bruggen met de Schoyingen aan beyde Zyden van de wallen tot een Eeuwig Servituyt buyten Clagten tot haren Lasten onderhouden en indien het mogte gebeuren dat de Lieden op het Schil padt door ongelegentheit niet Conde Lopen soo sullen sy sonder tegen seggen, over de eene Brug op het Lant na de andere Brug vermogen gaan-
Des te orconde der waarheit soo hebben de meergemelde Hendrik Cleis en Fester Willemsz dese boven staande Conditien aangenomen en nevens ons voorsz: Voogden met haar Eygen hant ondergetekent.
Actum 22 January 1708
Henderek Jansz Klus Pieter Ruyter Aerjen Lap
Fester Willemse Jan Dirksz Bolyan Jan Willemsz Mark Jacob Jansz Rebel

[Arie Cornelisz Lap, geb 1662, Jacob Jansz Rebel, geb 1683, Fester Willemsz, geb ca. 1660]
[Klaas Lodewijksz Vermeulen, geb 1661, Cornelis Jacobsz Greeuw, overl < 1711, Cornelis Albertsz Graaf, ged 1682, Allert Quast mij [Rob Gomes] niet bekend]

VERLENGDE SCHILSLOOT
Verlengde Schilsloot achter het OS naar de haven
De haven lag ten oosten van het dorp. Het leek makkelijker om daarheen te varen met de waterschuiten en daar de vaten over te laden. Dan was het zware hijswerk over de dijk niet meer nodig. In 1794 werd een vaart gegraven achter de huizen langs, in feite dwars over de erven en velden van de bewoners. Daar was niet iedereen blij mee.

Op heden den 6 April 1797
Hebben ontfangen int algemeen Weeshuys het Request van den burgers vat Oude Schild over het uyt pellen van Lant tot de Sloot of vaart van en na de haven-
Regenten vant Weeshuys versoekende aan het Committé vant algemeen Welsijn vrindelyk, om daar over twee Neutraalen of meerder, deskundige mannen aan te stellen, om te Taxseeren, wat Lant ieder burger sedert den 30 juny 1794 is uijtgespit, tot voornoemde sloot of vaart- waarmeede Regenten vant Weeshuys daar aan verpligten, om het Zelv haarlieden te voldoen.-
Was getekendt, int Weeshuijs, aan den Burg
Den 6 April 1797
Cornelis Jonker, Hertje Swart, Reijer Dijt, Flores Spin

Sloot achter het Oude Schil om naar de haven
Ingekomen zynde berigt van de Landmeeter Leendert den Berger, wegens het van het Committé van Algemeen Welzyn deeses Eilands op den 13 Junij 1797, in zyne handen gestelde versoek, tot opgaave der Gronden, Erve als andersints, betrekkelyk de gegravene Sloot of Vaart agter het Oude Schil om na de Have tot kosten van het Weeshuys, ter afvoering van het versche water, naar het windaas op de Have, voor S’Lands en commercie Scheepen- met de Naamen der Eigenaars dier Gronden of Erven.
Naar Lectuure van het zelve berigt en opgaave, is zulks gesteld in handen der Commissie welke tot aanstaande zaturdag benoemd is, omme te staan over de reekening van Regenten van het Weeshuys- ten eynde met deselve regenten daar over te handelen zodanig: dat conform de intentie van het Committé van Welzyn voornoemd te vinden onder de Notulen van 13 Junij 1797, deeze zaak eyndelyk eens getermineerd en afgedaan word.

Vergadering 15 Mey 1798
Binnen gestaan den Burger Floris Spin, Regent van het Algemeene Weeshuijs, met den Burger Gorter in Commissie geweest, naar de Commissaris Pilander aan den Helder, ten einde over het werk der waterhaalders te spreeken;- en rapporteerd de Commissie; dat zy met voornoemde Commissaris Pilander, wegens hunne Last, niet hadde kunnen slagen-
En heeft verders Uwe Commissie alle de stukken concerneerende de gegravene Sloot agter het Oude Schil, in handen gesteld van de Regenten van het Weeshuijs, omme deswegens conform de resolutie van het Committé van Algemeen Welzyn deeses Eilands, van dato 13 Junij 1797 te moeten handelen-

Vergadering 5 Junij 1798
Binnen gestaan eene Commissie van Regenten van ’t Weeshuijs zynde de Burgers Jacob Jelisz Verberne en Floris Spin, te kennen gevende, dat de Land Eigenaaren agter het Oude Schil, wegens het afstaan van de grond tot de gemaakte Sloot wegens het afvoeren van het Water naar de Have, door hunlieden opgeroepen zynde tot opgave van het geene zy pretendeerde- dezelve Land Eigenaars het beste Land getaxeerd hadde op f 5- en het Haanveld f 2.10- de roe, dat hoe zeer deeze Eisch den Regenten niet onbillyk voorkwam, zy evenwel vermeend hadde, dat de Taxatie aldus moeste zyn voor het beste Land de roe f 4- en voor het Haanveld f 1-
Waarover gedelibereerd zynde conformeerd zig de Vergadering met de Taxatie door Regenten gedaan, dan de Land Eigenaaren hier meede zig niet te vreede houdende- zullen het zelve door het Committé van Justitie getermineerd worden

Dammen en Hekken
Vergadering 5 July 1808
Op het nadere ingekomene rapport van de precident dezer Vergadering, omtrent de Dammen en Hekken agter het Oude Schil, welke geoordeeld worden te komen tot lasten van het Algemeene Weeshuis dezes Eilands- heeft de Vergadering zig als nu vereenigende met het zelve nadere rapport vastgesteld zoals vastgesteld word by deese:
dat de navolgende Dammen en Hekken langs de Schilsloot en de verdere Waterleiding strekkende: van de Weeseputten naar de Have, ten allen tyden zullen zyn en blyven, voor Reekening van ’t Algemeen Weeshuis deezes Eilands
als tussen het Weeseland en Mieland van Abraham Wentel en Helena den Berger
tussen het voorschreeve Mieland en Sybrand Keyser-
tussen het voorschreeve Land en Albert Veeger
twee dammen in de Landen van Albert Veeger- dog zo lange de Eigenaar of gebruiker van deze Landen dezelve Dammen ook tot overdrift voor Vee gebruikt zal het Weeshuis aan onderhoud derzelve zo meede aande Hekken niet gehouden weezen
Wyders zal al meede tot lasten van het Weeshuis zyn-
de Dammen en Hekken tegen de Dykstal van Hendrik Boermeester en Hendrik Barendsz Blom met Jan Dito Comp-
onder dyk beoosten het Oudeschil op het Haan ofte Mieland van Willem Boermeester
en eindelyk 2 dammen in de Kom by de Haven tot Sluiting van de Sloot-
voorts de ophooging der Kaajen nevens de Mielanden aan de Schilsloot tussen de Weeseputten en het Land van Albert Veeger, zo ook beoosten het Oudeschil tot aan de Have, ten einde het ingelaten Water te beter in de Sloot te houden, tot lasten van het Weeshuis komen-
En zal hier van by Extract regenten van ’t Weeshuis worden kennis gegeven


EEN DERDE WATERPUT
Hier is de vraag: wat was de eerste en wat de tweede put? Uit de tekst van de Notulen kan men opmaken dat de eerste bij Braakenstein lag, de tweede in het Groote Vlak en men voor een derde put koos voor de omgeving van de eerste.
Pieter van Cuyck schreef echter:
Die vaart ten einde gegaan zijnde (van Oudeschild naar de Hooge Berg langs het Schillepaadje), koomen wy aan den gemelde put, waar in eene houten pomp staat, waar mede het water wordt opgehaalt, en door een goot in de vaten geleid; maar deezen put in den laatsten Engelschen oorlog [1780-1784] niet genoegzaam zynde om de Schepen spoedig genoeg van water te voorzien, is eenige treden werder oostwaards een tweede put geschoten, alwaar toen ook het wel gevonden is, en hetwelke ik geloove de afzakking te zyn van die heuvels, die gemeenelyk genoemt worden den hoogen Berg.
De landen van daar oostwaards en de daar door gegraven slooten zyn brak, gelyk ook het water van de gemelde vaarsloot zout is, en welk zout water onmiddellijk stuit tegen het zoete water van den put.
Merkwaardig in deze tekst is, dat de derde put volgens de Notulen pas in 1796 lijkt te zijn gemaakt toen Van Cuyck al jaren dood was.
In 1796 was er sprake van 3 putten, zie brief verderop.
Ook de brief van Burgemeester Reinbach in 1838 maakt het niet duidelijker: In 1812 echter, begreep het toenmalige Gouvernement dat het water uit slechts één put, niet spoedig genoeg konde worden aangevoerd, voor de groote behoeften zoo van het toenmalige tijdstip, als ook voor het geen ooit bij vervolg mogt komen te ontstaan.-
Reinbach was er al die jaren bij, hij moest toch weten hoe het gegaan was. Maar dat is de vraag.

Notulen van de Gemeenteraad van Texel:
Vergadering den 11 April 1796
De precident brengt meede ter kennisse deezer Vergadering, dat deselve Regenten in overweeging gave of het niet noodsakelyk ter meeste nutte van het Weeshuys zoude weesen, om nog een derde Waterput te maaken-
Werd zulks al meede in deliberatie gehouden ter naaster Vergadering.

Vergadering den 19 April 1796
Al meede aan de Ordre van den dag zynde eene resolutie te neemen: nopens het maken van een derde Waterput door het Weeshuys, werd op voorstel van de precident geresolveert eene Commissie te benoemen, die met Regenten van het Weeshuys eene geschikte plaats zoude uitzoeken, welke daar toe bekwaam en minst kostbaar zoude weesen.
Daartoe benoemd de Leeden Pieter Alb. Kikkert, Poulus Kikkert Alb en Sybrand Keyser, welke ten spoedigste dit zullen naargaan en van hunne bevinding by de daar op volgende Vergadering rapport doen- zullende er by assisteeren 1 Regent van ’t Weeshuys van den Burg, 1 van het Oude Schil, 1 van den Hoorn.

De Burgers Poulus Alb. Kikkert, Pieter Kikkert en Sybrand Keyser, benevens Regenten van het Weeshuys Sybrand Koning en Ryer Dyt by Vergadering van 19 April ll versogt en gecommitteert tot het opspooren en naargaan van eene geschikte plaats, tot het maaken van eene derde Weese Waterput ten kosten van het Weeshuys, geeve daartoe de geschikte plaats te zyn agter de Thuyn, toebehoorende aan het Weeshuys aan de Schilsloot- dat deese plaats niet alleenlyk zeer geschikt, als hebbende men daar onverbeterlyk zoet water- maar ook profytelyker voor het Weeshuys is- dewyl het zelve voor 1 varken water uit de putten aan deese Sloot 4 stuyvers- Zo het uit het Groote Vlak met wagens aan de vaartuigen agter de Hors getransporteerd moest worden had het Weeshuys er maar een voordeel aan van 2 1/2 Stuyvers per varken-
en eyndelyk zo volgens opgaave nevens de Kuylder Weg agter den Hoorn een Waterput gemaakt wierd, kon het Weeshuys 3 1/2 Stuyver van het varken profiteeren- maar dat het laaste aan verscheiden toevoer afhankelyk waaren, zo wel van de Wagenaars, die het nu wel voor eene verminderde prys aannemende aan Boord te leveren, maar wel hoofdsakelyk het
overstuyven en verdrogen van de Hors- die meer en meer overkomt; zo dat het geschaapen staat ‘er binnen weinige Jaaren byna geen Vaartuigen om een Lading inteneemen agter deselve komen kan, waar door dus dan alle de Kosten tot het maken van de Waterput besteed, verloore zoude geraken- zeer tot Nadeele van het Weeshuys- die zig dan door het onbruyk worden van deese put, in deselve verlegenheid zig zou bevinden als heede-
Daar deese te maken put aan de Schilsloot aan dit alles niet onderheevig zynde- bovendien bog veele gemakken reeds heeft, als de Schilsloot, de vaste Beurs aan de Have en de gelegenheid omme ten allen tyde de Leedige Watervaten te vullen, zullende het maken van deese Waterput wyd voet en diep voet- aan arbeidsloon, verlenging van een klyn deel der Schilsloot, na ruwe Calculatie kosten eene Somma van f 300-
Waarop naar deliberatie conform het rapport is geconcludeert, en Regenten van het Weeshuys gequalificeert met de meeste spoed een Waterput te doen maken ten koste van het Weeshuys-
Zynde wyders de Commissie voor het uitgebragte rapport en genomene moeiten ten deese bedankt geworden.

Reparaties aan de Pomp
7 Meij 1778
Secretaris Steenbergen 22.4.- de selve voor een pomp in vendue gekogt 7.18.8
3 September 1778
Jan Lodewijkse Vermeule voor het maken van een til en het setten van een pomp en het digt maken van de pet 12.19.8
Januarij 1786 Dirk G Boon voor reyde van 52 1/2 vaten Water en voor pompen 12.9.8
Februarij 1786 Jacob Karolus voor maken van de Tregter 2.16.-
Augustus 1786
W: Fester Willemsz behoeftigheden aan de pomp 1.6.-
7 Julij 1791 .- reparatie van 2 Water Tregters -.18.-
2 december 1802 Aris de Lange Reparatie aan de pomp -.12.8 deselve -.15.8 F van der Sterre 32.-.-
7 Julij 1803
Aris de Lange voor Reparatie aan de Pomp -.12.-
Julij 1804
M. Langeveld voor de openstaande rekening wegens Leverantie van 1 Pomp 14.-.-
2 Augustus 1804 F. Braam Reparatie aan de Suyger van de Pomp -.12.-

Vergadering 6 Augustus 1805
De Leeden van den Burg met den Bailliuw geve kennis: dat zij op ingekomen verzoek van Regenten van het Weeshuis, tot het maken eener schikking met de voerlieden aan den Hoorn, ter aanvoering van het versche water agter de Hors voor S’ Lands Scheepen, als zynde door de eigendunkelyke verhooging van de wagenvragten der Voerlieden, ‘er weinig voordeel in gelegen voor het Weeshuis-
Dat deselve Leeden met den Bailliuw van oordeel zynde: dat dit stuk te omslagtig was, in een Ordinaire Vergadering te behandelen; gemeend hadde gepasseerde Zaturdag hier op de Voerlieden te hooren- met dewelke zy hadde gemaakt deese Schikking gerekend naar de plaats daar de pompen agter den Hoorn thans staan, te weeten:
Ieder wagenvragt met 2 halve Leggers 11 stuivers- dog indien de pompen gezet wierde, daar voorheen de Oude put was, dan voor 10 Stuivers
En is het gedrag geapprobeerd en de Commissie voor hunne gedaane in deese bedankt geworden-


CONCURRENTIE VAN ANDERE WATERLEVERANCIERS

Vergadering den 18 October 1796
Den Burger Poulus Kikkert berigt aan deeze Vergadering: dat hy geinformeert geworden is, dat men van wegens de Helder ‘er over uit is, omme het water nodig voor de Scheepvaart door Middel eener te gravene Vaart van Huysduinen naar het Nieuwediep te brengen-
Dat zoo zulks plaats hadde, dit een gevoelige Slag voor het Eilands Weeshuys zoude zyn, welke ingevolge Octrooy genoegsaam alleen hier in zyne Resource van bestaan vond.
Geresolveerd hier over nader te delibereeren-

Vergadering 30 November 1796
Daar ‘er Klagten gedaan worden, dat de S’ Lands Scheepen veel water van de Vegt bekomen, uit hoofde de schaarse aanvoer der Loodsschuyten; dat zulks wanneer door een Texelaar kaag geschiede geregelder en min kostbaar voor den Lande zoude zyn; en dat de Weesschuiten byna genoegsaam bevonden zoude worden, in de Nooddruft te voorsien- ook dat het water oneyndig beter was, dan van de Vegt-
Geresolveert deswegens eene Missive aan de Viceadmiraal de Winter te schryven, tegelyk daarby te versoeken, zo men tot het voordeel inclineerde, dan maar Regenten van het Weeshuys daar van kennisse te willen geven-

Geacht MedeBurger!
Geinformeerd zynde dat uit hoofde van de Schaarse aanvoer van het versche water alhier ‘er zeer veel ten dienste van S’ Lands Scheepen met Ligters van de Vegt komt, neeme wy de vryheid Uw ter kennisse te brengen, dat het Weeshuys uit haare 3 putten van veel meerder Source van water zoude kunnen leveren, zo de schippers der schuyten daar maar werk van wilden maken, door het aanzetten van de Waterhaalders-
en hier inne vermeenen wy zoude dadelyke voorzieningen zyn, zo ras UEd goedvond een Texelaar Kaag aanteleggen, die gedurig ledige halve Leggers aanvoer en de volle uit de Have haalde- waarby dan ook diende Regenten van het Weeshuys, van deese aanstelling Kennis te geven, te gelyk met aanzegging, dat zy zorg te dragen hadde dat ‘er altoos genoegsaame aanvoer uit de Putten geschiede-
Wy twyffelen niet wanneer deeze Missive wierd aangenomen, of het Water van hier dat niet alleen veel beter was dan van de Vegt, zou voor het meerendeel toerykende bevonden worden, ook zoude zulks den Lande goedkoper te staan komen-
Wy hebben vermeend dit aan Uwe serieuse overweging te moeten voordragen,
En zyn naar toewensching van Heil & Broederschap
De Municipaliteit van Texel
Ter ord. van deselve WRomans
Texel 5 dec. 1796

Vergadering den 13 December 1796
Ingekomen zekere Missive van de Vice Admiraal Reyntjes te kennen gevende: dat onder anderen Regenten van het Weeshuys weigeragtig waaren meerder water te leveren, voor zy betaling van het Land hadden, dat ofschoon de betaling wat langer duurde: dat evenwel de penningen goed waaren- maar zo men versekering wilde geven, dat de Scheepen geen wagten naar het water zouden hebben- dat hy dan wel een of meer vaartuygen tot afhaling van water naar de Vegt gebesigd wilde afdanken-
Voorts dat het aanleggen van een Texelaars kaag tot afhalen van water uit de Have, niet van hem afhing, daar de aanvoer van het zelve onder het bestaan der Lootsschuiten was-
Geresolveert uit Hoofde van de aangelegenheid der Zaak, Regenten van het Weeshuys tegens aanstaande donderdag middag 2 uur extra ordiair in het Weeshuys te doen vergaderen, en dezelve over deese haare gedrag te onderhouden, teffens onder het oog brengen deszelfs verpligting, en wyders met genoemde Regenten zodanige schikkingen te beramen tot Heyl en voornaamste Source van bestaan als het water is, voor het Weeshuys, als vermeene zullen nodig te zyn- En is tot dat einde: benoemd eene Commissie bestaande in den Burger Sybrand Keyser met de Secretaris

Vergadering 24 December 1796
De Burgers Sybrand Keyser benevens den Secretaris by voorige Vergadering van 13 deeser in Commissie benoemd & Regenten van ’t Weeshuys nopens het water uit de Weeseputten voor S’ Lands Vloot doen Rapport: dat zy tot dat einde met Regenten voornoemd eene Conferentie gehouden en hun de Missive van de vice admiraal Reyntjes voorgeleesen, waarna Regenten hun hadde versekerd zy nimmer het water onder eenigerly pretentie hadde geweigerd-
Dat daarop onderling was geresolveerd uit Regenten eene Commissie zoude gaan naar opgemelde Vice Admiraal omme met deselve over de voortaane Schikking tot den aanvoer van het water te spreeken.
Dat die Commissie uit Regenten werkelyk had plaats gehad, en gerapporteerd dat met de Vice Admiraal Reyntjes wegens den aanvoer van het Water voor S’ Lands Vloot, zo met aanchaffing der daartoe benodigde vaartuigen zodanige gepaste middelen hadde bestaan, als men zou kunne begeren, en tot Heil van het Weeshuys konde werden daargesteld-
En is het zelve aangenomen voor Notificatie en wyders de Commissie voor hunne moeite bedankt geworden.

Vergadering 18 September 1798
De precident zegt: dat ingekomen zynde zekere Missive van den Burger Sybrand Keyser geschreeven in den Haag den 8 September 1798 met toezending van de handelingen uit de tweede kamer des Volksvertegenwoordigend Lighaams des Bataafsche Volks, betreffende zeker nieuw te makene Waterleiding, tot beter gerief van S’ Lands Vloot ter Rheede Texel- en waarby den Lande S’ Jaarlyks ook eene aanzienlyke Som zoude proposeeren- welke waterleiding zoude strekken van Huijsduijnen naar het Nieuwe diep- op welke Missive en bylagen binnen 8 dagen moest berigt worden- hij uit hoofde der pressante en het groot aanbelang dat het Eilands Weeshuys daar by had, met goedvinden van het Lid deezer Vergadering den Burger Albert Gorter
Gemelde Missive en bylaage had gesteld in handen van de Burgers Jan Star, Abraham Wentel met de Secretaris W. Romans; omme ten spoedigste te dienen van berigt- dat deselve Commissie dat tot genoegen der Leeden dezer Vergadering op Zaturdag den 15 deeser verrigt hebbende- het zelve dan ook dadelyk was versonden-
Hy als nu voorstelde dezelve Commissie voor hunne betoonde activiteit en voldoende opgemaakt berigt plegtig te moeten bedanken- en is dit conform het voorstel van den precident geresolveerd- en de Secretaris in naam deeser Vergadering plegtig bedankt, met versoek dit ook de willen aannemen voor zyne mede gecommitteerdens, en die insgelyks uit naam deeser Vergadering plegtig te bedanken

Aan de Eerste Commissaris over de fransche Troupes in Soldij der Bataafsche Republicq in S’ Hage
Mede Burger
Regenten van ’t Weeshuijs alhier geleverd hebbende voor hun Gods Huys het versche Water in de Caserne voor het detachement Fransche Troupes, welke op de Have alhier gelogeerd zyn geweest, hebben ons de Bons daar van ter handen gesteld- wy neeme de Vryheid de reekening deswegens met de Bons UEd toetezenden met Vriendelyk versoek dat ook deese met betaling gehonoreerd mag worden-
Wy zijn naar toewensching van
Heil & Broederschap
De Municipaliteit van Texel
Ter ord. van deselve (get) WRomans Texel 5 November 1798

Voorstel samen de verminderde betaling te dragen
Copie
Op den derde Meij 1798 ingekomen een request door de Schippers der Loosschuyten vant oude Schil bedienende slands Scheepen van Oorlog op de Reede van Texel aan Regenten vant algemeene weeshuijs houdende in Substantie-
Eerstelijk wyl de Commesaris Philander aan de Helder als betaals heer vant water vermindering in de Prijs vant zelve heeft gemaakt en zy suplianten die nadeelen als brengers vant zelve alleenlijk niet kunnende Leijden of Regenten niet zoude kunne goed vinden, de halve legges water van 4 1/4 stuijver te behoeven voort weeshuijs op 3 3/4 te verminderen, zullende de Suplianten dan ook een vermindering maaken by de water haalders van de Put en buen gasten & om alzoo langs dien weg de bekortinge vant water voor een idier draagelijker te maaken.
Ten anderen om de water haalders door hun aangesteld te Laaten Continueeren wyl Zy suplianten eeniglijk en alleen als Leveransiers vant water bij de Commesaris Philander Erkend worden en daar door ook vermeenen het regt aan hunne Zeijde te hebben volk na haar genoegen in hun werk te neemen en by weygering van dien Zij supplianten Zig niet willende verpligten het water van Texel te haalen maar Elders waar hun zulks best Convajeerd-

Waar op Regenten voor noemd na Reijpe over weeging by meerder hyd van stemmen hebben goed gevonden om niet geheel van de Leverantie vant waater ontstooken te werden (daar men reets heeft gezien dat ‘s Lands-Scheepe buyten Texel hun vers water kreygen kunne) eerst te bleyven presteeren met haar als Leveransier op 4 stuyvers per halve Legger en in geval men Zulks niet konde verkreygen voor noemde verzoeken van 3 3/4 stuy: aan haar te accordeeren- Egter niet zonder al voorens de volledige approbatie vant Committé vant algemeen Wel zijn dier halven wij ons tot uw Lieder vergadering keeren om de al of niet approbatie over dit een en ander te mogen weeten-

De Missive aan de Fransche Commissaris, was van deeze inhoude
Burger Commissaris
Wy hebben de Uwe van 22 december met de Ordonnantie voor het water waarvan quitantie, door de Blocquade van het Ys niet eerder ontfangen dan weinige dagen geleeden-
Heil & Broederschap
De Municipaliteit van Texel voornoemt
Ter ord. van deselve (get) WRomans Texel 9 Jan. 1799

Vergadering over de Waterleiding van Huisduinen
18 September 1804
Binnen gestaan Willem Rab, Feije Zwart en Jan Stam, Regenten van het Algemeen Weeshuys deezes Eilands, en is dezelve afgevraagd of zy ook kennis droegen over de zo men voorgaf preaparatoire schikkingen aan de Helder, omme van Huisduynen het versche Water na het Nieuwe Diep te brengen ten dienste der Scheepvaart en Commercie, het welk zeer tot prejudicie van het Weeshuys zoude zyn-
Waarop dezelve verklaren, min of meer daar van gehoord te hebben, dog in het zekere niets weeten- zullende zig daarop ten spoedigste informeeren, en daarvan rapport doen-
Zynde alzo de Leeden van den Burg den Bailliuw en Secretaris gequalificeert omme naartezien de Stukken en bewysen welke voorheen over het water en wel in den jaare 1798 by het Wetgevend Lighaam zyn ingedient, en welke ten gevolge hebben gehad, dat het ontwerp omme het Water van Huysduynen agter de Helder langs, na het Nieuwediep te lyden, is agterwege gebleeven- ten einde naar Examinatie en naar ingekomen rapport van Regenten van het Weeshuys, het zy by de Schout by Nagt Kikkert of waar zulks nodig zullen oordeelen, zodanig addres te maken, als ter afweesing van dit nadeelige voor het Algemeen Weeshuis, naar hunne gedagte best en raadsaamst zal zyn-

Vergadering van den 7 September 1814, van het Provisioneel Bestuur van Texel
Is geinformeerd en in Consideratie gegeven dat daar dat men van voornemen is aan de Helder een Kanaal te graven tot toevoer van Zoet water uit het Duin val te Huisduinen aan de Schepen in het nieuwe Diep en ter Rheede van Texel, het geen eene zeer aanmerkelijk nadeel zoude opleveren voor het Weeshuis als Eigenaar van Texelsch waterputten niet alleen, maat voor zoo veele Ingezetenen van het Oude Schild op Texel die door de Toevoer met hunne vaartuigen van het Texelsch water aan de Schepen een bestaan vinden-
Hierover gedelibereerd zijnde is eenparig besloten, om aan Zijn Exc den Heere Gouverneur eene Memorie inteleveren, ten einde die van de Helder in deeze hunne onderneeming ten kosten van het algemeene Weeshuis van Texel en het aanzienlijk Getal Ingezetenen van het Dorp het Oude Schild worde tegengegaan-
Ons daarby de medewerking van Zijn Exc den Heere admiraal Kikkert, door overlegging van Een kopij van de Memorie aan den Heere Gouverneur inteleveren, interoepen-

Uitvoerig verslag, van het geen in de Jaren 1834 en 1835 is voorgevallen, ten aanzien der levering van Versch drinkwater, aan de Ryks schepen en vaartuigen van Oorlog GAT 1007
Door Burgemeester Reinbach en Secretaris Bok

Nadat het Weeshuis van Texel, gedurende meer dan 2 eeuwen in het ongestoorde bezit was geweest der levering van versch drinkwater aan ’s Lands schepen en vaartuigen van oorlog, tegen 75 Centen den halven Legger, hield die levering eensklaps op, ten gevolge der aanbiedingen aan het Gouvernement van zekeren Cornelis Bremer, een Texelaar, doch die door een ongeregeld levensgedrag en door zijne Schuldeischers gedrongen, zich van Oosterend waar hij woonachtig was, naar het Nieuwe Diep had begeven, waar hij zich met de aanvoer van versch Water uit de Duinvallen bij Schoorl, geneerde;- om namelijk het Drinkwater aan boord van ’s Rijks schepen schepen en vaartuigen van Oorlog te leveren voor 40 Centen den halven legger, zoo als hij zulks dan ook destijds, reeds werkelijk aan de Koopvaardij schepen, algemeen deed.-
Een brief van den Heer Kapitein ter Zee, onder directeur der Marine aan het Nieuwe Diep aan den Heer Burgemeester van Texel, was daarvan het gevolg, welke brief aldus luidde:
Willemsoord, den 23 September 1834 N 592
Daar in mijne handen gesteld is, een adres om het benoodigde Versch Water ten behoeve ZM schepen en vaartuigen van Oorlog tegen de verminderden prijs van 40 Centen, van Schoorl te leveren, en ik hierop vooraf het Gemeente Bestuur van Texel moet hooren, zoo verzoek ik UWEdAchtb: mij alle inlichtingen omtrent het verstrekken van versch drinkwater, alsook het belang hetwelk de Gemeente daarbij heeft, te willen geven.
De Kapitein ter Zee, onder directeur der Marine
(was geteekend NA de Vries)

Deze brief nu werd beantwoord door het navolgende uitvoerige stuk, waarbij de geheele zaak in Kwestie behoorlijk werd uiteengezet en op de billijke voortduring der reeds zoo veel Jaren door het Weeshuis van Texel plaats gehad hebbende levering van versch Drinkwater, met ernst en nadruk werd aangedrongen, luidende dit stuk aldus:
Texel den 29 September 1834 N 246
Ter voldoening aan UWEDGestr: missive van den 13 dezer N 592, heb ik de Eer het navolgende aan UWEDGestr: medetedeelen:
Sedert onheugelijke Jaren is het water voor de Oorlogschepen van dit Rijk, altoos aangewend geworden uit zekere bron, die zich aan de voet van den Hooge Berg op dit Eiland bevindt, Ja vrij zeker van het vroegste tijdstip af dat dit Rijk ooit eene Marine bezeten heeft. Op dit oogenblik althans ligt voor mij eene oorspronkelijke resolutie van het Collegie ter Administratie, residerende binnen Amsterdam, van den 17 Augustus 1662, in welke de noodige bepalingen voorkomen, ten einde de watering der sloot verdiept worden, als geheel onbruikbaar zijnde geworden tot den aanvoer van het Drinkwater voor ’s Lands oorlog en Koopvaardijschepen, op de Rhede voor het Oudeschil leggende, voor bijna 2 eeuwen dus, werd daarvan gesproken als van eene geheel bekende Zaak en waren reeds de toen bestaande inrichtingen door den tijd onbruikbaar geworden.
Deze bron nu is een eigendom van het Algemeen Weeshuis van dit Eiland, en derzelver opbrengst maakt tevens de hoofd inkomsten uit van het gesticht; zijnde het een en ander een onmiddellijk geschenk van de grooten grondlegger van onze Godsdienstige en Staatkundige vrijheid, Prins Willem den Eersten, als door wien zulks den 15 September 1573 aan deze gemeente is toegestaan geworden.
Gedurende geheele reeksen van jaren, heeft de aflevering van Water plaats gehad, uit slechts één bron of put, en zulks in de watervaten der schepen zelve, welke vervolgens van de bron af,weder de zoo genaamde SchilSloot langs, naar den Haven terug gevoerd; en aan boord der respective schepen bezorgd worden.
In 1812 echter, begreep het toenmalige Gouvernement dat het water uit slechts één put, niet spoedig genoeg konde worden aangevoerd, voor de groote behoeften zoo van het toenmalige tijdstip, als ook voor het geen ooit bij vervolg mogt komen te ontstaan.-
De Heer admiraal Verhuel kwam dienvolgens op Texel, bezigtigde den bestaanden put en inrichtingen voor het waterhalen, en begreep, dat de dienst van het Land zoowel een meerder aantal putten, als ook eene betere inrichting van aanvoer behoefde, van welk een en ander Heeren Regenten van het Weeshuis de noodige kennis gaf.-
Ofschoon deze nieuwe voorschriften allezins gepast mogten heetten, daar de destijds bestaande inrichtingen ongetwijfeld voor den dienst vrij gebrekkig waren, zoo gaf dat echter tevens aanleiding tot het maken van aanzienlijke kosten voor het voornoemde Weeshuis.-
Achtervolgelijk zijn de nieuwe putten bij de eerste staande, gegraven; zijn er geheel nieuwe waterschuiten gebouwd, die het water tot aan den Haven voerden; vanwaar het in de watervaten overgepompt, zoodat de vaten nu in de sleep of het vaartuig blijven liggen, en niets te lijden hebben. De bestaande vaart moest verdiept. De schoeyingen daardoor ook weder vermaakt en hernieuwd worden, in een woord, alle deze verbeteringen in den bestaande dienst, beliepen eenige duizenden Guldens, die het Weeshuis zich echter getroostte, en moest getroosten, alzoo het Gouvernement aan die vernieuwde voortdurende belang van het Water op den bestaanden voet afstond.-
Sedert echter zijn geene aanmerkingen op deze dienst gemaakt- Zoo ik weet heeft die altoos geregeld plaats gehad, en heeft dezelve hierdoor, de speciaal voor de bijzondere voortreffelijkheid en geschiktheid van hetzelve water, voor lange Zeereizen, als minder dan eenig ander bekend water aan bederf onderhevig, altijd nog alle mededingers vermogen verwijderd houden, tot op dit oogenblik toe, dat Cornelis Bremer, een Texelaar, heeft kunnen goedvinden door zijne pogingen bij het Gouvernement, zonder eenige de minste omstandigheden, eene inrichting trachten omvertewerpen, even eerwaardig door hare oudheid en oorsprong, als hoogst belangrijk door het voortreffelijk doel dat door haar bereikt wordt; en ik erken met dankbaarheid zoo wel de wijsheid als de vaderlijke billijkheid van het Gouvernement, dat voor en aleer het aan de oppervlakkige voordeelige aanbiedingen van C. Bremer gehoor geeft, ten deze ook het voornoemde Weeshuis eerst in de gelegenheid stelt zich te doen hooren.
Beschouwen wij nu eens de Zaak geheel op zich zelve, onafhankelijk van alle bijzondere bijkomende belangen:
I Als een stellige waarheid mag men van de zijde van het Weeshuis van Texel aanvoeren, dat gemeld water door eene ondervinding van Eeuwen bekend is als te zijn onovertreffelijk; en zoo bepaaldelijk daardoor, dat het zelve op de langdurigste Zeereizen volkomen hetzelfde blijft, althans waardig langer dan elk ander water.-
Immers het is tot nog toe geheel onbekend, hoe van waar die bron ontspringt, daar zij zich tot eene zeer kleine uitgestrekheid gronds bepaalt, en zelfs de op last van het Gouvernement gegraven bijputten, noch in overvloed noch in deugdzaamheid van water tegen de eerste oorspronkelijk bron volkomen kunnen opwegen, en evengoed onmiddellijk in deszelfs nabijheid geen water te vinden is; maar hoedanig nu ook de verborgen oorzaak ook zijn moge van de bijzondere voortreffelijkheid en duurzaamheid van dit water, zoo veel geloof ik als zeker te mogen stellen, dat voor geen duinval, zoo als dan ook het water van Schoorl is, in duurzaamheid daaraan kan worden gelijk gesteld;
Ook wij hebben alhier in 1812 op last van het Gouvernement, in de duinvalleijen aan den Hoorn, putten laten graven, om het duinwater te vinden voor ’s Lands dienst; Men vond ook het water, het was voortreffelijk op den eersten smaak en voor het dadelijk gebruik, maar op den duur werd het ongeschikt bevonden, althans veel minder geschikt dan het genoemde water uit den Weesenput; en is dan ook weder verlaten geworden.
Is het nu niet met de grootste waarschijnlijkheid te vermoeden, dat het even zoo het geval zal zijn bij de duinval van Schoorl? Het water van alle duinval is steeds door deszelfs gestadige en onmiddelijke aanraking met de buitenlucht, vermengt met tallooze insekten, die op den duur deszelfs bederf veroorzaken, althans helpen verminderen, deze omstandigheid heeft volstrekt geen plaats bij het weezen water, dat dadelijk uit eene diepen put die altoos gedekt is, daaruit wordt opgepompt.-
Hoe billijk kan men het Schoorlsche duinwater daaraan te doen gelijk stellen.-
Ongetwijfeld zijn het twee wegen die beide hiertoe moeten worden ingeslagen.-
De eene, dat door tot dat einde beëdigde personen te Texel en te Schoorl een of meer vaten water gevuld, oogenblikkelijk verzegeld en aan een of meer deskundigen worden overgegeven, ten einde, volgens de regelen der kunst onderzocht en tegen elkander vergeleken te kunnen worden, waaruit men de betere of mindere eigenschappen voor het dadelijk gebruik zal kunnen ontwaren.
De andere en nog wel zoo belangrijke weg is, dat van het Schoorlsche water aan ’s Lands Schepen van oorlog proeven worden meedegegeven op verschillende Zeereizen, ten einde na afloop derzelve te zien, hoedanig dit water daar gebleven zij.- Is de uitkomst dan even gunstig voor het Schoorlsche duinwater, als voor het Texelsche bronwater, dan staan zij in dit opzigt nog slechts gelijk, en dan eerst kunnen nader discussien over het verschil van prijs te pas komen.
Maar
II Is de aanvoer van Schoorl naar het Nieuwe Diep even zeer verzekerd als die van Texel naar die plaats? En UEdGestr: vergunne mij, ook deze niet onbelangrijke vrage kortelijk te overwegen.
Oppervlakkig zou men zeggen, dat de eerste gelegenheid merkelijke voordeelen aanbiedt boven Texel, maar bij grondige bekendheid van zaken, is dit juist andersom; een kleine vorst slechts, en de geheele toegang tot Schoorl is volkomen gesloten.- Zal C. Bremer of wie bij vervolg zijne opvolgers zijn zullen, het groote Noord Hollandsche kanaal tot dat einde openhouden? Of bevroren zijnde openmaken? Het antwoord is alhier onnoodig.-
En wat wordt er nu van de gelegenheid en alle betere koop, wanneer slechts eenmaal in 10 Jaren tijds, zoodanige volkomen afsnijding plaats vond, zou men vermeenen dat de buitengewone moeite en kosten die alsdan voor slechts 1 waterton te maken waren, ongetwijfeld alle vroeger uitgewonnen penningen, rijkelijk zouden opwegen?
Dit geval nu heeft nog nimmer met Texel plaats gehad; de Texelsche Schilsloot is gemakkelijk opentehouden of te zagen, en juist dan wanneer de NO wind alle aanvoer van de zijde van Schoorl het minst doorlaat en toch voor het naar Zee gaan der Schepen bij zoodanig eene gelegenheid het meest noodig zoude maken, is zulks van Texel in weinige oogenblikken te bekomen.-
Men zegge toch niet, welnu wij zullen gebruik maken van het Duinwater van Schoorl, zoolang het open water blijft, en gunstige gelegenheid is; het Texelsche water blijft ons, als ware het tegen eenige verhoogde betaling, altoos nog overig voor het geval van nood- die redenering toch zoude min juist zijn, immers men verlieze niet uit het oog, dat het Texelsche bronwater, wel is waar ongeloofelijk wel een geschenk der natuur is, dat steeds aanwezig blijft, maar dat de wijze om het in de Texelsch haven te verkrijgen, een Kanaal, Waterschuiten, Spil en Windas, kokers & vordert, die alle een gestadig en kostbaar onderhoud vereischen, en hetwelk men alleen daaruit kan afleiden, dat het Weeshuis van Texel, niet meer dan 20 centen per halve Legger geniet, terwijl de overige 55 centen, alleen aan Waterhaalders, schuitenvoeders, en dergelijke worden besteed, en houdende alzoo de uitstekende leveringen aan ’s Lands Oorlogschepen-
Tusschen het Departement van Marine de voornoemd Weeshuis, als hetwelk zy ’t eenige zekere middel is, waardoor alle misbruik of wanorde by vervolg zal kunne worden geweerd, terwijl het Weeshuis zich voor het overige als dan aansprakelijk stelt voor al hetgeen de leverancier van dit Water aan ’s Rijks Marine betreft.
Met eerbiedig verzoek dat Uwe Ex: aan dit voorstel wel het noodig gevolg wil geven, hebben Regenten voormeld de Eer zich te noemen:
Excellentie!
Uwer Ex: onderdanige Dienaren
Regenten van het algemeen Weeshuis
En in derzelver naam
De secretaris van Texel
(was geteekend) W: Bok

En opdat hiervan te allen tijde zoude blijken, is dit verslag opgemaakt in onze Vergadering gehouden den Eersten Mei 1838, geresumeerd en door alle de aanwezige Regenten van het Weeshuis geteekend.
Jan Molenaar, Jan Jac. Bruin, PG Bakker, Simon Zijm. K.S. Kikkert
In kennisse van mij
De secretaris & Boekhouder van het Algemeene Weeshuis op Texel
JJ Reinbach

GELYKHEID, VRYHEID, BROEDERSCHAP
EXTRACT uit het VERBAAL van den Agent der Mariene van de Bataafsche Republiek
Woensdag den 31 July 1799
Het Vyfde Jaar der Bataafsche Vryheid
Is gelezen eene Missive van de Commissaris der monstering Pilander aan de Helder, in d: 24 dezer, hebbende tot bylagen eene Missive van Regenten vant algemeene Weeshuys op Texel van den 25 Mei ll, dienende ten geleide van een Plan, ten einde de aflevering van Drinkwater uit de weezen waterputten en valeijen richtig geschiede, als mede eene Missive van den Commandant en Chef van sLands vloot in d: 3 dezer, ten voldoeninge aan het marginal appointement in d: 22 Mei ll op de Missive en bylagen van regenten voorn: waar by dezelven in Zyne handen waren gesteld om berigt van consideratie en advys.
En besloten den Commandant en Chef van sLands vloot als nu te chargeeren, met den monster Commissaris Pilander zoodanige provisioneele maatregelen te doen neemen waar door de plaatsgehad hebbende misbruiken in de bezorging van water ter hunner worden tegengegaan, en zulks onverminderd al zulke besluiten, als nopens de geprojecteerde waterleiding aan de Helder, ten behoeve van ‘s Lands schepen, bij het vertegenwoordigend Ligchaam des Bataafschen volks zoude mogen worden genomen.
En zal hier van bij Extract worden kennis gegeven aan den monster Commissaris Pilander &
Regenten van het algemeen weeshuis op Texel tot informatie en naricht.

Vergadering 18 September 1804
Binnen gestaan Willem Rab, Feije Zwart en Jan Stam Regenten van het Algemeen Weeshuys deezes Eilands, en is dezelve afgevraagd of zy ook kennis droegen over de zo men voorgaf preaparatoire schikkingen aan de Helder, omme van Huisduynen het versche Water na het Nieuwe Diep te brengen ten dienste der Scheepvaart en Commercie, het welk zeer tot prejudicie van het Weeshuys zoude zyn-
Waarop dezelve verklaren, min of meer daar van gehoord te hebben, dog in het zekere niets weeten- zullende zig daarop ten spoedigste informeeren, en daarvan rapport doen-
Zynde alzo de Leeden van den Burg den Bailliuw en Secretaris gequalificeert omme naartezien de Stukken en bewysen welke voorheen over het water en wel in den jaare 1798 by het Wetgevend Lighaam zyn ingedient, en welke ten gevolge hebben gehad, dat het ontwerp omme het Water van Huysduynen agter de Helder langs, na het Nieuwediep te lyden, in agterweg gebleeven- ten einde naar Examinatie en naar ingekomen rapport van Regenten van het Weeshuys, het zy by de Schout by Nagt Kikkert of waar zulks nodig zullen oordeelen, zodanig addres te maken, als ter afweesing van dit nadeelige voor het Algemeen Weeshuis, naar hunne gedagte best en raadsaamst zal zyn-


INVASIE VAN DE VIJANDELIJKE TROEPEN IN 1799
Water voor de Engelse troepen bij de Invasie van 1799
Vergadering 5 Sept. 1799
De precident geeft kennisse ‘er eene Ordre ingekomen te zyn van de Engelsche Commissaris Hendrik Motz andermaal requireerende van Texel 30 wagens met 2 paarden ieder, benevens een bequaam voerman, geaccompanieerd met 2 Rypaarden-
De Schout geeft daar op kennisse en een tweede ordre gegeven door de Luitenant ter Zee W.A. Spengler op ordre van de Engelsche Admiraal, met authorisatie op de Schout, omme 10 wagens van de 30 te rug te houden tot gestadige aanvoer van water uit de Valleye agter de Hors voor de Engelsche Vloot ter dispositie van de Commissaris van der Merct
Waarop geresolveerd is, morgen ogtend ten 8 uuren de Commissien der Huyslieden 31 Aug. ll benoemd opteroepen
Wyders geeft de precident kennis dat ingekomen is de publicatie van het Uitvoerend Bewind van 23 Aug. 1799- dog daar dit Eiland bereids door de Vyandelyke Engelsche geoccupeerd was, dezelve publicatie hier niet gepubliceerd, nog geaffigeerd kan worden-

de Schikking zo by verdeeling als Loting is gedaan als volgt
den Burg moet geven 7 wagens met 2 paarden en 1 Rypaard na de Helder en 4 wagens & 8 paarde Waterryde
Hoorn & Westen 3 2 wagens en 4 paarden waterryde
Waal 2 1 rypaard 1 wagen 2 paarden waterryde
Oosterend 3 1 wagen 2 paarden waterryde
Oude Schil 1 1 wagen 2 paarden waterryde
Koog 3 2 wagens 4 paarde waterryde
Walenburg 1
20 wagens met 2 paarden 10 wagens 2 paarden waterryden

Vergadering 26 November 1799
Binnen gestaan P. de Vaan zig beklagende over de verregaande mishandelingen door de Engelsche & Russchen aan zyn Moestuyn bij gelegenheid van het Waterhalen uit de Weeseputten- het geene zodanig is, dat zyn geheele Wintervoorraad van Kool, Aardappelen, Seldery &z van hem geroofd en de Boomvrugten vernield zyn-
Daar deselve Moesthuyn een Eigendom van het Algemeene Weeshuys deezes Eiland is, van wien hy deselve als Huurder possideert, is gemelde Pieter de Vaan gerenvoyeert naar Regenten van het Weeshuys-

Vergadering 10 Dec. 1799
Binnen gestaan P. de Vaan zig andermaal beklagende: over de mishandeling aan zyne Thuyn door de Engelsche Ragen gedurende den tyd dat zy hier waterhaalden- is naar dat dit bij voorgaande Vergadering gerenvoyeerd was naar Regenten van het Weeshuys, en zulks niet geremiseerd zynde- is het zelve in advys gehouden tot de naaste Vergadering en inmiddels Regenten die aan de Burg zyn heede middag opteroepen, en daar meede te confereeren; met versoek in de haare insgelyks daar over te besoigneeren en ter naaster Vergadering te dienen van berigt

Vergadering 28 January 1800
Ingekomen Missive van de Commandant S: Dekker geschreeven aan Boord van het Schip Bosch en Hove in ’t Nieuwediep dato 4 feb. 1800- versoekend: daar aan S’ Lands scheepen gebrek aan water is, dat de Sloot leidende naar de Waterplaats tot onder Hogeberg, door het Ys te laten breeken bequaam te maken-
Daar heede Morgen met Regenten van het Weeshuys reeds de nodige Schikkingen gemaakt was, is dezelve aangenomen voor Notificatie- zullende de Burger Langeveld op Morgen aan de Helder, mondeling de Commandant Dekker, hier van berigt doen-

de Tabellen wegens de Oorlogschades ingevuld zynde zijn deselve versonden aan het departementaal bestuur, met de volgende Missive
MedeBurgers!
Ter voldoeninge der ons van Uw gesondene aanschryving wegens Oorlogschadens gaan hier by te rug 2 ingevulden Tabellen benevens een Lyst
Houdende N. 1 in, het generaal verlies van alle de Paarden, Schaapen, Wagens en verdere behoeftens- voor geheel Texel
N. 2 alleen van Lieden, uit N. 1 getrokken, die het ten uitterste benodigd zyn, en buiten staat zig uit eigene Middelen het verloorene wederom te doen vergoeden-
N. 3 behoord tot Tabellen N. 2 dienende tot elucidatie onder ’t Articul diversche behoeftens-
Uit hoofde van de armoedige omstandigheeden, waar inne die zo door de invasie zelve, als gevolgen gebragt zyn, diende onzes oordeels op die Lieden, even agt te worden geslagen, als die de van N. 2- het is waar het algemeene Weeshuys onses Eilands behoort onder, uit hoofde van geleverd water, en ofschoon wy het zelve niet als onvermogend beschouwen, vermeenen wy daar de verkoop van water aan de Scheepvaart het reël bestaan uitmaakt van het zelve Huys, ingerigt omme arme ouderloose Kinderen optevoeden, geen vryheid hebben het zelve te mogen voorbygaan-
N. 1 is door ons niet getekend: hoe zeer de opgave door deskundigen onder onse opzigt is geschied, dewyl naar onse gedagten den opgegevene hun verlies wel naar waarheid geleden, egter niet alle gezien kunne worden behoeftig te weesen, nog een groot aantal anderen xx zig hier die zo aan toegebragte Schaden en nadeelen aan Ligters, Schuyten, Vragten en andere zaken waartoe zy gerequireerd waaren importante somme te vorderen hebben- dog waar inne wy ons geen gevolgend wil, zonder speciale Last niet raadsaam vonden te intreeden- wij verhoopen voor onse ongelukkige Inwoonders voor de Oorlogschades op N. 2 en 3 in aanmerking mogen komen en in afwagting hier van zyn wy naar toewensching van
Heil & Broederschap
De Municipaliteit van Texel voornoemt
Ter ord. van deselve (get) WRomans Texel 17 feb. 1800

Vergadering 11 November 1800
Binnen gestaan Sybrand Koning en Klaas Vermeulen Regenten van het Weeshuys, versoekende de voorsiening deeser Vergadering van eenige goederen als nog vermist wordende in het Weeshuys gediend hebbende tot een Caserne voor de Militairen, en is hun aangezegt: dat tot de opneeming en restitutie van het vermiste zal benoemd worden een Commissie- zynde daartoe dadelyk equalificeerd den precident met den Burger Gorter-
Wyders beklagen dezelve Regenten zig over de Schaarsheid der inkomsten van het Weeshuys veroorsaakt: door het gemis in deeze tyden van de inkomsten uit de verkoop van Water aan de Scheepvaart, waardoor dezelven vreesen buiten staat te geraken, de uitgave te kunnen gaande houden versoekende dierhalven de voorsiening deezer Vergadering
En is het zelve in advys gehouden tot dat het placaat over het algemeene Armebestuur zal nagezien zyn

Vergadering 9 Juny 1801
Dat de Commissie bij het doen der reekening ontdekt hebbende, uit de binnelandsche kosten S’ Jaarlyks aan het Weeshuys de som van f 29- betaald word, ingevolge conventie met Regenten van den Burg indertyd in den Jaare 1788 voor het onderhoud der Sloot voor het Oudeschil, en alzo door den Ontfanger van den Burg het laast was betaald van 1792 tot 1796 incluys met de som van f 137.15- zy alzo aan de overweeging deeser Vergadering overliet, daar de Sloot voor de Huysen aan het Oudeschil, door de Municipaliteit als nu alleen onderhouden en schoon gemaakt word, uit hoofde dat het Weeshuys een andere Sloot agter de Huijsen om heeft doen graven, die zy thans tot de afvoering van het Water gebruijkt- deeze betaling langer te laten continueeren des Neen!
De Ontfanger Star hierop gehoord zynde; geeft die te kennen dat die betaling in den Jaare 1783 is geaccordeerd, waarvoor de Huysen aan het Oudeschil ook betaald hebben 1 1/2 Stuyver per gulden van de Ordinaire Verponding, even als zij altoos afzonderling voor de Brandspuit 2 1/2 Stuyver betaalden-
En is de Ontfanger Star gelast de 1 1/2 Stuyver van de Huysen te moeten voortgaan met ontfangen ten minste vooralsnog- dog voortaan niet meerder de f 29- S’ Jaars aan het Weeshuys uittekeeren-

Vergadering 23 Junij 1801
Ingekomen Missive van Regenten van het Algemeene Weeshuys deezes Eilands van dato 18 Junij 1801 zig zeer beklagende over het ten agteren gaan van het Weeshuijs door het weinig vertier van versch water bij de geringe plaats hebbende Scheepvaard, ook door het groot aantal Kinderen welke zy te onderhouden hebben, en eindelyk door de duure tyden- voorslaande met bewilliging en intercessie deezer Vergadering tot resources van hetzelve Huis eenige poincten van belasting intevoeren-
Waar over zynde gedelibereerd is geresolveerd: daar de omstandigheeden van het Weeshuys zeer wel by deese Vergadering bekend zyn, ook daar het hoog nodig is, het zelve ondersteuning geniet, dan ook ondersteuning hulp en bystand toetezeggen maar door een en andermaal aan Regenten eene uittevoeren huysselyke bezuininging is gerecommandeerd, zonder dat men tot nog toe de gevolge daar van gezien worden, men alzo verlangde ten spoedigste te weeten: welk plan van bezuiniging men voorhad, ja zelfs dadelyk had doen invoeren, opdat men daar uit met zo veel te meer Vryheid de ginstigste voordragt en medewerking tot bekomen van ondersteuning kon helpen daarstellen

De Missive aan Regenten van het Weeshuys luide aldus-
Burgers!
Wy gevoelde voorlang met Uw, de zorgelyke staat des Weeshuys door de geringe inkomsten van het Versche Water aan de Scheepvaard- verswaarden huisgezins door her meerder aantal Kinderen en duure tyden- en daar wij de hoognoodige en spoedige voorsiening hier van ook met Ul bezogten, verklaaren wij ook gaarne, tot bekoming van de nodige resources alle Hulp en Bystand te willen verleenen-
Maar Burgers hoe kunnen wy gerust halve zulks doen, daar tot nog toe niet voldaan zien, aan het huysselyke plan van besuyniging, zo dikwerf door ons, ja zelfs onlangs nog door onze Commissie by het doen der reekening aanbevoolen-
Wy zullen hetzelve nu niet slegts herhalen, maar gelasten UL tegens de naaste Vergadering ons blyken te toonen, dat UL hier meede werkzaam zyn, en zo het mogelyk is het plan zelve opgeeft- opdat wij met te meerder Vryheid eene voorgragt ter ondersteuning kunnen doen, als wy ter voorsiening UL dringende nood, vermeenen zullen benodigd te weesen- In afwagting hier van zyn wij naar naar toewensching van
Heilwensch
De Municipaliteit van Texel
Ter ord. van deselve (get) WRomans Texel 6 July 1801


HET KAMP
Vergadering 26 Mey 1802
present alle de Leeden demto Wilkes Koning en Huysman
S’ Woensdag Morgen 8 uuren
Uit hoofde der Ontfanger aanschryving van den raad van Oorlog dato 21 Mey ll waarby van het aanstaand Campement op Texel van Troupes naar de Caap bestemd wordt kennis gegeven- als meede: dat van wegens de Raad, om den dienst in ’t Algemeen te surveilleeren naar dezen Eilande was gecommitteerd den Burger J.B. Warendorf, welke versogt word den behulpzame hand te leenen, in alles wat opgemeld S’ Lands dienst kan bevorderlyk zyn-
En is naar dat gisteren met de Capitein La Seur gezonden van den Commandant tot regeling van hetzelve te doene Campement zo op de Miend ofwel geabandonneerde Landen in Gerritsland, als Hogeberg van het terrein was genomen oculaire inspectie- en al verder in overweeging was gebragt, dat de genoemde Capitein had bepaald: hetzelve Campement te moeten weezen, naarby de Schans, om dat daar de Magazynen en Hospitaal voor de Zieken zullen zyn, en naarby een plaats waar Versch water in overvloed te bekomen is-
Heeft eindelyk denzelve Capitein La Seur daartoe verkoosen de Hogeberg en wel de Landeryen van Ryer J. Hin, Pieter C. Hin, Simon Molenaar in Huur gebruikt by Jan de Roos- is naar deliberatie geresolveerd en de Eigenaars dier Landen op te roepen waar meede men geconvenieerd is als volgt:
dat voor het gebruik van ’t Land van Pieter C. Hin groot circa 400 roeden zoude betaald worden f 30- Reier Hin groot 2100 f 70, Jan de Roos groot 400 by gis f 30-
zynde wyders aan dezelve daar en boven geaccordeerd dat de Mis en afval die door de Troupes agtergelaten word zou zyn en blyven Eigendom aan de Landen, omme daar meede: dor de Eigenaars te kunnen worden gehandeld na hun welgevallen-
Egter alles onder approbatie van den Burger Warendorf Commissaris Generaal van het departement, welke op Heede verwagt word-


HERINVOERING VAN OUDE BELASTINGEN?
Vergadering 17 July 1804
Ingekomen Missive van Commissarissen uit het Gedeputeerd bestuur van Holland tot de Zaken van Policie en Justitie geschreeven in den Haag, dato 10 july 1804 inhoudende: dat regenten van het Weeshuys alhier in den jaare 1802 zig hadde by requeste geaddresseerd aan het Staatsbewind tendeerende tot het bekomen van Octroy om wederom als te vooren jaarlyks van iedere Huys 6 stuyvers en van iedere Kamer 3 stuyvers te mogen heffen &a stellende Commissarissen voornoemt, alzo voor: het beantwoorden van eenige poincten betrekkelyk hetzelve Weeshuys, met het geeven van elucidatie deswegens-
Waar over zynde gedelibereerd, is geresolveerd te rescribeeren: dat tydens toen Regenten van het Weeshuys in A. 1802 octroy vroegen- het min of meer niet favorabel met het Weeshuys ‘er omstond, als zynde belast met een groot aantal Kinderen en gevende de Scheepvaart door de weinige Commercie en Navigatie gering debiet van ’t Water, dat de voornaamste Source van bestaan opleverde- maardat thans het getal der Kinderen zo groot niet is, en door S’ Lands en andere Scheepen een grooter debiet van water is, waardoor het Weeshuys zeer wel zig zelve kan soutineeren, men van oordeel was, het niet nodig te zyn, belastinge te vragen-

GROTE INKOMSTEN, GROTE UITGAVEN
Hoe het watergeld als Nationale Losrente verdween toen de Fransen vertrokken
De lening van het Weeshuis aan de Dijkagie moest versneld worden afgelost, waarna men meer rente zou ontvangen.

Vergadering 11 Junij 1805
De Commissie gestaan hebbende over de Reekening van Regenten Weeshuis doen rapport- dat deselve Reekening op den 6 Juny ll te hunnen genoegen is gedaan-
Blykende hun dat den ontfangst over den jaare 1804 bedroeg f 15157.12.6 en de uitgaaf daar en tegen 13747.16.2 so dat per Casse bleef omme by een volgende te verantwoorden f 1409.16.4
Dat de groote ontfangst zoals ook daar en tegen den uitgave de Vergadering opmerkzaam zoude voorkomen; maar dat zulks zal opgehelderd worden, door de aanzienelyke aflossing aan de Dijkagie, zo als ook het weder beleggen van het zelve Capitaal zynde wyders de fondsen van ’t Weeshuis, uit hoofde van ’t aanmerkelyk debiet van ’t Versche Water aan S’ Lands Transportscheepen, in den beste staat-

Vergadering 1 Junij 1808
De Commissie gestaan hebbende over de Reekening van regenten van het Weeshuis op donderdag den 2e deser berigten: dat zy den Staat des Weeshuis zeer favorabel hadde bevonden, zynde den Ontfangst tot den 2: dezer bevonden f 6681.4.12 en dan uitgave f 6440.10- bleef per Cassa f 240.14.12
Zynde onder de uitgave begreepen: de inkoop van f 2000- Losrenten ten behoeven van ’t Weeshuis- en hebbende het Weeshuis voornoemt by S’ Konings Marine aan Watergeld te goed f 1900-

WATERINKOMSTEN
Volgens de Jaarstaad over 1811 bedroeg de geheel aflevering voor Lands en Koopvaardij Scheepen van het Bronwater 4191.18.14
Af aan Onkosten en Jaarlijks onderhout 1065.7.6
Netto 3126.11.8

Volgens de Jaar Staat over 1812 bedroeg het zelve over het geheel Jaar van het Bron of put water aan Rijks of Koopvaardij Scheepen 11421.-.10
Af aan Extra en ordinaire Kosten 5275.6.-
Netto 6145.14.10

Volgens de Jaar Staat wegens ‘t genoemde water als boven over 1813 7154.18.12
Af aan Onkosten en Jaarlijks onderhout 888.10.8
Netto 6266.8.4

In 1814 werd er nauwelijks vraag naar water. Pas in 1815, toen de Koning der Nederlanden zijn vloot opbouwde, nam de vraag weer toe. Aangezien de Weeskinderen wel moesten eten, was de Gemeente Texel gedwongen jaarlijks 1500 gulden sybsidie te geven.


Notulen der Vergaderingen van de Regenten van het Weeshuis:
2 Aan de Schippers voor het vervoer van Drinkwater naar ZM Oorlog Schepen in het Nieuwe Diep, is het hun Competerende betaald geworden tot en met de maand December 1840.-

5 Aug 1841 3 De voorzitter geeft den vergadering kennis, dat de waterhaalder Dirk Smit voor die betrekking heeft bedankt, waarin alzoo onmiddellijk moet worden voorzien;
En is daarop met algemeene Stemmen benoemd de persoon van Hendrik T de Wyn welke daarom had verzocht, en die hetzelve dienvolgens heeft geaccepteerd.

Vergadering 6 Juny 1844
2 Overeengekomen om de opbrengst van het aan de bedijking der Waard en Groet polder te leveren water ad 25 Ct per Halve Legger te verdeelen als volgt:
Het Weeshuis 13 St
De Waterhaalders 10
De armen te O Schild 2, maakt te Zamen 25 C per H Legger

Vergadering 7 Sept 1856
De voorzitter deelt den vergadering mede dat by hem is ontvangen eene missive van den Hoog Ed Gestr Heer Directeur en Kommandant der Marine te Willemsoord, waarin ZHEG regenten verzoekt, hem wel te willen informeren of zy, by het Supperinneren der buitengewone Loodsschuiten, het benoodigde drinkwater voor ZM Schepen en vaartuigen van oorlog, in het vervolg op de gebruikelyke wyze zouden kunnen leveren? En is na voorafgaande deliberatie besloten, de HH K Kikkert en C Veger te Commisseren om daarover met ZH Ed Gestr in persoon te spreken.

Vergadering 7 Mei 1857
De Hr K Kikkert als speciaal belast met de zorg voor de verzending van het te leveren versch Drinkwater aan Zyne Majesteits Zeemagt, ter Reede van Texel en in het N Diep; deelt de vergadering mede dat by de laatste leverancie in de afgeloopen maand eenige ongelykheden zyn ontstaan; over de vraag door wien dat transport moest geschieden, en verzoekt de vergadering, te willen weeten hoedanig hieromtrent in het vervolg te handelen, ten einde verdere onaangenaamheden te voorkomen.
Waarop door de vergadering in overweging genomen zynde, dat in de buitengewone vergadering gehouden den 16 October 1856 is besloten, dat tot het vervoer van drinkwater zouden worden gebezigd 2 Schuiten, met name die toebehorende aan
En toen ter tyd bevaren wordende door Gerrit Blom, en de schuit toebehorende aan Jakob Bakker; het hun allezins billyk voorkomt, om de vrachten zoo veel mogelyk gelykmatig te verdeelen en daarin geregeld beurt te doen houden; en in geval die Schuit welke aan de beurt is niet tegenwoordig of daartoe niet beschikbaar mogt zyn, alsdan daartoe onmiddellijk de andere te bezigen, ten einde het vervoer van Drink water geene vertraging te doen ondergaan; en wordt aan K. Kikkert verzocht zich zoo veel mogelyk aan dien regel te houden.

Vergadering 4 Maart 1858
Bepaald om de eerste der Weezewaterputten by Brakenstein by inschryving te verpachten op den 1 April aanstaande.

Vergadering 1 April 1858
De eerste der Weezewaterputten verpacht aan P. Bruin Cz voor eene Som van f 45 ’s Jaars, ingaande de 1 April 1858 en eindigende 31 Maart 1859. NB de pacht te voldoen in drie maandelyksche termijnen, en onder bepaling, dat het water, aan de ingezetenen van het O. Schild, tegen de gewone prys zal moeten afgeleverd worden, terwyl door regenten aan de pachters het regt wordt vergunt, om van ider huisgezin aan het O Schild te mogen heffen 30 Ct per Jaar, welk regt vroeger by het Algemeen Weeshuis werd genoten.

30-3-1859 Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
Dat de vermindering van de inkomsten, gedurende het afgelopen jaar van het Algemeen Weeshuis, hoofdzakelijk is ontstaan, door de mindere opbrengst der huurpenningen van landerijen, en doordien er bijna geen inkomsten van drinkwater hebben plaats gehad, omdat de schepen, welke vroeger hunne provisie van drinkwater van ons Weeshuis verkregen, zich thans voorzien van het water der Waterleiding in de gemeente Helder.

Brief 19-7-1859 Over het onderhoud en de kosten daarvan van de Weezenputten: putten met pompen en watergoten, 2 overdekte waterschuiten met toebehooren, met beschoeijen en diephouden van eene sloot, vanaf die putten tot aan de haven beoosten het Oudeschild, met brug, sluis enz. [3 bladzijden]

Vergadering van Regenten 16 Aug 1859
Gelezen eene Missive van den H Minister van Marine dd Aug aan regenten van het Algemeen Weeshuis op hun gedaan verzoek, om meerder subsidie tot onderhoud der Weezeputten en verdere middelen voor drinkwater; werd toegestaan een Jaarlyksche toelage van f 200 voor den tyd van 3 Jaaren; onder voorwaarde dat zy zullen zorgen, hunne waterputten, pramen enz by voortduring in bruikbare staat te onderhouden.

Vergadering Sept 1865
De gewone werkzaamheden afgehandeld. Daar het tydperk voor 3 Jaren voor het welk de ryks toelage geaccordeerd was, wordt besloten zich per request te vervoegen tot Z Ex de Heer Minister van Marine, met verzoek om die toelage ad f 200 ’S Jaars by vernieuwing te mogen erlangen.

Vergadering Oct 1865
Ingekomen dispositie van Z Ed den Hr Minister van Marine, houdende, dat er geene termen bestaan, om de in der tyd toegestane gratificatie by vernieuwing te verleenen, waarop na deliberatie is besloten, om op de eerstvolgende vergadering de Weezewaterput aan de hoogst schryvende te verpachten, en de aanwezige 2 waterpramen te verkopen.

Vergadering 2 Feb 1872
Wordt besloten aan P.J. Bruin op diens verzoek de pacht van de Weezewaterput te accorderen voor f 40.- S jaars, en wel voor den tyd van 1 Jaar, ingaande den 1872 en eindigende den 1873