Liedjes Zangster Jantje Lourens Former en het droevig lot van haar zoon Andries


Een verhaal van een meisje met zangtalent in de Franse Tijd.

Jannetje Lourens Former (1783-1824) kwam uit Oudeschild.

Over haar, maar vooral over haar zoon, schreef de Burgemeester van Texel 1819 en 1829 enkele brieven. Hierut komt een vrouw naar voren die koos voor haar talent.

Zij leidde een zwervend leven als zangeres. Zij had dan ook aanvankelijk binnen deze gemeente gewoond dan verliet die op zekere jaren gekomen zijnde al spoedig ten einde een volkomen zwervend leven te leiden-

Er werd gesteld: Dat [zij] haar laatste dominicilum binnen deze gemeente had. Dit was nu wel zoo niet daar zij eigenlijk een zwervend leven leidde en evenmin hier als elders welligt bepaald gedomiliceerd was doch zoo veel was ten minsten waar, dat dezelve Jannetje Former ofschoon zeer zelden, des echter nu en dan, op Texel verscheen en als dan soms een kleinen wijl aldaar vertoefde om hare zwervende levenswijze voort te zetten.

Mooi zingen is een gave, die in de moderne tijd onbeperkt ontwikkeld kan worden. Voor wie in de 18e eeuw geboren werd, en dan nog op een afgelegen eiland als Texel, was het haast niet mogelijk er iets mee te doen. Toch koos Jannetje voor een leven met muziek.

Op Texel was weinig cultureel leven in die tijd, zingen deed men in de kerk en tijdens het werk. Maar elk jaar was het een week kermis, dan kwamen de ‘Spul-speelders’, de ‘toneellisten’ en kermisklanten naar het eiland. Voor de opvoeringen huurden deze artiesten de Weezenschuur, die ’s zomers toch leeg stond als het vee buiten liep, en speelden daar toneelstukken, met zang en dans. Dat was wat Jannetje ook wilde en kon. Ze zou zomaar met deze kermisklanten meegegaan kunnen zijn.

Misschien zag ze een zangeres met een smartlap, die gebeurtenissen in het land bezong. Zulk zingen werd gedaan op kermissen door het hele land, zulk volk kwam vast ook tijdens de kermis op Texel.

Achtergelaten kinderen

Maar een zwervend leven was zwaar, zeker in de Franse tijd, waarin de mensen zo weinig te besteden hadden. Jannetje was jong en sterk, en dan gaat alles wel. Iedereen was arm.

Het werd moeilijker toen er kinderen kwamen, waar in die tijd nog weinig tegen te doen was. Uit de stukken blijkt dat er zeker 3 zijn geweest, waarvan een jongetje gestorven is in Oudeschild. Hun vader stierf ook, waarna Jannetje de twee nog levende kinderen achterliet op straat in Amsterdam. Ze vertrok met een ‘blinde speelman’ en kwam niet meer terug op Texel. Dat kon niet, want daar waren de kinderen heengebracht. De burgemeester van Texel schreef er uitgebreide brieven over, want wie moest daarvoor zorgen en vooral- betalen? Uiteindelijk was er maar een kind over. Deze Andries werd als ‘Rijksinboorling’ op Texel in het Gesticht van Weldadigheid verpleegd tot zijn dood, waarvoor het Gouvernement 100 gulden per jaar betaalde. De Burgemeester moest elk jaar in januari melden hoe het ging met Andries en ontving dan een paar maanden later de jaarlijkse 100.- voor zijn onderhoud.

OP DE KERMIS

Een straatzanger was, in de Nederlanden vanaf de zestiende eeuw, een zanger die op straat liedjes zong en de tekst daarvan in gedrukte vorm te koop aanbood. Met de opkomst van de radio en de grammofoonplaat in de vroege twintigste eeuw stierf het beroep uit.

De liederen die door de straatzangers ten gehore werden gebracht, vielen in de categorie 'zelfgeschreven tekst op een bestaande melodie'. Nadat de luisteraar het lied gehoord had, kon hij er thuis met behulp van het tekstvel verder van genieten. Notenschrift werd op die liedbladen weinig gebruikt. De melodie-aanduiding bleef beperkt tot "Op de wijs van:". Omdat veel van die destijds bekende wijsjes verloren zijn gegaan of gaandeweg zijn veranderd, weten we niet hoe de oude straatliederen precies hebben geklonken.



Op dit plaatje zingt de man en bespeelt de vrouw de harp. Jannetje en haar Speelman deden vast net zo iets.

Flarden van internet:

In de 19e eeuw werden veel volksliedjes daarnaast gedrukt op liedblaadjes. Zangers op marktpleinen zongen het liedje om zo de liedblaadjes aan de man te brengen. Deze straatzangers of liedzangers hadden vaak een groot plakkaat met afbeeldingen ter illustratie bij hun lied, een zogeheten roldoek of "smartlap".

Straatzangers zijn nog maar zelden op markten en pleinen te horen. Toch was het eeuwenlang een vertrouwd straatbeeld. Straatzangers brachten een scala aan liederen ten gehore, van moord- en rampliederen tot vaderlandse klassiekers, van sentimentele krakers tot bijtende spotliederen. Populaire liedjes verschenen in gedrukte liedbladen en kleine brochures die op straat werden verkocht.

Volksliedjes beslaan veel genres, waaronder liefdeslied, verhalend lied, levenslied, historisch lied, geuzenlied, zeemanslied, religieus lied, spotlied, moordlied, enz. Sommige volksliedjes, waaronder ook die tegenwoordig als kinderliedje worden gezongen, verwijzen naar een bepaalde geschiedkundige gebeurtenis, zoals ‘Hop Marjanneke’ en ‘Annemarieke waar ga je naar toe’ (over de Franse tijd).

Gelukkig voor historici begonnen volkszangers vanaf de zestiende eeuw hun teksten op te schrijven, toen rondtrekkende straatzangers hun liedjes gingen verkopen. Ze lieten ze zelfs drukken. Eenvoudige drukwerkjes waren het, dunne vellen met tekst aan de voor- en achterkant, en instructies voor de uitvoering ('op de wijze van'). Deze zogenoemde liedbladen waren van het allergoedkoopste soort papier, waardoor er veel verloren zijn gegaan.





Zo kon in 1828 geconstateerd worden, ‘dat men hier te lande op de toonkunstenaars met een zekere minachting neder ziet, en dat de burgerstand bijna ijst op het denkbeeld, dat hun kinderen muzijkanten zullen worden.

Een lijst van volksliedjes is te vinden op Wikipedia, ook verwijzingen naar tekst en muziek.





Een dergelijk paar, maar dan 100 jaar na Jannetje en haar Speelman

Jannetje en haar familie

Haar vader Lourens Luijtsz Former was scheepstimmerman. Hij kwam uit Oudeschild, werd geboren in 1746 en overleed in 1800 in Delfzijl. Haar moeder Maartje Gerrits Bakker werd ook in Oudeschild geboren, in 1750, zij stierf daar in 1827. Zij is overleden om 19.00 uur; aangifte overlijden op 12 feb. 1827 door: Hendrik Kolder, 63 jaar, werkman en Jan Smit, 62 jaar, oud zeeman; beiden wonende in Oudeschild. Van de eerste 4 kinderen van dit echtpaar is alleen de geboortedatum bekend. Maartje’s ouders hadden ook weinig geluk met hun kinderen- er waren 2 Maartjes, 4 Jannetjes, een Jacob en een Pieter in hun gezin.

Jannetje had 3 kinderen, Andries (1808-1836), een dochter en Laurens (1811), met ene Pieter van den Berg, met wie ze niet getrouwd was, gezien de term ‘onechte kinderen’. Van Pieter van der Berg zelf is niets bekend, waarschijnlijk leefde hij er in 1819 al niet meer.

Bij zijn overlijden was de kleine Laurens 8 maanden; hij is overleden in het huis van Maartje Gerrits Bakker [grootmoeder van de overledene] in een der armenkamers te Oudeschild om ca. 1900 uur; aangifte overlijden op 20 dec. 1811 door Arie Klaasz Buijs, 43 jaar, werkman en Lammert Reijersz Mooij, 27 jaar, zeeman; beiden buren van de moeder en grootmoeder van de overledene; beiden wonende in Oudeschild. Het meisje waarover de Burgemeester het had in zijn brieven staat nergens vermeld, terwijl ze toch op Texel zou zijn gestorven.

Waar Andries en zijn zusje woonden toen ze op Texel kwamen, en Andries toen de Burgemeester over hem begon te schrijven? Misschien bij hun grootmoeder? Dan was na 1827 andere opvang nodig.

De speelman heette Henricus Jansz Commijs, geboren in 1785. Hij was aangeboren blind (Huwelijksbijlagen Zwolle 1820 nr. 37) en weduwnaar van Hermina Schouten, die overleden was te Zwolle op 4 feb. 1815.

Rondzwervende zangeres

Over haar zwervend leven is niets bekend, maar het zal zwaar geweest zijn, zeker met kinderen. Jannetjes zoon Laurens was in Oudeschild geboren (en achtergelaten?)



In 1819 verliet zij ‘haar onechte kinderen’ op straat in Amsterdam. Zeker uit nood, en ook om een nieuw leven met een nieuwe man te kunnen beginnen.

Die werden onder politiebegeleiding naar de geboorteplaats van de moeder gestuurd, waardoor de Burgemeester van Texel ‘uit barmhartigheid’ gedwongen werd voor ze te zorgen. Vreemd is dat hij daarover pas na 10 jaar begon te corresponderen.

Van het zusje werd niets meer vernomen, maar over Andries was veel te doen. Het bleek dat die krankzinnig was (geworden). Burgemeester Reinbach wel voor hem zorgen, maar niet betalen. Daaruit volgde correspondentie met de Burgemeester van Amsterdam. Men probeerde de moeder te achterhalen, die als zangeres met een speelman door het land trok. Voorheen kwam ze wel eens op Texel, maar na het verlaten van de kinderen liet ze zich daar niet meer zien.

In 1824 was ze dood- 43 jaar was ook in die tijd niet oud.

Verlaten kinderen

De eerste brief naar Amsterdam:

N 84 12-9-1819 Aan de Heeren Burgemeesteren van de Stad Amsterdam

Ik heb niet zonder eenige bevreemding geheel onverwacht op Texel zien verschijnen de twee Kinderen van wijlen Pieter van den Berg en van Jannetje Laurens Former, bij UEdA missive van 8 September vermeld, en kan niet ontkennen dat hij mij aangenamer zoude geweest zijn, eenige dagen te voren van derzelver overkomst te zijn verwittigd geworden.

Intusschen heb ik die Kinderen van de personen door UEd met de overbrenging belast doen overnemen, om provisioneel voor dezelver onderhoud te zorgen, zonder daardoor echter voor als nog te willen erkennen dat het juist deze Gemeente is welke met derzelver onderhoud behoort te worden belast.-

Daar deze Kinderen niet regtstreeks van Texel te Amsterdam gekomen zijn, kan ik niet zien hoe het aan de Schippers van hier varende zou kunnen geweten worden, dat dezelve door hunne Moeder te Amsterdam zijn gebragt en aldaar achtergelaten.-

Dienstplicht

De eerste 10 jaar ging voorbij zonder dat men moeite deed de moeder te achterhalen. Waarom niet? Er waren toch kosten van onderhoud? Het lijkt erop dat de Burgemeester pas toen weer aan Andries dacht.

Andries was in 1829 onderhand oud genoeg om voor de militaire dienst gekeurd te worden. Daarvoor was een geboortebewijs nodig. Hij was geboren ergens in Gelderland, maar waar?

Correspondentie

Burgemeester Reinbach probeerde dat te achterhalen, langzaamaan kwam hij steeds meer te weten:

25-3-1829 Aan de Burgemeester van Vaasen Gelderland,

Doopextract van zekere Andries, onechte zoon van wijle Pieter van der Berg en Jannetje Laurens Former en welke zich als gealimenteerde binnen deze Gemeente bevindt.

Reinbach vroeg om geboorte Attest, huwelijksextract en extract overlijden.

N 43 8-4-1829 Aan de Burgemeester van Zwolle

Zo ras mogelijk te doen toekomen

A Extract uit het sterfregister van UEA gemeente bevattende het overlyden van zekere Jannetje Lourens Former geboortig van Texel welke volgens opgave den 8 febru: 1824 of daaromtrent binnen UEA stad moet overleden zijn

B dergelijk extract uit de trouwregisters van UEA gemeente van dezelve Jannetje Lourens Former met Henricus Comis een reizende speelman, welk huwelijk zoo wat in het laatst van 1819 of in 1820 moet geweest zijn.

N 44 9-4-1829 Aan de Burgemeester van Harderwijk

Zo ras mogelijk te doen toekomen Extract uit de geboorte of doopregisters van UEA stad betreffende zekeren Andries, onechten zoon van wijle Jannetje Lourens Former bij Pieter van den Berg verwekt welke volgens opgave in den Jare 1808 binnen UEA stad zou geboren zijn en welk zich als gealimenteerde binnen deze gemeente bevindt, om welke reden ik dan ook hetzelve op ongezegeld papier verzoek. Geen precieze datum bekend.

N 48 Wethouder stad Zwolle 16-4-1829

Jannetje Lourens Former- kosten optegeeven

N 56 28-4-1829 39 aan de Burgemeester van Zwolle

Mij wel te willen opgeven of de persoon van Jannigje Louwerens welke in het laatst van 1819 zich in UEd stad heeft met der woon gevestigd en aldaar den 1 Junij 1820 met zekeren Henricus Commis is getrouwd, zich destijds in de daartoe bestemde registers ten aanzien van het vestigen eener woonplaats heeft doen inschrijven: Zo ja! Onder welken datum? Zoo neen, dan zal zij zonder twijfel als hebbende het beroep van Liedjes Zangster uitgeoefend, waarvoor zij dan ook vóór 1819 steeds gewoon was alhier een patent te vragen, in 1826 in UEA gemeente zich van zoodanig patent hebben voorzien, hetwelk uit de registers der patenten over dat Jaar zoude te ontdekken zijn en waaromtrent ik zeer gaarne de zekerheid wilde hebben [kosten worden vergoed].

N 88 24-7-1829 Aan de Burgemeester van Zwolle

Sedert een zeer geruimen tijd en wel sedert den 10 September 1819 bevindt zich binnen deze Gemeente ten koste van het Algemeen Armbestuur een zekere jongeling genaamd Andries Former, waarvan de juiste geboorte tijd en plaats ondanks alle aangewende moeite zijn onbekend gebleven.

Dan welke benevens een daarna overleden zuster in den Jare 1819 herwaarts getransporteerd op bevel van de Burgemeester van Amsterdam, alwaar zij door hunne moeder Jannetje Lourens Former waren verlaten geworden en op straat gezet.

Deze moeder dier kinderen was van hier geboortig. Zij had dan ook aanvankelijk binnen deze gemeente gewoond dan verliet die op zekere jaren gekomen zijnde al spoedig ten einde een volkomen zwervend leven te leiden gedurende hetwelk zij twee onechte kinderen verkreeg bij zekeren Pieter van den Berg een van welken te Twello boven Couverden en de andere (de bovengenoemde Andries) te Vaassen in Gelderland zoude geboren zijn.-

Deze kinderen nu werden den 10 September 1819 herwaards getransporteerd op grond dat derzelve Moeder haar laatste dominicilum binnen deze gemeente had. Dit was nu wel zoo niet

daar zij eigenlijk een zwervend leven leidde en evenmin hier als elders welligt bepaald gedomiliceerd was doch zoo veel was ten minsten waar, dat dezelve Jannetje Former ofschoon zeer zelden, des echter nu en dan, op Texel verscheen en als dan soms een kleinen wijl aldaar vertoefde om hare zwervende levenswijze voort te zetten.

In de hoop dan ook haar spoedig weder te zien opdagen en in de overtuiging die kinderen niet aan het gebrek ten prooi te mogen laten werden dezelven aangenomen en provisioneel onder directie en ter alimentatie gesteld van het algemeen armen bestuur dezer gemeente.

De voormelde Jannetje Lourens Former intusschen kwam niet te voorschijn- en tot voor zeer korten tijd was men volmaakt onkundig gebleven wat van haar geworden ware-

Thans echter heeft men de volkomene zekerheid dat die persoon zich in het najaar van 1819 met de woon heeft begeven binnen UEA Stad aldaar den 1 Juny 1820 in het huwelijk is getreden met zekeren Henricus Commis en vervolgens den 1 Maart 1824 aldaar is komen te overlijden.

Er blijft dus geen redelijke twijfel meer over of deze Andries behoort volstrekt niet tot deze gemeente maar had in tegendeel door UEA gemeente (of het algemeene armbestuur dezelve) moeten zijn opgenomen en daaraan datgene toegebragt wat tot heden door het algemeen armbestuur dezer gemeente heeft plaats gehad omdat het zelve steeds onbewust bleef aan het laatste domicilie der moeder.

Ik heb de eer UEA met den naar het mij voorkomt gegronde aanspraak dier directie alhier bekend te maken en welke ten overvloede zich beroept op het KB van 28-11-1818 (Staatsblad N 40) waarbij alle soortgelijke onderwerpen geheel geregeld zijn- en het zal mij alzoo zeer aangenaam zijn van UEA te mogen vernemen hoedanige Maatregelen zullen moeten genomen worden teneinde den bewusten Andries naar UEA gemeente als de plaats van zijn onderstand domicilie te kunnen transporteren en men omtrent al het daarmede in verband staande zoo ras mogelijk handelen.

Blinde speelman

De Burgemeester van Texel wist intussen, dat Jannetje nadat ze haar kinderen had verlaten, met Henricus Commis was getrouwd. Dat was een ‘reizende speelman’. In het huwelijkscontract staat dat hij in 20 mei 1785 blind was geboren. Hij was muzikant van beroep en weduwnaar.

Over een eerder huwelijk van Jannetje en de kinderen daaruit geboren geen woord, terwijl dat wel verplicht was. Maar als zij daar zelf niet over begon kon niemand in Zwolle er iets van afweten. En haar kinderen had ze niet meer bij zich, dus daarover kwamen geen vragen. Tegen de tijd dat er over Andries gecorrespondeerd werd was ze zelf niet meer in leven.

Zou zijn krankzinnigheid voortgekomen zijn uit de traumatische verlating, of was hij anders ook ziek geworden?

Wat voor liedjes speelden Hendrik en Jannetje? Waren ze een goed samenspelend stel? En was zo’n zwervend leven niet erg zwaar? Wat is er van Hendrik geworden na haar dood?

RIJKSINBOORLING

De rest van de brieven gingen over het onderhoud van de arme verlaten Andries

22-12-1829 Gouverneur

Voorstel om A. Former, als volstrekt niet tot deze Gemeente behorende, maar als een Rijksinboorling waarvan het domicilum onbekend is gebleven te doen beschouwen.

N 17 12-2-1830 Gouverneur, over de krankzinnige A. Former

Rekest door het Plaatselijk bestuur van dit eiland aan ZM ingediend betreffende den krankzinnigen Andries Former als mede de daarbij gevoegde Correspondentie van B&W van Amsterdam [enz.] gesteld in mijne handen om b c en a.

Ik kan niet beter doen dan Kopielijk hierbij overteleggen de stukken die mij den 10-9-1819 door den dienaren der Policie van Amsterdam, welke dienaren A. Former begeleid hebben op last van Heeren Burgemeesteren aldaar zijn ter hand gesteld geworden. Uit die missive van Heeren Burgemeesteren staat met zoo vele woorden dat A. Former en zyne Zuster (nu reeds overleden) destyds te Amsterdam zyn op straat neder gezet en verlaten en daarop naar het schynt op grond van eenige zaken by hen gevonden Extract uit het register van ingekomene voorwerpen in het bedelaarsgesticht te Hoorn hierbij gaande sub b door my in der tyd aan voornoemde Heeren Burgemeesteren onverwijld eene missive is gezonden mede kopyelijk sub c hiernevens gaande en in welke reeds destijds ik heb aangevoerd door eene provisonele opneming der kinderen volstrekt niet te willen erkennen dat juist deze gemeente het onderstands domicilie dier kinderen zoude uitmaken.

Ik vermeen alzoo hierdoor genoegzaam bewezen te hebben

1 dat die Kinderen in Amsterdam verlaten zijn

2 dat dezelven op last van Heeren Burgemeesteren dier Stad herwaarts gevoerd en den 10 Sept: 1829 [1819] aangekomen zijn.

In hoeverre nu hieruit gevolgen afteleiden zijn waaruit men zou kunnen afleiden dat Amsterdam het onderstands domicilie in het onderhavige geval zoude zijn laat ik ter beoordeeling over. Maar zooveel is naar myn oordeel zeker dat het alle stellig bewijs ontbreekt dat Andries Former de oudste zoon is eener Texelsche . Tot zoolang het altoos eene hardheid zoude zijn daarmede die Gemeente te belasten dan welke die verlatenen als op goed geluk af eenmaal is toegezonden en alleen uit barmhartigheid reeds te lang is ten koste derzelver is onderhouden.

N 47 8-5-1830 Gedeputeerde Staten, A. Former

Dat in de maand December des voorigen Jaars door ons aan ZM de Koning is ingeleverd geworden een adres betrekkelijk zekere Krankzinnigen die gezegd werd A. Former genaamd te zijn in Sept: 1819 als een verlaten Kind in Amsterdam is gevonden en op last van Heeren Burgemeesteren der Stad den 8 Sept: 1829 [1819] naar herwaards is vervoerd op grond dat deszelfs moeder Jannetje L. Former zoude genaamd zijn en binnen deze gemeente laatst gedomicilieerd geweest zijn en bij welk adres wij ZM verzochten dat het Hoogstdezelve mogt behagen dit ongelukkig voorwerp als niet tot deze gemeente kunnende gebragt worden op Rijkskosten in eenig daartoe geschikt etablissement te willen plaatsen.

Wij hebben de eer hetzelve adres ten overvloed kopijelijk hiernevens overteleggen (bijl. 1).

[teruggezonden om b c en a, N 57]

Thans blijkt het bij voorn: Missive van den Heer administrateur voor de gevangenissen en het armwezen dat ons adres verzonden is aan UEGA ten eind te beslissen welke gemeente het onderstands domicilium van A. Former is.

Met zoo weinig woorden als mogelijk is willen wy alsnu beproeven op eene voldoende wijze te betoogen dat deze gemeente het onderstands domicilie van A. Former niet is, het geheel aan de wysheid van UEGA overlatende te bepalen welke gemeente dit onderstands domicilie wel is.

Immers

Het is eene daadzaak dat A. Former in September 1819 te Amsterdam op straat is neder gezet en verlaten.-

Deze A. Former nu weet niemand van waar hy gekomen of wiens kind hij is- Men zegt dat zyne moeder eene Texelsche en zyne geboorte plaats Vaassen in Gelderland was- het bewys echter voor beide ontbreekt niet alleen, maar zelfs uit een opzettelijk onderzoek by den Heer Burgemeester van Vaassen doen blyken dat de geheele opgave van afkomst en geboorteplaats onjuist en verkeerd gedaan is (zie bijl. 2) en zooveel is zeker dat hij niet binnen deze gemeente [Texel] geboren is.

Het is al verder waar dat deze A. Former in 1819 alleen op de aanwyzing van zeker Extract uit het register van ingekomen voorwerpen in het bedelaars gesticht te Hoorn dd 29 April 1819 en dat by hem schijnt gevonden te zijn naar Texel is vervoerd- welk Extract op zich zelve echter hoegenaamd geen bewijs kan opleveren daar hetzelve zeer waarschijnlijk is geformeerd geworden op het getuigen af eene landloopster de Juistheid wier verklaringen genoegzaam daaruit blijkt dat de door haar opgegeven geboorteplaats van A. Former geheel onjuist is.

Het is eindelijk waar dat reeds in 1819 toen voormelde A. Former op dit Eiland werd aan wal gezet dat toen reeds door den Burgemeester van hetzelve is geprotesteerd tegen alle opvatting als zoude deze gemeente dan die provisionele opneming moeten beschouwd worden als deszelfs wettig domicilie van onderstand te zijn.-

Uit alle deze daadzaken volgt derhave dit:

1 Dat alle stellig bewijs ontbreekt dat de personen die door Heeren Burgemeester en Wethouderen van Amsterdam den 8-9-1819 is herwaards gevoerd de Zoon is eener Texelsche-

2 Dat het eenige Stuk naar aanleiding van hetwelk men vermoedde dat Texel de laatste woonplaats der moeder zoude zijn geweest, blijkt zoodanig verkeerde opgaven te behelzen dat hetzelve hoegenaamd geen vertrouwen kan inboezemen zelfs niet om te dienen als begin van bewijs-

3 Dat dezelve A. Former volgens de eigene verklaring van Heeren Burgemeesteren van Amsterdam by missive van 8-9-1819 door de moeder aldaar zijnde nedergezet en verlaten, Men met grond mag veronderstellen dat hij reeds van dat oogenblik af had moeten zijn ten laste dier stad tot tyd en wijle men het ware onderhouds domicilie van hem A. Former met zekerheid ontdekt had-

4 Dat eindelijk dit bestuur alzoo behoort te worden ontlast van een bezwaar dat zy nooit anders dan provisioneel heeft op zich genomen en naar aanleiding van art. 13 van het besluit van 28-11-1818 en hetwelk by volslagen gemis alhier eener doelmatige verblijfplaats van zulke ongelukkigen meer en meer kostbaar wordt-

Wij vermeenen ten deze genoegzaam te hebben aangetoond dat deze gemeente niet is het onderstandsdomicilie van den genoemden A. Former en verwagten overigens met vertrouwen de uitspraak die het UEGA in derzelver wijsheid behagen zal ten deze te nemen.

N 76 Gouverneur 17-8-1830 A. Former

Alzoo directeuren van het gesticht van Weldadigheid alhier waarin zich de krankzinnige A. Former bevindt van tyd tot tyd by my aanmelden om te vernemen of het het Heeren Gedeputeerde Staten deze provincie behaagd heeft eenig besluit te nemen op het in derzelver handen gestelde adres van het Plaatselyk bestuur dezer gemeente in December 1829 aan ZM ingediend betrekkelyk voornoemden A. Former (en zulks by dispositie van den Heer administrateur voor de gevangenissen en het armwezen van 26-4 ll N 67) en waarop van wege dit bestuur by missive van 8 mei ll N 46 de belangens dezer gemeente by UEGA zyn gehandhaafd geworden-

Zoo neem ik de vryheid met gepasten eerbied Uwe Exc: te verzoeken mij wel te willen informeren of er reeds eenige en zoo Ja welke uitspraak in deze aangelegenheid door UEGA voornoemd genomen is omdat hoedanig die uitspraak dan ook zij de definitieve lots bepaling van dat voorwerp inderdaad dringend noodzakelijk is .

Gemeenteraad 13-1-1831 De voorzitter geeft de vergadering kennis dat bij hem is ontvangen Extract uit het Register der Deliberatien van HEGA Heeren gedeputeerde Staten van N.H. van dato 23 Dec: ll N 33, houdende in substantie eene beslissing omtrent het onderstands domicile van Andries Former, tot dus verre in den gemeente door Algemeene Armvooogden gealimenteerd, als welk domicilie daarbij wordt bepaald de gemeente Texel te zijn; wordende echter daarbij verder door HEGA voornoemd, in aanmerking der buitengewoon ongelukkigen toestand van die persoon, aan den gemeente een jaarlijksche toelage toegezegd ad f 100.- uit de provinciale fondsen, tot weder opzegging toe, en voorts op de wijze en voorwaarden als daarbij staat vermeld.

Gezien de wet van 28 November 1818 (staatsblad N 40) en bepaaldelijk art. 11 van dezelve.

Is besloten:

HEGA gedeputeerde Staten voornoemd den dank der vergadering te betuigen voor de toegekende toelage ad f 100.- tot onderhoud van A. Former voormeld. En zal bij Afschrift dezer hiervan worden kennis gegeven aan Heeren Gedeputeerde Staten voornoemd.

Terug naar Amsterdam?

Texel probeerde om Andries naar Amsterdam over te laten brengen. Daar kwam de jongeman tenslotte vandaan.

N 14 17-1-1831 Gouverneur

Naar aanleiding der aanwijzing vervat in de dispositie van HEdA Heeren gedeputeerde Staten dezer provincie van dato 23 Dec. Ll N 33 in fine betreffende de verpleging van den ongelukkigen A. Former zijn de noodige aanvragen deswegens gedaan bij Heeren regenten der beide gasthuizen te Amsterdam. Dan is in dat verzoek door dezelve heeren gedifficulteerd op grond: “dat de geringe uitgestrektheid van het lokaal voor krankzinnigen bestemd en ingerigt al sedert eenige Jaren heeft moeten doen besluiten om geene Krankzinnigen in andere gemeenten gedomicilieerd meer in te nemen”. Enz.

Deze weigering is voor ons eene wezenlijke teleur stelling, vooral daar wij ons vleien dat die aanwijzing en aanbeveling van Heeren gedeputeerde Staten voornoemd waarschijnlijk zoude gegrond zijn op de overtuiging van de mede werking in deze der Stad Amsterdam zelve, welligt uit aanmerking der omstandigheden die deze zaak ook betrekkelijk die stad verzeld hebben. Hoe dit zij- ik meende in alle gevallen Uwe Ex C van deze weigering te moeten kennis geven. Of het welligt Uwe Ex Cell. moge behagen hare vermogende tusschenkomst in deze te willen aanwenden, ten einde door middel der regering van de Stad Amsterdam, Heeren Regenten der beide gasthuizen te bewerken, dat in dit bijzondere geval van de bij die administratie aangenomen regel afgeweken en mitsdien de persoon van Andries Former tegen een vast Jaargeld van f 100- in het buiten gasthuis opgenomen mogt worden.-

N 17 24-1-1831 Aanschrijving van GS betrekkelijk de opneming van behoeftigen met ongeneeslijke kwalen.

Dat hier alleen Andries Former, thans nog altoos in het Gesticht van Weldadigheid in den Burg, dan ook welke wij hoopen op eene meer geschikte plaats buiten deze gemeente te zullen kunnen plaatsen, overeenkomstig de bedoeling ook van Hunne EdelGrootAchtbare Gedeputeerde Staten omtrent dezen persoon.



N 22 25-1-1832 Gouverneur, Andries Former

Naar aanleiding van UEdGr Dispositie van den 23 Dec 1831 n. 33 houdende aanwijzing van deze Gemeente als onderstands Domicilie van den krankzinnigen A. Former en tevens Goedgunstige beschikking om, uit aanmerking van den buitengewoon ongelukkige toestand van dien persoon ter gemoet koming in de kosten daaraan verbonden jaarlijks en tot weder opzeggens uit de Provinciale fondsen aan het Gemeente bestuur van Texel Eenhonderd Gulden te verstrekken en onder verdere bepaling om van den toestand van dien persoon op de wijze daarbij bepaald aan EEdGr verslag te doen, heb ik de eer te berigten:

Dat de toestand van den persoon van Andries Former nog heden altoos geheel dezelfde is wat betreft zijne verstandelijke vermogens zoo als die waren tijdens de verleening van bovengenoemde toelage, zonder dat er eenige verandering hoegenaamd in valt op te merken.

Weshalve ik op grond daarvan tevens de vrijheid neme UEdGr voortdurende welwillendheid.

Het kwam uiteindelijk financieel goed af

Texel zou de arme Andries verzorgen, terwijl het Gouvernement honderd gulden per jaar betaalde. Elk jaar bracht de Burgemeester rapport uit over zijn toestand.

N 72 19-3-1832 GS f 100- wegens subsidie ter gemoetkoming in de onderhoudskosten van den krankzinnige A. Former onvangen

N 10 4-1-1833 Gouverneur, verslag aangaande de krankzinnigheid van A. Former

Naar aanleiding van HEGA Dispositie van den 29 Dec 1830 N 33 houdende aanwijsing van deze gemeente als onderstands domicilie van den krankzinnigen Andries Former en tevens goed gunstige beschikking om uit aanmerking van den buitengewoon ongelukkigen toestand van dien persoon ter gemoetkoming in de kosten daaraan verbonden jaarlyks en tot wederopzeggens toe uit de provinciale fondsen aan het gemeente bestuur van Texel 100 gulden te verstrekken en onder verdere bepaling om van den toestand diens persoons op de wyze daarbij bepaald aan HEGA verslag te doen, heb ik de eer aan Uwe Ex: te berigten

Dat de toestand van den persoon van Andries Former wat zijne verstandelijke vermogens betreft nog steeds dezelfde is als tijdens het verleenen van bovengenoemde toelage, zonder dat deswegens iets kan worden opgemerkt hetwelk eenige verandering in deszelfs toestand doet veronderstellen.

N 89 4-3-1833 Gouverneur, ordonnantie f 100 subsidie ontvangen voor de krankzinnige A. Former

N 29 21-1-1834 Aan de Gouverneur

Dat de Gemeente Texel is door de Gouverneur op 23-12-1830 aangewezen als domicilum van onderstand van A. Former, waarbij tevens de goedgunstige beschikking om, uit aanmerking van de Buitengewoon ongelukkigen toestand van dien persoon, tegemoetkoming in de Kosten daaraan verbonden uit de Provinciale fondsen aan het Gemeentebestuur van Texel f 100 te verstrekken. Zijn toestand is onveranderd.

N 195 Gouverneur 15-7-1834 A. Former zie brief van 21-1-1834

N 210 13-8-1834 Aan de Gouverneur

Ontvangen ordonnantie ten behoeve van het Gemeentebestuur alhier groot f 100- voor den krankzinnigen A. Former.

N 237 Gouverneur 22-7-1835 verslag aang: de krankzinnigheid van A. Former

N 290 Gouverneur 16-9-1835 A. Former

Dat mij, de bij die missive gevoegde mandaat groot f 100 wegens subsidie over 1835, van het onderhoud van den Krankzinnige A. Former, wel is geworden.

N 32 29-1-1836 A. Former, zie 21-1-1831

N 84 Gouverneur 19-3-1836 Berigt ontvangst ordonnantie A. Former f 100.-

N 186 Gouverneur 4-7-1836 Verslag aangaande de krankzinnigheid van A. Former

Zie deswege de missive van den 21 January 1834 N 29

N 189 Aan de Gouverneur 6-7-1836

Dat de persoon van A. Former binnen deze Gemeente gealimenteerd wordende, en van wien ik nog bij missive van den 4den dezer N 186 den voortdurende staat van krankzinnigheid berigtte, op gisteren zeer onverwachts is overleden. Met Dood-extract.

Ik geef my ten slotte de vryheid Uwe Ex: voortestellen de door deze provincie tot dat einde welwillend verleende Subsidie ad f 100- S Jaars nu met primo July te beschouwen als vervallen en met f 50.- te doen afbetalen.



De overlijdensakte werd ondertekend door Sipke Krijnen, Vader van het Gesticht, Gerrit List, zaakwaarnemer en Burgemeester Reinbach.

N 217 Gouverneur 10-8-1836 A. Former

Ik heb de Eer Uwe Excellentie by dezen te berigten, de goede ontvangst van Uwe Ex: missive dd 4 dezer N 23, met de daarby gevoegde ordonnantie groot f 50.- als subsidie over 1836, ter gemoetkoming in de verplegings en onderhoudskosten van den Krankzinnigen A. Former.


Home