Previous Home Next

05

De Sommeltjesberg - lang geleden afgegraven, bij de z.g. oude Waal (het dorp De Waal).
Het kerkje op de achtergrond werd in 1945 gedurende de z.g. Russenoorlog geheel verwoest.

Tekening van Pieter van Cuyck (1687-1765).

Reisjournaal van 'de vrouw' van Taco Scheltema, 12 en 13 juli 1799.

Wy namen ons logement op het Dorp Het oude Schild genaamd, in het Moriaanshoofd; na ons wat ververscht te hebben, namen wy ons avondmaal en gingen ter ruste, met het oogmerk om de volgende dag het eyland rond te reyden.
Eerst reden wy [met een boerewagen] na het Dorp de Koog genaamt. Eer wy egter dit Dorp genadert waren, passeerden wy een ander, de Burgt genaamt, terwyl dit Dorp zyn naam ontleend van de Burgt, welke er eertyds was; allerzekerst is dit eyland (misschien in dien tyd tot het vasteland behoorende) van de Romeynen bezogt geweest. De kerk van den Burgt ligt nog op een heuvel omringt met een sloot, welke terdier tyd een breede gratgt schynt geweest te zyn; en op die heuvel heeft zekerlyk die eygentlyk gezegde Romeinsche burgt gestaan, die vervolgens zyn naam aan het geheelevlek gegeven heeft; ook zyn er in het begin van deeze eeuw aldaar eenige Romeynsche munten gevonden van Augustus Germanicus en andere.
Van het dorp de Koog reden wy na het Dorp de Waal genaamt en van weynig belang. Daaromstreeks leyden wy by een boer een bezoek af, welke nog bezitter was van eenige oudheden door hem gehaalt uyt een tumulus oft gratft heuvel, welke op zyn landeryen lag, en daar hy dien hoop aarde over zyn land wilden laten arbeiden, ontdekt. De man was er nog byzonder mede in zyn schik, en liet er zig al veel op voorstaan, dat hy zulke oudheden had, waarom hy dan ook langsaam aan ons verzoek voldeet, om haar te laten zien. Eyndelyk stapte hy een trap op en kwam kort daarna by ons met zyn schat, welke bestond uyt een hout bak vol, op het eerste gezicht met oud yzer, nader beziende vond ik er nog de bodem, en het Dekzel van de urne, waarin een ketting om speys aan te koken, een lampje, en eenige stukjes van beenderen; de urne scheen, na de overblyfsels, van een ovaal fatsoen, en op het dekzel vond met deze letters, MATVTIOF; verders liet hy ons als een bizondere gunst, een metaale lepel zien, welke daarby gevonden was en nog geheel ongeschonden was; deeze scheen een offerlepel te zyn; zy had een figuur in profil en er slooten er twee in elkander zoo dat de binnenste digt was; zy sloot accuraat in de andere, zoo van steel als bak en de buitenste was zoo kunstig vol kleine gaatjes dat men op een Engelsche instrument fabriek, van de beste werklieden er misschien zoo niet gemaakt zouden bekomen; op de steel van de lepel stond met capitaale letters: ADRAXIVS F.
Na eenige tyd hier vertoefd te hebben vertrokken wy onder een frisse regenbuy.