Het verhaal van Klaas Kuiper in 2010


Oud en arm
Dominee Huizinga schreef op 12 October 1852. Naar de Koog bij Simon Duinker koffij gedronken, aldaar Klaas Kuiper. Hij wenscht een nieuwe breukband, daar hij dubbel gebroken is en daar zeer veel last van heeft.
Klaas Kuiper wenschte graag een paar bos wrakke latten te hebben om daarmede wat stroo op zijn huisje te binden, opdat zij toch droog mogten zitten, daar elke regenbui binnen dringt. Maar het scheen er niet af te kunnen. Simon Duinker laat zich zeer sterk uit over de karigheid van Kuiper en Roeper, daar deze man toch hun vader was en dringt er sterk op aan dat ik toch een woord te zijnen gunste zal spreken.
Later, na het vertrek van Kuiper sloeg ik aan Duinker voor (die reeds veel van de goede vooruitgang zijner zaken had gesproken) dat wij elk 1 gulden zouden geven, dan had de man tenminste de zoo noodige latten. Maar nu had hij allerlei verontschuldigingen. Kuiper kon zich wel redden, daar hij alle weken 4 gulden vrij geld had. Er ging teveel geld aan koek en boltjes op enz. Het bleek alzoo dat zijne barmhartigheid maar een praatje was. Pieter Kuiper was zeker in geen 10 jaar bij zijn vader geweest om hem eens aan te spreken, Roeper kwam nog wel eens. Zij gaven hem echter niet meer dan 4 gulden per week.


Dee aantekening riep verschillende vragen op:
Wie was deze Klaas Kuiper?
Waar woonde hij?
Woonde hij alleen?
Hij had kinderen. Waarom hielpen zijn kinderen (Kuiper en Roeper) hem niet?

Twee huwelijken
Volgens Texelse Geslachten II had Klaas een ‘administratieve betrekking in Oudeschild’ en trouwde hij op Texel met de ‘gefortuneerde’ Trijntje Pieters Dijksen.
Na de dood van zijn vrouw werd hij ‘Onderinstituteur was aan het instituut der Maatschappij van Weldadigheid te Wateren’. Hij hertrouwde met Anna Sophia Leuringh uit Nieuwolda. Tenslotte keerde hij naar Texel terug en werd strandvonder in De Koog. Uit beide huwelijken zijn nog afstammelingen op Texel in leven’.

Gefortuneerd, maar heel onfortuinlijk
Trijntje Dijksen trouwde op 2 februari 1806 met Klaas Kuiper. Hij kwam uit Alkmaar (1779-1857), zoon van Jacob Kuijper en Guurtje Wentel. Ze kregen twee kinderen, Pieter (1806-1884) en Guurtje (1807-1889). Pieter werd op 13 mei 1806 geboren, 3 maanden na de trouwerij.
Klaas kwam niet van Texel, wat hem wellicht juist op het eiland tot een begerenswaardig iemand maakte. Trijntje was ruimschoots zwanger toen ze trouwde, wat op Texel beslist niet als een grote zonde werd beschouwd. In dit geval echter zou het feit dat hij een ‘vreemdeling’ was voor Trijntjes ouders reden geweest kan zijn om hem niet met open armen te verwelkomen. Ze kenden hem immers niet! Door de zwangerschap kwam het toch tot een huwelijk.
Veel geluk heeft Trijntje er niet van kunnen hebben, ze stierf 4 maanden na haar tweede bevalling, op 27-2-1808, en werd begraven op 1 maart. Ze was nog maar 24 jaar oud (geboren ‘ca. 1784’). Ze was misschien rijk, gefortuneerd zelfs, maar niet erg fortuinlijk in haar leven.

Na de dood van zijn vrouw
Klaas ging van Texel weg, de kinderen van Trijntje en hem bleven waarschijnlijk in De Waal bij de grootouders Pieter Jacobsz Dijksen en Trijntje Harmanus Zuidewind. Was er geen werk op Texel dat hij kon doen zodat hij bij zijn kinderen kon blijven? Wilde hij weg van de plek waar zijn jonge vrouw gestorven was? Was hij niet welkom geweest in de familie, maar slechts getolereerd omwille van Trijntje?

Zeer toevallig vond ik bladerend in het boek ‘Tien Texelse Families’ een aanwijzing over de reden van het ongenoegen tussen Klaas en zijn schoonfamilie.
Op bld. 70 vond ik Jannetje Dros (1785-1843) die winkelierster was te Oudeschild. Zij was in 1808 ‘samenwonend met Klaas Kuiper’. Uit deze relatie werd een zoon Klaas Kuiper geboren, op 27-1-1809. Dat is ruim driekwart jaar na de dood van Trijntje, het kindje moet verwekt zijn in april, terwijl zij nog maar net begraven was!

De kleine Klaas bleef bij zijn moeder wonen, die in 1813 een dochtertje kreeg, weer buiten huwelijk, en pas in 1815 trouwde met een oud-zeeman IJsbrand Buijs. Er kwamen nog 4 kinderen. Dat zijn stiefvader een zeeman was verklaart de verdere levensloop van Klaas- hij werd matroos en overleed in 1832 op het schip Vrouwe Hendrica, komend van Batavia.

Drentse landbouwkolonieën
Na de oprichting van de kolonie in 1823 was het de bedoeling er mislukkelingen tot brave landbouwers om te scholen, maar nog geen 40 jaar later, toen het percentage succesvolle gevallen nog steeds miniem bleek te zijn, kwam het erop neer dat men al tevreden was wanneer zoveel mogelijk van die mensen een tijd, soms zelfs een half leven lang, buiten de maatschappij werd gehouden.
Mariët Meester in ‘De volmaakte man’, Balans 2005

Klaas heeft inderdaad in Wateren gewerkt. In het Kolonistenarchief heet het ‘onderdirecteur’, wat hetzelfde betekent als ‘Onderinstituteur’. Hij ging echter niet meteen na de dood van Trijntje daar aan het werk, want toen bestond de Kolonie nog niet. Er zit een lange tijd tussen 1808 en 1823. Klaas was al ver voor het stichten van de Kolonie in het Oosten van het land, gezien zijn huwelijk met een Groningse vrouw, Aleida Leuring (1795-1861) uit Nieuw Wolda, rond 1820. De oudste zoon werd in 1821 geboren in Appingedam. Er blijft een periode van meer dan 10 jaar over waarvan niet duidelijk is waar Klaas toen was.
Het Kolonistenarchief vermeldt dat Klaas in 1826 op 19 september te Wateren kwam met zijn gezin en al op 15-3-1829 weer vertrok. Dat is net 2 1/2 jaar. Bij aankomst in Wateren in de kolonie Wilhelminaoord waren er 3 kinderen, Jacobus (1821), Catharina (1823) en Geertje (Norg 1825). Er werden later, na het vertrek uit Wateren, nog meer kinderen geboren: Maria (1830-1910), Pieter Ernestus Jacob (Assen 1835- De Koog 1869) Antje (Texel 1838-1882). Ze zijn dus tussen 1835 en 1838 op Texel terug gekomen.
Klaas was op 19-9-1825 bij engagement aangesteld als onderdirecteur te Wateren. Daar was het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding
Hij verdiende per 1 april 1827 270,40 per jaar in zilver, 5,20 per week. Was dat veel in die tijd, minder dan een gulden per dag?

Strandvonder in De Koog
In de tijd dat Klaas voor het eerst op Texel kwam was daar Hendrik van Lith strandvonder, opgevolgd door Notaris Willem Bok. In 1852 werd de functie van strandvonder gekoppeld aan het burgemeesterschap. Het werk werd gedaan door onderstrandvonders, net als nu.
Huizinga 6 September 1852: Aan Bok is nu ook zijn post als Opperstrandvonder ontnomen, die op de Burgemeester is overgegaan.
In de strandvonderspapieren werd de naam van Klaas Kuiper niet genoemd, maar wel eens bij het aanspoelen van een lijk. In 1850 werd hij als onderstrandvonder opgevolgd door zijn zoon Jacob. Die deed het werk tot 1862, waarna Reijer Daalder het stokje overnam. Die was getrouwd met Catharina Kuiper, dus de functie bleef in de familie.
Behalve Klaas woonde ook zijn zonen Jacob en Pieter in De Koog, net als Cornelis Kaatjes Kalis, echtgenoot van Geertje Kuiper. Schoonzoon Reijer Daalder was een ‘voorkind’ van de vrouw van Simon Duinker, en woonde ook in het dorp. Van de 12 huizen was bijna de helft bewoond door familieleden.

Zo komen er weer andere vragen op:
Wat deed Klaas aan de Overkant voor hij in Wateren kwam te werken?
Waar waren ze daarna, na 1829? Voor 1842 waren ze weer op Texel, ‘Pieter Kuiper was in geen 10 jaar bij zijn vader geweest’.
Waarom moesten er latten gekocht worden, terwijl het strand in die tijd vol lag met hout in alle maten en soorten?
Kon niet een van zijn zonen en kleinzonen even dat dak maken?
Waarom wilde niemand Klaas helpen? Was hij wellicht niet zo’n erg aardige man?

Het lijkt erop dat men betekenis van de functies van Klaas Kuiper achteraf wat opgewaardeerd heeft, ‘Onderinstituteur’ klinkt goed, al was hij dat maar voor heel korte tijd. Zelfs de naam van zijn vrouw schreef men luxer, ‘Leuringh’ in plaats van ‘Leuring’.

Achtergrond van de kinderen van Klaas Kuiper:
Eerste gezin
Pieter
(13-5-1806 tot 23-2-1884 De Waal). Hij trouwde in 1828 met Pietertje Sijbrands Keijser, kinderen Trijntje, Grietje, Jacob, Marretje, Immetje en Anna Petronella
Guurtje (25-10-1807 tot 9-12- 1889 De Waal). Zij trouwde in 1828 met Jacob Jansz Roeper, kinderen Jan, Jan, Trijntje, Naantje, Pieter, Antje, Aagtje, Jacob, Hermanus, Hermanus, Klaas (na 7 jaar)
11 mei 1828 dubbele bruiloft
Relatie
Jannetje Dros (1785-1843) te Oudeschild was in 1808 ‘samenwonend met Klaas Kuiper’. Uit deze relatie werd een zoon Klaas Kuiper geboren, op 27-1-1809.
Tweede gezin
Jacobus
Simon trouwde in 1862 met Dieuwertje Koorn, weduwe Keijser, binnen ’t jaar was hij weduwnaar. In 1863 hertrouwde hij met Betje Verbaarschot (1833 Den Burg-1873 De Koog). Hij was arbeider en tapper. Dorpsstr. 84.
Eerder huwelijk met xx, gezien het bestaan van Klaas Jacobsz Kuiper (18xx-18xx).
Catharina trouwde in 1842 met Reijer Zoetelief Daalder, zoon van Martje Daalder. Reijer was in 1836 getrouwd met Martje Aris Bremer, zoon Johannes Zoetelief (1837-1912).
Geertje trouwde met Cornelis Kaatjesz Kalis (1823-1903) in Eierland. Na haar dood in 1855 hertrouwde Cornelis met Antje.
Maria trouwde met dominee E. Petersen. Zij kwam na zijn overlijden in Augustinusga in 1867 terug naar Texel met haar 3 dochters.
Pieter trouwde in 1862 met Trijntje Trijntjes Pals van Terschelling (1840- x). Zij woonde in 1900 in Den Burg op Achterom 9 met haar zoon Klaas, waar eerst vanaf 1880 Klaas Jacobsz Kuiper woonde, de kleinzoon, met Dieuwertje Kaspers Tuinder en 4 kinderen.

Nakomelingen van Klaas en Trijntje
Kinderen: Pieter, Guurtje
Kleinkinderen:
Kuiper Trijntje, Grietje, Jacob, Marretje, Immetje en Anna Petronella
Roeper Jan, Jan, Trijntje, Naantje, Pieter, Antje, Aagtje, Jacob, Hermanus, Hermanus, Klaas

Nakomelingen van Klaas en Aleida
Kinderen: Jacobus, Catharina, Geertje, Antje, Maria, Pieter
Kleinkinderen:
Kuiper Klaas Jacobsz,
Daalder Klaas Zoetelief, Marretje, Simon, Naatje, Simon, Arie, Anna Helena, Geertje, Geertje, Jacob, Pietertje, Catharina, Leendert, Leendert, Jan, Catharina
Kalis Kaatje, Anna, Anna, Jacob
Kalis Klaas, Anna, Klaas, Klaas, Pieter, Jacobus
Petersen Louise Christina, Welmoet en Maria Sophia.
Kuiper Klaas Pietersz
In het tweede gezin werd de naam ‘Klaas’ heel wat vaker gebruikt dan in het eerste.

Aantekeningen van Huizinga waarin de naam (Klaas) Kuiper ook vermeld werd:
26 November 1843. Te 12 uur gepreekt over: “’t Laatste Oordeel”, ruim 2 uur. Bij Pieter Kuiper theegedronken, ‘s avonds daar nog ontmoet Roeper en vrouw (zuster van Kuiper).
8 February 1848. Aan de Waal bij Jakob Roeper koffij gedronken (de 9de dag na de bevalling der vrouw Guurtje Klaas Kuiper, van een dood kind). Aldaar Doctor Stolp.
[Haar vorige kind Hermanus was geboren in 1845, na het sterven van zijn broertje van dezelfde naam. In 1852 volgde nog een Klaas.]

28 Maart 1848. De vrouw Guurtje Klaas Kuiper, die weder zeer aan vlagen van zwaarmoedigheid laboreert heeft geheel geen lust en zoo zij meent geen kracht.
27 January 1857. Jakob van Grouw hier met een briefje van Pieter Klaasz Pronk uitnoodigende tot een extra Kamerdag op vrijdag naar aanleiding van een bijgevoegde brief van Bok aan de Kerkeraad, waarbij hij eene beslissing inroept van zijne schuld of onschuld. Ik vooraf koffij gedronken bij Pieter Klaasz Kuiper met Jacob Jansz Roeper en Dirk Gerritsz Kooiman. Allen waren in de beste stemming en tenvolle bereid mij in mijn pogen te ondersteunen. Ik las de gewisselde brieven voor. Kuiper zou des namiddags nog bij mij komen, doch kwam niet. Een concept geschreven dat vrijdag a.s. als antwoord aan Bok jr. kan dienen om dat morgen aan Pieter Klaasz Kuiper te zenden.

Bronnen:
Dagboek Jakob Dirksz Huizinga
Texelse Geslachten
Boerderijenboek
Kolonistenarchief en Wil Schackmann
Volkstellingen gemeente Texel, gegevens van Mary Bakker-Zijm
Archief van Klaas Uitgeest.



Home