Pieter en Maarten van der Vliet


Vliet

Pieter van der Vliet
Pieter van der Vliet, geboren in 1819 in Ouddorp, gestorven op 1-1-1900 in het Koogerveld
Getrouwd met Jacomina Susanna Brik, geboren in 1820 Leeuwarden, gestorven op 12-1-1906 Koog

Als het in de Brieven van de Burgemeester van Texel om konijnen vangen gaat, kan ook de andere Pieter van der Vliet bedoeld worden, schelpvisser te De Cocksdorp.
Deze Piet woonde in een keet onder de Ruigedijk ten oosten van De Koog. Rechts onderaan op dit fragment van de Pachterskaart 1842-1853 is een perceel te zien met een rechthoekig blokje. Dat zal wel een keet of plaggenhut zijn geweest.

Vliet

Clandestiene bouwsels
Bij de hernieuwde verpachting van de Duin- en Mientgronden op Texel in 1870 wilde men deze vrijmaken van clandestien gebouwde opstallen. De bewoners konden kiezen, pachten of wegwezen. Dat betrof ook de familie Van der Vliet.
Brief van Burgemeester Loman 19-2-1869
Aan Zijne Excellentie de Commissaris des Konings in Noord Holland
De eigenaren van de navolgende perceelen zijn:
H 893 Simon Bakker, H 894 G. Scholten, H 895 Arie Schaatsenberg, H 896 Weduwe Van der Vliet, H 897 Pieter van der Vliet, H 910 Klaas Borgman, H 914 Fredrik Gaas

Brief over contract van opstal
Haarlem, 3 November 1869 No. 70 N 402
Aan den Heer Burgemeester van Texel
In de duin en mientgronden op Texel die door de provincie worden verpacht, bevinden zich een aantal gebouwen, die zijn gesticht of althans in eigendom toebehooren aan personen geen pachter zijnde van die duinen.
Met het doel om verlies van regten aan de zijde van den Staat te voorkomen, is aan de bedoelde personen aanzegging gedaan, dat indien zij hunne opstallen na 31 December 1869 willen behouden, zij dan een contract van opstal kunnen aangaan en dat zij bij weigering daarvan hunne opstallen voor 1 Januarij 1870 zullen hebben weg te ruimen.
Onderscheidene dier personen hebben echter geweigerd om mede te werken tot het sluiten van het bedoelde contract van opstal, waarop eenige kosten vallen, die ten hunnen laste zouden komen en wel omdat zij er op rekenen, dat noch het rijk, noch de provincie hen tot de wegruiming der hier bedoelde gebouwen na 1 Januarij 1870 zal noodzaken.
Ondertusschen is het ons stellige voornemen om ter handhaving van de regten van het rijk den grond waarop deze gebouwen staan te zijner tijd de noodige maatregelen te nemen opdat die opstallen waarvan de eigenaars geen contracten hebben gesloten worden weggeruimd.
Ofschoon hiervan aan de bedoelde personen reeds door den ontvanger der registratie kennis is gegeven, achten wij het toch niet ondienstig dat zij ook nog van eenen andere zijde gewezen worden op hetgeen hun in hun eigen belang te doen staat.
Het is daarom dat wij de vrijheid nemen te dezer zake Uwe tusschenkomst in te roepen en U te verzoeken aan de personen, wier namen U door den ontvanger der registratie zullen worden opgegeven, onder het oog te brengen, dat zoo zij hunne gebouwen na 1 Januarij 1870 willen behouden, het dan volstrekt noodzakelijk is dat zij van het aanbod tot het sluiten van een contract van opstal gebruik maken.
Gedeputeerde Staten der Provincie Noordholland Voorzitter Griffier van Kadaster

Brief over handhaving
Haarlem, 28 Januarij 1870 Aan den Burgemeester van Texel 2de Afdeeling No 140/692
Door Heeren Gedeputeerde Staten werd u bij missive van 3 November jl, N 70, medegedeeld, dat eenige van de eigenaars van gebouwen in de door de provincie verpachte duin- en mientgronden, geen pachters zijnde, weigerachtig waren om mede te werken tot het sluiten van een contract van opstal, en werd in het belang dier personen, wier namen u later door den ontvanger der registratie zullen zijn opgegeven, te dier zake uwe tusschenkomst ingeroepen.
Het tijdstip is thans daar waarop de Staat het regt heeft om de opstallen van die der bovenbedoelde personen, die geen contracten van opstal hebben gesloten, te doen opruimen.
Het is daarom dat Gedeputeerde Staten thans gaarne eene opgave van de opstallen die in het hier bedoeld geval verkeeren, zouden ontvangen en dat ik te dezer zake andermaal uwe welwillende tusschenkomst inroep en U verzoek, na gehouden overleg met den Ontvanger der Registratie, mij te willen melden, welke van de hier bovenbedoelde personen, in gebreke zijn gebleven om of een contract van opstal te sluiten, of hunnen gebouwen op te ruimen.
De Voorzitter van Gedeputeerde Staten der provincie Noord Holland

Brief over aanstaand proces tegen de meestgegoede clandestiene bouwer
Registratie en Domeinen N. 6083 Aan den Heer Burgemeester der Gemeente Texel,
14 April 1870 opstallen op de Mient
Op nevengaande staat vindt UEdelachtb vermeld de namen van personen, die opstal geplaatst- en gedeeltelijk nog in gebruik- hebben op gronden van den Staat, in beheer en genot van bij de provincie Noordholland.
Sommige dier personen hebben gebruik gemaakt van de aan allen aangeboden gelegenheid om zich een wettigen titel van het regt van opstal aanteschaffen, het merendeel hunner heeft echter geweigerd daartoe overtegaan, eensdeels om de daaraan verbonden kosten, anderdeels in het vertrouwen dat hun genot, ook zonder titel, wel ongestoord zal blijven.
Deze toestand wordt echter onhoudbaar, vooral tegenover de pachters van zoodanige perceelen, waarop derden, zonder titels, regt van opstal uitoefenen, waarom dan ook Gedeputeerde Staten dezer provincie aan Z.E. de Minister van financiën in overweging geve tot het nemen van afdoende maatregelen overtegaan.
Die afdoende maatregelen kunnen nu geene andere zijn dan een proces tot ontruiming.
Het zal geraden zijn dat proces aanvankelijk tegen één der opstallers, liefst tegen de meestgegoede hunner, aantevangen.
Ik neem daarom de vrijheid Uedelachtb te verzoeken mij wel te willen inlichten omtrent de gegoedheid van sommige der op nevengaanden staat als bewoners vermelde personen, wel behoorende tot de pachters of hen, die dan titel en hun regt bevestigd zijn (nr. 1, 2, 5 en 7, 9, 25, 34, 36-39, 42 & 46 van den staat).
De bijlage wordt met u antwoord terug verwacht.
De Ontvanger Dickers

Hoe ging de Burgemeester met deze brieven om?
Brief van Burgemeester Loman 21-4-1870
Aan den Heer Ontvanger der Registratie en Domeinen te Texel
Onder terugzending van de bij Uwe geëerden missive van den 14 dezer N 6883 ontvangen staat der opstallen, staande op de verpachte Provinciale Duin en Mientgronden, heb ik de eer UEd naar aanleiding van genoemde missive te berigten, dat al de bewoners dier opstallen onvermogend zijn ter betaling van eenige kosten, met uitzondering der hieronder volgende welke mijns inziens daartoe in staat zoude wezen.
Sectie H N 912 wed. P. Koorn, N 893 S. Bakker, N 897 P. van der Vliet,
N 902 L. Vermeulen en C. Wetsteen
Hoe arm zouden de andere bewoners van de Mient zijn geweest, als de Burgemeester dit stel voordroeg voor vervolging? En kwam het werkelijk zo ver?

Sloop
4-11-1874 Aan den Heer Controleur der directe Belastingen enz te Helder
Ik heb de eer U te berichten, dat de perceelen Sectie A 813, Sectie H 894, 897, 901, 902, 906, 915 en 923 in de perceelsgewijze legger onder art. 1223 voortkomende, zijn gesloopt.
Zijnde op perceel Sectie K 771 een nieuw gebouw gesticht, waarvan de Heeren Gedeputeerde Staten is kennisgegeven. De eerstgenoemde perceelen zijn meest allen keeten of hutten, waarvan nimmer bij ons eenige aangifte is geschied en zich in Eijerland, in de Koog [en] op de Mientgronden [bevinden].
Kennelijk had Van der Vliet niet de moed om de strijd met Domeinen aan te gaan. Het huisje is gesloopt. Waar ze dan bleven? Het lijkt erop dat ze een andere keet op een ander stuk grond hebben gebouwd, en dan deze keer wel met vergunning. Dat moet het huisje zijn waarvan dominee Bakels de tekening heeft gemaakt.
In 1899 hebben ze geprobeerd om op dit stukje grond een nieuwe keet te bouwen in plaats van een die 'ruim 20 jaar eerder' was afgebroken (zie de brief van Boschwachter Min).

Maarten van der Vliet
Zoon van Pieter van der Vliet, geboren in 1844 te Leeuwarden, gestorven voor 4-2-1930 (de dag dat zijn vrouw overleed) bij De Koog. Hij kon niet schrijven.

Brief van Burgemeester Pieter Keijser 11-7-1864
Aan den Heer Officier van Justitie te Alkmaar
Dat Maarten van der Vliet in het bezit zijnen verstandelijke vermogens zeer beperkt [is] en zich steeds in eene staat van ongesteldheid voordoet, en schijnt te bevinden. Het werken is bij genoemd persoon zeer weinig ontwikkeld, waardoor hij in allen deelen bij anderen zeer ten achteren staat.

Brief van Burgemeester Loman 4-12-1872
Maarten van der Vliet loteling ligting 1864 N 60

Ondanks zijn beperking leefde Maarten net als een ander. Lezen was voor een landarbeider niet erg belangrijk, het ging erom of hij flink en sterk was en goed kon werken.
Hij trouwde op 30-1-1873 met Trijntje Brik, dochter van Pietje Brik.
De aangifte van haar overlijden op 4 februari 1930 werd gedaan door Arie de Ridder, 53 jaar, veehouder, en Simon Heerschap, 36 jaar, kruidenier, beide wonende op Texel.
Hun kinderen waren Pieter (1873- ), Johannes Jacobus (1875-1958), Job (1877-1877), Jacomina (1878-xx), Hiltje (1881/82), Pietje (1884-1973), Job (1887-1939), Maartje (1891-1895) en Laurina (1894/95-xx).
De kinderen van zoon Pieter uit zijn eerste huwelijk en die van Johannes stierven jong, Job was kinderloos. Pieter hertrouwde op 30 juli 1897 met Jantje Klant uit Kolhorn. Hun eerste kind Maarten Pieter van der Vliet 9-7-1900 bleef in leven, het tweede werd doodgeboren op 14-6-1903. In 1910 kwam het tot echtscheiding. Pieter hertrouwde nog eens in 1913 met Cornelia Elisabeth Schiebaum.
Van deze familie Van der Vliet zijn weinig of geen nakomelingen meer.

Brief van Burgemeester Loman 7-8-1876 Aan den Heer Ambtenaar van het Openbaar Ministerie te Helder
Proces verbaal Rijksveldwachter P. Deijs contra Trijntje Brik huisvrouw van Maarten van der Vliet, arbeider aan de Koog alhier.

24-10-1890 Heldersche en Nieuwedieper Courant
Gisterenmorgen te half 5 brandde nabij de Koog op Texel de woning af, bewoond door M. Van der Vliet en gezin; de oorzaak van het onheil is onbekend.
Dat zou het huis dat Bakels tekende kunnen zijn.

Vliet

Schilderachtig bouwsel
In 1910 maakte Ambtenaar Dalmeijer verslag op van zijn onderzoek naar de bouwkundige toestand van de woningen in het Koogerveld:
No. 62 Maart en P. Van der Vliet, twee gezinnen samen 6 zielen. Lekken schudden kraken- bouvallig- staat op Staatsgrond en waggelt op zijn onderwerk en dient aan iedere badgast die schildert, als Antiquiteit of als model natuurmonument.
Wat daaraan te doen?
Bij Maart en P. van der Vliet is de waggelende hut meer als voor 2 jaar vervallen, de wereld maakt hun wijs dat Burgemeester en Wethouders of de Staat hun beter woning moet geven. Van de 3 man zijn er 2 zoo goed als vast bij de Staatsboschbouw en verdienen toch alle drie.
Een schrobbeering dat als ze hun hut niet in stand houden UEd ze naar het Noorden of de Eendragtspolder zoudt sturen zou misschien even helpen. Ze laten het heelemaal op Ued aankomen en ze kunnen het staatswerk en strand niet missen.

Vliet

Maarten van der Vliet woonde er met vrouw Trijntje, zoon Pieter, diens vrouw Jantje, hun zoon Maarten Pieter. Er is sprake 6 zielen waarvan 3 mannen, misschien woonde nog een andere zoon van Maarten in.

Vliet

Dat huisje was geheel niet geschikt voor zulke bewoning. Maar wat moesten ze anders? Ze hebben namelijk wel geprobeerd vergunning te krijgen voor het bouwen van een tweede keet.

In 1899 schreef Boschwachter Klaas Min een brief hierover aan den Heer Inspecteur der Staatsbosschen en Ontginningen te Utrecht:

Bij mij heeft zich vervoegd M. van der Vliet, arbeider, wonende in perceel no. 13 der Staatsduin- en Mientgronden te Texel, bewerende dat door hem 20 jaren Recht van Opstal is betaald voor een stukje grond in genoemd perceel, Kadastraal bekend Texel sectie H no 1058 groot 0,74 are, zonder dat er eene woning, schuur of stalling gestaan heeft.
Deze zaak heb ik onderzocht en is mij gebleken dat ongeveer 20 jaren geleden een woning, op genoemd kadastrale perceel staande, is afgebroken door den eigenaar M. van der Vliet, en ook dat er al dien tijd Recht van Opstal tot nu toe ten Kantore van den Ontvanger der Registratie en Domeinen is betaald, ten bedrage van 1,10 gulden per jaar.
Van der Vliet wil nu op deze plaats weer een woning bouwen, doch een woning van hout en zoden, een zoogenaamde Keet, en deze door zijn zoon welke getrouwd is laten betrekken.
Het komt mij voor, dat zoo mogelijk, dergelijke woningen dienen geweerd te worden door den Staat, zij zijn toch niets meer dan beestenstallen. Om dit echter te kunnen weigeren moet het Recht van Opstal opgezegd worden. Daar er echter al dien tijd door hem voor betaald is, is dit voor deze man een harde zaak. Wel ruste op hem de plicht van den afbraak melding te maken om daardoor ontheven te worden, maar dit heeft hij niet geweten, beweert hij.
Wellicht was hij door geldelijke teruggave tevreden te stellen of door een andere kleine vergoeding, dit is toch wel zo beter als hem te laten bouwen.
Ik heb derhalve de eer voor te stellen het Recht van Opstal van genoemd stukje land M. van der Vliet te ontnemen tenminste indien er geen behoorlijke woning op geplaatst wordt, tenzij deze voor een beestenstal moet dienen.

De afgebroken keet waar Boschwachter Min het hier over had moet het opstal H 897 zijn geweest. Ze hadden blijkbaar na die afbraak in de buurt een ander huisje gebouwd, met vergunning dit keer.
Voor de familie Van der Vliet was deze weigering een tegenvaller. Uiteraard konden zij geen echt huis betalen, ander zouden ze dat wel doen. De zoon en zijn vrouw waren gedwongen bij de ouders te blijven inwonen. Oude Texelaars spreken nog over de 'dubbele' keet, die ze bewoonden, een soort twee-onder-een-kap.
Het kon Boschwachter Min blijkbaar verder niet schelen waar zijn arbeiders woonden. Hij liet wel enkele Staatsarbeiderswoningen bouwen, maar alleen voor de vaste arbeiders. En "zoo goed als vast" is niet vast genoeg.

Vliet

Konijnen vangen
Brief van Burgemeester Loman 10-9-1869
Aan de Commissaris des Konings
Ik heb de eer Uwe Excellentie bij deze te berigten, dat de onderstaande personen zich bij mij hebben aangemeld, ter verkrijging van eenen kostelooze vergunning tot het vangen van konijnen door middel van strikken en netten in de provinciale duinen en mientgronden binnen deze gemeente gelegen.
Jan Trap, Jacobus Kuiper, Teunis Martinusse, Pieter van der Vliet, Johannes Martinusse, Cornelis Huisman, Gerardus Scholten, Willem Schaatsenberg, Arie Schaatsenberg, Simon Daalder en Arie Daalder
Aangezien deze personen allen bij mij gunstig bekend staan en het voor de instandhouding der duinen wenschelijk is, dat de groote voortteling der konijnen worde beteugeld, zoo neem ik de vrijheid Uwe Excellentie te adviseren, aan genoemde personen, den gevraagde magtiging te verleenen.

Brief van Burgemeester Loman 29-8-1870
Aan de Commissaris des Konings
Bij mij hebben zich aangemeld Jan Trap, Jacob Kuiper, Teunis Martenisse, Pieter van der Vliet, Cornelis Huisman, Johannes Martinusse, Cornelis Kuiper. Deze personen, alle bij mij gunstig bekend staande, en het voor de instandhouding van Duinen wenschelijk is, dat de voortteeling der konijnen worde beteugeld, zoo neem ik de vrijheid Uwe Excellentie te adviseren aan genoemde personen de gevraagde vergunning te verleenen.
Het gaat hier om een groep bewoners van de Kogermient

Brief van Burgemeester Loman 21-6-1877
Aan de Commissaris des Konings
Bijlage, waarbij in mijne handen werd gesteld een berigt en raad voor advies van Pieter van der Vliet, daarbij vergunning vragende, om op de Provinciale Duin en Mientgronden konijnen te mogen vangen door het zetten van strikken en fretteren, heb ik de eer UEdGA te berichten-
dat aangezien in den laatsten tijd de duinen meer dan vroeger door de konijnen worden benadeeld en de nabij wonende landbouwers klagen over de nadeelen die zij daardoor ondervinden, het mij voorkomt wenschelijk te zijn het voortfokken eenigzints tegentegaan
dat de adressant niet ongunstig bekend staat.

Brief van Burgemeester Loman 23-10-1877
Aan de Commissaris des Konings
Bijlage N 456 Jacht en visscherij [Loman gaf zijn mening over de aanvragers en ik heb van degenen die ik 'ken' zijn oordeel overgeschreven]
blad 125 1 Arie Barhorst 2 Leendert Eelman 3 Maarten Boon 4 Willem Stark- zou waarschijnlijk misbruik maken van de vergunning
blad 126 ontbreekt
blad 127 2 Cornelis Maas- de gevraagde vergunning is voor een minderjarige 3 Nanning Bremer 4 Simon Bos 5 Cornelis Lagerveld- volkomen ongeschikt 6 Arie Schaatsenberg- zal misbruik maken 7 Jacob Zuidewind- kan wel voor acte betalen 8 P. Koning en W. Bakker Dz 9 Jacob Sandifort en P. van [der] Vliet- zouden misbruik maken 10 Willem Eelman 11 Fredrik Gaas- zou misbruik maken 12 Jacob Daalder minderjarig




Home