Doctor Stolp



5 January 1846. Katechisatie te Oosterend. Koffij gedronken bij Cornelis Jakobsz Boon en vervolgens nog eens bij J. Pondman ten huize van P. Stolp, waar men mij verwachtte.

19 January 1846. Naar Oosterend, katechisatie. Even bij Doctor Stolp om te spreken of hij ook een middel had dat als praeservatief tegen de kinkhoest dienen kon. Hij zelf niet thuis (hij stuurt berigt van niet) [Samuel hoest vooral des avonds nogal zwaar].

23 February 1846. Katechisatie te Oosterend. Even bij Doctor Stolp. Hij wil voor het inenten van Samuel geene belooning hebben. Doornat te huis.

27 April 1846. Simon Keyser des voormiddags hier om het tractement te brengen. Doctor Stolp komt hier en beveelt mij, mij zorgvuldig voor de buitenlucht te wachten. Legt mij eene Spaansche Vliegpleister op de borst en wil mij den volgenden dag een drank te brengen waarvan ik om de 2 uur 2 lepels moet gebruiken, terwijl ik tusschenbeide Iersch mos moet drinken.
Des donderdagsch (gister) zeer verkwikt opgestaan.

8 February 1848. Aan de Waal bij Jakob Roeper koffij gedronken (de 9de dag na de bevalling der vrouw Guurtje Klaas Kuiper, van een dood kind). Aldaar Doctor Stolp. In den laatsten tijd vele menschen te Oosterend vrij subiet overleden. Hij had nog nimmer in Oosterend zelve eene zoo groote recepture gehad als thans.

13 Maart 1848. Aris Arisz. Eelman is verleden woensdag ziek geworden en sedert zooveel verergerd dat hij nu hoogst gevaarlijk ligt. Dr. Stolp oordeelt dat hij den dag niet zal overkomen.

31 October 1851. Ik zal beproeven het een en ander neder te schrijven over de treurige gebeurtenis dezer laatste dagen, het sterven mijner onvergetelijke lieve vrouw op eergisteravond 29 October te 11 ure.
Haar sterfbed, gelijk haar geheel verloopen leven, getuigde daarvan toen zij in een oogenblik der verademing van haar duldelooze smarten niet het meest haar eigen lot beklaagde, maar dat van haar Doctor, die eene zoo zware taak bij haar bed te vervullen [had] en die van ons die haar zoo bitter moesten zien lijden.

Den Doctor intusschen zijn arbeid vruchteloos ziende, zeide dat hij geen ander raad wist dan den Heer Stolp te roepen, opdat deze als nog frisch man zijnde mogt trachten de keering te volbrengen. Er was periculum in mora. Stolp kwam terstond en na eenig beraad tusschen de beide Heeren en overleg met mijne vrouw, die zeide “Nu Doctors, gij moet weten wat u te doen staat, gij moet uw pligt doen!”, werd zij in de vereischte positie gesteld. Ik ging zelf op het bed en hield haar en steunde het hoofd, terwijl zij bij herhaling de Doctors tot het moedig volbrengen van hunne pligt aanspoorde.
En nu werd dan in betrekkelijk korten tijd de handeling volbragt waaraan ik nooit anders dan met een kille huivering die merg en gebeente doortrekt, zal kunnen gedenken.
“Gij zijt verlost, jufvrouw”, was nu het woord van den Heer Stolp. “En zulks dan toch nog zonder instrumenten”, hernam zij met eenigen ophef. Zij had altijd voor de aanwending van deze eene geweldigen schrik gehad.
Nu wed zij zoo snel mogelijk in de voor haar passende stelling teruggebragt en gewonden, waarbij zij weder zeer over koude klaagde. Zij legde zich rustig neder. Wij deden al het mogelijke om haar met warme kruiken te verwarmen. Zij dronk een glas wijn, door Doctor Stolp haar gegeven en groette hem bij het henengaan.

28 Maart 1852. Ik liep vanmiddag van de Waal met den Heer Stolp. Hij sprak ervan dat Doctor Scheurleer tevergeefs te Zoelen gesolliciteerd had. Hij zou zeker niet ongaarne zijn vertrek willen bevorderen.

25 November 1852. Grietje Fehres een tijd lang bij mij in de studeerkamer gezeten. Veel gesprek over mijn lieve Alida. Zij verhaalt dat omstreeks Pinksteren een lid van het Geneeskundig Toezicht bij haar was geweest om met alle naauwkeurigheid te vernemen naar de bevalling van mijne lieve Alida, 3 weken daarna was Stolp bij haar gekomen om hare verklaringen daaromtrent in de pen te nemen. Die Heer had haar gevraagd of zij als dit gevorderd werd ook wel in Haarlem wilde komen om de noodige verklaringen af te leggen (ik mag van die zaak, die ik met verbazing hoorde, niet graag meer horen om de weersigtige denkbeeld die zij bij mij opwekt. Ik zou alleen in die gedachte mijn troost kunnen vinden dat God zich ook menigmaal van de dwalingen des mensch bedient om zijn doel te bereiken).

10 December 1852. Jan Koning sprak met G. List over het transport van een stukje land van 20 roeden, verkocht door Sijbrand Koning aan Voigt en Stolp. Koning keurde het zeer af dat men dat bij het transport zou opgeven als verkocht voor slechts 100 gulden. Daar kon men, zeide hij, in zijn binnenste nooit vree mee hebben. Alleen een slecht mens kon zoo doen enz. List meende eerst: het kon wel, doch viel later bij. Alzoo sprak Jan Koning hier met alle kracht voor regt en eerlijkheid, waarlijk de vroomste kon het niet beter.

15 December 1852. Ik nam mij voor om Pronk daarover eens te spreken. Deze avond ging ik tot hem, doch het gesprek kwam daartoe niet. Gesprek over de oprigting der houtkooperij van Voigt en Stolp, over het reizen naar Harlingen met schipper Dijker.

1 February 1853. Des avonds met Geke bij Doctor Scheurleer. Hij ziet zich genoodzaakt om een gelegenheid te zoeken om te vertrekken. Zijn practijk is in de laatste 2 jaren veel verminderd. Ik ben zoo vrij om hem te doen opmerken, dat hij zich meer moet voegen naar de menschen, dat hij niet schroomen moet zich te beschouwen als dienaar van den mensch, dat hij ‘t aan Stolp wel mag afzien, hoe men de gunst der menschen wint langs eerlijke wegen. Hij zegt dat hij mijn spreken niet ten kwade duidt en gaarne hoort.

8 February 1855. Dirk heeft reeds langen tijd aan kiespijn geleden. Stolp oordeelde om niet uit te trekken. Het wordt echter ‘s avonds zoo erg, dat wij Stolp andermaal halen, die hem nu één kies uittrekt. Dirk verkrijgt daarop eene vrij geruste slaap, die hij den vorigen nacht gemist had.

12 February 1855. Wij besluiten Stolp nog eens te laten komen die Dirk nu de tweede kies uittrok. Hij was de laatste tijd zeer lusteloos.

22 Juny 1855. Dirk had zich, bij het grassnijden voor de konijnen, het tipje van de linker middelvinger geheel afgesneden. Geke had het verbonden en hij had er niet veel pijn aan. Zondagnamiddag haalden wij Stolp er bij [om de pijn, waar Dirk niet van kon slapen]. Het schijnt goed te zullen genezen.

28 Juny 1855. Dirks vinger is hem zeer lastig. Sedert verleden zondag komt Stolp gedurig om hem te verbinden.

14 January 1856. Maandag. Bij het genot van eene goede gezondheid mogt ik met de mijnen het Nieuwejaar intreden. Ook de ontvangen berigten van ‘t Hoogezand en Westzaan zijn gunstig. Doch mijne huishoudster jufvrouw van Giffen is sedert ettelijke dagen ongesteld. In de laatste maanden klaagde zij dikwijls over pijn in alle leden en borst, rug, schouders, armen en beenen. Toch bleef zij geregeld hare werkzaamheden voortzetten. Vandaag een week geleden kreeg zij een aanval van vrij hevige werking op de zenuwen [dat herhaalde zich bijna elke dag]. Zij viel in flaauwte. Met koude omslagen en vervolgens met een blaas gevuld met sneeuw gevuld moesten wij de hitte van haar hoofd verkoelen en dat was haar hoogst aangenaam en bragt haar weer tot bezinning.
Vrijdagmorgen lieten wij Doctor Stolp roepen. Hij gaf haar een poeder waarop zij zich
zeer onaangenaam gevoelde.
Zaterdag hadden wij in haar bedstede gelegenheid gemaakt dat zij Aafje en mij tegelijk kon opschellen, waardoor ik mij des avonds wat rustiger naar bed konde gaan. Anders had ik altijd tot 1 à 2 uur opgezeten en was niet naar bed gegaan, voor zij zich geheel rustig gevoelde. Nu en dan sliep zij een weinig, maar bragt den meesten tijd slapeloos door. Etenstrek ontbrak haar geheel.
Vandaag was ik den ganschen dag afwezig. Toen ik te half 6 te huis kwam vond ik hier mevrouw Bok en Scheurleer en den Heer Stolp. Ik ben er dikwijls wel zeer bezorgd over. Stolp oordeelt ook dat de ziekte wel van langen duur kan zijn, ofschoon hij er nog geen dadelijk gevaar in ziet.

15 January 1856. Trijntje Jans Knaap kreeg in de catechisatie een hevige zenuwtoeval. Er werd beproefd haar met koud water en sneeuw weer bij te brengen. Toen hebben wij haar met adsistentie van een aantal stevige knapen, Aris Jansz. Eelman, Gerrit Dirksz. Bakker, Cornelis en Pieter Pietersz. Keyser naar het huis van Docter Stolp gedragen, wat echter niet gemakkelijk was [in de volgende week was zij weer op catechisatie].

7 September 1856. Dirk heeft vannacht weder harde koorts gehad. Gisteravond besloot ik eindelijk om Doctor Stolp te laten komen, doch die kon niet wegens een ongemak aan het been, waardoor hij niet loopen kon. Vanmorgen kwam hij met rijtuig. Hij zeide dat de koorts niet tegengegaan en de ontlasting niet bevorderd moest worden.

9 September 1856. Dirk blijft nog steeds in bed en gebruikt niets. Doctor Stolp kan niet komen om zijn been.

10 September 1856. Des avonds even naar Doctor Stolp. Hij kan geen voet verzetten.
Dirk eet vanavond zijn eerste boterhammetje sedert zaterdag een week.

23 September 1856. De beterschap van Dirk is gelukkig steeds toegenomen. Hij heeft achtereenvolgens van Stolp 4 dranken gehad om de koorts tegen te gaan en de ingewanden te verzachten. Langzamerhand keerde de trek tot eten en de lust om iets te doen ook weder.

2 November1856. Op de Nutsvergadering van October las ik eene Redevoering van Professor Hofstede de Groot voor, met dat gevolg dat weldra A. Voigt, Doctor Stolp, Thijssen en Biem Cornelisz Lap en later Dominee Wieringa en Meester Brouwer zich aan ons Afschaffingsgenootschap aansloten.

2 December 1856. Des middags ging Menno met ‘t sleedje rijden over de sneeuwbanen in den Burg, een andere slede rijdt tegen zijn vooruitstekende voetjes aan, hij moest worden te huis gebragt. Des avonds Doctor Stolp, de voet verstuikt, niets gebroken, moest met azijn, water en zout bevochtigd worden.

3 December 1856. Menno den geheelen dag met de voet in het kussen gezeten. Hij is echter veel beter en gaat vanavond vlug en vroolijk naar bed.
Doctor Stolp deelde mij gister mede dat hij verleden week Dirk in den besten welstand te Zutphen gesproken had.

11 December 1856. Des namiddags met Voigt naar den Hoorn in veel regen. Bij Dominee Wieringa thee gedronken, daarop de de herberg vergadering van ‘t Afschaffingsgenootschap. Van de leden praesent: wij beiden, Burgemeester, Wieringa, Arnoud Maartensz Langeveld, Thijs Lap, Maarten Jacobsz Zuidewind, Reijer Cornelisz Boon, Doctor Stolp.
Ik deed de Redevoering nr. 2 voor eene zeer talrijke vergadering. Stolp las een opstel voor, waarin hij eenige bedenkingen tegen de Afschaffing zeer goed weerlegde. Voigt las voor het Tractaatje “De Goede raad”. Ik sprak eenige tijd over onze Afschaffingsformule.
Er was vrij wat algemeen gesprek over de zaak met Willem Smit enz. Te 10 ure wandelden wij welvoldaan naar huis.

19 February 1857. Ik vanavond bij Doctor Stolp die naar Andijk gaat vertrekken. Hij verklaart mij dat hij, naar een nieuwe plaats vertrekkende, daar de volksmeening niet ongunstig tegen zich wil stemmen, gelijk hier met Doctor Stolp het geval was geweest.
Hij verhaalt waarom hij henen gaat. Finantieel zou hij daar ten minste gelijk kunnen blijven met hier, maar waarschijnlijk zich zeer kunnen verbeteren. Hij zag niet in dat hij het hier zoo ver zou kunnen brengen. Nu Doctor van Deinse hier was, dat hij eenmaal de practijk buiten den Burg, die zeer moeijelijk was, zou kunnen laten varen. Hij had buitendien last van zulke onstandvastige menschen als Pieter Langeveld, die hem eerst hier naar den Burg hadden gebragt en nu Van Deinse inriepen.
Hier was altijd partijschap en met de beste wil kon men er niet buiten blijven. Hij was altijd bevreesd als er eens over een zaak of persoon eene openbare stemming moest plaats hebben. Hij was met de Texelaars van den Burg niet hoog ingenomen. Hij verwachtte het op een eenvoudig boerendorp beter te zullen hebben.

20 February 1857. Des namiddags naar Jakob Zuidewind. Zijn kleine dochtertje Trijntje 5 jaar oud, is sedert 5 maanden bedlegerig aan eene uitzetting van de milt of verweeking, zoo als Doctor Stolp het noemt. Het kindje is geheel uitgeteerd, niets dan vel en been, doch heeft een buik van monsterachtige dikte, gespannen als een trommel. Zij heeft echter geen pijn, dan als men haar behandelen moet. De ouders zijn zeer droevig.
Zij werd op 13 Maart begraven.


Terug naar de vorige bladzij