Doctor Scheurleer



10 September 1848. Alida is deze dagen zeer bezet met zware hoofdpijn, Doctor Scheurleer [voor Van Deinse in de plaats gekomen] raadt haar het hoofd met Eau de Cologne te wasschen. Zij doet het met goed gevolg. Echter blijft de pijn in de zijde en neemt zeer toe, zij is er geheel lusteloos van.

12 September 1848. Doctor Scheurleer is er nu ten derdemale geweest om Alida. Zij moet nu een drankje gebruiken. ‘s Middags schijnt zij koortsig, dan verheft zich althans de pijn in de zij en is zij zeer lusteloos. Vanavond ook weer zonder eten naar bed. Scheurleer zegt: het is zenuwachtigheid.

22 September 1848. Alida vandaag veel beter, de etenstrek en de lust in het algemeen wordt beter. Doctor Scheurleer stemt toe om geen medicijnen meer te gebruiken, daar de kleine Sina er blijkbaar last van heeft. Gisteravond schreide zij zeer sterk, zij had duidelijk pijn, de eerste maal van haar leven. Anders is zij altijd stil en zoet en hoogst tevreden, zelfs bij de noodzakelijke reinigingen.

13 November 1848. Des avonds Departementsvergadering. Meester Teunis Keijzer deed de Redevoering over “de Bronnen en Rivieren”, wat ze zijn, waartoe ze zijn. Tamelijk voldaan. Doctor Scheurleer reciteerde een mooi vers van Bull van Amsterdam “Eduard de Derde”. Dominee Rietberg reciteerde een vers “Het ouderlijk huis”, Sijbrand Hendriksz Altmann een mooi stuk uit Bogaerts “De togt naar Gibraltar” zijnde eene schoone beschrijving van Spanje. Meester Brouwer las een zeer geestig stukje voor “Beschrijving van eene togt naar de maan”, dat algemeen uitsteekend genoegen gaf.

1 February 1849. Naar den Hoorn. Neef Huizinga was bedlegerig. Hij was de laatste dagen zeer melancholijk geweest, zijne hospita was zeer met hem verlegen. Zij hield zich overtuigd dat er iets was waarover hij tobde. Hij was zeer blijde met onze komst. Ik bleef er dien avond en ook den volgenden nacht wakende. Alida keerde met Doctor Scheurleer naar den Burg terug.
2 February 1849. Hij sliep vrij gerust en stond te 10 uur op. Later had hij nog een aanval van melancholij. Omstreeks middag wandelde ik met Scheurleer naar den Burg.

6 February 1849. Des avonds neef Huizinga en Doctor Scheurleer hier gegeten.

2 Maart 1849. [Huizinga is al een tijd verkouden] Ik kan nog niet rooken en ga de deur nog niet uit. Des avonds Doctor Scheurleer hier, veel gesprek over ‘t Afschaffingsgenootschap.

4 January 1850. Ik word te huis geroepen, Alida niet regt wel, de baker Grietje Fehres komt. Doctor Scheurleer is naar de Cocksdorp.

11/12 January 1850. Tegen 2 uur, toen Sientje bij mij in de kinderstoel zat (ik las uit de Godgeleerde Bijdragen, het leven van Dominee Sibelius, medegedeeld door Tydeman) riep mij mijne vrouw. Haar uur naderde. Ik riep Keetje en Marretje. Deze haalde Doctor Scheurleer, die omstreeks 2 uur hier was. Wij konden echter nog rustig een pijp rooken en een kop thee drinken. Te 5 ure kon den Doctor weer heen gaan. Ik begaf mij ook ter ruste.
Wij hadden ook Grietje Fehres geroepen, deze bleef met Keetje op. Toen ik omstreeks half 8 weer bij mijne vrouw kwam, was het meer zeker dat hare ure daar was. Wij haalden ook Dirkje Freriks, daar jufvrouw Keyser den laatsten tijd ongesteld was geweest [zinkings in het hoofd] en nu vrij ziek was.
Te half 10 ure of iets vroeger (de klok ging wat voor) werd onze Jurriaan Menno geboren. God lof, zonder veel moeijelijke arbeid der moeder, die ook naderhand zeer wel was. Alle pijnen van vroeger, tandpijn, inflammatiepijn, of hoe zal ik het anders noemen, waren geweken.

22 January 1850. Met de kraamvrouw en de kleine Menno gaat het voortdurend in alle opzigten naar wensch. Alida is het grootste deel van de dag weer op de been en kent geen ongemak.
Mijne vrouw ontvangt nu van tijd tot tijd onderscheidene bezoeken. Zondag de 10de dag Neeltje Hans en Martje Wilkes, gister mevrouw Baert en Grietje Pieters Keyser, van voormiddag mevrouw Scheurleer en echtgenoot.

19 December 1851. Bij Dominee Vrendenberg met 3 kinderen. Haas. Vrendenberg en Doctor Scheurleer over W. Bok. Vrendenberg is het niet eens met Scheurleer die de tegenstrevers van Bok “judassen’ noemt. Hij zegt dat Bok de notaris Kikkert heeft uitgekleed. Bok had alles gedaan om de jonge Kikkert van Texel weg te houden en zijn huwelijk tegen te houden.

29 october1851. [Alida stierf ‘s avonds om 11 uur in het kraambed, 34 jaar oud, 13 jaar getrouwd met Huizinga.]
30 october 1851. Brief aan Westzaan door Dominee Vrendenberg, meldende de geboorte van een dood kind en ‘t overlijden van de moeder, anderhalf uur na de bevalling.

Samuel: Vrijdag 14 November 1851. Strakjes is docter Scheurleer hier geweest [alle kinderen hebben mazelen]. Menno is de heele nacht onrustig geweest, maar toch zoo erg niet als gisternacht.

31 October 1851. De Doctor was op reis naar Oosterend. Het was half 2 uur toen hij bij ons kwam, hij stelde de tijd [der verlossing] nog niet zeer nabij. Te 3 ure werd zij meer benaauwd, zoodat wij jufvrouw Keijser en de vrouw van Fehres verzochten te komen, die haar bij hare bevalling zouden bijstaan, gelijk ook eenigen tijd daarna de baker Trijntje Griek.
Schoon hare benaauwdheden vermeerderden had ik op dat tijdstip nog volstrekt geen reden tot zorg. Ook de Doctor gaf niet anders dan geruststellende adviezen. Te 6 ure ongeveer deden zich echter verschijnselen voor die den Doctor meer verontrustten. Het was hetzelfde verschijnsel [stuitligging] dat zich bij de geboorte van Sientje had voorgedaan en vermits die geboorte zeer voorspoedig was, liet zij hierover weinig bekommering blijken.
Nu de Doctor zag dat de groote zaak niets vorderde en oordeelde dat de verkeerde positie der vrucht daarvan de oorzaak was, achtte hij eene versie te moeten beproeven.
Hij deed wat hij vermogt, maar vruchteloos. De smarten die dit veroorzaakte waren zoo duldeloos, dat zij, die tot dusverre bij elke hevige vlaag van pijnen zich ten sterkste had ingespannen om de kinderen die zich in de voorkamer bevonden niets te verraden van wat hier achter voorviel, nu alles vergetende, lucht moest geven aan de uiting harer vreeslijke smarten. Ach het ging ons door merg en been, en nu moesten wij ook nog van den Doctor hooren dat hij tevergeefs had gearbeid, daar de verbazende contractie der inwendige deelen hem alle kracht verlamde.
Zoo geweldig had de geledene smart haar aangetast dat zij meende dat het einde haars levens was gekomen. Zij had koude aan beenen, handen en voorhoofd, waartegen geen dekking scheen te baten. Ik ontwaarde die koude met ontzetting, dat kon wel waarlijk sterven zijn, zoo dacht ik, terwijl ik hare hand in de mijne klemde en zochte te verwarmen, en deze gedachte bragt mij in radelooze angst. Heete kruiken werden haar aangelegd, die weinig schenen te baten. De Doctor zocht haar gerust te stellen met te zeggen dat die koude het gevolg was van hare zenuwachtigheid.
Klaagde zij over haar duldelooze smarten? “Ach”, zeide zij, “wat heb ik met u te doen, met u allen die zulk een lijden aan mij moet aanschouwen en wat beklaag ik den Doctor die zulk een moeijelijke taak aan mij hebt te volbrengen”.
Den Doctor intusschen zijn arbeid vruchteloos ziende, zeide dat hij geen ander raad wist dan den Heer Stolp te roepen, opdat deze als nog frisch man zijnde mogt trachten de keering te volbrengen. Er was periculum in mora. Stolp kwam terstond en na eenig beraad tusschen de beide Heeren en overleg met mijne vrouw, die zeide “Nu Doctors, gij moet weten wat u te doen staat, gij moet uw pligt doen!”, werd zij in de vereischte positie gesteld. Ik ging zelf op het bed en hield haar en steunde het hoofd, terwijl zij bij herhaling de Doctors tot het moedig volbrengen van hunne pligt aanspoorde.
En nu werd dan in betrekkelijk korten tijd de handeling volbragt waaraan ik nooit anders dan met een kille huivering die merg en gebeente doortrekt, zal kunnen gedenken.
Zij werd onrustig en hoewel de Doctor haar telkens vermaande om toch vooral stil te liggen [kon zij dat niet].
De Doctor spoedde zich nu naar huis om een geneesmiddel te halen.
Zij werd verwilderend benaauwd, de Doctor kwam aansnellen en gaf haar een drank en eischte zuurdeegpappen sterk van mosterd, die vervolgens aan het hoofd aanleggende. Ook de Burgemeester was intusschen gekomen en vond haar in deze deerniswaardige toestand. Haar toestand verergerde meer en meer. Hare bewegingen werden minder, haar angstgeschrei en zuchten flaauwer. Zij wendde hat hoofd van ons af naar den wand. Mijne liefste ademde niet meer, zij was gestorven.

19 Maart 1852. Neef Huizinga en ik bij Scheurleer van 7 tot 9. Ik zei dat het mij spijten zou als hij heen ging. Doctor zei dat zijn practijk hier zoo gering was en dat hij hier zulk een behandeling met zooveel miskenning moest doorstaan, dat hij wel naar een andere plaats moest omzien. Veel spraken wij over onaangename behandeling en miskenning. Ik verhaalde wat ik hier wel ondervonden had en hoeveel beter ik het nu had.
[Neef] Huizinga en vrouw gingen met mij een boterham eten. Veel gesprek over hetzelfde onderwerp. Doctor heeft te veel verpest voor zichzelven in mala parte, hoe moeijelijk het is iemand zulks onder het oog te brengen. Vele [menschen] oordeelen zeer ongunstig over hem en wijten zelfs het sterven mijner vrouw aan hem. Ik zei wat ik daarvan dacht. Niets gebeurt zonder Gods wil en schikking. Hij deed wat hij vermogt. Het Godsbestuur moeten wij eerbiedigen.
19 maart 1852. Brief naar Westzaan: Doctor Scheurleer wil Texel verlaten en naar Zoelen gaan, omdat zijn practijk hier zoo gering was en hij zooveel miskenning moet doorstaan.
Neef Huizinga en vrouw van den Hoorn zeiden hierover: velen oordelen zeer ongunstig over zijn bekwaamheid en wijten zelfs het sterven mijner vrouw aan hem. Ik zei wat ik daarvan dacht. Niets gebeurt zonder Gods wil en schikking. Hij deed wat hij vermocht.

25 Maart 1852. Vanavond Doctor Scheurleer hier, hoofdzakelijk gesprek over ‘t Mesmerisme, n.a.v. een uitvoerig stuk daarover in den Gids van Doctor Zeeman.

28 Maart 1852. Ik liep vanmiddag van de Waal met den Heer Stolp. Hij sprak ervan dat Doctor Scheurleer tevergeefs te Zoelen gesolliciteerd had. Hij zou zeker niet ongaarne zijn vertrek willen bevorderen.

Samuel: Woensdag 31 Maart 1852. Verleden zondag zijn Katrina Grietje en Sientje naar Doctor Scheurleer geweest en zij zijn toen s ‘avond teruggekomen.

6 April 1852. Onze 3 meisjes vanmiddag op visite bij Doctor Scheurleer.

4 Mei 1852. Dominee Wentink hier theegedronken. Des avonds met hem bij Doctor Scheurleer een pijp gerookt. De kinderen zijn nu allen regt gezond.

27 July 1852. Dirk komt van namiddag uit school met hevige pijn in ‘t lijf (ik maak mij eenigzins ongerust daar Doctor Scheurleer nog gister zeide dat er veel kinderen sterven aan Cholera infantum). Menno krabt den vurigen uitslag die hij aan rug en beenen heeft gedurig open, zoodat het hembje daarin vastkleeft. Hij kan doorgaans ‘s nachts niet slapen.
14 Augustus 1852. Doctor Scheurleer bij Dirk, die nog altijd klaagt over pijn in ‘t lijf.

29 September 1852. Naar Arie Rab, heeft een zeer leelijke duim, vreeselijke pijn. Doctor Scheurleer had er vanmorgen 3 stukjes vleesch uitgeknipt. Hij was blijde met mijn komst. Ook den Heer Bok kwam. Intusschen begint de duim weer vreeselijk te bloeden. Bok loopt bij herhaling om de Doctor, die komt, de bloeding houdt op.

Samuel: Zondag 3 October 1852. Meheer en Mevrouw Scheurleer zijn hier ook geweest.

12 October 1852. Bij Doctor Scheurleer tot 10 uur, aldaar een stuurman De Wolf, leerling van Zwaal van ‘t Oude Schild. Hij verhaalt van zijne reizen naar Oost en West, schipbreuken. Veel gesprek over ‘t Afschaffingsgenootschap. Mijnheer de Wolf schijnt er genoeg van te hebben en vertrekt. Mevrouw Scheurleer toont zich als een ijverig voorstandster [ervan], deelt veel tractaatjes uit, verheugt zich als zij werking daarvan ziet.

29 October 1852. Alle de voorgaande dagen reeds en vooral dan ook nu was ik met mijn gedachten als voet voor voet de gebeurtenissen van het verleden jaar gevolgd. Elk uur en elk oogenblik bijkans had zijn aangrijpende herinneringen. Des avonds kwam Doctor Scheurleer. Hoe kon het anders, of wij moesten met onze voorstellingen terug in het verloopen jaar en naar aanleiding daarvan spreken.

25 November 1852. Grietje Fehres een tijd lang bij mij in de studeerkamer gezeten. Veel gesprek over mijn lieve Alida. Zij verhaalt dat omstreeks Pinksteren een lid van het Geneeskundig Toezicht bij haar was geweest om met alle naauwkeurigheid te vernemen naar de bevalling van mijne lieve Alida, 3 weken daarna was Stolp bij haar gekomen om hare verklaringen daaromtrent in de pen te nemen. Die Heer had haar gevraagd of zij als dit gevorderd werd ook wel in Haarlem wilde komen om de noodige verklaringen af te leggen (ik mag van die zaak, die ik met verbazing hoorde, niet graag meer horen om de weersigtige denkbeeld die zij bij mij opwekt. Ik zou alleen in die gedachte mijn troost kunnen vinden dat God zich ook menigmaal van de dwalingen des mensch bedient om zijn doel te bereiken).

10 December 1852. Geke is nog altijd lijdende, blijft nog steeds onder behandeling van Scheurleer, zij wordt evenwel beter.

26 December 1852. Neef Huizinga met de wagen hier. Zijn vrouw en kind waren reeds bij Bok. Ook ik en Geke waren bij den Heer Bok genoodigd [en Doctor Scheurleer en vrouw en zuster, Rietberg en vrouw en de Ontvanger Termaat]. Wij passeerden daar de avond zeer genoeglijk onder veel muzijk, 3 violen, 1 violoncel en de piano en zang. Directeur van de muzijk Cornelis Dijt en zoon Hendrik.

27 December 1852. [Neef] Huizinga en vrouw en kind hier geloogeerd.
Op de Departementsvergadering deed ik de Redevoering, daar Brouwer van Cocksdorp niet kwam, over: “Eenvoudige zeden als bron van maatschappelijk en huiselijk geluk”, die zeer goed scheen te voldoen. Mijn gevoel werd sterk aangedaan doordien Willem Bok het vers reciteerde “De ontslapen moeder aan haar echtgenoot”. Ook Huizinga, Scheurleer, Johannes Bok traden met bijdragen op.

1 February 1853. Des avonds met Geke bij Doctor Scheurleer. Hij ziet zich genoodzaakt om een gelegenheid te zoeken om te vertrekken. Zijn practijk is in de laatste 2 jaren veel verminderd. Ik ben zoo vrij om hem te doen opmerken, dat hij zich meer moet voegen naar de menschen, dat hij niet schroomen moet zich te beschouwen als dienaar van den mensch, dat hij ‘t aan Stolp wel mag afzien, hoe men de gunst der menschen wint langs eerlijke wegen. Hij zegt dat hij mijn spreken niet ten kwade duidt en gaarne hoort.

10 February 1853. Vrendenberg oordeelt dat het Scheurleer zijn eigen schuld is dat hij hier zoo weinig practijk heeft. Hij stoort zich niet aan de menschen, door hen eens op te zoeken enz.

15 February 1853. Doctor Scheurleer was hier vanavond geweest om te berigten dat jufvrouw Huizinga van den Hoorn gansch niet wel was. Haar hoop op vermeerdering van gezin was te niet.

17 February 1853. Geke des voormiddags naar mevrouw Scheurleer met Sientje en Menno. Sientje blijft er den ganschen dag.
Samuel: Donderdag 17 Febrùarij 1853. Sientje is naar Dr. Scheurleer geweest zij heeft toen zij terugkwam een popje medegenomen.

5 Maart 1853. [Dirk is gisteravond van de trap gevallen]
Wij zonden om Doctor Scheurleer, deze gaf geruststellend advies. Hij zond een drankje om de zenuwen te doen bedaren.
Dirk heeft vannacht rustig geslapen en is ook deze dag vrij wel geweest. Tegen de avond onder het verschoonen was Geke bang dat hij flaauw zou vallen. Later werd hij weer wat vlugger. Ik had vanmorgen waarlijk oogenblikken dat ik bezorgd was, daar hij op een moment zoodanig in de tijd verward was, dat hij meende dat het maandag was.

23 Maart 1853. Scheurleer hier (aan Geke koppen gezet).
Woensdag 23 Mars 1853. Doktor is nù bij ons geweest en heeft tante adergelaten. Als men iemand aderlaten wil dan doet iemand spiritus in eenige glaasjes en legt dat op de plaats waar men iemand aderlaten wil. Na een korten poos doet doktor de glaasjes er af en dan schieten uit een lancet scherpe puntjes op een bestemde plaats en dan doet men de glaasjes er weer op. Na een korten poos doet men ze er af en zijn de glaasjes vol bloed en dan doet men de glaasjes in een kom en zoo is tante adergelaten op de beenen.

7 April 1853. Katrina en Sientje bij Betsy van Doctor Scheurleer.

22 April 1853. Des avonds de Heer Bok en Doctor Scheurleer hier. (Geke naar mevrouw Bok). Bok verhaalt hoe hij een bezoek bij S. Keyser heeft afgelegd om zich te verklaren over zijn niet teekenen [ van het adres tegen de Hiërarchie] en om zijn hooge afkeuring te kennen te geven van de behandeling mij aangedaan. Scheurleer kwam ook zijne deelneming aan mij betuigen, gelijk gewoonlijk veel gesprek over het karakter der Texelaars. Bok had hier in de eerste jaren veel genoegen gehad, toen alle de menschen die nu de toon gaven nog niet bestonden, of althans niet gerekend werden.

17 Mei 1853. Doctor Scheurleer had te Nieuwe Diep de Telegraaf bezichtigd.

19 Mei 1853. Des voormiddags met Doctor Scheurleer zeer genoeglijk hier in de tuin. Scheurleer beklaagt zich, dat de Burgemeester de arme patiënten door Hillen laat bedienen en hem alzoo in de schatting van het publiek terugzette.

Samuel: Vrijdag 8 July 1853. Vandaag zijn Mevrouw Scheurleer, Mevrouw Bok, Meheer Scheurleer en Meheer Bok bij ons geweest.

Samuel: Donderdag 3 November 1853. Vandaag komen Doctor Scheurleer en Mevrouw Scheurleer bij ons geweest.

Samuel: Maandag 7 November 1853. Menno is vandaag zeer veel beter. Doctor Scheurleer is vanavond bij ons geweest.

14 November 1853. Des avonds met Lodeezen naar de Nutsvergadering. Ik doe de Verhandeling over “de kunst van Vergeten” (op de vorige Nutsvergadering was er tusschen W. Bok, Scheurleer en [de nieuwe Ontvanger der Registratie] de Graaf tegenover S. Keyser vrij wat heftige woordenwisseling geweest over de bittere Courantartikels Texel en Bok betreffende). Lodeezen gaat met Wentink en Ris Lamberts naar ‘t Oude Schild.

9 January 1854. Te half 3 Geke ingelaten. Zij had bij Bok het verjaarfeest van Willem helpen vieren. Mevrouw Scheurleer en Welmoet zijn in onmin.

19 January 1854. Bij Doctor Scheurleer de rekening betaald 9,50 en die van jufvrouw van Giffen 28,70.

22 January 1854. Doctor Scheurleer deelde mij mede dat volgens opgaven van List het verbruik van Sterken Drank op Texel in 1852 meerder had bedragen dan in 1851, 5000 kan, namelijk 33000 kan. In 1853 en 1852 was het nagenoeg gelijk.

29 January 1854. Sientje wederom bij Scheurleer.

Samuel: Donderdag 16 Februarij 1854. Vandaag is Tante naar Dr. Scheurleer geweest.

10 Maart 1854. Vanavond bij den Heer Bok, aldaar Doctor Scheurleer. Willem met kiespijn. Mevrouw met hoofdpijn naar bed.

19 Maart 1854. Geke des avonds nog even bij mevrouw Bok. Zij heeft verleden week met mevrouw Bok bij Simon Keyser de vrouw bezocht. Mevrouw Bok is met mevrouw Scheurleer geheel in disharmonie.

27 April 1854. Doctor Scheurleer, schoon nu beter practijk hebbende, waarvan hij echter op verre na geen bestaan heeft, wil toch ter eenigen tijd Texel verlaten. Zijne vrouw [is] voor 4 dagen bevallen.

Samuel: Zondag 2 Julij 1854. Vandaag is Doktor Scheurleer met zijn vrouw ook bij ons geweest.

6 October 1854. Des avonds bij Scheurleer en Bok berigt gebragt dat het met Geke te Westzaan volgens bekomen berigt niet beter was.

9 October 1854. Des avonds op de Departementsvergadering de Redevoering gedaan over “De schijnbare versnelling onzer levensjaren”. Scheurleer en vrouw, jufvrouw Rietberg en jufvrouw Lodeezen zeiden ze met veel genoegen gehoord te hebben.

12 October 1854. Bij Doctor Scheurleer (Katrina en Sientje bragten daar de namiddag door). Aldaar ook Lodeezen, mevrouw Bok en later den Heer Bok. Beide mevrouwen spraken veel van haar deelname in mijn toestand als nu van huishoudster verstoken zijnde. Mevrouw Scheurleer wenschte dat ik haar het genoegen deed van overhemdjes en kraagjes enz, die een bijzondere zorg vereischten bij haar te brengen om te strijken. Mevrouw Bok recommandeerde, als ik van dien aard eenige hulp noodig had, hare dochters, die de kunst van strijken enz ook perfect verstonden en mij gaarne wilden helpen.
Ik betuigde mij zeer verpligt voor zulke aanbieding, doch tevens dat de nood nog hooger moest gaan eer ik mij zou durven veroorloven zulke aanbieding aan te nemen.
Laatstleden maandag was Lodeezen bij Bok geweest met de virtuoos Engelberts, maar in plaats dat men nu genot zocht in het hooren van zijn spel alleen, eischte Bok dat ook zijne kinderen zouden spelen. Bok vertelde bij Scheurleer hoe zij en alle de kinderen door die heerlijke muzijk van Engelberts zenuwachtig waren geworden en dat Johanna daardoor niet had kunnen spelen, maar het gedaan had op de strenge eisch van Bok. Ik meende te moeten begrijpen dat daarna nog toneelen hadden plaats gehad die niet regt aangenaam waren.

31 October 1854. Menno en Sina gaan zeer dikwijls op uitnoodiging naar den Heer Bok, ook meermalen naar Scheurleer, doch Sina gaat daar niet gaarne. Zondag l.l. wilde zij er volstrekt niet heen.

8 December 1854. Doctor Scheurleer raadt aan, dat Menno tegen zijn dikbuikigheid (uit opgezette klieren voortkomende, waaruit wormen ontstaan) dagelijksch levertraan of ook wel zeer bitter, koppig bier gebruikt.

2 January 1855. Sina voor ‘t eerst naar school. Zij had een aanval van croup gehad, doch bloedzuigers aan de keel gaven verlichting.

11 January 1855. Katrina en Sina op de verjaardag van Johanna Scheurleer.

18 January 1855. Daarna met Menno even bij Scheurleer (ik had onlangs eene rekening van hem ontvangen f10,70. Gé een van f55,50).

27 Maart 1855. Geke vanavond naar Doctor Scheurleer, deze was met het berigt van den Hoorn gekomen dat Lodeezen ‘t beroep aan naar Knollendam zou aannemen.

Samuel: Woensdag 25 April 1855. Doctor Scheurleer is bij vader geweest.

Dingsdag 22 Mei. Vandaag is Doctor Scheurleer bij ons geweest.

3 July 1855. Verleden vrijdag voormiddag kwam Doctor Scheurleer hier. Hij deelde mij mede dat hij eene advertentie in het Handelsblad had laten plaatsen en nu eene menigte aanwijzingen had gekregen van plaatsen waar men een andere Geneesheer verlangde, o.a. Midwolda in het Oldampt. Hij wenschte van deze plaats het een en ander te weten. Ik schreef ten dien einde denzelfden dag aan Dominee Boerma aldaar. Sedert kwam Scheurleer dagelijks vruchteloos hier vragen naar antwoord op die brief.

9 July 1855. Antwoord van Dominee Boerma van Midwolda, aanleiding dat Scheurleer terstond derwaarts reisde. 14 July kwam hij daarvan berigt doen. Hij was vrij voldaan.

2 December 1855. Sientje vandaag bij Doctor Scheurleer, Katrina bij Vrendenberg.

5 December 1855. Doctor Scheurleer komt hier weder dagelijks bij Gé die de anderdaagsche koorts heeft, die echter na Doctors eerste bezoek wegblijft.

14 December 1855. Doctor Scheurleer, pas van de reis terug, komt afscheid nemen, Hij berigt dat hij morgen gaat vertrekken naar Dieren in Gelderland. Zijn vrouw en kinderen zullen hem volgen. Hij ziet zeer tegen de scheiding op, doch zij is noodzakelijk. Reeds sedert 2 jaren heeft hij alle moeite gedaan voor een betere plaats. Deze scheen hem nog de beste. Zijne practijk geeft hem hier nog geen half bestaan.

20 December 1855. Des avonds bij Jakob Sijbrandsz Keyser. De vrouw schijnt wel iets beter te zijn, doch zij is zeer zwak. Zij beklaagt zich dat men het vertrek van Doctor Scheurleer aan haar wijt, omdat zij nu onlangs Hillen gehaald hadden. Doch zij meende toch vrij te zijn in haar keuze. Zij zeide dat het Doctor Scheurleer veel kwaad gedaan had dat zijn vrouw zoo trotsch was. Zij had eens in gezelschap gezegd dat het zoo naar was dat hier zoo weinig verkeering was behalve de familie Bok. Men had haar gewezen op zulken als Trijntje Dijksen, de vrouw van Simon Keyser. Nu ja, had zij gezegd, dat is zoo, maar eigenlijk is zij toch niets anders dan eene boerin.
Trijntje Jacobs Dijksen had zich er zeer vrolijk mede gemaakt toen haar dit verhaald werd, maar het had toch vermoedelijk de grond er toe gelegd, dat hij de geheele familie Dijksen voor zijne practijk verlooren had.
Daarbij kwamen andere omstandigheden. Zij had ook Geertje Jacobs Dijksen eens veronachtzaamd en de practijk in de ziekte van Trijntje Jacobs Dijksen (17 dagen zonder ontlasting of middelen daarop werkende) beviel ook niet.

14 January 1856. Maandag. Bij het genot van eene goede gezondheid mogt ik met de mijnen het Nieuwejaar intreden. Ook de ontvangen berigten van ‘t Hoogezand en Westzaan zijn gunstig. Doch mijne huishoudster jufvrouw van Giffen is sedert ettelijke dagen ongesteld. In de laatste maanden klaagde zij dikwijls over pijn in alle leden en borst, rug, schouders, armen en beenen. Toch bleef zij geregeld hare werkzaamheden voortzetten.
Vandaag was ik den ganschen dag afwezig. Toen ik te half 6 te huis kwam vond ik hier mevrouw Bok en Scheurleer en den Heer Stolp. Ik ben er dikwijls wel zeer bezorgd over. Stolp oordeelt ook dat de ziekte wel van langen duur kan zijn, ofschoon hij er nog geen dadelijk gevaar in ziet.

16 January 1856. De familie Bok is hier verscheidene malen geweest, ook mevrouw Scheurleer een paar maal. Deze stuurde dikwijls eenige verkwikkingen voor Geke.

15 Mei 1871. Des voormiddags Doctor Scheurleer van Dieren of Brummen hier koffij gedronken met den Heer Maas [Willem Jakobsz Maas]. Zij waren gister aan ‘t Nieuwe Diep gekoomen om de groote stoomboot Willem III te zien. Vanmiddag weer vertrokken. Hij was nu 15 jaar van Texel geweest. Zijn oudste dochter Betsy nu 21 jaar. Hij had 5 dochters en 2 zoons. Hij bezag de portretten van mijn kinderen.
Zijn reisgenoot was van zwakke geestvermogens.


Terug naar de vorige bladzij