Domineeswerk


HUIZINGA Collega’s

Werkzaamheden van een Doopsgezind Leraar op Texel, de contacten met zijn Gemeente en Diakens en met zijn collega’s, ook de Hervormden,.

20 November 1843. (Samenvatting door Alida Samuels Huizinga tot 1846) De grootste boeren op TEXEL hebben elk 4 à 500 schapen; deze zijn: Jakob Dijksen, Pieter Kuiper te de Waal, zwager van Keyser, Jakob Keyser, Pieter Dijksen te Oostereind. De vader van Burgemeester Keyser had 1000 schapen. Alle de voornaamsten zijn doopsgezind. De gemeente van Ds.Begeman (herv.) op de Waal telt maar 30 leden; op den Burg staat Vrendenberg (thans sedert 6 weken zwaar ziek), te Oostereind Steinfort (deze valt met zijn preeken niet veel in de smaak, Begeman wel), op den Hoorn: Offerhaus herv., Doyer doopsgez.; te Oudeschild Wentink. Ds.Veenstra hield de wintermaanden catechisatie op 3 plaatsen; alle weken. Maandags te Oostereind, dingsdagmorgen en avond a/d Waal, woensdagavond Doopelingen (deze altijd alleen a/d Burg); donderdag a/d Burg en zoo ik meen ook nog den vrijdag; doch hij had te veel afdeelingen van jongen en ouden, jongens en meisjes. Hij gebruikte kleine Bremer, bijbelsche historie vragen, en groote en kleine Rijswijk (hiervan nog 90 exemplaren voorhanden) hij liet veel schriftelijk beantwoorden.

25 November 1843. De gang van de pastorij die mij weinig beviel is lang 35 treden, de tuin is 30 treden lang en 35 breed.

28 November 1843. De Heer Bok oordeelt ‘t Afschaffingsgenootschap zeer nuttig en noodig en wenschte wel zeer, dat de a.s. Leeraar van Texel lid van hetzelve mocht zijn.

6 December 1843. In Zaandam bij Ds. ten Cate. Deze verhaalde mij hoe hem door den burgemeester van Texel door middel van den Heer Reinbach een lijst van 11 personen was gezonden om daaruit een drietal te kiezen en dat hij Gorter, Veen en mij had aangestipt. Daarna in Amsterdam bij prof. Muller koffij gedronken. Deze ontraadde mij ‘t aannemen van ‘t beroep naar Texel niet, als ik het krijgen mocht.
Muller had in 1829 met Texel kennis gemaakt, had toen wel opgemerkt dat Dominee Veenstra op een veel te gemeenzame voet met zijn Gemeente leefde. De familie Keyser had hem wel voldaan. De ouwe heer Keyser was toen nogal een heer geweest.

14 December 1843. Het bericht van mijn beroeping op Texel, met sterken aandrang om het aan te nemen van burgemeester Keyser.

15 December 1843. Des avonds de beroepsbrief van Texel ontvangen, benevens eenige letteren van P.G. Bakker en J.S. Keyser, die verdeeldheid aanduiden. Ik des avonds terstond aan ‘t schrijven.

18 December 1843. Wederom een brief van de burgemeester van Texel met een omstandig verhaal van ‘t voorgevallene aldaar.

19 December 1843. Alida en ik naar Oostwold. Bij Dominee Voget koffij gedronken. Zij wenschen wel zeer dat wij blijven, maar nadat ik eenige passages uit de ontvangen brieven heb voorgelezen en veel verhaald had, kunnen zij toch niet afraden om te gaan.

21 December 1843. Ik aan den burgemeester en aan P.G. Bakker geschreven. Alida naar Groningen en ‘t Hoogezand om over ‘t aannemen van ‘t beroep te spreken; kwam de 23 sten terug: de familie raadt sterk aan ‘t beroep aan te nemen. In den Horn spoort men zeer aan om te blijven.

27 December 1843. Brief van den kerkeraad van de Waal ontvangen van P. Kuiper, zeer sterk tot aanmoediging. Alida had des voormiddags zware hoofdpijn; in magnetische slaap; intusschen kreeg ik een brief van burgemeester Keyser. Zonder dat ik haar nog iets daarvan gezegd had, vroeg zij naar die brief en zeide reeds vooruit wat de hoofdinhoud daarvan was. Ontwaakt zijnde, wist zij van dien geheelen brief niets en meent alleen, dat zij van Texel gedroomd had.

5 January 1844. De brieven van aanneming van ‘t beroep afgezonden; aan den burgemeester (met de brief van aannneming), aan de Heeren Dekker en daarin een aan moeder en Ds. ten Cate, naar de Koog aan den Heer Honig, en aan Samuel van Houten en ‘t Hoogezand.

20 January 1844. Brief van de kerkeraad van Texel, dat hij mijn voorstellen goedkeurt.

9 Maart 1844. ‘s Avonds brief van Texel van J.W. Bakker van de Koog, die voor ons een raadsel is.

24 Maart 1844. Afscheidsrede [in den Horn] gehouden; de kerk was geheel vol. Onder ‘t koffijdrinken begon ik koorts te voelen, ik moest naar bed.

7 April 1844. Paaschdag. Burgemeester en vrouw ‘s morgens Ali en mij afgehaald naar de kerk, bij Ds. Begeman, op den Burg voor Vrendenberg predikend. De Heer Bok en vrouw hier koffij gedronken. Ik ‘s avonds met den Heer Bok en S. Keyser naar de Roomsche kerk. Ik de krant weggebragt naar den koekebakker Dekens. ‘s Avonds de Burgemeester hier, vertrouwelijk gesprek over P. Bakker enz.

8 April 1844. Ik ‘s namiddags ter kerk bij Ds. Offerhaus van den Hoorn alhier; deze bij
ons thee gedronken.

10 April 1844. Ds. Doyer hier. Hij verhaalt mij wat men hier tegen mij had, dat ik n.l. 1 Joh. v.7 verwierp en geen vriend van de Psalmen was.

11 April 1844. Bij Ds. Vrendenberg koffij gedronken, hij is zeer zwak, veel hoesten, heeft in alles het voorkomen van een teringachtige. ‘s Avonds Gerbrecht

14 April 1844. Intreerede op den Burg, vooraf ontzegt Jakob S. Keyser aan Ds. Begeman een plaats in de diakenenbank, waarop hij en vervolgens ook de andere predikanten Steinfort, Offerhaus en Wentink zich verwijderen [zodat zij Huizinga’s rede niet gehoord hebben].

15 April 1844. Ds. Begeman bij ons; veel gesprek over ‘t voorgevallene. Ik met Juriaan naar de Waal. Den Burgemeester ontmoet, deze spoort werkzaamheid aan om alle kwade gevolgen van zijns broeders handelwijze te keeren.Ik Jakob Keyser onderhouden over ‘t voorgevallene; wil geen schuld bekennen; bij hem zijn broeders Simon, Cornelis en Reijer en vrouwen; hij dringt sterk aan dat ik ook mijn vrouw halen zal en mijn broeder.

16 April 1844. Juriaan vertrokken. Ik bij Ds. Wentink koffij gedronken met Ds. Steinfort die zijn zoon naar ‘t schip had gebragt.

18 April 1844. Ik des morgens met de verontschuldigingsbrief ter teekening bij P.S. Bakker.

21 April 1844. Zondag. Ali en ik des voormiddags met Burgemeester naar ‘t Oostereind gereden. Boon is er bijzonder op gesteld, dat ik een steek zal dragen voor een ronde hoed. Vanmorgen was er een briefje in de bus waarbij de kerkeraad ernstig werd vermaand om de sterkste afkeuring te laten blijken over ‘t gedrag van Jb. Keyser tegenover Ds. Begeman.

3 Mei 1844. Vrijbeurten. Burgemeester denkt dat ik mijn wensch wel zal krijgen als ik mij vooreerst daarover maar niet uitlaat.

2 Juny 1844. De Burgemeester ontraadt mij om aan de Hervormden aan te bieden om voor hen te preeken.

4 Juny 1844. Ik des voormiddags een boodschap gekregen om spoedig bij den Burgemeester te komen; ik vind daar tot mijn verrassing Ds. Vrendenberg, nu voor ‘t eerst na 8 maanden uitgaand.

8 Augustus 1844. Ali en ik bij Ds. Begeman op de Waal thee gedronken; aldaar mede Ds. Wentink en vrouw. Moeder niet regt vlug, daarom te huis gebleven; Ds. Doyer bij haar geweest.

23 Augustus 1844. Dominee H. Veenstra hier koffij gedronken. Veel gesprekken. De tuin doorgewandeld. Hij wijst mij de namen der boomen aan. Hij had ze allen zelf bekostigd.

3 September 1844. Dominee Veenstra hier thee gedronken. Het Doopbekken ontvangen.

5 September 1844. Pieter Koning zeide dat hij van niemand anders hoorde dan dat men veel genoegen in mij had. Sommigen wenschten wel dat ik memoreerde.

8 September 1844. Preek aan de Waal. De kerk vrij vol, zeer warm. Een kind van Jan Saris maakt veel beweging. Ik dring er bij de kerkeraad op aan, om zulke ongeregeldheden te voorkomen, die daartoe ook wel genegen is. Eerst evenwel zal ik eens preeken over de wijze van Godsdienstoefening zoals die behoort te zijn.

29 September 1844. Ds. Vrendenberg doet zijn eerste preek na zijn herstelling. Ik hoorde hem met veel genoegen. Ongeveer 800 menschen in de kerk.

3 October 1844. Het huisbezoek in 8 en een halve dag ten einde gebragt.

17 October 1844. Opening der catechisatie aan den Burg, 85 leerlingen.

18 October 1844. (Samenvatting Ali): Begon de questie over de nieuwe vraagboeken, die Huizinga bij zijn godsdienstonderwijs wilde gebruiken.Hij wilde Boeles invoeren, doch daar waren zeer velen, zoals Pieter Bakker, Jan Jans Bakker en Jakob Keyser zeer tegen, daar Boeles een hervormd predikant was. Zij wilden dat hij zich aan ‘t boekje van Rijswijk, dat Ds. Veenstra ook gebruikte, hield. Rijswijk was echter ook hervormd.
25 October 1844. Kerkeraadsvergadering over de vraagboekjes. Huizinga had de nieuwe boeken weer laten ophalen, doch Pieter Koning en Kuiper en Brans vonden dit verkeerd, daar zij wel met het nieuwe boek ophadden, groot dispuut.
Huizinga droeg aan de kerkeraad op om nu maar de boeken aan te geven, die hij zou moeten gebruiken. Het slot was dat hij een tijdlang de oude EN de nieuwe boeken gebruikte. Doch ten laatste schenen de menschen er niet meer op tegen te hebben dat hun kinderen uit Boeles leerden. Pieter Bakker verzette er zich het langst tegen.

4 November 1844. Op de terugreis van Oosterend Jakob List van de Sluis en Jakob Eelman uit Ongeren ontmoet, die hunne vrees te kennen geven dat ik bij deze ondervinding van tegenkanting (vraagboeken) het geduld zal verliezen en de Gemeente zal trachten te verlaten (werkelijk heb ik daarover gedacht en reeds meermalen plan gemaakt om aan Dominee Vissering te schrijven of Uithuizen nog voor mij openstaat).

7 November 1844. Des avonds de Burgemeester hier. Lang gesprek met hem over ‘t moeijelijke van mijn toestand. Hij zoekt mij te troosten, mijn tegenstanders zijn slechts weinigen en zeer onverstandige menschen. Hij ontraadt mij zeer om pogingen aan te wenden om de Gemeente te verlaten, dit zou hare ruïne zijn. Veenstra had hier ook wel groote onaangenaamheden gehad of gemaakt daardoor, dat hij zijn zelfstandigheid niet bewaarde, maar zich schikte naar alle menschen. Ik moest maar volhouden en door mijn handelingen de menschen meer en meer van ‘t goede mijner bedoelingen overtuigen.

20 January 1845. Tegen de avond bezoek van Jan Koning (daar ik niet bij hem kwam sedert ‘t laatst van Juny kwam hij bij mij). Ik gaf te kennen dat hetgeen er verleden jaar in de Gemeente was voorgevallen mij schroomvallig had gemaakt in ‘t bezoeken der gemeenteleden, niet wetende of niet elk bezoek mij nieuwe onaangenaamheden verschaffen zoude.
Hij zei hierop dat dat voorgevallene niet onverklaarbaar was. Ik zou toch wel weten waar de bron van mijn onheil te zoeken was, nl. in de wijze waarop ik hier de leeraarspost had verkregen. Toen Veen na mij op ‘t beroep gepreekt had, wilden velen reeds testond tot de stemming overgaan. Dit waren de voorstanders van Veen. Men had echter wijsselijk begrepen om dit nog eenige dagen te laten wachten als men bedaard over de zaak zou hebben nagedacht. Maar nu was de partij die voor mij was aan ‘t werk gegaan, een aan den Burg, een aan de Waal en een aan ‘t Oosterend, en had een groot aantal menschen door gezag of invloed of gelduitdeeling van 1 of 2 vijfstuiverstukken bewogen om de steun aan mij te geven. Op zoodanig een wijze was ik hier gekomen en ‘t was geen wonder, dat de onderdrukte partij bij de vraagboekenstrijd zeide: men heeft ons eenmaal beet gehad, wij zullen zorgen dat het voor de tweede maal niet weer gebeurt.
Ik zou het moeten toestemmen, zeide hij, dat ‘t een allerschandelijkst gedrag was om op zulk een wijze een Dominee op een plaats te brengen.
Ik vroeg hem of hij de waarheid van dat alles verzekeren mocht. “Ja”, zeide hij, “zoo is ‘t gebeurd”. Voorts weidde hij uit over de familie Keyser als doe altijd overal zich wilde indringen, overal aan ‘t hoofd staan. “Dat zijn geen menschen voor ‘t algemeen. Wat laten zij verdienen? Zoals de Burgemeester, wat heeft hij anders dan 1 enkele knecht?”. Ik sprak van de moeite, die de Burgemeester zich toch aanhoudend voor ‘t Nut van ‘t Algemeen getroostte, van zijn stille weldadigheid, maar hier wilde hij niets van horen. Het was veelal een weldadigheid uit een andermans zak enz. Ik deed hem opmerken, dat degenen die zoo veel te zeggen hadden op anderen, die in hooger betrekkingen stonden, doorgaans dezulken waren, die zich zelve in die betrekkingen wenschten, hetgeen hij ten zijnen aanzien ontkende.
Ik vroeg hem of hij zijne boereplaatsen in Eijerland ook wellicht alleen er op nahield om zijne zoo hooggeroemde weldadigheid uit eigen zak te oefenen? “Ja, voor ‘t grootste gedeelte” zeide hij …. Maar ik wil niet langer voortschrijven over de booze lastertaal van dezen gewetenloozen mensch, bij wien wij nog genoodzaakt zullen zijn a.s. zondag den avond door te brengen.

26 January 1845. Alida en ik met den Burgemeester en vrouw bij Jan Koning en vrouw en dochter Marretje den avond genoeglijk gepasseerd met den Heer J. Kikkert en Dominee Vrendenberg en vrouw. Wij scheidden des nachts na 1 uur.

27 January 1845. Comparitie in de Vergulde Kikkert over de oprigting eener Spaarkas. Vooraf discussie over de noodzakelijkheid van ‘t geen op de zinnen werkt bij de openbare Godsdienstoefening. Begeman zou er niet tegen zijn als men een kruis in de kerk plaatste of een treffend beeld van den Zaligmaker of een indrukmakend schilderij , een of ander gewigtig voorval uit de H. Geschriften voorstellende. S. Keyser was ‘t wel met mij eens, dat zulks ons spoedig tot ‘t Catholicisme terug zoude voeren.

29 January 1854. Des avonds Martje Wilkes hier. Zij verhaalt van ‘t fanaticisme op Oost en Oosterend. Sommige der Rookmakers, zoals zij hier genoemd worden, beginnen nu hunne zonden zoo luidrugtig te bejammeren, dat men ‘t op straat van verre horen kan.

12 February 1845. Dirk mede ter catechisatie, voor ‘t eerst een lesje opgezegd.

29 February 1845. Alida en ik des avonds met ‘t kind in de wieg bij Aris Keesman, aldaar J. Kooiman en vrouw. Met veel genoegen de avond aldaar gepasseerd. Ik weet niet, dat ik hier op Texel nog iemand heb aangetroffen, die meer goede bijbelkennis en zucht voor zuivere begrippen aan den dag legt aan den dag legt. Hij verhaalde veel van de geestesverwarring van sommige leden van zijn vrouws familie op Oost, onder wie een sterk fanatisme heerscht. Vele dagen en nachten brengen zij door in een vreeselijke benauwdheid onder luide aanroepingen van God en Jezus en angstig zuchten en kermen, menende alzoo tot bekeering te zullen komen.

9 Maart 1845. Zondag. Van Oosterend teruggewandeld met Frans Koorn. Hij verhaalt mij van de onaangenaamheden, die bij mijn beroeping hebben plaats gehad. De Heer Bok en de Burgemeester hadden over mij staan te oreeren, de eerste tegen, de laatste voor mij. Doch toen de stemming beslist had, kwam Bok binnen en zeide, dat hij tegen mij niets had en in den afloop genoegen nam. Frans Koorn zeide, dat de tegenstand tegen mij bij sommigen alleen daaruit voortvloeide, dat mijn preek de menschen te veel in ‘t hart had gegrepen.
Veenstra, zeide hij, maakte ook wel eens een wond, maar vóór de preek ten einde was, legde hij er altijd weer een pleister op. Ik daarentegen, zeide hij, liet de gemaakte wonde uitbloeden. Ook P.B. Veen en Gorter hadden, zeide hij, hier zeer zachte en liefelijke preeken gedaan. Mijn preek alleen was hoogst ernstig geweest.

(Samenvatting Ali): Onaangenaam bezoek van Jakob Keyser, die de gehouden collecte afkeurde en wilde weten aan wie Huizinga ‘t geld besteed had, doch die wilde dat alleen aan de kerkeraad verantwoorden.
Sterk deed ons, Alida en mij, deze nieuwe aanval van bitterheid aan en levendiger werd bij ons de wensch om een land te verlaten waar men geen oogenblik tegen zulke vijandelijke aanvallen zeker is.

24 April 1845. Bij Alida zit de schrik van gebeurtenissen van vroeger dagen er zoodanig in, dat zij sommige menschen niet ontmoeten kan zonder dat ‘t haar hevig aandoet en zij oogenblikkelijk steking in de zij ontwaart. Dat gevoel heeft zij dan nu ook sedert gister, toen zij Jan Bakker hier ontmoette, schoon er geen onaangenaam woord gevallen is (hij kwam hier zien, met J.Roeper, wat er aan de pastorie te doen is).

19 Juny 1845. Kuiper verhaalt mij, dat Dijksen van de Waal, met wien hij vroeger nooit over mij had durven spreken, thans wel 3 maal achtereen tegen hem gezegd had:”Jongen, wat maakt Dominee het best!”.

31 October 1845. Op de kerkeraadsvergadering begon Jan Bakker weer over de vraagboeken.

9 December 1845. De Burgemeester herinnert mij, dat ik verleden zondag niet voor den Koning gebeden had (het was door de confusie, doordat een kind onder ‘t nagebed misselijk van de bank viel).

13 January 1846. Op de kerkeraadsvergadering kwam nog eens de vraagboekenquaestie en de collecte van 13 Maart 1845 ter sprake, naar aanleiding van de notulen, maar ‘t liep in der minne af.

3 April 1846. Kerkeraadsvergadering. Men vond goed, op mijn voorstel om voortaan in plaats van 44 ton turf mij ‘t geld daarvoor te geven, en stelde dit op 40 gulden, waarin ik volkomen genoegen nam.

21 Juny 1846. Jan Koning (van den Burg) had van Huizinga gezegd: ”Wat voordeel hebben wij van dien man? Hij laat immers niets verdienen?”, doch Dirk Leijen had gezegd, dat hij thans reeds meer aan hem gehad had dan aan den geheelen vorigen tijd aan Veenstra.

9 Augustus 1846. Leendert Jakobsz Brans te Oosterend verhaalde mij uitvoerig de geschiedenis van Hendrik Cornelisz Veenstra’s verwijdering. Hij scheen nog aan de echtheid der beschuldiging tegen hem te twijfelen (Aaltje Aries Rab, maar ook Antje Cornelis Koorn en Neeltje Hans waren medebeschuldigden).

16 Augustus 1846. Bok voer hevig uit over het bestuur onzer Gemeente, er moesten verhuurbanken in de kerk opdat menschen als hij niet genoodzaakt zouden wezen om onder het algemeen te zitten. Het denkbeeld van eene volkomen gelijkheid van alle leden was nu toch sedert lang vervallen (waarin ik hem sterk wedersprak ).

12 tot 17 November 1846. Naar Westzaan, daar er ongunstige berigten over moeder waren gekomen. Ds. Vrendenberg gevraagd om voor mij te preeken, deze stemde toe onder zoodanige bewoordingen, dat ik hem niet dan in de hoogste noodzakelijkheid weer wil vragen.

27 November 1846. Op de kerkeraadsvergadering bromt Jan Bakker weer sterk, omdat de weeskinderen uit de boekjes van Prins en Boeles zullen leeren, maar wint geen weerklank bij de anderen.

27 December 1846. Terwijl ik met G. List van de Waal terugwandelde en wij veel spraken over Jan Bakker en zijn drijven, herhaalde hij niet alleen wat hij reeds vroeger mij gezegd had, dat hij mijne manier van onderwijzen als de eenige verkieslijke beschouwde, maar gaf ook te kennen dat de reden, dat ‘t aantal kerkgangers den laatsten tijd mogt zijn afgenomen, alleen gezogt moest worden in de veelvuldige ziekten van den laatsten tijd en andere bijkomende oorzaken. Wellicht ook in den storenden invloed van Jan Bakker c.s. maar volstrekt niet in mijn preeken. Hij voor zich had althans mijn preeken in den laatsten tijd altijd met veel meer genoegen gehoord dan wel vroeger, misschien ook omdat hij meer aan mij gewoon was geworden.- Hij had nog zeer onlangs iemand, die het zeer wel beoordeelen kon, hooren roemen over ‘t bijzonder uitgewerkte van mijn preeken (het bleek mij, dat de bedoelde persoon de Heer Bok was).
Ik kon dus gerust wezen, dat mijn predikwerk voortdurend bijval had gevonden.

30 January 1846. Jan Bakker ‘s avonds op bezoek, zeer vriendschappelijke bijeenkomst. Hij ziet zich genoodzaakt toe te stemmen, dat de inrichting van mijn onderwijs goed is, dat de door mij ingevoerde leerboeken voortreffelijk zijn, dat zijn kinderen veel meer zouden profiteeren als zij daaruit leerden dan thans. Hij verklaart dat alle zwarigheid weggenomen zou zijn, als de bladen van Boeles die over de kinderdoop enz. handelen, door andere werden vervangen.

8 February 1847. Pieter Bakker scheen wel te ontzetten, toen ik op vasten toon hem verklaarde dat ik mij ten aanzien van mijn onderwijs geheel niet gebonden achtte aan eenig kerkeraadsbesluit, veel min aan den eisch van een bijzonder persoon, maar dat ik daarin mijn eigen weg wil bewandelen, echter altijd gaarne bereid om goeden raad te horen en te volgen. Hij meende dat men mij moest dwingen door mijn tractement in te houden. Hij ergerde zich aan mijn gedrag zoodanig, dat hij mij op de Predikstoel niet zien mogt. De gemeente zou hoe langer hoe meer verloopen. Toen ik hem bewees, dat de gemeente nog nooit zoo bloeijende in leden geweest was als tegenwoordig, wees hij op de verminderdering der collecte, alsof dit het eenig zeker kenteeken van bloei ware.
Ik ging heen met de volkomen bewustheid van niets verzuimd te hebben om hem tot verzoening te nopen.

11 April 1847. Wentink had aan ‘t Oude Schild een leesgezelchap opgerigt (12 lezers). Zij ontvangen alle dag een nieuw stukje van omstreeks een vel druks of minder (traktaatjes enz.), het lezen kost slechts enkele centen, alles in knappe portefeuilles, soms met geschreven aanmerkingen daarbij (ik hoor echter dat vele dorpsgenooten, die toch steeds graag opponeeren, hem daarover dikwijls bespotten).

30 April 1847. Des namiddags niet naar de Kerkeraadsvergadering geweest om druk werk, maar wel hoofdzakelijk omdat ik de vergadering een vrij woord wilde laten over de veranderingen, die er aan mijne woning waren te maken. Ik had gesproken van een nieuwe studeerkamer, 2 ramen in de middelkamer, houten vloer in het zijkamertje, vernieuwing der muur van ‘t schuurtje.
Ds. Offerhaus aan den Hoorn aan kanker overleden. Zijn vrouw en kinderen blijven in armelijke omstandigheden achter.

(Samenvatting Ali H.) Brieven dd 29 October, 7 en 22 November, 3 en 19 December: Huizinga hoopte in Mensingaweer of Uithuizen beroepen te worden. Er was een te groot verschil tusschen den Horn en Texel! Het schoolonderwijs van de kinderen viel ook tegen. Alida op 29 October: “Meent gij ons te moeten raden om ons tegen alle smaad en oijn te verzetten en hier te blijven, schrijf het vrijuit, want wij zijn op alles voorbereid, maar zoolang hier van die families blijven bestaan, die elkaar in alles trachten tegen te werken, is er hier voor ons niet veel te hopen”.
In December: “Roeper en Mantje gelooven dat de geheele toeleg van Dijksen, Keyser enz. is om den Burgemeester te plagen en te vernederen in de persoon van Huizinga. Huizinga is door deze laatste slagen zeer terneder gedrukt. Ach God, als die beste brave man dan soms geheele dagen haast niet eten kan en ‘s nachts niet slapen, dan breekt mij ‘t hart”.
Huizinga had kans om in Oudesluis beroepen te worden, voor 850 gulden minder per jaar dan op Texel: “ Wij dachten, beter een schotel groen moes en rust daarbij, dan een huis vol geslachte beesten met twist”.

6 Maart 1848. Dirkje Dekker komt hier zeer erkentelijk bedanken voor het genoten onderwijs. Zij maakt dus eene uitzondering op de overigen.

27 Maart 1848. Des namiddags kwam de meid van den Heer Bok en bragt een kostbaar servies, 16 stuks porcelein met goud, tot aandenken aan de doopbediening der kinderen Willem en Welmoet.

19 April 1848. Dezen namiddag met Vrendenberg en zijn 2 oudste zoontjes en Dirk naar de Waal gewandeld en terug, Dominee Petersen niet thuis gevonden, wij er even gerust en de tuin bezien. Allerschoonste avond.

9 Mei 1848. Alles schijnt met de gemeente thans in de beste harmonie.

In November kwam de proponent Huizinga van Zaandam in den Hoorn in de pastorie te wonen, Aaltje Hillenius deed de huishouding.

18 Mei 1849. Neef Huizinga berigt dat zijn engagement met Margot Scheltema wereldkundig mag worden, doch Rietberg vond ook beter om‘t, daar het meisje remonstrantsch is, niet ruchtbaar te maken.

17 Juny 1849. Doewe Huizinga aan den Hoorn door Jakob Huizinga bevestigd, de 24 intree.

8 January 1850. Bij Jan Bas te Oosterend. Hij schijnt nog al een gemoedelijk man te zijn. Hij maakt er aanmerking op, dat een paar van mijne doopelingen aan den Burg Sint Nikolaaspret gehouden hadden. Dat mogt niet zijn. Hij oordeelde dat ik even zooveel tegen het Sint Nikolaasfeest eene waarschuwende leerrede mogt houden als tegen de kermis. Bij ‘t Sint Nikolaasfeest toch werden veel meer ongeregeldheden gepleegd dan ooit op de kermis.

13 January 1850. Zulk een goeden morgen hadden wij in lang niet gehad. Ik predikte dan ook aan de Waal met veel gevoel over de woorden: “Ik ben geringer dan alle deze uwe weldaden!”.

16 Juny 1850. Met de kinderen naar de Tent op de Hooge Berg, ons allen regt vermaakt. Gesprekken na ‘t bezoek van Jakob Keyser, over de groote verandering, waardoor nu verscheidene menschen ons allerlei vriendschap zoeken te bewijzen, die ons vroeger ‘t meest vijandig waren.

11 November 1852. Dirk Gerrits Bakker en Pieter Bakker waren nu zeer vriendelijk voor Huizinga, die betreurde dat zijn vrouw die verandering van gezindheid jegens hem niet meer had kunnen beleven.

8 January 1852. Brief aan Westzaan: Ik had dezen morgen een zwaren gang te doen ter begrafenis van een kind van een zuster der gemeente hier aan den Burg. Het was de eerste keer sedert 5 November dat ik weder datzelfde pad betrad.

10 Maart 1852. Huizinga herinnert zich, bij het bezoek van Pieter Gerritsz Bakker, hoe Alida, toen hij en 2 mede-Diakenen in het zijkamertje raasden, zwaar ontsteld bewusteloos in de gang nederzeeg, terwijl zij nog jaren daarna van eene onwillekeurige beving, siddering en ontsteltenis werd aangegrepen als zij iemand hunner in mijne nabijheid zaagt (1844/46).

8 April 1852. Antje Mulder hier, zij wenschte weder als zuster van de Gemeente te worden aangenomen en betuigt groot berouw over hare zonden.

21 Mei 1852. Pronk hier om opmetingen te doen voor een nieuwe studeerkamer.

21 July 1852. Gerrit Leen berigt mij het overlijden van zijne vrouw.
23 July 1852. Des voormiddags naar de Mient te 12 ure begrafenis van Martje Boon vrouw van Gerrit Leen. Ik lees vooraf eenige gezangen voor uit het Luthersch Zangboek en voer daarop het woord tot de aanwezigen. Frans Koorn vertelde mij onderweg dat Gerrit Gorter, een Roomsch gezinde mede hier aanwezig, mij eens had hooren spreeken bij de begrafenis van de vrouw van G.Wuis en daarover zeer voldaan was zoodat hij had gezegd dat hij wel een gulden had willen geven als zijne vrouw het ook gehoord had. Zij was nu hier.

25 July 1852. Ik in den Hoorn gepreekt voor Huizinga, die heden te Aardenburg op ‘t beroep preekt.
Margot vertelt mij, dat Jan Knaap niet ter kerk zal zijn, omdat ik de vorige keer goddeloos gepreekt had (“‘s menschen rampspoed [is] geen maatstaf zijner zedelijke waarde”).

23 en 24 Augustus 1852. Deel van’t achterhuis afgebroken, roode pilaren gezet en de zolder daarover gelegd voor de bouw van de nieuwe studeerkamer.

28 Augustus 1852. Ik ben nog zeer lusteloos en dool rond zonder veel uit te voeren.
Dominee Tideman van Rotterdam hier, uitsluitend gesproken over mijn en zijn ondervinding in ‘t verlies onzer dierbaarste. Na vierdehalfjaar moet hij zich nog menigmaal geweld aandoen om het genoegen van een gezelschap niet te storen door de uiting van zijn droef gevoel.

6 September 1852. Huizinga van den Hoorn wil wel van Texel af, maar liefst niet naar Aardenburg. Ik tragt het beginsel bij hem op te wekken, om tevreden te zijn in den werkkring hem aangewezen. Onze plaats is wel goed, als wij maar goed zijn. Ik beklaag mij over mijn gebrekkige plichtsvervulling.

10 September 1852. De studeerkamer is klaar.

[Huizinga heeft de grootste moeite met de oud-Texelsche gewoonte om pas vlak voor de bevalling te trouwen, zoals in het geval van Ariaantje Jacobs Koorn, die daar zelf geen kwaad in zag]. De man meende zich zeer goed daarmede te kunnen verontschuldigen dat “dit zoo Texelsch gebruik was”, helaas zoo ver is het met de zedeloosheid gekoomen!
Jan Rab zag er niet veel kwaad in.
31 October 1852. Vanmiddag had ik een dankzegging te doen voor Ariaantje Jacobs Koorn “naar Texelsch gebruik” getrouwd kort voor hare bevalling. Ik meende daarbij ook te moeten spreeken van de diepe schaamte die haar in deze oogenblikken vooral moest vervullen, en van haar zucht tot uitwissching harer verkeerdheid door een rein Christelijk leven.
Albert Boon, de vader, toont berouw. Niemand was gekoomen, niets gezonden aan de kraamvrouw.

25 November 1852. Grietje Fehres een tijd lang bij mij in de studeerkamer gezeten. Veel gesprek over mijn lieve Alida. Zij verhaalt dat omstreeks Pinksteren een lid van het Geneeskundig Toezicht bij haar was geweest om met alle naauwkeurigheid te vernemen naar de bevalling van mijne lieve Alida, 3 weken daarna was Stolp bij haar gekomen om hare verklaringen daaromtrent in de pen te nemen. Die Heer had haar gevraagd of zij als dit gevorderd werd ook wel in Haarlem wilde komen om de noodige verklaringen af te leggen (ik mag van die zaak, die ik met verbazing hoorde, niet graag meer horen om de weersigtige denkbeeld die zij bij mij opwekt. Ik zou alleen in die gedachte mijn troost kunnen vinden dat God zich ook menigmaal van de dwalingen des mensch bedient om zijn doel te bereiken).

15 December 1852. Aan de Waal bij Dirk Leijen. Deze zeide dat ‘t hem leed deed dat terwijl hij zich overtuigd hield dat ik ‘t onderwijs der jeugd zoo goed mogelijk behartigde, evenwel sommigen daarin geen genoegen namen. Ook Pronk had te kennen gegeven dat het te dezer zaak wel niet zoo ging als het behoorde gelijk in de tijden van Veenstra toen men veel meer leerde (d.w.z. van buiten leerde, zonder van ‘t geleerde iets te begrijpen). Maar dat men dit nu niet anders kon krijgen, daar Dominee, gelijk de ondervinding van vroeger geleerd had, onverzettelijk was in zijn denkbeeld. Men moest dit dan nu maar laten begaan.- Dit verhaal gaf mij aanleiding tot zeer onaangename beschouwingen.

16 December 1852. De Burgemeester sprak over de noodzakelijkheid van ‘t beroepen van een tweede predikant in deze gemeente. Ik stemde dit volkomen toe. Wij kwamen overeen dat wij die verandering niet spoedig zouden zien.

26 Maart 1853. Dirk naar Dominee Dekker op den Helder in de paaschvacantie.
Overal wordt gesproken over het besluit van de Paus om hier de Hierarchie te hetstellen.
Dominee Huizinga van den Hoorn wordt beroepen te West Graftdijk.

27 Maart 1853. Overal wordt veel gesproken over de viering van de Goede Vrijdag als een heilige dag. Aaltje Bremer acht dit ook voor ons navolgenswaardig.

7 April 1853. De Heer S. Keyser hier thee gedronken. Hij berigt mij dat de diakens van den Hoorn bij hem geweest waren om hem te raadplegen over middelen om hun Dominee Huizinga te behouden, hetwelk misschien zou kunnen geschieden als deze gemeente zijn tractement met een paar honderd gulden verhoogde, waarvoor hij dan hier eenige beurten zou vervullen. Keyser had gezegd dat hij daarvoor in de eerste plaats mij zou moeten spreken of ik daar iets tegen had.
Keyser wilde niet gaarne 2 predikanten in de Gemeente hebben, om de onaangenaamheden die daar uit zouden kunnen voortvloeien. Er moet eenheid in de Gemeente zijn en blijven. Maar wat Huizinga aangaat, dezen kenden wij nu en daarom zou hij willen helpen hem te behouden, vooral in ‘t belang der Hoornsche Gemeente, die anders niet spoedig weer bezet zou worden.

8 April 1853. Des voormiddags neef en nicht Huizinga van den Hoorn hier (zij om Mevrouw Bok te bezoeken). Hij wilde zich niet rechtstreeks verklaren (had de brief van aanneming van ‘t beroep van Westgraftdijk al verzonden). Hij nam over ‘t geheel een houding aan, die mij zeer weinig behaagde. Hij had gewacht, dat de gemeente reeds veel eerder pogingen had aangewend om hem te houden en scheen mij zelfs wat verstoord. Ik gaf dan ook te kennen dat er nu aan deze zaak wel geen gevolg gegeven zou worden.
Vergadering in de Kerkekamer der Hervormden, present Vrendenberg, Steinfort, Wentink, Huizinga en ik. Beraadslaging over middelen tegen de Hierarchie. Allen stemmen in de noodzakelijkheid, behalve Wentink. Huizinga zal tegen a.s. vrijdag een concept-adres opstellen, hij spreekt voortreffelijk over die zaak.

19 April 1853. (Samenvatting van Ali) Naar aanleiding van ‘t laten teekenen van het adres aan den Koning tegen de dreigende invoering van de Hierarchie hier te lande, kreeg Huizinga een hevige ruzie met sommige gemeenteleden, zoals Simon Keyser, P. Dijksen, de Burgemeester, Jakob Keyser, J. Koning, J. Dijksen, die vonden dat de doopsgezinden niet zoo een adres moesten insturen, hierin meegaande met de hervormden.
Zij wilden niet dat Huizinga het stuk in de kerkekamer ter teekening zou neerleggen, toen deed hij dat in zijn eigen huis. Daar kwamen ‘s avonds de Burgemeester, Jakob Keyser, J. Dijksen en J. Koning hem verwijtingen doen. Jakob Keyser zei:” Jij komt hier om onrust en verwarring te stichten. Wij hadden jou nooit moeten hebben en tot nu toe hadden wij vriendschap met elkander, maar nu is het uit”.
Jan Koning schreef aan Bok om hem te raadplegen of men een dienaar die niet beviel mocht wegsturen. Bij navraag bleek die “dienaar” Huizinga te zijn. Bok adviseerde dat men, als de prediking niet beviel, de dominee zijn tractement moest laten behouden, maar zeggen kon dat men van de prediking niet meer gediend was. Men kon de dominee alleen wegens wangedrag wegzenden.
Huizinga: het schijnt dat er een conspiratie tegen mij wordt gesmeed.

18 Mei 1853. Met 18 personen thee gedronken in de Tent.
Burgemeester was verleden zondag bij Vrendenberg ter kerk geweest, er zat een vreemd heer, een neef van Kikkert, op zijn plaats. De Burgemeester dringt hem terug en haalt het kussen onder hem weg. Willem Bok zei:” Hij ging op zijn schoot zitten”.

19 Mei 1853. Juriaan des avonds bij S. Keyser tot 11 uur, welken tijd Keyser besteed had om hem te overtuigen, dat ik zeer verkeerd gedaan had met een adres tegen de Hierarchie ter teekening te leggen. Juriaan was zeer verontwaardigd en beklaagde zich zeer dat hij geen zeggingskracht genoeg bezat om dien man eens op zijn plaats te zetten.

5 Juny 1853. De Burgemeester weer ter kerk.

11 Juny 1853. Des namiddags bij den Burgemeester een bezoek gebragt om de verwijdering weg te nemen die in de laatste weken tuschen ons beiden bestond.
Ik zeide dat ik tot hem kwam, gereed om a.s. zondag met Christelijken broederzin met hem Avondmaal te houden. Hij zeide dat zijn laatste bezoek bij mij niet anders ten doel had gehad dan mij als zijnde zijn oudste vriend op Texel een broederlijke raad te geven, door welken ik mij op een ongekende hoogte van gunst in de Gemeente geplaatst zou hebben.
Het geheele volgende gesprek toonde hoe hij zocht naar verontschuldiging, nogtans zeide hij het een en ander dat mij ook in het vervolg stoffe tot ernstig nadenken gaf, bijvoorbeeld dat ik hier vreemdeling was en altijd bleef, daar zij als Texelaars hier geboren waren, leefden en stierven. Ook oordeelde hij dat ik geen recht had om van mijn liefde tot de Gemeente te spreken. Zij, zij hadden liefde tot de Gemeente, want zij waren het zelve, die die Gemeente uitmaakten.
Hij zeide dat hij nog altijd met dezelfde gezindheid als tevoren omtrent mij bezield was. Over de Hierarchie zouden wij niet spreken, echter sprak hij er vrij wat over. Alles zou ten mijnen aanzien goed geweest zijn als ik de zaak maar eerst met de Broederschap had overlegd. Ik kon mijn ooren niet gelooven en vroeg hen of hij dan geheel niet wist, dat juist dit mijn zoeken was geweest en dat zijn broeder Simon allen het als gewelddadig had verhinderd.
Wij scheidden met wederzijdse betuigingen van goede gezindheid. Bij het heengaan vroeg Sijbrand mij of Willem Bok ook ten Avondmaal zou komen? Dat hij er dan geen gebruik van zou kunnen maken.

24 Juny 1853. Kerkeraadsvergadering aan de Waal. Bepaald dat ik mijn kagchel zal trachten te verruilen voor een van 48 gulden, en 8 gulden zal toegeven.

6 Augustus 1853. Dominee Boeke van Amsterdam meent dat men de Roomschen in dezen stil hun gang moet laten gaan. Hoe men in Amsterdam de volksmassa in beweging gebragt had. Boeke had de kerkeraad geadviseerd zich met de geheele zaak niet te bemoeijen. Boeke zag zeer veel gevaar, ook voor ons doopsgezinden, in de aanneming van het tegenwoordig wetsontwerp. Hij was echter zeer tegen Thorbecke, hij hield het er voor, dat diens doel was een republiek te scheppen waarvan hijzelf als dictator aan ‘t hoofd zou staan. Hij was geen man met een Nederlandsch hart, hoewel hij ontegenzeggelijke bekwaamheden had.

7 Augustus 1853. Met Boeke gesproken over mijn lieve Alida en over ‘t magnetisme, ik verhaal hoe ik daardoor bevestigd ben in mijn geloof aan de inwerking van de geesten op elkaar. Hij hoort met verbazing wat ik hem daarvan vertel, hoe zij zelfs de titels van boeken opgaf, die ik haar voorhield, hoe zij zelfs mijn vroegere gedachten of gezindheden wist. Dit alles leidt ons tot gewichteige beschouwingen over ‘t leven hiernamaals.

13 October 1853. Lodezen beroepen aan den Hoorn.

21 January 1854. Anton Vrendenberg zou op een Duitsch handelskantoor komen.

30 Maart 1854. Dominee Lodeezen van den Hoorn biedt aan het onderwijzen van Dirk in Latijn en Grieksch op zich te nemen, dat mij het uitzigt opent dat ik Dirk daardoor nog wat langer bij mij kan houden.

18 April 1854. Voormiddags hier te koffijdrinken Dominee Rietberg en Lodeezen en Wentink en Vrendenberg als ‘t begin van een 14-daagsch kransje.

21 April 1854. Johannes Bok meent geene hereniging met onze afgestorvenen in de Eeuwigheid te kunnen aannemen.

19 July 1854. Des namiddags met ‘t heele huisgezin (9personen) en ‘t heel huisgezin van Dominee Wentink (8 personen) en Vrendenberg en 2 kinderen, en 5 kinderen van Bok zeer genoeglijk in ‘t Boschje enz. op de Hoogeberg den dag doorgebragt. Des avonds te 10 uren weer te huis.

(Samenvatting van Ali) Huizinga in Augustus naar Westzaan, Naar Amsterdam naar de Algemene Vergadering van de Doopsgezinden, naar de Vergadering van ‘t Nut, naar de Algemene Vergadering van het Bijbelgenootschap.
18 Augustus 1854. Weer te huis, bragt een telescoop mee.

18 September 1854. Lodeezen meent dat de Texelaars alle ondeugden nog wat erger hebben dan alle overigen. Vooral ontucht, liegen, laster.

18 October 1854. Catechisatie aan den Burg, Sientje voor ‘t eerst mede.

7 December 1854. Van der Veen hier, de aanstaande leerling van Dominee Lodeezen, die in Drachten op beroep preekt.

25 January 1855. Lodeezen weigert geld aan te nemen voor ‘t onderwijzen van Dirk. Hij roemde Dirk zeer, achtte zich volkomen in staat om zijn wetenschappelijke opleiding hier te voltooien, maar ried aan hem vóór hij student werd nog een jaar naar een stad te sturen om zijn smaak en schoonheidsgevoel te ontwikkelen. Hij miste nog die vlugheid van voorkomen die iemand zoo zeer tot aanbeveling strekt. Hij oordeelde dat een verblijf op ‘t Hoogezand niet aan de bedoeling zou beantwoorden. Amsterdam was beter.

28 January 1855. Zondag. Ik met Dirk en Grietje naar ‘t Oostereind. Zeer glad te loopen. Door ‘t verschil der klokken kom ik een kwart uur te laat. Men was reeds aan ‘t zingen.

25 February 1855. Dirk naar den Hoorn. Lodeezen neemt ‘t beroep aan naar Knollendam. Ik voorzag dit, en alzoo heb ik reeds den geheelen dag mij in den treurig vooruitgezienen tijd verplaatst, waarin ik mijn Dirk, die mij zooveel genoegens schenkt, zal moeten missen. En dat Grietje ook nog henen gaat, ach wat zal het mij eenzaam zijn.

22 Maart 1855. De meisjes van Wentink (Dolfine en Koosje) hebben hier den dag doorgebragt.

8 April 1855. Vertoeving der Broederschap over de opheffing der broederlijke gemeenschap met Jakob L.Boon (was aan den drank). Op voorstel van Bok wordt echter besloten hem eerst nog eens ernstig en gemoedelijk te schrijven.
Besluit des Kerkeraads om geene armen te bedeelen die sterke drank koopen.

27 April 1855. Ik liep met de weduwe Akke [Augustijn] Dijksen en bespeurde dat zij nog niet in staat was om ‘t gebruik van een gereformeerd vraagboek goed te keuren
[Dit is Akkes Kil].

30 Juny 1855. Zij vertrekken met Jan Dekkers wagen.
Dirk ontvangt zijn laatste les bij Lodeezen.

10 Juny 1855. Afscheidspreek Lodeezen aan den Burg over “de Liefde sticht”. Ik werd zeer vriendelijk toegesproken.

25 Juny 1855. Dirk en Samuel vandaag naar ‘t Oude Schild, Catootje Wentink gehaald om hier te logeeren.

28 Juny 1855. Jufvrouw Wentink kwam met Martinus om Catootje weder te halen. Zij nam Katrina mede, tot 2 July. Stolp komt gedurig Dirks vinger verbinden, ‘t topje afgeneden bij ‘t grassnijden voor de konijnen.

8 July 1855. In plaats van Dominee Rietberg, die naar Petten is vertrokken, is Wieringa beroepen aan den Hoorn.
Jan Jans Bakker was zoo ‘t scheen zeer ontevreden dat Honigh hem het tweede deel van ‘t werk van Hoekstra “Het Evangelie enz.” waarvoor hij op mijn inteekenlijst geteekend had, ook had gezonden. Hij had bedoeld om er maar 1 boek van te hebben en dat kostte hem nu al 46 stuivers, maar dat tweede niet, dat kostte 3 gulden. ‘t Was geen kleinigheid, en dat voor één boek, en zulks terwijl men den geheelen Bijbel, waarvan dit boek toch niet anders dan een uitlegging was en dus van minder waarde dan de Bijbel zelf, voor 2 gulden koopen kon. “’t Was te bot” enz. Ziet daar de redeneering van een van de voornaamsten mijner Gemeente, doorgaans althans diaken.
Na een en andere opmerking van mij begreep de man toch eindelijk dat hij ‘t boek maar houden moest.

10 September 1855. Geloopen van de kerk aan den Hoorn tot in eene regte lijn naar de kerktoren van den Burg in 40 minuten door of over 27 slooten en 2 hekken, behalve een togt, daar ik om het water niet door kon maar waar ik een plank over vond.

7 October 1855. Menno voor de tweede maal mee ter kerk.

22 tot 26 October 1855. Naar Knollendam bij Lodeezen, gesprek over de ambtskleeding der predikanten. Ik kom daartegen ernstig op. Immink wil ze wel. Lodeezen acht de kleeding onverschillig.
Naar Westzaan. Bij Dekker aan den Helder ontmoet een zoon van Dyserinck van Haarlem, kadet, die met den Prins van Oranje een reis naar de Middelllandsche Zee had gedaan van eenige maanden. Hij roemde zeer de gemeenzaamheid en de bekwaamheden van de Prins.
[Dominee Lodeezen ging in 1857 medicijnen studeren in Amsterdam:
29 Augustus 1857. Ik bezocht Lodeezen op zijn kamer op de Heiligeweg, de student Deenik was bij hem. Ik had dien niet op het college van Muller gezien en deed hem het onbetamelijke van ‘t verzuimen van colleges opmerken. Hij sprak over ‘t zaniken van Muller, hetgeen hem, meende hij, ‘t recht gaf om weg te blijven].

25 January 1856. Rekendag aan de Waal. Ik proponeerde om (daar er toch vooreerst geen predikant aan den Hoorn was) als ik des morgens te Oosterend preekte, dan ook des namiddags aan den Burg te prediken. Pieter Dijksen oordeelde dat men des morgens om 9 uur te Oosterend geheel geen volk zou krijgen. Hij was er dan ook sterk tegen. Pronk en Kuiper waren er sterk voor. Ik zeide hierop, dat als mijn voorstel niet testond met dankbaarheid werd aangenomen, ik het terstond terug wilde nemen, maar toen men er toch telkens op terugkwam, dat ik het best oordeelde om een bepaald besluit daarover uit te stellen om een bepaald besluit daarover uit te stellen tot een volgende vergadering, terwijl men er inmiddels over kon denken en spreken. Pronk keurde dit goed vermits er dan toch ook eenige geldelijke voorwaarden te regelen zouden zijn. Ik zeide hem te vertrouwen dat de Gemeente, ziende mijne belangstelling, dan ook wederkerig van hare belangstelling zoude doen blijken.

30 January 1856. Aan den Hoorn zou men een orgel in de kerk plaatsen, te bespelen door een broer van jufvrouw Wentink, voor 300 gulden ‘s jaars.

2 Maart 1856. Brief van Samuel aan zijn vader in Westzaan: Wij zijn hier allen nog gezond, doch het werd vanmiddag aangezegd, dat de vrouw van Jakob Keyser gisteravond om half 6 overleden is, in den ouderdom van 51 jaren en 7 maanden. Er is geen van hen in de kerk geweest. Dominee Vrendenberg preekte over 1 Petrus 1 18:19, dat wij de korte tijd dat wij hier op aarde zijn moeten gebruiken om God niet te mishagen, maar verder kon ik er weinig van begrijpen. Sientje, Katrina en Aafje zijn er ook naar toe geweest.

7 April 1856. Gister o.a. bij de vrouw van Tj. de Vries [haar kinderen waren niet zeer oppassend, zij maakte zich zorgen over hen]. Ik zocht in haar de hoop te wekken dat de goede God als de beste opvoeder der menschen zijn opvoedingswerk ook na ‘s menschen dood zou voltooien. Zij had dit nog nooit durven hopen, steunende op de gedachte zoals de boom valt blijft hij liggen.

21 April 1856. De collecte voor de Kerk van neef Huizinga te Graftdijk heeft 25,42 gulden opgebragt, behalve 3 gulden voor Lotje.

9 Mei 1856. Gisteren is Dominee Wentink en zijn zwager Van Aken (thans organist aan den Hoorn) hier geweest. Hij zal daar 250 gulden tractement hebben. Hij roemde zeer hoog zijn serafijnorgel. Deskundigen verzekeren dat 500 menschen daarop zingen kunnen.

1 Juny 1856. Dominee Cardinaal bij mij aan den Burg ter kerk, was goed voldaan. Maakte aanmerking op mijn stand op de preekstoel, waarschuwde ook mij niet te scherp tegen den rijkdom uit te laten.

3 Juny 1856. Cato Wentink mee naar den Burg genomen.
4 Juny 1856. Des avonds haalt Dominee Wentink zijn dochtertje terug, dat wij hier anders gaarne een 14 dagen gehouden hadden, doch zij wilde hier niet naar de school.

15 Juny 1856. Zondag. Ik gepredikt aan de Waal, daarna even bij Petersen een boterham en kop koffij en toen weder op de predikstoel in de Hervormde kerk (wijl Petersen zelf, voor eenigen tijd bloed opgegeven hebbende) er nog niet wel op aan durfde. Voor half 3 stond ik reeds weder voor de Gemeente, slechts een half uur rust gehad hebbende. ‘t Is mij nogal toegevallen, ik zal ‘t echter niet ligt weer doen. Daarna bij Petersen thee gedronken. Alle zijne redeneringen getuigden van een verward hoofd (of van krankzinnigheid).

28 Juny1856. Des avonds kwamen Dominee [Douwes] Dekker en vrouw en Gerard (8 jaar) hier logeeren.
1 July 1856. Dekker vertrokken, jufvrouw Dekker en Gerard blijven nog.
4 July 1856. Vertrek jufvrouw Dekker en Gerard, zij nemen Sina mede (tot 11 July).

30 Juny 1856. (gisternamiddag werd zekere Klaas Brouwer door Aafje ingeleid en verzocht mij verlof om haar van tijd tot tijd te mogen bezoeken) Dominee Dekker van den Helder zeide dat (die persoon was lid van zijn Gemeente) op zijn gedrag niets te zeggen was, doch dat hij zeer stijfhoofdig was. Hij had naar hunne meid vroeger ook verkeerd, doch haar tegen de jufvrouw opgezet om gansche nachten met hem uit te blijven, zoodat zij vervolgens vertrekken moest. Hij had eene zeer knappe familie waar niets dan goeds van te zeggen was.
6 July 1856. Klaas Gerritsz Brouwer van Cocksdorp (bij Aafje) vraagt welke ongunstige getuigenissen Dominee Dekker van hem gegeven heeft (volgens zeggen van zijn baas). Ik verzeker dat hij niet ongunstig van hem getuigd heeft dan dat hij zijn meid aangezet heeft tot een lang uitblijven.

7 September 1856. Met Samuel Dominee Bruin van Alkmaar naar ‘t Oude Schild gebragt, eerst te half 12 des avonds keerden wij weder.

4 December 1856. Des avonds de Heer Westenberg en vrouw hier. Hij verontschuldigt zich dat hij mij onlangs niet ter begrafenis van zijn dochtertje heeft laten verzoeken, omdat hij reeds Wieringa en Wentink als zijne bijzondere vrienden had laten vragen, onder herhaalde betuiging dat mijn bezoek hem hoogst aangenaam was geweest.

24 February 1857. Des avonds na de catechisatie Dirk Leijen hier. Veel gesprek over de Afschaffing. Hij meent nog, dat het borreltje op enkele tijden hem goed doet en hij wil vrij blijven. Hij was kort geleden bij Bok geweest, die zoo als licht te denken is, mijn persoon zeer ongunstig aan hem had voorgesteld. Ik zou jufvrouw van Giffen als met ‘t pistool op de borst hebben willen dwingen om tot de Afschaffing toe te treden. Een der bestuurders zou te Oude Schild de diender Pull een glas punch hebben aangeboden.
Op mijn zedelijk gedrag had hij niets te zeggen, maar ik preekte zoodanig, dat ik ‘t op die wijze even zoo goed voor heidenen en turken kon doen. Het Christelijke in mijn leerredenen ontbrak (het verschilt veel wat men Christelijk noemt). Hij ging eerst des nachts te half 2 van hier.

27 February 1857. Op de Kamerdag aan de Waal besloten dat de kerk aan den Burg 5 el verlengd zal worden.

3 Maart 1857. Des namiddags Dominee Wieringa hier. Wij naar de Vergadering van ‘t Afschaffingsgenootschap aan den Burg in de Kikkert. Wieringa deed de Redevoering ter weerlegging van eenige bedenkingen. Ik droeg een stukje voor “Wat willen wij afschaffen?”. Vervolgens Voigt het tractaatje “het Ingezonken graf”, dat een uur duurde. Ik daarna nog een ex tempore en het stukje “legende van een boer met den duivel”. Ruim half 10 scheidde de vergadering. Alles liep rustig af. Drie dienders waren tegenwoordig, maar hunne hulp werd niet vereischt. Pull zeide mij op mijne vraag, dat werkelijk een der Afschaffers, doch dien hij volstrekt weigerde te noemen, hem aan het Oude Schild een glas punch gegeven had. Ik vroeg de leden daarop na, niemand had het gedaan. Men zeide ronduit dat hij het loog. De Burgemeester zeide dat men hem meermalen op leugens betrapt had.
Dominee Wieringa vertelde dat aan den Hoorn op de Polderrekening de jenever geheel geweerd was, men had krentebrood en koffij gehad. De kasteleines aan den Hoorn wil ons niet meer hebben, omdat niemand meer bij haar komt borrelen of biljarten.

26 Maart 1857. Jakob Cornelisz List, van ’t Nieuwland, hier. Hij berigt mij de bevalling van zijn vrouw van haar 10e, zijn 12e kind. Die man bevalt mij. Hij toont veel godsdienstig gevoel. Hij is zeer gezet op het Bijbellezen, beklaagt zich dat zijne vrouw daar minder mee op heeft! Hij spreekt veel over een goede opvoeding zijner kinderen. Zijn zoon Jakob is zeer onhandelbaar, doch met zachtheid wordt hij het best geleid. Hij zelf leert zijne kinderen breiden.
Te huis de kinderen in vreugde om de chocolade van gisteren.
Brief aan de kerkeraad om mijn tractement van 1000 op minstens 1300 gulden te brengen, aan Pronk overhandigd, die zeide dat de kas ‘t wel lijden kon, maar ‘t tijdstip slecht gekozen achtte om ‘t voorgevallene met Bok. Hij dacht dat wel zou worden voorgesteld om een tweede leeraar te beroepen.
Deze brief, reeds in January geschreven, had ik laten liggen, huiverig om hem in te dienen. Eindelijk heb ik er toch toe besloten, vooral daar ik verneem, dat men er weer over spreekt om een tweede leeraar te beroepen.
30 Maart 1857. Op de kamerdag werd besloten het verzoek ter zijde te leggen. Men wilde mij nogtans een gift geven, ik protesteerde hiertegen.

1 April 1857. Dirk Tamis wilde zijn ambt als ouderling neerleggen als Huizinga ooit weer te Cocksdorp preekte, daar hij gezegd had:”te vertrouwen dat de Goede God den zondaar ook nog na dit leven genade kon bewijzen”. De anderen hoorden hem graag, doch Dominee Lammers durfde hem nu niet weer te vragen.

29 April 1857. In Amsterdam bij Professor Muller. Hij beklaagde zich, dat het thans met de studenten zooveel anders en minder gesteld was dan toen wij student waren.

10 Juny 1857. Ringsvergadering in Alkmaar, de 11e weer op Texel.

21 Juny 1857. Voor Dominee Wentink gepreekt, die naar Amsterdam is om een nieuw gebit te laten maken.

12 July 1857. Zondag. Albert Keyser, vandaag druk aan ‘t hooijen met zijn machine uit de Haarlemmermeer medegebragt, bekeurd door den Burgemeester.

19 July 1857. Dominee Petersen was geschokt door eene ontmoeting met Albert Pietersz Keyser, wien hij, omdat hij verleden zondag aan ’t hooijen was geweest, een Sabbathschender had genoemd, en die hem wederkeerig verweten had dat HIJ nog wel meer op zijn geweten zou hebben [zie file Petersen]. Dominee Petersen beklaagde zich dat hij zich niet gehouden had aan Johannes 2, vers 10 en 11. Hij had Albert Keyser niet moeten groeten.

20 July 1857. Vanmorgen de student Hendrik Vrendenberg hier. Hij scheen zeer voldaan te zijn over de gevoerde gesprekken:”Zoo kan ik hier nog wat leeren. Ik heb hier anders weinig gelegenheid om eens een ernstig gesprek te voeren.

25 Augustus 1857. Des voormiddags met Dominee Vrendenberg naar Dominee Wentink. Eerste bijeenkomst van de herstelde Domineeskrans. Wentink is bijkans buiten zichzelven van verontwaardiging over Zwaal. Ik zoek hem tot zachter gezindheden te stemmen.

3 September 1857. P. Kuiper van de Waal (met wie ik huisbezoek deed in Eijerland) sprak ook over ‘t huisbezoek bij Bok. Hij meende, ik moest met P. Boon gaan. Hij noemde Pronk een huichelaar, die nooit diaken had moeten zijn.

13 September 1857. Preek op de Waal. P. Boon meent zich als jongste diaken te verontschuldigen van ‘t huisbezoek. P. Pronk dito als boekhouder. J.J. Bakker dito om den toestand zijner dochter. Ik even bij Kuiper, hij is niet ongenegen om mede te gaan als Boon en Bakker niet kunnen. Ik des avonds bij Boon. Hij zal morgen mede gaan.

14 September 1857. Met Boon met de wagen huisbezoek over Hooge Berg naar ‘t Oude Schild, Westergeest en Zuidhaffel. Dirk Bakker op Westergeest ontving ons zeer vriendelijk en presenteerde ons van alles. Hij wenschte zeer dat ‘t met Bok terecht mocht komen en dan wilde hij ook ten Avondmaal gaan. Wij scheidden vriendschappelijk.

15 September 1857. Huisbezoek met Pronk in den Burg.

16 October 1857. Jufvrouw Wentink heden namiddag overleden.
21 October 1857. Te 2 uur op de begrafenis van jufvrouw Wentink (op de reis naar ‘t Oude Schild viel ‘t rijtuig om).
25 October 1857. Voor Wentink gepreekt.

15 November 1857. Ik de koorts. Wentink voor mij gepreekt.

24 November 1857. Laatstleden zondag herinnerde ik der gemeente mijn 25-jarige predikdienst, werd bij ‘t aftreden van de predikstoel door Pronk en de andere diakens gefeliciteerd.

12 December 1857. Meester Wouterus Klaasz Brouwer berigt mij uit naam van de Weesvoogden dat Cornelisje Nans Eelman uit het Weeshuis, omdat hare moeder Gereformeerd was, voortaan niet meer bij mij op de Catechisatie zal komen.
14 December 1857. Hedenavond laat kwam Pieter Jakobsz Boon nog bij mij om mij een en ander mede te deelen omtrent Cornelisje Nans Eelman, die zeer bedroefd was dat zij niet meer bij mij leeren mag (misschien vooral omdat zij als dan van ’t Weeshuis geen zwart goed zal krijgen). Pieter Boon wil er gaarne de helft van betalen als men zulk een dwang op haar wil uitoefenen.
15 December 1857. Des namiddags Cornelisje Nans Eelman bij mij laten komen. Zij bedroeft zich wel dat zij het Godsdienstonderwijs nu niet kan voortzetten, en op last van de Regenten van het Weeshuis (omdat zij van eene Gereformeerde moeder is) nu naar Dominee Vrendenberg moet gaan, doch zij zal zich getroosten om nu nog tot Juny a.s. te wachten, als wanneer zij toch het huis moet verlaten en alzoo geheel vrij is, om dan vervolgens zich bij onze Gemeente te voegen.
Vervolgens komt Klaas Simonsz Kikkert als Praesident der Regenten van het Weeshuis om over die zaak te spreken. Ik zeide dat het wel wat naar gewetensdwang riekt om iemand, die bijkans 20 jaar oud is, te dwingen onderwijs te gaan nemen in de Godsdienst tegen haar zin. Hij zeide dat hij volgens het Reglement daartoe gehouden was. Dat Reglement was nu veranderd. Ik beklaagde het dat hier weder eene concessie aan Rome gedaan. Hij stemde het toe, en zeide dat de Burgemeester het nu ook inzag, en afkeurde wat hij eerst zoo goed gekeurd had.

10 Maart 1858. Ik vanavond op uitnoodiging bij Pronk met D.J.Bakker van Westergeest en vrouw en P. Boon en vrouw. Gé was mede gevraagd, maar kon niet omdat Vrouwtje [de meid] weer den geheelen dag, zoo ook gisteren, de koorts gehad had. Dit was de eerste keer sedert geruimen tijd dat ik weer op die wijze bij Pronk was, zoo ‘t heet vriendschappelijk, en dat nog wel met dien man Dirk Bakker, die nu ongeveer een jaar geleden ijverig werkzaam was om mij zoo mogelijk op ‘t allerdiepst te vernederen. Ik weet niet of ik wel deed met van de wetenschap van dit alles niets te doen blijken.
P.Boon merkte aan dat de vrageboekjes, die ik voor zijne kinderen gebruikte, veel te hoog voor deze waren. Zij behoefden geen predikant te worden. Hij zelf kon die bijvragen niet beantwoorden. Pronk was ‘t dan ook wel degelijk met hem eens, dat zoals Veenstra de kinderen leerde veel beter was, schoon zij wel wilden erkennen, dat ik veel werk van de leerlingen maakte. Dirk Bakker nam geen deel aan dit gesprek. Wij hadden samen juist over zijn zoon Gerrit gesproken en ik had aan dezen alle verschuldigde lof gegeven als een mijner beste leerlingen.
Wij scheidden eerst des avonds na half 2.

1 Mei 1858. Ik ontvang berigt van den Hoorn dat men daar nu mijn dienst verlangt op een tractement van 350 gulden en vrij transport. Het werd 400.

9 Mei 1858. Intree in den Hoorn.

25 Mei 1858. Met Katrina in de nachtschuit van den Helder naar Alkmaar, waar wij beiden ons ter ruste leiden, ofschoon een kaartspelend gezelschap ons vrij wat in het slapen hinderde. Ik hoorde daarbij een Jood zeer uitvaren tegen een medespeler, die soms in herinnering bragt dat hij een Jood was. Dit kwam niet te pas, zeide hij “het getuigde dat hij geen opvoeding genoten had, dat hij van geen fatsoen wist, als hij sprak van iemand religie”.
26 Mei 1858. Voor 5 uur waren wij te Alkmaar, het was steeds regenachtig en zeer koud, zoodat ik Katrina het genoegen niet kon doen van met haar te wandelen. Wij namen ontbijt in de “Hollandsche tuin” en wachtten daar de Stoomboot “Stad Alkmaar” af. Ik recommandeerde Katrina aan de zorg van kapitein Dalmeijer en een familie, die zich mede in de kajuit bevond. Zij vertrok te 8 ure naar Westzaan.
Ik naar de Ringsvergadering in Alkmaar. De Heer De Hoop Scheffer opende de vergadering met een Redevoering die mij zeer interesseerde over de geschiedenis van de Zwitsersche Doopsgezinden.

8 Juny 1858. Kors Dirksz Eelman en vrouw aan den Hoorn bezogt, aldaar Aafje Teekes [zijn moeder]. De vrouw [Dirkje Dekker] wil nog niet gaarne hare Attestatie naar den Hoorn overbrengen.

8 July 1858. Anton Vrendenberg ziet wel kans om ook hier te land zonder kapitaal vooruit te komen als makelaar of commissionair. Hij geeft voorbeelden van verscheidene menschen die met niets begonnen zich nu grooten rijkdom verzameld hadden.

25 Augustus 1858. Met Dirk naar Wentink met een groot gezelschap. Hij vierde zijn herstellingsfeest. De tafel was buitengewoon bereid. Wij waren tot half 12 in gulle vrolijkheid tezamen.

2 September 1858. Grietje naar Wentink tot 3 September.

5 September 1858. Dolfine Wentink en Betje Vrendenberg bij Grietje.

19 September 1858. (Samenvatting Ali) Huizinga kondigde in de kerk in den Hoorn aan dat er daar Afschaffingsvergadering zou zijn. Daartoe was vroeger toestemming gegeven, maar nu waren de diakens er tegen. De deuren zouden gesloten blijven, men zei:”Wie zouden er komen? Een troep kwade jongens”.
Op de kamerdag had men met algemene stemmen tot verhooging van ‘t tractement besloten. ‘t Was door allen toegestemd, dat hij zijn werk met onberispelijken ijver waarnam.
De Afschaffingsvergadering aan den Hoorn werd uitgesteld.

12 October 1858. Bij P. Boon, die volslagen krankzinnig was. Zijn vrouw en kinders waren hem ontvlugt, ‘t licht ging uit, bij een kaars met hem gepraat. De Heer S. Keyser tot hulp gehaald. Tenslotte zijn vrouw weer bij hem gehaald, hij had sterken drank gebruikt.
31 October 1858. P. Boon zegt, dat ‘t voorgevallene er toe bijdraagt, dat hij niet meer in kerk of kerkekamer komt.

1 November 1858. Op de terugreis gesprek met de oude [jood] Vlessing over onderworpenheid aan Gods wijze schikking als verreweg het beste.

13 December 1858. Gister had Grietje Dolfine Wentink, Hiltje Eelman en Betje Vrendenberg bij zich.

18 February 1859. Ik ontving een briefje (nameloos) dat Geert Kikkert slecht leeft met zijne meid, Rempje Smit. Kikkert ontkent zulks geheel en speelt (zoo als later bleek) de geveinsde. Des avonds brief van Geert Kikkert waarin hij de waarheid belijdt en zich onwaardig verklaart het Avondmaal bij te wonen.

24 February 1859. Gesprek met Samuel over de noodzakelijkheid van de Doop, waaromtrent hij twijfel voelt. Hij meent dat uitwendige plegtigheden in de Godsdienst wel gemist kunnen worden, daar ‘t uitoefenen van deugd toch de hoofdzaak der godsdienst is. Ik geloof echter dat hij leerde inzien in welk naauw verband die plegtigheid van Doop en Avondmaal met de ware christelijke deugd staan.

23 Maart 1859. Sientje viert haar verjaarsfeest met 13 meisjes, daarbij Kato Wentink die blijft logeren. Zij had een paar zilveren oorbelletjes en een zijden zakdoek gekregen.

30 Maart 1859. Menno viert zijn verjaarfeest met 9 knapen. Martinus Wentink blijft slapen.

30 Juny 1859. Dominee Wentink en Dolfine hier, over de kermis gewandeld. Zij bepraten Grietje om met hen mede te gaan en morgen weerom te komen.

3 July 1859. Jan Knaap te den Hoorn onderhouden over zijn ergerlijk gedrag om bij het opgeven van de uitgezochte liederen bij de Godsdienstoefening terstond zijn pet op te zetten en die alleen bij ‘t opgeven der psalmen aftezetten. De diaken Dirk Daalder zingt ook geen liederen.

8 Augustus 1859. Grietje mede op reis naar Westzaan, vergadering van ‘t Nut op 9 en 10 Augustus, de 11e van ‘t Bijbelgenootschap.

18 Augustus 1859. In de Heldersche Courant staat vermeld dat aan den Weleerwaarde Zeergeleerde Heer Wieringa eene jagtacte is afgegeven.

22 September 1859. Feest in de Tent ter eere van Leentje Vrendenberg en Koning (bruid en bruidegom): Voigt en vrouw, Wieringa en vrouw, Kikkert, P. Koorn en Anna Kikkert, van Deinse en dochter Anna, Kleinkens, Vrendenberg en vrouw en zuster Gerritje en dochter Betje en Hendrik en wij (ik, Geke, Dirk, Samuel), de zuster van Koning, Wentink en Dolfina, tot 3 of 4 uur ‘s nachts. Grietje was ook op ‘t feest in de Tent verwacht geweest, maar dit was niet goed bericht.

26 September 1859. Luisterrijke partij bij Vrendenberg ter eere van ‘t trouwen van Leentje.
Ik zat tusschen Grietje en de zuster van Koning, Adriënne. Echter gevol ik mij op zulke partijen nooit goed thuis, daar ik te weinig tot verhooging der feestvreugde kan bijdragen.

25 November 1859. Op de kamerdag in de Waal met algemeene stemmen besloten ‘t tractement met 200 gulden te verhoogen, mits de broederschap ‘t goedkeurt, tot er een tweede leeraar komt.

28 November 1859. [Op de Broedervertoeving van 27 November werd nog geen besluit genomen over de salarisverhooging] Men meende dat als men meer geld gaf, men er ook meer genot voor moest hebben, bijv. meer preek. De beschouwing dat de leeraar een arbeidsman is, die voor een gesteld loon moet werken en van wie men trachten moet zooveel arbeid als mogelijk voor het minste loon gedaan te krijgen, schijnt vrij algemeen.
Kooiman verklaarde overigens dat mijn ijver in mijn werk onberispelijk was, dat hij meende dat er geen een predikant op Texel was, die zooveel ijver toonde als ik. Ik vroeg waarin het bleek dat de Gemeente mijn ijver erkende. Hij zeide te meenen dat dit juist niet door geld enz. getoond behoefde te worden (ach, mogt ik dan de erkenning van dien ijver maar op andere wijze zien!).

1 December 1859. Brief aan Samuel: Van de Waalderkerk staat niet meer dan eenige stukken muur. Onze kerkeraad heeft aan de Hervormde Gemeente aldaar aangeboden om zoolang van onze Vermaning gebruik te maken. Het zal mij verwonderen of dit aanbod aangenomen wordt, want Dominee Petersen is geen vriend van de Mennisten en had voorgenomen om steeds aan de Koog te preeken ‘t geheele jaar door.

11 December 1859. Naar den Hoorn. Naar de Waal. Hier verzogt men mij af te kondigen dat de stemming over het voorstel a.s. zondag met briefjes in een bus zal geschieden. Sommigen hadden gezegd dat als men openlijk moest stemmen, men dan niet komen wilde. Het scheen alzoo, dat er nog al tegenstand zou zijn.

13 December 1859. Gister namiddag was Albert Keyser bij mij en verhaalde mij, dat zijn oom Jan Koning verhaals had, dat ik thans 1600 gulden tractement had en dat alzoo eene verhooging niet noodig was. Keyser begon echter te begrijpen, dat de Gemeente mij niet meer gaf dan 1040 gulden en pastorie en hij zou dus nu vóór verhooging stemmen.

16 December 1859. Des avonds [was] ik bij Sipkes. Hij verhaalt mij dat een teekenlijst in de Gemeente circuleert tengevolge van een comparitie gister ten huize van Jan Rab, gehouden door G. Kikkert, Jaap Bouwes, Jan Keyser, Reijer P. Keyser, Simon Keyser. Wie op die lijst teekent verklaart vóór verhooging van mijn tractement te zijn, doch tegen ‘t voorstel des Kerkeraads. De knecht van Geert Kikkert liep met die lijst rond. Naar ‘t scheen zou men mij 500 gulden verhooging willen geven, maar dan moest ik alle zondagen aan den Burg preeken en week om week ook in de Waal en Oosterend. Ik ging naar Pronk, doch die wist van die lijst niets. Burgemeester wilde een tweede predikant, zijn broeder Simon niet. Burgemeester was er tegen dat ik den Hoorn bediende, ik kwam dan vermoeid van daar. Pronk hoopte dat alles nog goed zou afloopen.

18 December 1859. Broederschapsvertoeving aan den Burg, over ‘t stemmen werd niet meer gesproken. Geert Kikkert had een stuk voorgelezen waarbij meer predikdienst aan den Burg verlangd werd. Er zou een commissie komen om die zaak in orde te brengen (Bok, J. Koning, Burgemeester, S. Keyser, G. Kikkert, Arie Rab). De diakens waren vervolgens naar G. Kikkert gegaan en hadden hem aangezegd dat zij die commissie niet erkenden.
Des nachts overdacht ik ‘t voogevallene en stelde een ontwerp op ter voldoening aan ‘t geuit verlangen (om iederen zondag 2 keer te preeken voor 1600 gulden).

19 December 1859. Dit aan de diakens voorgesteld. A.s. maandag zou men ‘t aan de Broederschap voordragen. Ik houd het er intusschen voor dat P. Dijksen tegen tractementsverhooging is en P. Pronk een tweede leeraar verlangt.

21 December 1859. De sneeuw ligt bijkans een voet hoog, het waait zeer hard. Ik te 12 ure uitgegaan ter begrafenis van M. Zuidewind, maar het is onreisbaar weder. Te 1 ure komt de begrafenistrein eerst aan den Burg na 2 uren daartoe gearbeit te hebben met het doorgraven der sneeuwdammen. Ik ga niet mede terug naar het sterfhuis.

29 February 1860. In den eersten tijd dezes jaars verkeerde ik tegenover mijne gemeente in een zeer onaangename stemming tengevolge van ‘t onregt, zoo ik meen mij aangedaan bij de broedervertoeving [over de tractementsverhoging]. Langzamerhand heb ik mij leeren schikken in mijn toestand en ben tot kalmer gemoedstoestand teruggekeerd, inmiddels altijd nog hopende dat ik mijn grieve eens zal zien weggenomen. Men wil meerder predikdienst, althans zoo heet het, maar door een predikant van den Hoorn. De tijd zal leeren wat er van wordt.

18 Maart 1860. Vrouwtje jarig, haar een kerkboek met Evangelische gezangen gegeven, en Sina haar een naaldenboekje.

21 Maart 1860. Sina houdt vandaag haar verjaarsfeest met 12 meisjes. Kato Wentink was daartoe overgekomen.
23 Maart 1860. De meisjes uit het Weeshuis waren bij Sina en Kato.
24 Maart 1860. Kato vertrekt weer naar ’t Oude Schild.

3 April 1860. Dirk en ik bij Wentink theegedronken. Hij komt mij voor in een zeer ongunstigen toestand te verkeeren (had een bloedspuwing gehad). Wij spreken veel over de wijze waarop wij ‘t sterven hebben te beschouwen. Het komt mij voor, dat hij niet geheel de meest wenschelijken rust geniet. Hij acht de dood als ‘t gevolg van de zonde te zijn.

28 mei 1860. Vreeselijk onstuimig weder. Ik kon te Oosterend geen wagen krijgen, daarom geloopen naar ’t Oude Schild. Ik kon er bijkans niet komen om den geweldigen storm. De wagen van Sijbrand Koning van de dijk af in zee gewaaid.
In ‘t Oude Schild gepreekt, broeder Juriaan ook daar.
Tegen 10 uur kwamen wij weder te huis, door het omslaan der storm weder in de wind op, met veel moeite worstelden wij er door, mijn regenmantel was in 3 flarden gescheurd. Koud weer, ontzagchelijk veel ongelukken zijn er overal vooral op het strand gebeurd, een menigte schipbreuken hier en elders, 150 schepen op onze kusten vergaan.

6 Juny 1860. Met Menno naar Amsterdam. Hij bij Dirk. Ik naar Haarlem, Ringsvergadering (overal de verwoestingen van den Pinksterstorm te zien).

7 Juny 1860. Amsterdam. Met Menno op Dirks kamer. Bij Lodeezen en vrouw in de Lange Leidsche Dwarsstraat veel gesprekken over Texel. Hij blijft zich altijd even ongunstig over de Texelaars uitlaten, noemt mij, omdat ik steeds op het goede zocht opmerkzaam te maken, een “parelduiker”, enzovoort.

13 Juny 1860. Des namiddags naar de Tent met Geke en de kinderen. Een tijd daar gewandeld met de oude Mevrouw Westenberg [na het overlijden van jufvrouw Wentink was zij een tijdlang daar in huis geweest]. Zij is zeer bekommerd over de kinderen van Wentink, daar er geen voldoende middelen zijn om van te leven, en de kinderen niet genoeg geleerd hebben.
Dolfine is zeer slordig en niet zeer gereed om iets aan te nemen.

26 July 1860. Wentink overleden.

13 Augustus 1860. Bij Dominee Douwes Dekker te Nieuwe Diep. Engel D.D. verhaalt van zijn oom en zijn geschriften Max Havelaar, waaraan door Professor Valk eene recensie van 48 bladzijden was gewijd. Met de nachtboot naar Westzaan.

15 Augustus 1860. Naar de Vergadering van ‘t Nut in Amsterdam en naar die van de afgevaardigden van Doopsgezinde gemeenten ter bespreking van ‘t armenwezen.

27 Augustus 1860. Engel en Eduard Dekker van den Helder, zonen van dominee Dekker [neefjes van Multatuli] komen logeren, zij brengen mij het werk van hun oom Max Havelaar mede.

18 September 1860. Bij Wieringa koffij gedronken. Hij leest mij een brief voor aan Dominee Maaldrink over de kinderen van Wentink.

23 September 1860. Besloten een tweede leeraar voor onze gemeente te beroepen, die een nieuwe pastorie zou hebben aan de Waal, tractement van 1000 gulden.
Dirk vertrokken. Wij dronken thee bij de kinderen van Ds.Wentink, alwaar ook Wieringa en vrouw kwamen.

25 September 1860. Naar den Hoorn in den wind op, eene moeyelijken togt. De wind steekt meer en meer op, de pannen vliegen van de daken.
Naar den Burg in 10 minuten aan ’t Spyk (’t brugje in het land), in 16 minuten over de landen heen tot op de weg. Toen geloopen met een zoon van Geert Kikkert, daardoor wat langzamer. In 32 minuten was ik aan de molen van Langeveld aan den Burg. Somtijds viel het mij moeylijk mijn vaart te stuiten en moest ik zorg dragen om niet in de slooten te waaijen. Nooit deed ik het zoo snel. Anders is er ten minste 40 of doorgaans 50 minuten toe noodig.
Ik was reeds des middags stijf in de beenen.

30 October 1860. Brief aan Samuel: De verkooping van de meubilaire nalatenschap van Ds.Wentink heeft plaats gehad, ‘t heeft vrij wat opgebragt, ‘t geen verblijdend is daar de kinderen anders zoo goed als niets bezitten en dus zonder steun van eenig geldelijk vermogen de wereld in moeten.
[Over de kinderen van Dominee Wentink] Zoo kan een huisgezin door den dood des verzorgers zeer spoedig uiteen woden gerukt. Mocht ik eenmaal mijn hoofd kunnen nederleggen met de geruststellende gedachte, dat ik althans 2 kinderen nalaat, die met den wil ook het vermogen hebben om voor de overigen te zorgen.

4 November 1860. De nieuwe kerk aan de Waal ingewijd.

19 November 1860. Te Zevenhuizen gegaan ter begrafenis van C.C. Dijker. Ik deed eene toespraak en sprak vervolgens veel met de aanwezigen meest alle Roomschgezinden (de vrouw was Roomsch) o.a. met Neeltje, en met Clemens Barhorst. Wat ik in Evangelische zin sprak werd wel beaamd, bijv. dat het geluk der toekomende levens afhankelijk is van ons gedrag hier vooral van onze liefde, dat de geheele bedoeling der Godsdienst is om den mensch wijzer en beter te maken, dat niemand zonder deugd gelukkig kan zijn, enz. Barhorst meende dat men onderscheid moest maken tusschen de natuurlijke gevolgen des kwaads en andere rampen, dat men de eersten eigenlijk geene straffen der zonde kan noemen. Ik zocht hem het tegendeel te toonen. Met de avond kwam ik vermoeid te huis.

30 November 1860. Op de kamerdag besloten een pastorie in de Waal te bouwen.

16 December 1860. Bok laat zich sterk uit over de ondeugende jongens van Vrendenberg, waarmede de Meester geen huis kon houden. Alleen Hendrik was wat beter geweest. Die had op ‘t beroep gepreekt aan de Waal, maar sommigen zeiden dat men aan 1 Vrendenberg, die toch al zo’n groote baas was, wel genoeg had.

30 December 1860. Naar den Hoorn met de slede met Dolfine Wentink. Sneeuwjagt. Aan den Hoorn komende vond ik de Kerk gesloten en het vuur in de doofpot. Men verwachtte mij niet. Vervolgens preek aan aan de Waal.

3 January 1861. Bij Pieter Dirksz Bakker sprak ik over het voorgevallene met Jakob Arisz Eelman en hem, waartoe hij eene uitvoerige verklaring deed op zulk eene wijze dat daarbij zijn onschuld uit moest komen. Ik vermaande ernstig tot zulke gezindheden en handelingen waarbij eene bestendige vrede des gemoed kan worden genoten.

4 January 1861. Des namiddags de Burgemeester hier, was hier ‘t gansche vorige jaar niet geweest.
Brief aan Samuel: De proponent Heringa heeft het beroep naar de Waal (voor de hervormden) aangenomen.

3 February 1861. Des morgens kwart na 2 Grietje overleden. Ach ‘t getal mijner dierbaren was met een verminderd hier op aarde, met een vermeerderd daarboven.

5 February 1861. Brief aan Samuel over Grietje: Haar stoffelijk overschot zal donderdag namiddag ter aarde besteld worden. Met Gods hulp zullen wij de droefheid te boven komen, hopende daaruit slechts een heilige ijver tot trouwe plichtsbetragting te zullen behouden.

11 February 1861. Vergadering op het Raadhuis met den pastoor, Vrendenberg, Kikkert, Rey en den Burgemeester als Commissie voor de inzameling van Gelden voor den Watersnood. Wij bragten daar 1222 gulden te zamen. Ik had het meest, namelijk 320 gulden.
Over Grietjes achteruitgaan en sterven: Zij zeide gedurig, dat zij zich niet zoo ziek gevoelde. Tante Gé was meermalen veel zieker en levensgevaarlijker geweest en was toch ook nog weder hersteld. Ik eindigde steeds met de hoop bij haar niet uit te dooven, maar haar de mogelijkheid van een spoedig naderende dood te doen opmerken. In ‘t algemeen hield zij niet veel van gesprekken, die zij somber noemde en brak ze soms wel eens af met te zeggen: “Laat ons nu eens over wat anders praten”. Altijd intusschen was zij geduldig, altijd liefderijk, altijd dankbaar. Tante Gé hielp haar altijd met de meeste zorgvuldigheid en teederheid.
Op 1 February kwamen Dominee Vrendenberg en Dominee Wieringa nog even bij haar in de achterkamer. Zij vroeg aan Wieringa ook nog naar den welstand van hare vriendin Dolfine. Des namiddags heb ik meest bij haar gezeten. Toen ik met haar sprak zeide zij op goedmoedigen toon: “Vader moet niet denken, dat ik bang ben voor den dood!”. Ik: ”Neen, mijn kind, dat denk ik ook niet, maar schoon ik de redenen waarom gij niet bang ben wel raden kan, o wees toch zoo goed om ze mij nader te verklaren!”. “Wel”, zeide zij “de goede God heeft nu zoovele jaren altijd ten besten voor mij gezorgd, zou hij nu zoo opeens daarmede kunnen ophouden? Neen, ik geloof, Vader, dat hij mij bij mijne lieve moeder brengen zal en waar die is, moet ‘t wel goed wezen”.

17 February 1861. Dirk gedoopt. De doopbediening viel mij zwaar, vooal aan Dirk. De heele gemeente, dunkt mij, gaf dan ook luide haar innige medelijden te kennen.
Des avonds ten geschenke gekregen van Pieter en Antje Boon een fraaij theeservies op blad (12 kopjes en schoteltjes, wit porcelein met goud).

4 Maart 1861. Sientje kwam vanmorgen koortsig uit de catechisatie, klaagde over pijn in de borst. Gé vertelde mij, dat zij vanmorgen zeer droefgeestig was geweest en bij haar boven was gekomen en gezegd had, dat zij zich geheel niet wel gevoelde, dat zij toch nog zoo gaarne wat bij Vader en Tante enz. wilde blijven, maar dat zij wel vreesde dat het zoo niet zijn zou, maar dat er toch vooral gezorgd moest worden, dat Vader hier niets van merkte. Telkens als ik haar dan ook vroeg hoe het ging, antwoordde zij “Best”, of gaf althans een bevredigend antwoord. Ik begin waarlijk wel beducht te worden voor het lieve kind, ons aller vreugde. O God, mocht het uwer wijsheid behagen haar voor ons hier beneden te sparen!

10 Maart 1861. Dagelijks spreek ik met Gé, hoe wij het Sientje het best afleiding zullen bezorgen. Dagelijks zal zij met Gé uitgaan, waarnaar zij zelve ook zeer verlangt, maar het ongunstige weer belet haar allen uitgang. Te Westzaan wil men haar gaarne hebben, maar daar past ‘t thans niet best.
Wij spreken er over dat zij eens naar den Helder zal gaan naar Dominee Dekker, maar zie ik haar niet reeds langzamerhand wegkwijnen? Ontviel ze mij, hoe zou ik anders dan treurende tot aan mijn graf mijn weg kunnen bewandelen. Maar zoo wellicht wil de Almachtige de vereischte gezindheid in mij werken.

11 Maart 1861. Gisteren heb ik gepredikt hoe wij onze toekomstige lotgevallen moeten beschouwen, maar hoe moeilijk de aanbevolene Christelijke wijsheid is, kan ik mij zelve onmogelijk verhelen.

17 Maart 1861. Blijde verjaardag van Sientje. Zij is de laatste dagen zeer in gezondheid toegenomen.
Cornelis Keyser wilde niet uit de vertaling van Vissering lezen, had voor zijn godsdienstig gevoel genoeg aan de oude, wilde zich niet aan Dominee Vissering onderwerpen, vond de vertaling zacht en flaauw en in de godsdienst hield hij van krachtig. Hij was zoo onwillig om enige tegenspraak te verdragen als ik ‘t ooit gezien had. Te beklagen is de arme Marretje Kuiper, van wie haar man onlangs zeide “Ik ben toch baas over mijne vrouw!”, toen hij niet wilde gedoogen dat zij met Gé en Anna van Deinse deel nam aan ‘t Comitee ter verzameling van gelden voor een gedenkteeken voor de Koning, ofschoon zij zelve gaarne wilde.

12 Mei 1861. Zondag. Het 50-jarig bestaan van de Algemene Doopsgezinde Sociëteit gevierd. Vrendenberg en Wieringa bij mij ter kerk, die daarvoor hun kerken hadden laten stilstaan.

28 Mei 1861. Men zegt dat Ds.Dekker aan ‘t Nieuwe Diep overleden is. Ik daarheen, hij leeft nog, maar is zeer ziek en zwak. Naar de Ringsvergadering in Hoorn, naar Westzaan.
3 Juny 1861. Met Juriaan naar Amsterdam, bij Dirk.
5 Juny 1861. Op de boot hoor ik dat Ds.Dekker overleden is. Ik daarheen. Des avonds weer op Texel.

11 Juny 1861. Allen naar den Hoorn, naar ‘t strand, bij Wieringa. Beladen met schelpen en zeegewassen keerden wij naar huis terug ‘s avonds laat.

25 Juny 1861. Naar Amsterdam, waar den 27ste het 50-jarig bestaan der Doopsgezinde Sociëteit werd gevierd. Feestrede van Professor Muller. Vele oude kennissen gesproken.

30 Juny 1861. Dirk doet zijn eerste preek voor een gemeente te Wormerveer.

1 July 1861. Brief aan Samuel: Ik was bij de weduwe van Dominee Dekker in den Helder. Eduard is geslaagd voor zijn examen no. 8 van de 68, als gij hem eens schrijft is zijn adres: E.Douwes Dekker, mach.leerling 2de klas Z.M. Wachtschip de Rijn te Hellevoetsluis.

6 September 1861. (Samenvatting Ali) Frerichs uit Norden beroepen aan den Hoorn, 850 gulden tractement. Dominee Huidekoper nam ‘t beroep naar de Waal aan. Hij was verloofd met Suze Portielje. Huizinga had nu er een tweede predikant bijgekomen was geen catechisatie meer aan de Waal en Oosterend.
Aan den Helder kwam Dyserinck, de weduwe van Dominee Dekker verhuisde naar Zwammerdam. Sikkes aan ‘t Oude Schild. Jansonius preekt nog alle zondagen in zijn nieuwe kerk, doch zijn aanhang wordt minder.

12 September 1861. Wieringa had een kist met boeken uit Wentinks nalatenschap bij Honigh gebragt ter verkooping in Amsterdam.

11 November 1861. Het verschaft mij een groot gemak dat ik nu niet iedere maandag en dingsdag naar Oosterend en de Waal moet.

17 November 1861. Wieringa verhaalt uit den mond van de Belgischen loods, de eenige die van 10 man gered is, de stranding van een schip achter den Hoorn.

25 November 1861. Brief aan Grootmoeder. Mijn inkomen is door het verlies van den Hoorn [na het beroep van Frerichs aldaar] nu met 400 gulden verminderd. Op tractementsverhooging van mijn eigen gemeente is nu ook volstrekt niet te rekenen, nu men hier nogal aan de beurs zal moeten trekken om den 2den leeraar te bezoldigen.

5 December 1861. Dominee Huidekoper zijn vrouw is jarig. Zij wilden gaarne eene uitdeeling van vleesch en ham houden. Zij vragen mij :”Aan wie? Ik ga naar huis en maak een lijstje op van 10 weduwen hier aan den Burg. Antje Nauta zal het rondbrengen (tot de pastorie aan de Waal klaar is wonen zij in de Binnenburg waar eerst Schuit woonde).
Frerichs zal Menno onderrigten in Latijn, Fransch, Duitsch en Engelsch, eenmaal in de week op maandag.

9 December 1861. Brief aan Samuel: (over de storm van 14 November: 122 Ned. Pond op de vierkante Ned. El was ‘t in den Helder) De kusten, vooral hier op Texel, zijn met wrakken enz. overdekt. Het zeewater spatte in Oude Schild over de dijk heen tegen de huizen aan. Ik had juist Doopelingencatechisatie, maar kon mij soms door mijne leerlingen haast niet doen verstaan.
De preek is hier nu alle zondagen te half 10 aan den Burg en aan Oosterend of Waal te 12 uur. A.s. zondag heb ik ‘t hier aan den Burg en Huidekoper gaat dan naar de Waal en zoo zal het afwisselen. Telkens 2 zondagen achtereen dezelfde aan den Burg.

3 January 1862. Huidekoper hier met een brief van Jan Koning, hem waarschuwende geen lid van ‘t Afschaffingsgenootschap te worden, daar ik “met een zenuwachtige opgewondenheid” die zaak voorstond. Huidekoper teekent als lid, en gaat daarna naar Koning om er over te spreken.

5 January 1862. Bij Dominee Sikkes aan ‘t Oude Schild theegedronken. Ik zoek hem tevergeefs aan om lid te worden van ‘t Afschaffingsgenootschap. Hij is daar bepaald op tegen en zou wel eens een stuk willen opstellen om te bewijzen dat men veel beter tegen de dronkenschap kan ijveren als men geen lid is.

6 January 1862. Brief aan Samuel: Ik zou wel willen dat Dirk wat meer schreef. ‘t Is het grootste geluk dat ik heb, dat ik van mijn kinders alles weet en vooral dit, dat het hun welgaat.
Met mijn collega’s heb ik het voortdurend zeer goed en zij strekken mij zeer tot vermeerdering van genoegen. Huidekoper is altijd zeer spraakzaam en veraangenaamt de gezelschappen door zijn verhalen, vooral ook van zijn veelvuldige reistochten. De vrouw van Huidekoper valt hier ook zeer goed in de flank. Zij zijn zeer hulpvaardig.
Ik bid God vurig dat Hij mij het leven verlenge opdat ik nog zien mag dat mijne kinderen en nu vooreerst mijn beide oudste zoons hunne voorbereidende studiën wél volbrengen en geschikt worden om eene waardigen plaats in de Maatschappij in te nemen. Wat zal ik mij verheugen als het van ‘t jaar met Dirk in alles naar wensch afloopt en ook met mijn lieve Samuel. Wat kan het mij een gelukkig jaar worden.

15 January 1862. Des avonds met Wieringa en Voigt bij den Heer van Heeckeren, bestuursvergadering van ‘t Afschaffingsgenootschap. Ik vernam daar van eerstgenoemde dat Jan Jans Bakker zich geërgerd had aan mijne Redevoering van vrijdag, alsof ik gezegd had dat alleen Afschaffers goede Christenen waren.

17 February 1862. Des avonds met Frerichs naar het Nut. De Heer de Vries doet de Redevoering over ‘t hoog belang van een doelmatig brievenvervoer.

26 February 1862. Vannacht heeft men aan de Waal aan de pastorie, op de steen boven de deur, den naam van Pronk doorgehaald. Huidekoper dreef door, dat dit bij ‘t Geregt werd aangegeven.

29 February 1862. Weder aan Dirk geschreven, daar ik nog geen antwoord had op mijn vorige brief.
Huidekoper deelt mij mede dat zij hopen mochten op een gelukkige verandering in hun gezin.

1 Maart 1862. Brief aan Samuel: Frerichs preekt in de wintermaanden alle donderdagavonden en heeft dan volle kerken, daar ook de gereformeerden in massa opkomen.

4 Maart 1862. Brief van Dirk, dat hij de brief met ingesloten 160 gulden niet ontvangen heeft.
5 Maart 1862. Huizinga gaat op reis naar Amsterdam met de stoomboot Zaanstroom, aldaar Bruno Bok op reis met P. Koorn met 3 zeelieden van het onlangs gestrande Portugeesche schip met koffij.
Dirk beklaagde zich dat hij te jong student was geworden. Niemand wist iets van de vermiste brief. Naar Westzaan, Juriaan wilde mij terstond schadeloos stellen, wat ik echter niet aannam.
Brief aan Samuel (samenvatting Ali): Huizinga schreef dat hij zoo kalm was over
de vermiste brief en het verlies van zooveel geld, omdat hij hoopte het hart zijns zoons weder gevonden te hebben. Dirk had gezegd dat hij zijn vader niet zou teleurstellen. Hij had zijn proponentsdissertatie in February ingeleverd.

14 Maart 1862. Vanavond kreeg ik berigt van een aangeteekende brief aan het postkantoor voor mij. Ik spoedde mij daarheen. Te huis gekomen opende ik die en vond er 160 gulden in met ‘t enkele woord: ”Van eenige deelnemende vrienden”.
[Het bleek te zijn samengebracht door Huidkoper, Bok, jufvrouw Dijksen, S. Keyser, P. Dijksen en P. Kuiper].

25 Maart 1862. Huidkoper toegesproken in zijne nieuwe woning aan de Waal.

5 Juny 1862. Frerichs komt zeggen dat het met Dirk niet goed gaat, dat hij laatsleden maandag uit Amsterdam vertrokken is en aan Professor Scheffer vanuit Boon geschreven heeft dat hij zijn betrekking tot de Algemene Doopsgezinde Sociëteit opheft. Dit had [studiegenoot] Pekelharing aan Frerichs geschreven.
In de paaschvacantie had Dirk tegen Frerichs gezegd:”Religie is illusie”.
6 Juny 1862. Telegram van Pekelharing manende om spoedig over te komen.
7 Juny 1862. Te half 3 des nachts naar ‘t Oude Schild. In Alkmaar voor telegram gezorgd naar broeder Juriaan, opdat hij met zijn familie niet naar Texel reize.
Professor Scheffer had met Dirk gesproken en meende dat hij hem bemoedigd had (zijn laatste preek kon er eigenlijk niet mee door, en zijn dissertatie had niet voldaan). In de brief uit Bonn aan Pekelharing stond dat Dirk een geslepen dolk had medegenomen. Hij had veel geld verkwist, vele van zijn kostbare boeken waren weg (dameshorologie en braceletten gekocht voor Lacy Muller, een actrice).
10 Juny 1862. De Substituut Officier van Justitie kon mij niet helpen, ried aan Dirks terugkeer af te wachten. De Advocaat Nieuwenhuis zei dat ik de schulden van mijn minderjarigen zoon te betalen van rechtswege niet verpligt was (consult 36 stuivers). Zij zouden wel te vinden zijn voor een gedeeltelijke betaling, dan moesten zij voor ‘t geheel Quitantie geven.
Professor Domela Nieuwenhuis kon zich niet begrijpen, dat een doopsgezind student om zijn vrijere begrippen was teruggedeind voor de aanvaarding van ‘t predikantsambt, daar er bij ons een zoo groote leervrijheid bestond.
11 Juny 1862. Van Texel 2 brieven ontvangen, een van Huidekoper, een van Dirk, postmerk Bazel, daarin stond dat hij op ‘t punt was een eind aan zijn leven te maken.
Gesprek met professor Scheffer, vervolgens op Dirks kamer met Pekelharing en Sybouts. Lodeezen kwam, deze wilde naar Bazel. Ik des avonds naar Emmerich, daar gelogeerd, naar Mannheim, daar gelogeerd, de volgende dag des avonds in Bazel.
13 Juny 1862. Daar vond ik een brief van Lodeezen (die er met de sneltrein iets eerder was aangekomen) dat hij de bagage van Dirk had gevonden in de Zwaan. Dirk was daar op 7 Juny aangekomen, zou de volgende dagen een voetreis maken naar ‘t Wiesenthal en ‘t Berner Oberland. Lodeezen zocht hem maar vond hem niet.
Huizinga naar Mulhouse: Samuel daar in goede welstand aangetroffen. Wij brengen den dag gezellig door. Tegen 9 uur vinden wij aan het school een telegram van Lodeezen en een brief: Dirk zal morgen te Colmar zijn.
16 Juny 1862. Ik te 6 ure naar Colmar. Om 12 uur zag ik een rijtuig met daarin Lodeezen en Dirk. Hij had na zijn vertrek uit Amsterdam in verschillende steden van Duitschland naar een betrekking gezocht, huisonderwijzer, kellner, maar was niet geslaagd. Toen hij ‘t in Frankrijk wilde beproeven, werd hij op de brug in Breisach gevangen genomen. Zijn verklaringen werden naar Texel gezonden. Na veel beslommeringen kreeg [Lodeezen] te Breisach Dirk mee.
Brief aan Samuel: Verheug u, Dirk is weer bij ons. Hij ziet in hoe dwaas hij gehandeld heeft en wenscht niets liever dan om in ‘t vaderland terug te keeren en nu een ander leven te leiden. Alleen predikant worden, daaraan is nu geen gedachte meer. Wij zijn den Heer Lodeezen grooten dank verschuldigd voor de vele moeite, die hij heeft aangewend.
Dirk gaat naar broeder De Waard in Grijpskerk. Hij voelt er het meest voor om zich aan de Geneeskunst te wijden.

11 tot 13 Augustus 1862. Als Afgevaardigde van ‘t Nut naar de vergadering te Amsterdam. Gesprekken over Dirk. Men vond hem buitengewoon vlug van begrip, zou een uitstekend doctor kunen worden. Huizinga had hem te streng opgevoed, zoodat hij zijn vader vreesde. Hij was doorgaans stil, saai, alleen als hij gedronken had werd hij levendig en geestig.

27 Augustus 1862. Des middags naar de Tent, aldaar Heringa c.s., Kleinkens, Jufvrouw Voigt en moeder en tante, Betje Vrendenberg en Dolfina Wentink.

31 Augustus 1862. Des avonds bij P. Boon. Ik spreek hem over zijn niet ter kerk komen. Hij zegt daartoe niet te kunnen besluiten. Geen Dominee kan hem meer wat vertellen, hij wist alles. Hij verklaarde zelf nooit veel met de Godsdienst opgehad te hebben. Ik waarschuwde hem ernstig. Menigeen had wel berouw gehad dat hij de kerk had verzuimd, meer dan dat hij zich aan getrouw gebruik der Godsdienstoefening had gewend. Hij scheen geheel onverschillig.

8 September 1862. Krans bij Wieringa, met Samuel.

10 September 1862. Huisbezoek met P. Kuiper in de Koog, Mient, enz.

16 October 1862. Des avonds naar de Waal bij Huidekoper. Hem aanwijzing gegeven over ‘t gebruik mijner vraagboekjes met de doopelingen. Hij verhaalt mij dat H. Dijt laatstleden zondag ook aan ‘t Avondmaal was geweest en dat hijzelf hem daartoe had uitgenodigd. Ik kon dit niet goedkeuren [Dijt was katholiek, maar getrouwd met de doopsgezinde Grietje Keyser]. Nu volgde een uitvoerig gesprek van bijkans 2 uur over de betekenis en de waarde van de Doop voor ons Doopsgezinden. In alles straalde zijn gebrek aan vaste beginselen door. Hij hield de doop voor een bloote vorm. Ik zeide niet te begrijpen hoe hij dan doopsgezind leeraar kon zijn. Hij meende dat de doop eigenlijk bestemd was voor die uit ‘t Jodendom of Heidendom overkwamen en dat het uit het Nieuwe Testament niet bewijsbaar was, dat er Christenkinderen gedoopt waren. Hij zou H. Dijt als lid der Gemeente willen aannemen alleen op een belijdenis (zonder doop).
De Heer Bok, die hem hiernaar gevraagd had, had gezegd zich hier mee zeer wel te kunnen vereenigen (geen wonder, daar Bok zelf den bejaardendoop niet wil ondergaan). Mijn redenen waren zeer ernstig, ik geloof wel, dat zij hem een weinig tot inkeer bragten.

7 November 1862. De straten van ‘t dorp worden verlicht door de gasoly van Sipkes, die een zeer helder licht geeft. In de catechisatiekamer hebben wij ook zulk een lamp. In ‘t Eijerland zal nu een vuurtoren worden geplaatst.

5 December 1862. Brief aan Samuel: A.s. zondag zal Heringa in onze kerk hier aan den Burg het verslag doen van ‘t Bijbelgenootschap en dat wel ‘s avonds te 6 ure, zoodat dan onze kerk verlicht moet worden. Wij zullen daartoe de lampen gebruiken uit de Gereformeerde kerk. Dat zal waarschijnlijk om de nieuwheid der zaak wel een volle kerk geven.

6 December 1862. Brief van Menno aan Samuel: [had een zakboekje gekregen] Vader heeft zooeven in mijn zakboekje geschreven “De Vreeze des Heeren is ‘t begin van alle Wijsheid”.

26 January 1863. Dochter van Dominee Huidekoper geboren.
10 February 1863. De moeder gestorven aan de koorts, 25 jaar oud.
14 February 1863. Mevrouw Huidekoper begraven aan de Waal.

14 February 1863. Door P.G. Bakker en vrouw (Grietje Keyser) werd mij voor ‘t onderwijs aan Neeltje een fraaije lamp ten geschenke gegeven. Van Antje C. Eelman een fraaije tabakspot en komfoor.

16 February1863. [De huishoudster Gé gaat bij dominee Huidekoper in de Waal werken op zeer voordeelige voorwaarden (175 gulden per jaar) en komt dan nog 1 keer per week bij Huizinga] Zij zou dan vrijheid hebben om ook nog toezicht te houden op mijn huishouding door eenmaal ‘s weeks hier te komen. Met ‘t midden van Maart zal zij haar nieuwe betrekking aanvaarden.

20 February 1863. Brief aan Samuel: Sientje is eigenlijk nog te jong om haar van de school te nemen en met de taak van huishoudster te belasten. Ik weet niet of ik weder genoodzaakt zal zijn naar een andere jufvrouw om te zien, maar waar vind ik eene die Tante Gé vergoeden kan, die immers altijd met zooveel liefde als een moeder voor u gezorgd heeft. Kon Katrina nu geschikt tehuis komen, dan zou ‘t zeker nog wat beter gaan, maar Grootmoeder zal haar ongaarne missen. Nu zal het zich nog wel zoo wat schikken, zoolang Tante Gé hier zoo in de nabijheid blijft, maar ‘t zal wel niet lang duren of Huidekoper wordt beroepen en dan ben ik van een hoognoodige hulp verstoken voor altijd.

21 February 1863. Vanavond hier bezorgd een Christusbeeld, present van Emilie Bok.

5 Maart 1863. Huidekoper voor ‘t eerst weer hier.

7 Maart 1863. Brief aan Samuel: Gé zal met 4 dagen vertrekken. Sientje wil nog graag deze maand op school blijven en dan alleen des avonds als wanneer zij nog Duitsch en Engelsch leert. Zij kan dan 12 kaartjes krijgen, waaraan ‘t verkrijgen van een prijs verbonden is. Kon Katrina maar thuis komen, maar Grootmoeder zal haar niet kunnen missen.

11 Maart 1863. Des morgens met J.C. Bakker naar de haven, de moeder van Huidekoper van de boot gehaald. Zij bleef hier koffijdrinken(maakte nog een visite bij Vrendenberg) en vertrok tegen half 2, Gé medenemende, die nu voortaan de huishoudster van Huidekoper zal zijn. Sina ging ook mede te eten.
Ik vanavond met Menno naar de Waal. Den avond daar gepasseerd met mevrouw Huidekoper. Gé nu daar woonachtig. Menno en ik gingen te half 11 met Sina met de lantaarn terug (vannacht veel sneeuw).

5 April 1863. Paaschpreek.

6 April 1863. Bij Sipkes. Er werd gezegd dat Huidekoper en ik in onze begrippen geheel tegenover elkaar stonden, want ik had de ligchamelijke opstanding van Christus tegengestaan en Huidekoper vandaag die voorgestaan.

10 April 1863. Veenstra verhaalt mij dat er veel gesproken wordt over mijn preek van Zondag, zelfs door de kinderen op straat. Zulks had Dominee Veenstra niet geleerd.

17 April 1863. Huidekoper had mij verteld dat Bok bij jufvrouw Roeper was gekomen en gevraagd had: “Wat zegt ge wel van de Paaschpreek van Dominee Huizinga?”, maar Huidekoper had haar en haar zoon Jan gerustgesteld.

19 April 1863. Wieringa vertelt hoe men in den Hoorn zeer ingenomen is met Frerichs en dat niemand eenige aanstoot nam aan zijne moderne beschouwingen.

3 Mei 1863. Met J.C. Bremer naar Oosterend gereden. Aan den Burg luidt voor ‘t eerst onze klok, die eergisteren op de kerk gezet is.

4 Mei 1863. Krans bij Huidekoper. Zeer druk en genoeglijk gesprek over onze uitzichten in ‘t kerkelijk leven leven door de moderne theologie, vooral wanneer ‘t zoover komt dat in de Hervormde kerk de gemeente hare opzieners zal kiezen. Vrendenberg en Wieringa voorzien vele onheilen.

8 Mei 1863. Brief aan Samuel: Er worden hier te lande groote toebereidselen gemaakt om de bevrijding van ‘t Fransche juk in 1813 luisterrijk te vieren.
Het gebruik van petroleum of aardolie uit de oliebronnen van Amerika neemt hier zeer sterk toe, zoodat men op sommige plaatsen er bijkans aan toe is om de gasverlichting af te schaffen. Een kan petroleum kost 32,5 cent, patentolie 60 cents. Wij hebben onze lamp ook in orde laten brengen voor petroleum. “t Is jammer dat men de onaangename lucht van die olie niet schijnt te kunnen wegnemen.
Er is een torentje op onze kerk geplaatst waarin een klok hangt. Wat zal dat een gebengel zijn, als van ‘t winter alle drie klokken tegelijk luiden! De Roomschen zullen zich n.l. ook weldra in een eigen klok kunnen verheugen. Er wordt een nieuwe fraaije kerk in de Molenstraat gebouwd
.

13 Juny 1863. Krans bij Sikkes op ‘t Oude Schild. Wieringa verhaalt dat dominee Frerichs sedert l.l. vrijdag geëngageerd was met Dolfina Wentink. Hij was smoorlijk verliefd. Vrendenberg oordeelt dat Frerichs bij zijn huwelijkskeuze meer zijn gevoel dan zijn verstand geraadpleegt heeft.

16 Juny 1863. Groot feest aan de Tent. Frerichs en Dolfina waren er ook genoodigd. Sina en Menno waren er ook. Ik bleef te huis.

16 Juny 1863. Des namiddags Sikkes bij mij thee gedronken. Hij berigtte mij den dood van Dominee Steinfort. Gisteravond was hij in welstand naar bed gegaan en vannacht 1 uur (de meid had eerst te half 1 eenige beweging gehoord) aan een beroerte overleden.
Huidekoper hoorde vreemd op van Frerichs engagement (wilde invloed uitoefenen dat ‘t tractement van Frerichs verhoogd zoude worden).

18 Juny 1863. Even bij Vrendenberg om afspraak te maken om morgenavond naar Oosterend te gaan ter begrafenis van Steinfort.

19 Juny 1863. Om den aanhoudende regen gaan wij niet naar Oosterend.

21 Juny 1863. Vrendenberg hier, hij had van namiddag de lijkrede op Steinfort gehouden.

22 Juny 1863. Heringa heeft, zoo men zegt ook op aandringen van Mama en zusters, zijn Groninger meid mishandeld en weggejaagd, ‘t welk veel gepraat over Texel geeft.

23 Juny 1863. Het engagement van dominee Frerichs is uit, sedert vanmorgen, hij is in een zeer ongelukkige stemming.

30 Juny 1863. Gesprek met Bok [over Frerichs]. Ik kon niets anders zeggen dan dat ik de geheele geschiedenis als een vrugt van te weinig beredeneerde verklaring, van een opwelling des gevoels, die bij tijdsverloop verkoelde, beschouwde. Gesprek over gemengde huwelijken, die wij beide wel niet geheel afkeurden, maar toch als niet wenschelijk beschouwden, vooral voor een predikant.

1 July 1863. Frerichs hier des avonds tot 12 uur, over ‘t zelfverwijt dat hem kwelde, dat hij Dolfina gevraagd had.

5 July 1863. Dominee Huidekoper neemt voor Huizinga een thermometertje mee. Hij schreef een briefje dat Menno en Sina voor zijn rekening naar de Comedie mogten gaan.

5 July 1863. Kermis, Albert Keyser was vol van ’t geen hij zooeven op de kermis in eene tent van eene waarzegster gehoord had die hem, zoo als hij zeide naauwkeurig had verhaald wat er met hem nu sedert 21 April 8 jaar geleden was voorgevallen. Hij hield haar voor een goddelijk persoon, hij wilde dat ik mij tot haar vervoegen zou om gewichtige waarheden van haar te vernemen, om mij te overtuigen dat God nu nog aan menschen bijzondere openbaringen schenkt. Terwijl hij wel opmerkte dat ik weinig geloof sloeg aan dat alles, zeide hij dat hij zich dan ook wel begrijpen kon dat iemand die zulke klare bewijzen verwierp ook geen geloof sloeg aan de Geboorte en Opstanding van Christus. Hij had op de Groene Plaats wel voor een 20-tal menschen zijne ondervindingen medegedeeld. De waarzegsterstent had dien tengevolge den ganschen avond tot ’s nachts 2 ure toe een druk bezoek. Menno ging er ook heen, gezonden door dominee Huidekoper, maar keerde zeer onvoldaan weder, terwijl de waarzegster met C.P. Keyser (Baron) en vrouw sprak, hoorde een man aan de deur hem (Menno) uit over hem en bragt deze berigten aan de vrouw over.

29 October 1863. Brief aan Samuel te Hengelo (bij den Heer Dijk op de fabriek voor de ververij) die overweegt om bij het onderwijs te gaan: Waar gij u dan vooral op moet toeleggen is: helder te denken, volledig te weten en bestemd uit te spreken.
De Hoornsche gemeente heeft mij geëngageerd om weder op de vroegere voorwaarden de predikdienst in hare gemeente te vervullen.
Dominee Dyserinck [van den Helder] heeft hier op ‘t Nut de Redevoering gedaan over “de IJdelheid” en heeft daarmede, zoo ik geloof, algemeen genoegen gegeven. Hij wil hier gaarne eens weer komen. Het schijnt hem op de avondvisite bij den Heer Bok en de dames heel goed bevallen te zijn.

15 November 1863. Afscheidspreek van Dominee Huidekoper, vertrekt naar Bolsward.

16 November 1863. [Vertrek familie Huidekoper. Bij haar vertrek van Texel kreeg Gé van kennissen een fraaije flacon met gouden dop. Van Huizinga het ringetje met juweelen steentje van zijn vrouw afkomstig].

3 December 1863. Eene slechte reis naar en van Oosterend, waar ik catechisatie hield. Het woei hard en op de heenreis regende het bestendig, de wind nam zoodanig toe dat ik de weeromreis er haast niet tegenop kon. Ik ging dus Dirk Mantje vragen of die mij te huis wilde brengen, doch zijn broeder Klaas die de paarden leveren zou was beducht dat althans de kap van de wagen in flarden zou vliegen. Het slot van de zaak was dat ik met zijn zoon Cornelis TE PAARD steeg en wij alzoo naar den Burg reden, en nog hadden wij moeite om er tegen (dikwijls of meest stapvoets) op te komen, en ik om op het paard te blijven zitten.

4 December 1863. Dominee Vrendenberg had een telegram van dominee Ballot met berigt dat zuster Mietje donderdag na hare bevalling was overleden. De volgende morgen met Sientje erheen met de postschuit. De stoomboot was door den storm zoo ontredderd dat die niet varen kon.
[Mietje en Juriaan hadden 3 kinderen in leven: Catharina, Ko en Willemina].

24 December 1863. Dominee Deenik, genoodigd op ’t beroep aan de Waal, voer gisteren met Pieter Bruin naar Harlingen, op de hoogte van de Roode Ton zagen zij een mast uit het water steeken en daarin eenige menschen. 2 leefden nog, 2 waren reeds dood. Zij redden de eersten en bragten ze naar Texel. Het was een schip dat van de Reede weggestormd was. De kapitein had aan zijn vrouw reeds zijn goede binnenkomst berigt en echter liet hij hier het leven met de geheele equipage behalve de loods C. Buis van ’t Nieuwe Diep en een jongen. Deenik is toen des middags over Amsterdam vertrokken.

28 December 1863. Des avonds Ter Brake van Almeide hier (buurman van Dominee Cardinaal). Hij wil tabak koopen van het strand.

29 December 1863. Afscheidspreek van Dominee Frerichs te den Hoorn [Huizinga nam weer de predikdiensten waar, voor 400 gulden ‘s jaars, tot er een andere leeraar was].

3 January 1864. Jan Koning had veel te zeggen o.a. is hij er sterk op tegen dat arme lui een eigen woning hebben. De Voorzienigheid wil dat niet, die heeft niet tevergeefs dat onderscheid in de standen gemaakt.
Koning had nog de pastoor willen schrijven omdat deze, bij de kerkinwijding onlangs de 25e, gezegd had dat Jezus in zijne kerk woonde, maar in andere zoogenaamde kerken niet. Dat waren maar bedehuizen. Maar Koning had de brief niet verzonden.

4 January 1864. Brief aan Samuel: De scheepvaart is geheel gestremd, de brieven gaan reeds over de Hors. Ik preek nu aan den Burg en aanden Hoorn, aan de Waal en den Hoorn, en aan Oosterend en den Burg, zoodat ik alle zondagen dubbel bezet heb, daarbij 4 dagen catechisatie, alzoo kunt gij wel denken, dat ik geen tijd overig heb.

11 January 1864. Naar den Hoorn op schaatsen om te zien of ik Katriena, die bij dominee Frerichs gewoond heeft, voor noodhulp voor Carolien in huis kan krijgen, maar keerde op ruim halfweg weder, omdat de avond begon te vallen. Dirk Daalder zou haar voor mij vragen. Des avonds P.Stiggelbout hier om naar de hand van Carolien te zien.
14 januari 1864. Des avonds Katriena Schaap van den Hoorn hier gekomen tot noodhulp voor Carolien die nu alle dagen dan hier dan daar uit eten gaat tot slaapenstijd.

14 January 1864. Te 1 uur begrafenis van Willem Kunst. Heringa doet een zeer zangerige toespraak, die mij zeer naar het einde deed verlangen. Heringa hier des avonds. Op zijn aanwijzing heet bier gemaakt en gedronken.

28 Maart 1864. Dolfine en Kato Wentink rijden met mij terug uit Oosterend. Zij blijven den nacht logeeren tot groot genoegen van Sientje en gaan dan met Wieringa mee naar den Hoorn. Kato is nu bij Spit in Enkhuizen als eerste modiste.

8 April 1864. Huisbezoek aan de Waal, o.a. bij Akkes Kil.

6 Juny 1864. Amsterdam. Wij vieren ‘t feest van Etebon [studentenvereniging Eigen Tabak En Bollen Om Niet].

14 Juny 1864. Kermis aan den Burg. In het Raadhuis ook een jufvrouw Dunné en een jufvrouw Tideman, logées van Bok, cigarettes rookende.
Sina en Menno op kosten van Huidekoper, die hier logeert, naar de Komedie.

19 Juny 1864. Ik bespreek met Vrendenberg vertrouwelijk het engagement van Dirk, deze verwacht er veel goeds van, in ’t vertrouwen dat opregte liefde hem leidt.

6 July 1864. Bodisco kwam van Alkmaar. Hij wist reeds uit een brief van zijne vrouw dat Dirk geengageerd was met eene jufvrouw Tonkens, en dat zij een zeer knap meisje was.

17 July 1864. Dirk, Koosje en Katrina met mij mede naar den Hoorn. Ik daar gepredikt over ‘t huiselijk geluk.

18 July 1864. Dirk vraagt mij of het mij goed is, dat hij morgen in plaats van naar de kerk te gaan bij zijn werk blijft. Dit gaf aanleiding tot gesprekken waarbij het uitkomt, dat Dirk alle geloof aan iets buiten het zichtbare heeft laten varen. Voor hem is geen wijze en verstandige oorzaak aller dingen, geen God, geen Godsbestuur, geen voorzienigheid, geen onsterfelijkheid. Met diep smart merk ik op, dat wij eigenlijk geen een punt van overeenstemming naar den Geest meer bezitten. Ik geef toe aan bittere klagten over het totaal verlies van mijn zoon. Gedurig komen wij op dit onderwerp terug.
Dirk zelf schijnt er toch ook nog eenig leedgevoel van te hebben, dat zijn geestelijke verwijdering van mij mij zoo zeer smart. Hij hoopt dat ik het mij niet te sterk zal aantrekken. Maar ach, de ware vreugde is van mij geweken. Wie mij als een afgod was, zie ik in het vuilste stof nederliggen. Mijn zoon verzekert mij, dat van de 20 jongelui, die van natuurstudie iets weten, wel 10 atheïsten zijn. Met de meest mogelijke kalmte noemt hij zich zelve ook een atheïst.
Van pligt is bij hem geen sprake, zelfs niet van een kind jegens zijn ouders. Het is ook toeval, dat iemand juist dezen of genen tot ouders heeft. Ach, welk een ongelukkige toekomst moet ik hem voorspellen! Doch ik blijf hopen en vertrouwen op de vaderzorg van God, ook voor zijne opvoeding.

24 July 1864. Te half 10 aan den Burg gepreekt. Dirk bleef te huis het bloed van eenige vischjes, gisteren door Menno gevangen, microscopisch bezien. Alle de overigen naar de kerk. Wij gezamenlijk daarna (altijd buiten Dirk) naar Oosterend gereden, ik daar gepredikt.

3 Augustus 1864. Des avonds even bij C. Eelman. Hij deelt mij mede, op mijn vraag, dat reeds voor geruimen tijd besloten was om mij voor ‘t waarnemen der catechisatie te Oosterend enz. 150 gulden te geven, waarover ik mij zeer verblijd.

11 Augustus 1864. Brief aan Samuel: Dolfina heeft Koosje [Wentink] te logeeren. Zij kwamen met Dominee Wieringa en vrouw aan den Burg. Toen zij des avonds in donker en in den storm weder vertrokken, moest Wieringa met een lantaren in den hand voor ‘t paard uitlopen, nadat het eerst tegen de stoep van ‘t Raadhuis gereden en gestruikeld was. Wieringa en Dolfina waren bij ‘t uitstappen gevallen.

15 Augustus 1864. Te 9 uur waren Dirk, Boetje (die had zondag in den Burg op beroep gepreekt) en Menno reeds naar de Waal geloopen. Wij volgden met ‘t rijtuig van J.C.Bakker. Ik ging bij Kuiper in de kapchais. In de wagen waren Dirk, Boetje, Menno, Koosje, Katrina en Sina. Wij reden naar Cocksdorp.
Aldaar wandelen (ik bij R.Koning, bij Aafje, bij jufvrouw Gillot, bij Marijtje). Gewandeld naar de nieuwe Vuurtoren, die beklommen, 138 trappen, met veel genoegen alles bezien.
Terug langs den dijk. Half 3 naar den Burg, gegeten. Des avonds naar de Waal gewandeld. Krans bij Heringa. Boetje is spraakzaam en opgeruimd van aard. Niet iemand die terstond aller harten voor zich zal innemen. Ik merk niet op dat geleerde arbeid hem aantrekt. Ik twijfel of hij een strijder zal willen zijn voor waarheid. Tegen de Afschaffing van Sterke Drank schijnt hij de gewone bedenkingen te hebben, echter daaraan niet vijandig te zijn.

24 Augustus 1864. Proponent Boetje aan de Waal beroepen in plaats van Huidekoper, op 1100 gulden.

24 September 1864. Brief aan Samuel: Na uw vertrek kreeg ik een brief van Dominee Harting van Enkhuizen, die mij den dood berichtte van Kato Wentink, maar zeer kort ziek geweest, typhus. Gij kunt denken, hoe diep bedroefd de meisjes aan den Hoorn waren, bij wie zij juist die dagen zou hebben komen logeeren. Mijn Sina was, getuige haar brief, van ‘t berigt ook zeer ontsteld. Wij hadden voor weinige maanden nog zooveel genoegen gehad, toen wij ‘t lieve meisje hier geloogeerd zagen.
[Felicitatie met zijn verjaardag] Gij weet, dat wij op zulke herinneringsdagen meest altijd tusschen 8 en 9 uur bij de lezing [van de morgenoverdenking] na het ontbijt aan de gebeurtenissen, die zulk een dag voor ons zijn wijding geven, gemeenschappelijk denken en spreken. Mogt ik van mijn kinderen weten, dat gij allen, waar ook geplaatst, deze zelfde gewoonte volgden, dan mogten wij ons verheugen in de gedachte, dat wij in die morgenuren ons poogden te vereenigen, althans naar de geest [een gewoonte afgekeken van Dominee Van der Smissen van Altona].

29 September tot 8 October 1864. Rondreis door Groningen en Friesland, Sina opgehaald uit Bolsward bij Dominee Huidekoper.

8 October 1864. Des morgens te half 6 verlieten wij met de schuit van Timmer de haven van Harlingen, eerst met tegenwind, die echter later gunstiger werd. Omstreeks den middag hadden wij Harlingen en Texel beide duidelijk in ‘t gezicht. Te half 6 waren wij in de haven van ‘t Oude Schild. Wij [Sina en Huizinga] dreven als ongemerkt voort, dus geen last van zeeziekte. Wij wandelden naar huis, waar wij alles wel vonden.
Menno was in mijn afzijn meestal des middags bij Vrendenberg geweest.

23 October 1864. Intrede van Boetje in de Waal, met zijn zuster Sjoeke. Deze bevalt aan Sina goed. Menno wil er ook graag eens heen. Toch is het een heel ander paar dan Huidekoper en vrouw.

31 October 1864. Brief aan Samuel: [over Dominee Boetje] Hij komt mij voor wel iemand van een vast karakter te zijn en wien het aan uit- en inwendige gaven niet ontbreekt. Ook heb ik veel vertrouwen, dat wij vriendschappelijk zullen kunnen samenleven.

1 December 1864. De Diakens hadden het Gemeenteland, door C. Keyser gehuurd, nagezien en besloten al de greppels die hij op een stuk (de Spreeuwtjes) gemaakt had weer te laten digt maken, omdat hij het land daarmede totaal bedierf.

1 December 1864. Dominee Boetje hier die vandaag op de Mient en aan de Westen bij de gemeenteleden had rondgezworven en nu zeer vermoeid was.

3 December 1864. Brief aan Samuel: Katrina moet in ‘t volgend jaar overkomen om lid der gemeente te worden, doch Grootmoeder maakt bezwaar tegen ‘t alleen reizen.
Met Boetje en zuster gaat ‘t zeer goed. Hij zal nu ook de vervulling der predikdienst aan den Hoorn met mij deelen. Intusschen is dit mij weder een verlies van 150 gulden per jaar.

4 December 1864. Vrendenberg 25 jaar predikant aan den Burg. Hij kreeg 12 stoelen, 1 tafel, 1 zilverkas, album met zilver.

26 January 1865. Brief aan Samuel: Boetje heeft ‘t hier bij sommigen wat verkorven door zijn moderne gevoelens wat al te sterk uit te spreken. Wij hebben ‘t voortdurend goed met elkaar.

6 February 1865. De Burger diakens beraadslagen aan welke armen zij een extra bedeeling in deze winterkoude zouden doen toekomen.

18 April 1865. Vrendenberg zegt dat zoodra hij overtuigd is dat bijvoorbeeld de Evangeliën werkelijk van zoo late dagteekening zijn en hunne geschiedverhalen niet betrouwbaar, hij terstond zijn post als predikant zou neerleggen (hetwelk ik al zeer vreemd zou vinden, daar de gschiedenis en leer niet één is en bijvoorbeeld toch ook zijn zoon Hendrik met zijn moderne gevoelens zeer goed predikant kan zijn).
Pronk had rondgeloopen met een lijst om daarop namen te verkrijgen van gemeenteleden, die tegen Boetje waren om zijn theologische richting, maar had er slechts zeer enkelen op kunnen krijgen.

27 April 1865. Brief aan Samuel: Over ‘t doopen, 1 Juny belijdenis voor de Kerkeraad, 5 Juny openbare belijdenis bij de Doop. Ik wil zeer dat ‘t doopen van Samuel nu kan gebeuren, daar ik pas in February 1867 weer zelf doopen zal.

8 Mei 1865. Samuel zal van Kampen naar ‘t Hoogezand gaan om Katrina en Janneke te vergezellen op hun reis naar Texel, daar een week of 3 blijven (doop) en dan weer naar Hengelo teruggaan.

18 Juny 1865. Dankpreek aan den Burg, tevens viering van het Waterloofeest. Den Burg is met 245 vlaggen versierd, eerepoorten op de einden der straten. Mijn tuin leverde nog al wat groen daarvoor (gistermorgen 4 uur zag ik van mijn studeerkamer een paar man zich eigenmagtig wat halen).

10 Augustus 1865. Dirk des morgens met Jan Vrendenberg naar den Hoorn gereden. Hij komt tegen den middag vermoeid te huis met een vragt door hem verzamelde planten [Dirk gaat regelmatig botaniseren].

22 Augustus 1865. Brief aan Samuel: Dirk houdt zich vlijtig met de studie bezig. Gedurig doet hij een togt tot het opzamelen van planten.
Meester Glijnis maakt met zijn leerlingen reeds gebruik van de nieuwe school.
De uitwendige vertimmering van de gereformeerde kerk is nog op verre na niet afgeloopen, zoodat onze Doopsgezinde kerk nu iederen zondag 2 maal dienst doet.

23 Augustus 1865. Dolfine Wentink zoekt nu eene conditie.

4 September 1865. Aan den Hoorn Termeulen beroepen.

12 September 1865. Huisbezoek rijdende met J.C. Bakker. Begonnen op Driehuizen, over de Kooi naar de Westen. Bij Cornelis Eelman koffij gedronken, bij Jakob Koorn gegeten. Over de Mient, Akebuurt en Cornelis Dekker het laatst.

7 October 1865. Sina des namiddags wandeling naar het Koogerstrand met de meisjes van Vrendenberg.

1 November 1865. Van de week kreeg ik een brief van Dominee Huidekoper, mij een zeer gewigtige aanbieding doende omtrent Menno.

27 December 1865. Brief aan Samuel te Groningen: Katrina is met Adriana Vrendenberg op een wandeling om te zien of zij bij Raven een kanarievogel kan koopen. Zij houdt nogal van levendigheid in de pastorie en wil graag wat op te passen hebben. Zij zou bij Sjoeke Boetje blijven eten.

11 January 1866. Menno’s 16de verjaardag. Hij is zeer verblijd met het horologie wat ik hem ter hand stel. Wij zijn er aan gedachtig, dat het ligt de laatste maal is, dat wij zijn verjaardag met elkander vieren, wijl hij, blijft ons het leven gespaard, ligt aanstaand jaar niet bij ons is. Ik wek hem op tot vastheid van wil in het goede en ernstig streven daarnaar. Des avonds Cornelis Vrendenberg bij hem.

14 April 1866. (Samenvatting Ali) Dominee Huidekoper logeerde hier tot 18 April, schonk 154 gulden voor boeken die Menno in Utrecht nodig zou hebben. Hij wilde met zijn GELD ten dienste van de Maatschappij werken, daar hij besefte het met zijn geleerdheid niet te kunnen doen. Huidekoper is afgelopen September met zijn schoonzuster getrouwd.

23 July 1866. Frerichs kwam uit Warns.

29 July 1865. Frerichs bij Bok, wilde tot zekerheid komen omtrent Johanna, doch vernam niets van haar, schoon naast haar zittende. Schrijft de volgende dag brief.

30 July 1866. Frerichs ontvangt brief van Bok, beleefd bedankende.

31 July 1866. Eene groote wandeling door de duinen langs het strand (Dirk, dominee Frerichs, Samuel, Hendrik, Menno en ik). Bij de Reddingsboot achter Klaas Kikkert dwars door de duinen over de Nieuwe Aanleg naar huis. Vele schelpen en bloemen verzameld, genoeglijke togt.

1 Augustus 1866. Met het geheele gezin des namiddags naar de Tent, aldaar zeer groot gezelschap, stoelen te weinig. Heeren druk aan ’t kegelen. Vrendenberg spreekt mij over de wijze waarop Dolfine Wentink bij Wieringa wordt behandeld als meid zonder eenig loon te trekken, terwijl haar eigen geld voor hare kleeding nu bijkans geheel is verbruikt. Wij oordelen dat daarin verandering moet komen.
Ik vertroostte Frerichs met mijn eigen teleurgestelde verwachtingen, die mij juist tot de gelukkigste uitkomsten hadden geleid.

7 Augustus 1865. Frerichs vertrokken.

7 Augustus 1865. Onze familie en die van Vrendenberg en Boetje naar den Hoorn naar de Wieringa’s, namiddag en avons zeer genoeglijk doorgebragt. In de kerk orgelspel en zang, Dirk ook in de kerk, zingende psalm 100 enz.

12 December 1866. Woensdag. Ik zat des avonds te midden van mijn arbeid. Dominee Boetje komt van de Waal om mij te zeggen dat Teunis Timmer morgenochtend naar Harlingen vaart om zaturdag weerom te keeren en daar de gelegenheid gunstig is, ik niet mogt verzuimen daarvan gebruik te maken om vrijdagmorgen bij het trouwen van Dirk in Groningen tegenwoordig te zijn.

26 December 1866. Gepredikt aan den Burg. Boetje toehoorder. Hij was als naar gewoonte, niet voldaan.

24 February 1867. Sientje gedoopt. Al een tijd lang had zij last van hoofdpijn, waarschijnlijk uit volbloedigheid ontspruitend. Een kleine aderlating heeft haar dezer dagen wat verlichting gegeven.
Jufvrouw Boetje helpt Sina en Katrina japonnen te maken.

24 April 1867. De Postdirecteur De Vries overleden. Cornelis Vrendenberg mocht voorloopig het Postkantoor blijven waarnemen.

25 April 1867. Katrina en Sina hebben bij zich Margo en Rina en Adriana Vrendenberg, Cornelie Kikkert en Bet, Antje Lokker van Emmen bij Kievit geloogeerd.

19 mei 1867. Ter Meulen werd zeer gierig gevonden. Hij had o.a. de hond, door Katrina hem gegeven, weggedaan omdat het beest te duur in de kost was.

11 Juny 1867. Zeer schoone dag. Wij vandaag naar de vuurtoren met 3 wagens, van Willem Roeper en J.C. Bakker en van Westenberg, met 16 personen. Op het Eijerlandsche Huis vonden wij op vertoon van een billet, dat Westenberg mij vanmorgen bragt, toegang. Wij dronken daar bier, koffij, wijn, aten koek, brood chinaasappels enz., alle bijdragen van ons, Ter Meulen, Westenberg, Ensing, Heringa.
Lange tijd bragt men in en om de Vuurtoren, om het Eijerlansche Huis, in de duinen door, op de Steng. Het heerlijke weder begunstigde ons. Te 6 uur reden wij af, vertoefden te Cocksdorp en bij Raven. Juriaan en ik bragten de wagen, na eerst Heringa en zuster aan de Waal afgezet te hebben, bij den eigenaar W.Roeper en waren te half 9 te huis, waar wij het geheel gezelschap vonden, dat hier bleef eten, salade enz. Ik zeer vermoeid en lusteloos.
Te 11 uur bragt Willem Westenberg Ter Meulen en zuster naar den Hoorn met rijtuig. Allen schenen zich best vermaakt te hebben.

12 Juny 1867. Allen naar de Tent.

13 Juny 1867. Naar den Hoorn bij Ter Meulen. Deze zeer gul en gastvrij. Met 17 personen naar den Hoorn naar de duinen.

18 Juny 1867. Met 14 personen naar Heringa te theedrinken. Ik had aan de avond, hoe gemoeglijk ook voor de JONGE lieden (pandverbeuren enz), niet veel.

25 Juny 1867. Dinsdag, des morgens half 10 ure zijn wij uitgewandeld naar de Koog. Boetje en 2 zusters van de Waal idem. Op de Mient bij elkaar gekomen, hier en daar halt gehouden. Op de duinen achter het Hek in de luwte (er woei een frissche wind) ons middagmaal gedaan met brood, wijn, bier, bessenat, water, koek, allerlei versnaperingen. Op het strand gewandeld, Aurelia had maagpijn, een tijd lang in de duinen gerust. Heerlijk zeegezicht. Terugggewandeld. Op de Mient van Boetje afscheid genomen. Wij waren te half 6 ure te huis, ik vrij wat vermoeid. Sina ging met Ensing en Jet op de chais op de weeromreis. Ensing had onze proviand aangebragt op de duinen. Tusschen 1 en 2 uur gedachten wij met ’t glas wijn aan Dirk die toen welligt te Groningen promoveerde in de Philosophie als Doctor. Wij hadden een aangename dag, des avonds vrij wat vermoeid, ik had een weinig hoofdpijn.
[Jet is Henriëtte de Geus, het meisje van Ensing]

7 July 1867. Op Texel pastoor Wolter uit Hannover in ’t Hoogduitsch voor de grasmaaijers hooren prediken, met veel genoegen, over Lukas V.1-11.

22 tot 26 July 1866. [Huidekoper te logeren] Hij geeft aan Menno een microscoop en aan Sina een nieuwe japon (daar zij schreide omdat zij de hare gescheurd had). Dirk verdedigde tegen Huidekoper de stelling, dat een Atheïst wel religieus kon zijn, namelijk gebonden aan beginselen.

23 July 1867. Dominee Huidekoper te logeren, wegens de drukte slaapt de meid bij Jan Smit.

2 Augustus 1867. De avond bij Simon Keyser en dochters gepasseerd met 17 personen, familie Boetje, Huizinga en een logé van Loman. Keyser is in de Provinciale Staten gekozen. Pianospel en zang.

7 Augustus 1867. Samuel des morgens te half 7 met Jan Vrendenberg naar de Koog gewandeld om te botaniseren. Te 9 ure heeft Dirk de Heeren van Eeden en de Vries afgehaald tot hetzelfde doel aan de Koog.

7 Augustus 1867. Woensdag, ik te half 10 mede op weg naar de Koog om gemeenteleden te bezoeken, Antje Wuis, Kors Eelman en Dirkje Dekker, aldaar koffij gedronken. Jan Zutphen (niet thuis) en vrouw Jaapje Eelman. Zij schenen wel gelukkig met elkander. In het huisgezin der ouders C. Zutphen en Eelman heerscht vrij wat verdeeldheid vooral door de oploopendheid des mans. Geheel anders was dit in het huisgezin van HAAR ouders . Zij noemde het een misstap van haar ouders dat ze zich van de kerk hadden afgescheiden.

17 September 1867. Dingsdag, ik huisbezoek met Jb.Roeper, Driehuizen, de Westen, de Mient.

28 October 1867. Brief aan Samuel te Groningen: Dat wij nu alle zondagen ‘s morgens om 10 uur preek hebben is zeer ongewoon. Het spijt mij zeer, dat ik Boetje nu nooit meer hooren kan, daar ik altijd zoo gaarne zijn toehoorder was, maar de Gemeenten aan Waal en Oosterend verlangden dat uur.

15 January 1868. Katrina en Sina waren eens naar de Waal gewandeld. Boetje hier, zegt dat zij zullen blijven eten, hij wil dat ik ’s avonds ook zal komen. Ik naar de Waal, bij Boetje boterham gegeten. Te 12 ure weder te huis.

1 February 1868. Brief aan Samuel: Ik ben zwaar verkouden. Verleden dingsdag heb ik dat opgedaan toen ik voor een paar minuten even mijn catechiseervertrek verlatende, blootshoofds mij buiten begaf om mijne uittredende en intredende leerlingen, meisjes, tegen een zwerm van sneeuwballen van hare jeugdige aanbidders in spé te beschermen. Toen ik merkte dat ik ongedekt was, was het te laat.

3 February 1868. Brief aan Dominee Vogel geschreven, ruim 9 bladzijden. Mijn portret daarbij gezonden met verzoek om het zijne.

14 February 1868. Verjaardag Dominee Boetje aan de Waal. Heringa komt ook nog bij ons (vooraf in de sloot gestapt wegens het duister weer, tweemaal) om zijn zuster te halen en vertrekt terstond weer.

13 February 1868. Met C. Keyser en Jakob Roeper naar de Waal met den wagen. Aldaar de belijdenis gehoord van de doopelingen, door Boetje onderwezen, 5 in getal. Aaltje Eelman van Oosterend had (op aanstoken van haar gereformeerde broeder Willem) haar verlangen aan Boetje te kennen gegeven om niet anders gedoopt te worden dan in (en niet tot) den naam des V. en des Z. en des H.G. alsof er stond op last van, ofschoon zij, deswege nadrukkelijk ondervraagd, verklaarde dat die woorden hetzelfde beteekenen als “in gemeenschap des geloofs aan God” enz, “om geloof te betonen aan” enz.
Gisteravond was Boetje nog bij mij geweest om mij daarover te raadplegen. Wij kwamen overeen om toe te geven, nadat Boetje vooraf in zijn preek verklaard zou hebben in welken zin dat woordeken genomen moest worden.

11 Maart 1868. Dominee Boetje bleef hier en ging met mij en Jan Smit ijverig aan den arbeid (waartoe hij zich had aangeboden) om de tuin te verleggen en een bloemenperk te maken. Voor de avond waren wij reeds aan ’t zoden leggen.
12 Maart 1868. Boetje des namiddags weder hier, vlijtig in de tuin aan ’t werk.
13 Maart 1868. Boetje des morgens vroegtijdig weder hier in de tuin, met Jan Smit de kippeloop aangepakt en in orde gebragt. Ik eergister [woensdag] naar de markt en eenige heesters van Eveleens gekocht, deze zelf even hier.

12 Maart 1868. Katrina en Sina naar de Waal, bij Doortje “Gracieuze” [damesblad] verdeelen. Met de wagen van Simon Keyser, die de meisjes, ook Margo en Rina, ging halen, ging Boetje (die hier in de tuin werkte) tegen 11 uur terug.

8 April 1868. Boetje van de Waal te Koog aan de Zaan beroepen.

3 Mei 1868. Boetje (aan de Koog [aan de Zaan] beroepen) hier even geweest.
Ernstige gesprekken met Sina over ‘t Godsbestuur, ook in onze huwelijkszaken. Haar vele stukken voorgelezen uit mijn dagboeken van omstreeks 1838.

12 Mei 1868. Des voormiddags Bok gefeliciteerd met het beroep van zijn zoon Johannes te Amsterdam.

13 mei 1868. Ik des avonds te ruim 8 uur naar Gerrit Dirks Bakker. In de verwachting dat mijn bezoek blijdschap zou veroorzaken, zag ik mij teleurgesteld. Hij duidt het mij zeer kwalijk dat ik thans de Moderne Richting volgde, terwijl ik hem nog in 1859 geheel anders geleerd had. Hij was vreeselijk hartstogtelijk. Hij was verzekerd dat hij de waarheid voorstond. Hij beriep zich op den Heer Bok als een man van kennis en talent. Deze had l.l zondag mijn preek in de kerk geheel opgeschreven. Hij had hem zijn boekje getoond en had mij berispt dat ik bij die gelegenheid deze preek gehouden had. Gerrit Bakker is iemand van een kolossaal geheugen. Hij wist alle punten van mijn preek vlug te noemen. Hij was met Dominee Boetje niet bijzonder ingenomen.
Cornelis M. Roeper was zeer door Boetje geërgerd toen deze op l.l. kerstdag gezegd had dat het onzeker was of Jezus te Nazareth of te Bethlehem geboren was. Nu was dan toch zijn geheele Bijbel hem niets meer waard. Gerrit Bakker vond het zeer verklaarbaar dat Cornelis Bremer l.l. zondag in de kerk dien uitval gedaan had tegen de Leeraars, voor den Bijbel.

17 Mei 1868. Intrede Dominee Buisman te Oosterend. Ik den gehelen dag daar.
Vanmorgen bragt Koosje ons aan de Pastorij te Oosterend een brief van Samuel, den gelukkigen afloop van zijn examen vermelddende, en dat hij hoopte morgenavond over te komen, wat mij mede dezen dag zeer blijde deed zijn.

22 Mei 1868. Boetje met moeder en zuster hier den dag doorgebragt. Mevrouw Boetje spak, met mij alleen in den tuin, van ‘t aandoenlijke van hare tegenwoordige reis tot afscheidnemen van Texel. Zij verheugde zich natuurlijk zeer in de promotie van haar zoon, maar ook vooral daarin, dat hij hier zulk een goede leer- en oefenschool tot vorming van een meer bedaard karakter gevonden had (waarbij zij veel toeschreef aan mijn invloed). Zij sprak meermalen van hare dankbaarheid daarover en voor al ‘t genoegen aan hare kinderen verschaft.
Des namiddags Dominee van der Veen, Boetje en ik in het Park gewandeld en gezeten (onder spelende kinderen). De natuur was ons overal schoon.

23 Mei 1868. Van der Veen en ik des morgens naar de Waal gewandeld. Bij Boetje plaatsgenomen in de wagen waarmede wij naar Cocksdorp zouden rijden (Boetje begrafenis van Jakob Jakobsz List, 27 jaar). Van der Veen en ik verderop naar de Vuurtoren, deze beklommen. De omstreken, vooral Terschelling en de schuiten die aan het schelpen vissen waren, gezien. Langs den dijk terug naar Cocksdorp, bij Dominee Riet.

27 Mei 1868. Sina was van de Tent teruggekomen met Dolfine Wentink die hier een boterham bleef eten. Zij zeide dat zij zoo gaarne eens van den Hoorn bij Wieringa weg wilde, waar zij NIETS verdiende of kreeg. Ik maande haar aan om dan de eerste geschikte gelegenheid aan te grijpen. Zij vreesde maar dat, als zij het ergens niet kon uithouden, zij dan geheel verlegen zou staan, wijl zij geene thuiskomst had. Ik zeide dat, als de nood dwong, zij dan hier maar eenigen tijd zou komen logeren. Zij zou dan nu aan Fokel schrijven of die haar niet aan eene betrekking kon helpen.

29 Mei 1868. Burgemeester Loman was zeer verontwaardigd dat de Hervormde Kerkeraad niet dan op zeer bezwarende voorwaarden wilde toestaan om op Pinkster Maandag de Kerk te gebruiken om daar een zangfeest te houden ten behoeve van de nagelaten betrekkingen van de Urker visschers onlangs 28 April in de Noordzee verongelukt.

8 Juny 1868. Samuel schreef dat Holkema op Texel, Vlieland en Terschelling wilde botaniseren. Hij zou logeren bij Buisman, Samuel zou met hem mee.

15 Juny 1868. Ik met Vrendenberg en Anton Vrendenberg naar den Hoorn gewandeld (Krans). Bij Wieringa vonden wij de familie Sikkes en Boetje en Buisman en Holkema (laatstleden vrijdag gekomen, hij verlangde naar de komst van Samuel op aanstaande donderdag) en Ter Meulen. Des avonds teruggewandeld met Buisman en Holkema.

17 Juny 1868. Wij verwachtten de neven Dirk Juriaans Huizinga en Meindert Coolman. Zij kwamen te half 2 ure of later terwijl den Heer Holkema hier was (zou met Buisman eten bij Ensing). Des namiddags met elkander naar de Tent. Vrendenberg en familie, Anton Vrendenberg en familie, Wieringa, Heringa, Familie Knap, Glijnis, Westenberg, Buisman en Holkema. Wij met Holkema en Buisman 3 flessen bier gedronken. Holkema en Buisman des avonds bij ons boterham gegeten.

23 Juny 1868. Dominee en jufvrouw Wieringa spreken zeer gunstig over Fokeltje als zijnde bij hen zeer bemind, altijd opgeruimd, goed karakter, veel overleg, veel handigheid, geschikt om veel te leeren maar tot dusver niet veel kennis of ontwikkeling, heeft 250 gulden jaarlijks inkomen, bijkans geen familie behalve 1 zuster in Dokkem.
Daar de liefde van Samuel en Fokel bevestigd schijnt te zijn, stem ik dus toe dat hun engagement bekend worde.
Samuel blijft bij Wieringa slapen bij Holkema.
[Huizinga gaat aan iedereen vertellen van de verloving]

29 Juny 1868. Des namiddags met Vrendenberg naar de Krans bij Ter Meulen, alwaar Buisman, Holkema en Samuel gegeten hadden. Aldaar ook Sikkes, Wieringa en Ensing. Sikkes vraagt Ter Meulen reden waarom hij niet wil dat zijn meid naar de kermis gaat, druk discours dientengevolge.
30 Juny 1868. Des voormiddags Ter Meulen hier. Ik overtuig hem ervan dat het hem vrij staat Siementje naar de kermis te laten gaan.

3 July 1868. Samuel des morgens naar ’t Nieuwe Diep om Fokeltje af te halen. Des namiddags Wieringa en vrouw hier te theedrinken, ook den Heer Goudoever. Dolfina is hier sedert gisteren. Zij wordt door Wieringa en vrouw, meest door dezen, genoodzaakt om na hun vertrek naar ’t Oude Schild met de wagen om Fokeltje af te halen, ook zelve terstond op te stappen naar den Hoorn met vele scherpe bewoordingen, ten aanhore van Goudoever. Sina brengt haar een eindweegs.

6 July 1868. Fokel was bij ons geloogeerd, helpt Sina met kleeding naaijen.
Des namiddags Krans bij Vrendenberg. Holkema bezoekt Samuel en Fokel intusschen, daarna [Dominee] Bakker en Marianne. Samuel en Fokel en Sina en ik het dorp rondgewandeld, in ’t Park gerust.

10 July 1868. Samuel naar den Hoorn (Fokel), komt des middags ruim 4 uur met Dirk en Koos terug van ’t Oude Schild
Samuel was vanmorgen zeer stil. Hij laat mij eerst door Dirk de reden weten en spreekt er later zelf over. Fokel wenschte de verkeering met hem af te breken omdat zij inzag dat zij niet voor elkander pasten. Zij wilde nog dat hij op zich zou nemen den schijn alsof hij haar bedankt had en niet zij hem.
Dirk en ik ontraden hem dit zeer.
[Samuel wil niet meer naar de kerk, net als Dirk]. Gesprek met Samuel over de bijwoning van ‘t Avondmaal. Hij meent dat zulks hem niet voegt, wijl hij niet alles gelooft wat de Christenen gelooven. Tevergeefs poog ik hem tot andere gedachten te brengen. Ik wil dat hij zich niet onttrekke aan de gedurige verbindtenis om tot de edelste menschen, waarvan wij J.C. als de hoogste vertegenwoordiger beschouwen, te behooren, ook al heeft hij een ander Godsbegrip dan menigeen. Met diep leedwezen laat ik hem en Dirk achter.
Des avonds Arie Rab gesproken, spreekt over ‘t klein getal communicanten van dezen middag (143), daaronder nog slapenden (Jakob Alberts Keyser moest eerst gewekt worden toen ik hem het brood reikte).

19 July 1868. Zondag. Dankpreek aan de Waal. Menno met mij geloopen. Hij gaat met mij omdat IK het wil, niet omdat HIJ het wil. Hij gaat anders nooit ter kerk. De gesprekken daarover, terwijl ook Samuel, evenals Dirk, weigert ter kerk te gaan, stemmen mij tot droefheid.
Dirk zegt mij dat als hij mij daarmede genoegen kan geven, hij des zondags wel mede naar de Kerk wil gaan. Dit geeft aanleiding tot langdurig ernstig gesprek. Hij zoekt onze beide zienswijzen tot nadere vereeniging te brengen. Het resultaat is, dat hij geenerlei godsdienstig gevoel erkent, maar wel zedelijk gevoel. Bij hemgeldt slechts de zucht om zichzelven maar ook anderen het leven zoo aangenaam mogelijk te maken en daaruit vloeit voor hem alles voort wat wij pligt noemen, ook buiten alle erkentenis van God en Onsterfelijkheid.
Hij kent het “diesseits” en niet meer. Is er misschien ook nog een “jenseits”, hij zal er zich in verheugen, al rekent hij er niet op. Een mensch zonder godsdienst, een atheïst, gelijk hij zichzelven noemt, kan zeer wel een liefderijk, deugdzaam en gelukkig mensch zijn. Hij wil het gesprek daarmede termineeren, dat hij gaarne belooft in alles te zullen medewerken opdat wij gemeenschappelijk beter en gelukkiger worden, waarop hij mij gaarne de hand geeft.
Ik houd mij overtuigd dat hij, ook bij zijn door mij diep betreurt atheïsme, toch beter mensch kan zijn dan menig schijnbaar vroom kerkganger en ijveraar voor de Godsdienst, ik kan vrede met hem hebben en geloof dat God zelf hem zal liefhebben, ook bij zijn, mijns inziens gebrekkig inzicht, maar onmogelijk kan ik mij in de richting zijns geestes verblijden.

26 July 1868. Alle mijne kinderen bij mij te Kerk, wat mij in zeker opzigt zeer aangenaam was.

2 Augustus 1868. Ik te Oosterend bij Buisman vertoefd. Hij is zeer verontwaardigd over de behandeling door mevrouw Ensing hem en zijne vrienden Fehre en Holkema (na de reis van Akyab) aangedaan. Zij had hem beschuldigt van een gedrag dat in ’t bijzijn van dames niet voegt.

13 September 1868. Doortje Heringa hier gelogeerd, [zij is] voor haar ogen onder behandeling van Doctor Ensing. Die woont nu in ‘t huis van Westenberg.

15 September 1868. Afscheidspartij van Sikkes aan ‘t Oude Schild. Deze hier gelogeerd tot 27 September, gaat naar Smilde.

24 September 1868. Brief aan Samuel: Adriana Vrendenberg leert voor hulponderwijzeres.

25 September 1868. Hier gelogeerd het meisje van Dominee Bakker, tot 28 October.

27 September 1868. Intree Van Dominee Bakker aan de Waal, in plaats van Boetje.

21 October 1868. Boetje noemt Hoogere Burgerscholen kweekplaatsen van het atheïsme.

9 November 1868. Vrendenberg is op reis. Jan [Vrendenberg] laatstleden donderdag getrouwd.

12 November 1868. Bij Bruno Bok, gesprekken over de strandvonderij, naar aanleiding daarvan dat Ter Meulen bij hem geïnformeerd had naar de waarheid van het zeggen dat (op ’t strand) den grooten steelen en de kleinen het dan ook wel zouden mogen doen.

14 November 1868. Bief van den Heer Duyvis met voorwaarden voor Dolfina (Boetje en ik hadden haar aanbevolen als huishoudster). Ik terstond, regenachtig weder, naar den Hoorn. Wieringa kwam mij tegen, op weg naar den Burg (begrafenis). Hij zegt dat hij en zijne vrouw wenschen, dat zij een conditie krijgt en aanneemt. Aan den Hoorn met jufvrouw Wieringa en Dolfina gesproken en de zaak overwogen. Ik raad haar tot aanneming. Zij ziet er zeer tegen op, dat ‘t zulke groote lui zijn. Jufvrouw Wieringa wil geen raad geven. Dolfina zal mogen bij ons komen om de zaak nader te overleggen.

15 November 1868. Bakker komt des avonds met Dolfina. Ernstige beraadslagingen, eindelijk besloten dat zij ‘t aanneemt. Ik schrijf dit aan Boetje.

16 November 1868. De meisjes hebben het verbazend druk met Dolfina Wentink (Betje Vrendenberg daarbij) om te overleggen en te bestellen wat er voor hare uitrusting gedaan moet worden.

17 November 1868. De meisjes druk aan het naaijen. Doortje Heringa zal ook meehelpen.

18 November 1868. Vrendenberg verheugt zich dat het met Dolfina’s conditie zoo goed staat. Des avonds komt er een brief van Dolfina dat zij tegen de conditie zoo opziet dat zij er voor bedankt heeft. Allen zijn zeer verontwaardigd en doen moeite om haar op andere gedachten te brengen. Ik praat 2 volle uren met haar, er is niets aan te doen.
[Den Heer Duyvis komt zelfs naar Texel om haar te doen opmerken welke lichtzijde zijn voorstel heeft].
Dominee Wieringa en vrouw schilderen Dolfina af als geheel ongeschikt. Zij willen ook niet toestaan dat zij het voor 3 maanden zal proberen, daar zij dan intusschen een andere [meid] zouden moeten nemen. Duyvis vertrekt, verontwaardigd over Wieringa, die geenerlei blijk geeft de belangen van zijn pupil te willen bevorderen. Vrendenberg is eveneens verontwaardigd op hem.

4 December 1868. Dolfina Wentink hier. Zij had reeds groot berouw dat zij het aanbod van den Heer Duyvis had afgeslagen en had reeds weer geschreven dat zij gaarne komen wilde, maar geen antwoord ontvangen.

20 December 1868. Dominee Wassenaar doet zijn intrede op Oude Schild.

21 December 1868. Krans bij Heringa. Ik zeide, dat als men steeds op de Krans jenever wilde schenken, ik bedankte verder te komen.

30 January 1869. Landverhuring l.l. woensdag [dat was 27 January].

31 January 1869. Het onderwerp der gesprekken over geheel Texel was de val door het ijs van de 5 predikanten Bakker, Buisman, Heringa, Wieringa en Brans. Zij wilden op schaatsen van Oosterend naar de Cocksdorp gaan en hoe zij allen tezamen in een wak waren gereden. Bakker was om van Brans los te komen het kanaal ingezwommen. Allen hadden zich gelukkig weten te redden.
Buisman was door de koude zeer aangetast.

5 February 1869. Dominee Bakker beklaagt zich over zijne leerlingen die alle gezamenlijk niets weten behalve G. Dros.

7 February 1869. Afscheidspreek van Dominee Ter Meulen in den Hoorn.

9 February 1869. Geert Kikkert was jongstleden zaterdag naar Alkmaar weggebragt wegens openbare mishandeling van zijne vrouw, nadat hij op ’t ontvangen van zijn geld voor ’t voorzingen in onze Gemeente zich eerst aan de Jenever te goed had gedaan.

10 February 1869. ’t Is landverhuring aan de Waal.

14 February 1869. De weduwe van Sander Jakobs klaagt haar nood, weinig bedeeling, 1 gulden en 3 pond brood, heeft 5 kinderen, de oudste onwijs.
Martje Groeneveld roemt de Doopsgezinde Diakens dat zij niet, zooals Jan Deekens en Klaas Plavier, de armen met kwaad bescheid wegzenden, maar altijd hulpvaardig zijn.

15 February 1869. Met Vrendenberg naar de Krans bij Heringa, maar vandaar weggeloopen toen de jeneverfles weer op tafel kwam.

19 February 1869. Dolfina Wentink verhaalt hoe zij bij Dominee Wieringa weggezonden gisteravond, en nu vandaag haar goed had moeten pakken, en haar toevlugt had gezocht en gevonden bij Vrendenberg.

21 February 1869. Boetje berigt dat den Heer Duyvis voorzien is, maar wijst op Dominee Deenik van Ternoord.

24 February 1869. Simon Keyser betuigde zeer zijne erkentelijkheid voor het onderwijs aan zijne kinderen (Margo en Rina) gegeven. Door de herinnering aan zijne overleden vrouw en kinderen was hij bij de Doopbediening zeer zenuwachtig geweest.

26 February 1869. Voormiddags Heringa hier om te verklaren dat hij l.l. maandag een week de jeneverflesch op de tafel gezet had in afspraak met Bakker en Buisman, maar dat hij voortaan de jenever op de Krans zou achter laten. Ik zeide datik ook anders niet meer gekomen zou zijn, dat ik de sterke drank zou blijven bestrijden, waar ik ze ook vond.

5 Maart 1869. Brief van 5 bladzijden aan Dominee Deenik over Dolfine Wentink. Briefje aan Vrendenberg door Katrina bezorgd. Deze voegt op mijn verzoek een briefje van zijn hand bij de recommandatie voor Deenik. Katrina copieert de mijne.

6 Maart 1869. Wouter List is hier om Attestatie te halen voor Amerika en afscheid te nemen. Hij belooft dat hij mij vervolgens schrijven zal.

7 Maart 1869. Dolfine Wentink hier met ‘t blij berigt dat zij een brief van Deenik had ontvangen en dat hij haar wenschte te ontvangen zoo spoedig mogelijk.

8 Maart 1869. BAKELS komt met de diligence, met zijne zuster Mina en met onze Sina, deze na ruim 5 weken op reis geweest te zijn. Zij kwamen van Westzaan over Amsterdam en Haarlem.

10 Maart 1869. Dolfina heeft Dominee Deenik aangenomen.

14 Maart 1869. Intree Dominee Bakels aan den Hoorn.

17 Maart 1869. Sina verjaart. Bakels en 2 zusters hier op uitnoodiging, vele brieven. Des avonds Margo en Rina, Adriana en Dolfina, quadrillespel.
Als onze logeergasten te ruste waren nog lang gesproken over de betrekking van huishoudster bij oom Juriaan Huizinga waar Katrina wel zin aan had.

18 Maart 1869. Dolfina vanmorgen naar Ternaard.

21 Maart 1869. Brief aan Samuel: Over Bakels en zuster, hebben zij beide, vooral de zuster, geen schoon uiterlijk, daaraan zijn wij al gewend. Bakels is een gulle gastheer, een man van allerlei liefhebberijen, die alles zelf weet te beknutselen (stoommachine, naaimachine, fontein), maakt al zooveel werk hier van ‘t predikantswerk, ik geloof wel, dat hij met een goed zin voor algemeen Nut is bezield. Voor de conversatie hebben we zeker een goede aanwinst gedaan. De tweede zuster, Let, teekent voortreffelijk.
Wij spreken Wieringa thans zelden, evenwel, wij moeten met hem voort, en zoo moeten wij althans zorgen dat wij het dragelijk houden.

13 April 1869. Vandaag zal, zoo ik van de meid of anderen hoor, het geschenk in onze kerk te bezigtigen zijn wat de Gemeente mij zal aanbieden.
14 April 1869. 25-jarig JUBILEUM op Texel. Reeds tusschen 10 en 11 komen bezoekers. Later de predikanten, Vrendenberg doet in aller naam een treffende aanspraak.
De kerkeraad noodigt mij in de kerk tegen 5 uur, daar een groote menigte menschen. Voor de predikstoel staat een ameublement, voor mij bestemd. Psalm 134.3 aangeheven, nu voor ‘t eerst orgelbegeleiding, daarna treffende toespraak van Dominee Bakker, uit aller naam mij dankende en gelukwenschende en mij ‘t geschenk aanbiedende, door mij beantwoord. Daarna psalm 72.10. Vervolgens de kerkeraad bij mij aan huis. Veel bezoek, vele brieven en kaartjes.
De meubelen werden binnengebragt: een fraaye uittrektafel, een canapé, 2 fauteuils en 12 stoelen van mahoniehout.
18 April 1869. Zondag. 400 menschen in de kerk, het nieuwe orgel wordt voor het eerst bespeeld. Na kerktijd veel bezoek, tot 9 á 10 uur. Ik portretten (gister ontvangen medegedeeld onder de aanwezigen, die allen daarmede blijde waren.
Men zeide dat “domminee ‘t knappies maakt heb”. Het scheen dus wel dat er van een bijzonder algemeen genoegen geen sprake kon zijn.

19 April 1869. De predikanten en vrouwen op visite. In de voorkamer thee gedronken, in de achterkamer gegeten. Aan tafel gebleven van half 11 tot over 3 uur, toen Jan Kalis Menno en Bakker kwam opbellen om mede te rijden naar ‘t Oude Schild. Buisman bleef nog tot het volkomen licht was. Ik half 5 ter ruste.
Wieringa was niet gekomen, naar hij later zeide, omdat wij Dolfine de hand boven ‘t hoofd hielden.

21 April 1869. Des voormiddags Hendrik Vrendenberg hier. Hij had zich, zeide hij, nog nooit een avond op Texel zoo goed geamuseerd als maandag. Hij had met uitstekend genoegen met Bakels kennis gemaakt.

29 April 1869. Veenstra bij mij, zeggende dat ik hem in een onaangename stemming heb gebracht met mijn orgelpreek. Ik verzoek, dat hij met mij in huis ga om de preek zelve eens na te lezen, ‘t geen hij doet. Hij kan er niets in vinden, waarmede hij niet volkomen sympathiseert, hij regtvaardigd mij alzoo ten volle en blijft genoegelijk bij mij.
Adriana Vrendenberg geslaagd voor haar examen.

3 Mei 1869. Vrendenberg vertelt mij vertrouwelijk hoe zijn schoonvader, na zijn goederen verdeeld te hebben, het overblijvende geld bestemd had voor zijne kleinkinderen, waarvan hij voor zijne 8 kinderen 8000 gulden ontvangen had. Een groot deel van zijn vermogen zat nu in de zaak van Anton en Jan, die hem geregeld rente betaalden, zonder welke hij het ook niet redden kon.

8 Mei 1869. Des morgens de Ontvanger Eschauzier hier om ‘t beschrijvingsbillet (voor de belasting) terug te halen. Uitvoerige gesprekken met hem over ‘t onvermogen van velen (dikwijls voorgewend) om de belastingen te betalen. Over zijn eigen finantieele positie (1600 gulden). Hij was dikwijls zeer terneder gedrukt door zijne zorgen. Ik sprak hem bemoedigend toe, wees hem op de liefderijke zorg van zijn vrouw, maar bovenal op de zorg van God, waaromtrent hij nooit mogt wanhopen. Ik haalde eenige regels aan uit de Evangelische gezangen.

14 Mei 1869. Jan Dekker en Jakob Bruin gaan de Pastorij verven.

19 mei 1869. Boetje en zuster hier geloogeerd.

1 July 1869. Terug naar Texel met Dirk, Koos en Grietje Meihuizen.
‘t Huis op Texel was van buiten geheel geverwd, van binnen de gang en de trap.

3 July 1869. Des namiddags op de begrafenis van Reijer G.Boon, op Ons Genoegen zeer spoedig overleden aan een gezwel aan de onderlip. Ik even bij Sijbrand Keyser en bij Pronk over ‘t geen ons te doen staat om in de behoefte te voorzien van Aagje Schraa, de weduwe.
21 July 1869. Bij de weduwe van Reijser Boon op Ons Genoegen. Albert Koning had haar afbetaald met 3 gulden voor de 3 dagen dat haar man nog had kunnen werken, maar sedert niets meer.

12 tot 15 July 1869. Dominee Huidekoper bij Huizinga geloogeerd.

12 July 1869. Dominees Bakker en Huidekoper in conflict met elkaar over de Texelaars, die door Bakker zeer hard worden gevallen wegens hunne behandeling van hem als predikant. Zij worden door Huidekoper sterk verdedigd uit eigen ondervinding. Bakker had op Huidekoper geen gunstige indruk gemaakt.
13 July 1869. Bij Bakker nog over het onderwerp van gisteren. Zij moesten mij toegeven dat het niet goed was zich zoo sterk uit te laten over een onaangename opmerking. Er was nog niet eene enkele vrouw bij haar aan huis geweest aan de Waal, wat mij ook bevreemdt. Zij zelve had anders reeds verscheidene bezocht. Bakker duidde het vooral te kwade dat men hem op weg naar de kerk niet vroeg om mede te rijden.

14 July 1869. Huidekoper laat een doos met kraagjes enzovoort van weduwe Langeveld komen, waaruit hij Katrina, Sina, Koos en Grietje [de Waard] ieder wat laat uitkiezen.

15 July 1869. Huidekoper sprak met groote minachting van het Koninklijk Hof, vooral van de Prins van Oranje, als een zedeloos mensch. Zijn zwager Utenhove had gezegd dat het te wenschen was dat het Nederlandsche Volk nooit één achtste zou vernemen van hetgeen er alzoo omging, anders zou het die mensch diep verachten. De Koning heette soms op het Loo te wezen als hij intusschen te Parijs zat bij zijne maintenée, dit bleek uit de stukken die de Ministers ontvingen.

21 July 1869. Trijntje Koning (Jakob Bremer). Zij willen gaarne naar Amerika, maar behoeven daartoe 1000 gulden, of minstens 600, als haar zuster Meijs hen van New York naar Chicago haalt. Zij zal een voorschot van de Diakonie vragen.

7 Augustus 1869. Des nachts half 4 komt broeder Jakob Meihuizen, gistermorgen van huis gegaan.
Met de wagen van Cornelis R.Keyser (Baron) naar den Hoorn, de tantes, Koos en ik, Jakob Meihuizen is voerman. De overigen te voet.
Bij Bakels. Na de thee met elkander naar de duinen, over Loodsmansduin naar zee, laag water. De Heeren dragen de dames door ’t water naar een bank (Dirk, Samuel, Menno, Bakels en Boeke). In de duinen bier gedronken. Samuel verliest zijn stok.
Bakels zelf naar den Burg om zijn vriend Smeenk van Dordrecht af te halen. Wij te zijnen huize ons verkwikt met wijn of bier of brood.
Terug met rijtuig of loopende. De strandreis duurde 3 uren. Tegen 9 ure weer te huis.

16 Augustus 1869. Gesprek met Dirk, kende voor zichzelf geen ander standpunt dan ‘t atheïstische. Er is tusschen ons geenerlei gemeenschap des geestes. De zekerheid daarvan drukt mij zeer ter neder. Hij erkent wel wetten in de Natuur, zoo ook dat ‘t doen van ‘t kwade den mensch ongelukkig maakt, maar geen Wetgever. Van pligten als voorschriften van een Hooger wezen buiten ons wil hij niets weten.

21 Augustus 1869. Des morgens aan de ontbijttafel eene ernstige en aandoenlijke herinnering aan mijne dierbare overledene, die had verjaard, en 13 jaren mij zoo gelukkig maakte. Mijne kinderen het vereeren der nagedachtenis hunner voortreffelijken moeder ernstig aanbevolen.

22 Augustus 1869. Gepreekt aan den Burg, nog eens met alle mijne kinderen te kerk schoon wetende dat Dirk (en welligt meer) het alleen uit beleefdheid? doen. Anders zou ik het hier als stoffe van bijzondere vreugde vermelden.

28 Augustus 1869. Dirk en Koos vertrokken naar Koog aan de Zaan (bij Boetje) en Amsterdam.

30 Augustus 1869. Des morgens vroeg was hier berigt van Wassenaar dat de reis niet doorging. Straks daarop kwam berigt dat de Hoornders (Bakels c.s. enz) reeds aan ‘t Schild waren en dat de reis voortgang zou hebben. Nu spoedig klaar gemaakt, de trommel met proviand was gisteren reeds naar de diligence gebragt en zoo naar ‘t Schild. Om half 8 staken Katrina en Sina en Menno en Adriana Vrendenberg (die al om 6 uur bij ons gekomen was) met W.Westenberg in zee, met Wassenaar en 2 zusters en Boetje en Fokel. In 2 uren waren zij op Wieringen, bezochten Dominee Huizinga enz. Des namiddags half 8 weer in de haven, hadden zich regt geamuseerd, niemand zeeziek.

4 September 1869. Te 7 ure [van den Helder] naar Texel met de Pastoor van Cocksdorp en meid en kind zijner zuster. Hij is zeer verstoord op Dominee Riet.

6 September 1869. Vrendenberg verhaalde mij gister dat hij een brief van Dolfine Wentink had gehad. Zij was best te vreden bij Dominee Deenik.

14 September 1869. Huisbezoek met Jakob Koorn met het karretje, Hoogeberg, Driehuizen, de Westen (bij Dirk Koorn koffij gedronken). Wijl er regen en donkere lucht opkwam niet naar de Mient, maar naar Antje Wuis, enz.

16 September 1869. Donderdag. Storm en regenvlagen beletten mij naar de Mient te gaan om Huisbezoek te doen. Ik deed het dus aan den Burg.

21 September 1869. Huisbezoek met Jakob Koorn met het karretje. Begonnen bij Jan Knol en verder over de Mient. Bij Maarten Koorn zeer gul en gastvrij ontvangen op de koffij. Geëindigd in Ongeren bij Willem Roeper en R.Eelman.

25 September 1869. Brief van Bakels dat hij geëngageerd is met Fokel Breugeman. Ik dat vandaag met eene felicitatie beantwoord.

27 September 1869. Ik stond des namiddags gereed om bij het schone weder met Vrendenberg naar den Hoorn te wandelen (krans bij Wieringa) toen geroep (en klokgelui) van “Brand in de Weverstraat” mij eensklaps derwaarts deed ijlen, waar ik het achterhuis van den Heer Dijt brandende vond. Elk was aan ’t bergen van goed, ik hielp mede zooveel ik kon (in ’t Weeshuis) tot dat het huis geheel ledig was. Ik bleef meestal bij den brand, nu eens bij Dijt, dan bij zijne vrouw ten huize van Maartje Plavier.

1 October 1869. Heringa beroepen te Schalsum.

3 October 1869. Bij Jacob Dijksen, laatstleden donderdag getrouwd. Mijne toespraak, waarbij ik het gevoel van leedwezen over al het gebeurde (men verzekert dat het kind, waarvan zijne minnares van verleden jaar onlangs bevallen is, zijn zoon is) bij hem poogde te verwekken, ofschoon zoo humaan mogelijk, voldeed hem zoo weinig, dat hij mij verliet en mij alleen liet zitten met het woord:”Ik wil van dat gezanik niet meer hooren”.
4 October 1869. Bij Arie Dijksen regt goed gesproken, daarna mijne ontmoeting bij zijn zoon Jakob verhaald. De vrouw gaf daarover hare afkeuring te kennen maar niet over het gedrag haars zoons. Ik had mij daarmede niet moeten bemoeijen, enz.

5 October 1869. Mevrouw Hesterman hier geloogeerd (schoonmoeder van Dominee Riet).

6 October 1869. Brief aan Samuel: Nu hebben wij zondag Avondmaal. Dat ik mijn zoons nimmer aan die plechtigheid zie deelnemen of liever, dat zij in den geest ons niet nabij zijn, is mij wel een reden van droefheid. Ik blijf echter hopen, dat eene rigting tot hooger dan enkel zinnelijk leven niet ontbreekt en meer en meer verhooging zal vinden.
Over ‘t engagement van Bakels: Ik kan niet zeggen, dat ik mij er bijzonder op verheug haar als zuster-collega te krijgen, ik converseer altijd veel liever met Mina Bakels dan met Fokel, maar elk zijn smaak. Maar daarom wensch ik evenzeer, dat zij met elkander gelukkig zullen zijn.
Frerichs is geëngageerd met een jufvrouw Pol uit Norden.

6 October 1869. Des avonds hadden Katrina en Sina hier damesvisite: Pauline, Johanna, Henriëtte Bok, Jet Ensing, Kitty v/d Kulk, Marianne Bakker. Een zeer vervelende visite.

12 October 1869. Dingsdag. Collega Bakker [van de Waal] hier, op togt naar de Gemeenteleden aan de Westen, de Mient, enz.

18 October 1869. Krans bij mij. Gesprek over hoe te handelen met de aanhangers van Jansonius, die nu weder tot de Hervormde kerk willen terugkeren.

3 November 1869. Des morgens Ensing hier, had aan Kee een kies getrokken.
Doortje Heringa had voor 1868 en 1869 een rekening van Ensing gekregen van 150 gulden die echter naar tarief wel meer dan 175 gulden had kunnen zijn. Zij, vooral haar moeder, was daarover eerst zeer verstoord geweest, vooral wijl zijn werk niets gebaat had. Later toonde zij zich echter na een krassen brief van Ensing bevredigd.
Ensing zeide niet van plan te wezen om zich aan het voorstel van Sikkes te onderwerpen om de Dominees gratis te behandelen, wijl hij voor een huisgezin moest zorgen.

8 November 1869. Loman wil (op instigatie van Bok) met Pastoor en Predikanten spreken over eene geldinzameling voor de nageblevenen der verongelukte Terschellinger loodsen.

9 November 1869. Afscheidspartij bij Wieringa, met 18 personen aan tafel.

16 November 1869. Vergadering op ’t Raadhuis met Burgemeester Loman, P.Langeveld, M. en W. Bok en Dominee Vrendenberg om te spreeken over de collecte voor de nagebleven betrekkingen der verongelukte Terschellingers (loodsboot vergaan). De Pastoor was ook uitgenoodigd en had aan Loman beloofd te zullen komen, maar nu schreef hij dat hij niet kwam omdat het toch wel op een collecte zou neerkomen, en dat hij dat dan wel uit de krant of anders zou vernemen. Ook had hij later bedacht dat de Terschellingers niet onder het Bisdom van Haarlem behoorden maar onder Harlingen, en dat het toch wel geen pas gaf dat hij dan ten behoeve der armen van een ander ressort werkzaam was (!).
Er werd besloten om eene inschrijvinglijst te laten rondgaan. Den Heer Bok wilde wel de aankondigingen enzovoort schrijven. Burgemeester vertoonde ons nog een schaphouder van een achter de Koog aangedreven drenkeling van een Londensche reddingboot.

19 November 1869. Veenstra en Pronk hier om bij de ijzeren kist te gaan.

3 December 1869. Vrendenberg ziet de toekomst van de hervormde kerk zeer duister in. Hij vreest alles van de toenemende orthodoxie.

11 December 1869. Naar Cornelis Eelman, aldaar koffij gedronken en boterham gegeten.
Men had mij opzettelijk gevraagd om met mij te spreken over het plan van hun zoon Johannes om geen boer te worden maar Dominee. Men meende echter dat hij niet in staat was het benoodigde te leeren. Ik meende hen die vrees te moeten benemen.
Eelman zag tegen de uitgaaf van een 10.000 gulden waarop men zijn studiekosten beraamde, niet op. Hij zou naar een RHBS moeten in Haarlem, en dan naar Amsterdam.
[Huizinga besprak een en ander met Vrendenberg en met Bakels, die dacht Johannes beter op een Gymnasium te plaatsen].
30 December 1869. Burgemeester Loman zou eens onderzoeken naar een geschikte inrigting van onderwijs voor Johannes Eelman. Hij had daarover zijn broeder de Professor gesproken, deze had aanbevolen een Gymnasium, waarvoor Haarlem, Deventer of Assen in aanmerking komen, en kende ook geschikte personen bij wie de jongeling in huis genomen kon worden.
Ik ging er met C.Eelman over spreeken. Wij bepaalden dat ik naar de conditie zou informeren, maar den volgenden dag zond hij mij een brief dat zij besloten hadden van het studieplan af te zien.

1 January 1870. Des middags en namiddags 95 bezoekers aan huis gehad en ruim 200 aan de deur. Vrendenberg meende er wel 300 aan huis gehad te hebben. Wij hadden het niet overdruk. De laatste was Ensing.

9 January 1870. Gepredikt te Oosterend. Jakob Brans keurt zeer af, dat de beurtregeling zoodanig is gemaakt, dat ik nu ten 3de male achtereen te Oosterend preek. Ik had het wel zoo kunnen schikken, dat Bakker die reis van mij overnam (ik weet niet of het alleen welwillendheid jegens mij was).

12 January 1870. Sina had vernomen dat mevrouw Riet sukkelde en haar geschreven of zij zou komen helpen voor een dag of wat. Des namiddags rijdt zij naar de Waal, om morgenochtend met Bakker naar Cocksdorp te rijden.
[Ze bleef daar tot de 17de].

19 February 1870. Dominee Vledder aan de Waal beroepen in plaats van Heringa.

20 February 1870. Zondag. Ik bezocht daarna Cornelis Bremer. Deze wikkelde mij al spoedig in een theologisch dispuut. Hij kon niet wel bij ons ter kerk komen omdat de waarheid van de Godheid van Christus voor hem een levensquestie was, daartoe behoorde bovennatuurlijke geboorte enz. al ‘t welk hij meende dat hem door mij vroeger geleerd was. Ik wees hem aan hoe die zaken bij mij nooit veel gegolden hadden, maar wel de vragen waarop hij, gelijk allen, bij den Doop een bevestigend antwoord had gegeven, hoe van alle tijden af mijne Evangelieprediking zich kenmerkte door het aandringen op heiligheid van hart en leven als hoogste eisch des Evangelies. Ernstig drong ik ook nu daarop aan.

28 February 1870. Bakels vertrekt met Fokel naar ’t Oude Schild, kon echter doordien de boot door ’t ijs niet varen kon eerst de volgende morgen met de vlet over de Hors vertrekken.

2 Maart 1870. Ik krijg berigt dat Bakels en Fokel in plaats van te Haarlem nog aan den Hoorn zijn, dus gistermorgen niet over de Hors zijn vertrokken.

7 Maart 1870. Katrina naar de Zaan te logeeren bij Sjoeke Boetje.

9 Maart 1870. [Er zijn] 549 leden der Gemeente.

9 Maart 1870. Veenstra nam de noodige effecten uit de kist om aan Jakob Bremer de 400 gulden reisgeld naar Amerika te verschaffen.

17 Maart 1870. Sina’s verjaardag. Ik gaf haar tot aandenken een gouden ring met gelen steen. Bakels zuster nam afscheid.

25 Maart 1870. Huwelijk Bakels en Fokel.

10 April 1870. Intree van Van Vledder aan de Waal. Het was duidelijk, dat Van Vledder zich geroepen achtte om hier de bestrijder te wezen van de Nieuwe Richting. Zijn preek heeft aan niemand der collega’s voldaan, doch Wieringa oordeelde dat hij niet zoo orthodox was als de anderen wel meenden.

11 April 1870. Onderweg vroeg Vrendenberg of Samuel verkeerde met Dolfina, wat ik ontkende. Deenik had het anders aan zijn moeder geschreven.

21 Maart 1870. De timmerlui Rens Daalder en Klaas Plavier [zijn] hier begonnen den gang op te breken. Een halve voet zand uitgespit, 2 wagens sintels daarvoor in de plaats.

19 April 1870. Op zolder door Rens Daalder een daklicht gemaakt en later een bedstede en dakbeschot in het bovenslaapkamertje.

21 April 1870. Ik des namiddags naar Gerrit Leen op de Mient, ziek. Daarna bij Aafje Teekes (aldaar [haar dochter] Grietje) koffij gedronken. Haar 9 nummers Stichtelijke Blaadjes gegeven. Ik bij Jan Kikkert, hij zelf niet thuis.
Bij Jan Knol Stichtelijke Blaadjes gegeven. Hij had het boekje de Bijbel enzovoort. Hij verklaarde in een jaar of 3 vrij wat veranderd te zijn, geloofde nu niet meer dat Mozes de Steenen Tafel van God zelve ontvangen had. Hij sprak in echt godsdienstige geest, hij gevoelde zich genoopt om altijd God te danken, niet zoo zeer om te bidden. De man zag er lijdende uit, zeer zwak.

24 April 1870. Bij Geert Kikkert. Wij kwamen aan ‘t spreken over de kerk. Hij zeide dat Bakker doorgaans wat meer volk had dan ik en vroeg waar dat vandaan zou komen. Ik zeide: welligt van mijne toenemende jaren, waardoor welligt mijne zeggingskracht of het aangename daarvan verminderde. Hij zeide dat dat de reden niet was, maar dat ik doorgaans te lang preekte. Ik wilde toegeven dat dit wel zoo zijn kon zonder dat ik het zelf wilde, dat kort en bondig niet zoo gemakkelijk was, dat mijne toespraken toch ook de noodige volledigheid moesten hebben, enz.
Over Dierkunde. Ik beloofde hem een werk daarover ter leezing. Over de ooijevaar op het huis van P.Boon.

2 mei 1870. [Dominees]krans bij Wassenaar in het Oude Schild. Aldaar Buisman en Bakker en vervolgens ook Bakels en Wieringa. Deze 2 en Willem Westenberg kwamen per VLET buitenom van den Hoorn. Fokel kwam eerst. Men had haar weer aan land moeten zetten omdat zij het gevaarlijke van de togt inzag. Zij kwam dus loopende.

10 mei 1870. Katrina en Sina met Christina Lulofs naar den Hoorn, waar zij den dag zullen doorbrengen naaijende met de naaimachine.

31 April 1870. Katrina aan de Waal tot 10 Juny bij Dominee Bakker om Christine Lulofs, die vandaag vertrekt, bij haar zuster te vervangen.

13 July 1870. Klaas en Menke de Waard komen.
Des namiddags wij naar de Tent. Vrendenberg verhaalde dat Dolfine Wentink vanmiddag bij hem te logeeren was gekomen. Zij was uitstekend tevreden in Ternaard. Zij had Samuels aanzoek afgewezen, omdat zij nooit weer een zoo gewichtige stap wilde doen zonder volledige kennismaking.

13 July 1870. Willem Westenberg bij ons, plan gemaakt om vrijdag een togt te maken naar Akyab.
14 July 1870. Klaas de Waard met Willem Westenberg naar Akyab om toebereidselen te maken.
15 July 1870. Des morgens ruim 10 uur Katrina, Sina, Menke de Waard, Adriana Vrendenberg, Klaas de Waard en Willem Westenberg uitgereden met een wagen van Doorn (Prins Hendrikpolder) naar Akyab en aldaar genoeglijk den dag gepasseerd met de families Westenberg, Wieringa, Bakels, Bolding en Sambeek, tezamen 19 personen. Des avonds te 11 ure weer thuis.

27 July 1870. Samuel gekomen. Des middags naar de Tent, aldaar ook de familie Vrendenberg met Dolfine.

29 July 1870. Dominee Boetje en zuster bij ons geloogeerd.

31 July 1870. Des avonds de Vrendenbergs en Dolfine bij ons. Samuel wandelt met de laatste lang in de tuin. Hij deelt mij mede dat hij omtrent haar nog dezelfde gevoelens koestert. Zij blijven hier boterham eten. Samuel brengt haar naar huis.

2 Augustus 1870. Des namiddags de familie Bakels en Ensing met Buisman hier. Ik was volstrekt niet in een opgewekte gemoedsstemming en heb mij zeer verveeld, ook bij al de drukte door en om Menke.

3 Augustus 1870. Naar de Tent, ook Boetje en Sjoeke. Ik vernam van de meisjes dat zij eenige woorden met hem gehad hadden, die Katrina deden zeggen dat hij wel wat voorzichtiger mocht wezen met jonge meisjes het hoofd op hol te brengen.

4 Augustus 1870. Boetje en Sjoeke gingen bij Loman logeeren volgens afspraak, ons niet onwelgevallig.

5 Augustus 1870. Dolfina en Christina bij ons boterham gegeten. Des nachts van half 1 tot half 2 had ik gesprek met Samuel over zijne betrekking tot Dolfina, over zijne finantiën enz.

6 Augustus 1870. Dolfina Wentink meest met Samuel in de tuin gewandeld.

10 Augustus 1870. Samuel verzocht mij des voormiddags beneden te komen, waar hij met Dolfina (en Katrina en Sina) mij wachtte. Hij gaf mij toen te kennen dat hij Dolfina zich tot vrouw wenschte en of ik dit goedkeurde. Ik sprak daarop hem hartelijk en ernstig toe en gaf gaarne mijn toestemming. Met vele gelukwenschen namen wij Dolfina op in onze kring. Ik liet het daarbij aan ernstig vermaan niet ontbreken.

14 Augustus 1870. Des avonds wij allen bij Vrendenberg.

15 Augustus 1870. Samuel en Dolfina naar Amsterdam, waar Dolfina bij Anton Vrendenberg zal logeeren.

26 Augustus 1870. Hendrik C.Roeper hier, ontslagen wegens ziekte uit de gevangenis te Leeuwarden waar hij 4 en een half jaar gezeten had. Hij wil gaarne 25 gulden van de Gemeente voor uitrusting, om dienst te nemen op een schip te Amsterdam, Hamburg of Londen. Ik adresseer hem aan Veenstra.
28 Augustus 1870. De Kerkeraad beluit (Burger Diakens) om aan Hendrik Roeper een rood hembd en broek te geven, en Veenstra enzovoort, willen voor zichzelf wel iets bijdragen. Veenstra zendt mij daar voor 2,50 gulden, Jacob Roeper 2,50 gulden, 1 gulden van D.de Boer, Pieter Roeper 75 cents, Dominee Vrendenberg 50 cents, e.a. Totaal 8,25 gulden, en nog 1 gulden van Pieter Boon, na veel praten (hij wilde echter tot zulke zaken gaarne medewerken en ik mogt vrij terugkomen, maar hij twijfelde of ’t goed besteed zou zijn), 5 gulden van Sijbrand Jans Keyser, Neeltje Bakker, Jacob Kooiman, Joh. Keyser. Ik bragt deze 6 gulden aan de belanghebbende moeder en sprak hem nog eens vermanend toe.
’s Avonds 2,50 gulden van Dominee Bakker en 50 cents van Pronk die ik de dan reeeds vertrokkene naar ’t Oude Schild nazond (het werd mij echter den volgenden dag terugbezorgd daar hij al vertrokken was).

27 Augustus 1870. Samuel vertrokken. God geve dat ik mijn zoon nog eens in welstand weder zie! Ligt was het de laatste maal! Ik sprak met hem op ‘t einde nog over de vraag of hij niet zijne attestatie als lid der Gemeente zou overbrengen naar Leeuwarden. Hij wenschte dit niet. Hij kon zich door zijne veranderde levensbeschouwing niet meer als lid der Christelijke Gemeente aanmerken en wilde dan ook ten dezen geen huichelachtige schijn aannemen. Ik trachtte hem te overtuigen dat hij met zijne wereldbeschouwing nog zeer wel zich kon rangschikken onder de Christenen, vermits het leven in den geest van J.C. wat hij eens beloofd had, toch nog altijd zijn levensdoel was. Hij kon niet toegeven dat het bij den Christen niet aankwam op die geloofspunten, die hij meende te moeten verwerpen. Wel doet het mij innig leed, dat mijn zoons zich in mijn geloof aan God niet gelukkig kunnen gevoelen, dat wij alzoo geene ware geestelijke gemeenschap hebben.

12 October 1870. Ik des avonds bij Doctor Ensing, aldaar Vrendenberg en Loman, nog eens weer, evenals laatsleden woensdag bij mij, de zaak besproken der verschaffing van spijs of werk aan de armen in de winter. Het resultaat bleef echter dat wij niet wel inzagen er iets aan te kunnen doen. Loman verlangde en wilde er steeds op aandringen dat de boeren meer geld op hun land zouden laten verdienen, waardoor het eens zoo veel kon opbrengen.

21 October 1870. Krans bij Wassenaar, ik met Vrendenberg derwaarts, gevolgd door Katrina en Sina die daar eene nicht logée wilden verwelkomen (Cornelia van Ameyde Duin).

27 October 1870. Gisteravond, toen Wassenaar hier was, kwam er berigt dat Christina Vrendenberg gelukkig door haar examen gekomen was als hulponderwijzeres te Haarlem. Wij besloten om terstond naar Vrendenberg te gaan om te feliciteren, gelijk wij deden.
Wassenaar vertelde daar als toevallig dat de oude Leen Blank, 83 jaar oud, onlangs in groot levensgevaar was geweest terwijl hij in de haven een kruik zeewater zou scheppen, in een boot die omkantelde. Dit gaf aanleiding dat ik voorstelde om wekelijks 10 cents te bestemmen voor dien braven oude, opdat hij een meer rustigen ouden dag zou hebben. Dit vond bijval. Wassenaar zou de lijst schrijven en zich met de uitreiking van het geld belasten. Vrendenberg en ik zouden bijdragen inzamelen.

28 October 1870. Dominee Bakker kwam later om een min gunstige indruk weg te nemen dien hij maandagavond hier gemaakt had. Hij had niet gemeend om Katrina en Sina eenigzins te beleedigen of te declineeren, hij wilde alleen maar dat wij erkennen zouden dat zijne vrouw, in Amsterdam in andere kringen opgevoed en nu ook getrouwd zijnde, wel soms verlangen moest om met getrouwde vrouwen, of met getrouwde vrouwen die gelijke opvoeding genoten hadden te converseren. Wij eindigden het gesprek daarover met mijne verzekering van onze welwillendheid. [Dominee Bakker is beroepen te Gorredijk en wil “nog vóór de winter” vertrekken. Niemand op Texel denkt dat het zijn vrouw daar beter zal bevallen, hoewel zijzelf daar “betere conversatie” verwacht].

4 November 1870. Bij Dominee van Vledder. Groot gezelschap. Wij bragten de avond genoeglijk door. Willem Westenberg kwam zijn ouders halen. Verhaalt van zijne ontmoeting op weg, de dochters van Jan Kalis zoekende haar broer Jan.
Het was tusschen 1 en 2 uur in den morgen toen ik het huis van Jan Kalis passeerde en daar ingeroepen werd. Het was daar alles een diepe treurigheid. De zoon Jan, 18 jaar oud, was sedert 5 uur des avonds verdwenen met achterlating van een brief waarin hij meldde dat hij niet terug kwam en naar Noord Amerika ging, waar hij zijn onderhoud wel zou vinden.
De reden daarvoor scheen te leggen daarin, dat hij soms berispende vermaningen ontving om zich wat meer op de zaken toe te leggen enzovoort. Ik bleef daar, zoo veel mogelijk troostende en vermanende, tot tegen 3 uur. Kalis toen naar ’t Nieuwe Diep.
5 November 1870. Ik des middags naar Kalis, aldaar ook Vrendenberg. De zoon nog niet terug, en ook nog niet opgespoord.
Ik verhaalde de geschiedenis van Heer Kesselaar door ons beleefd in 1843.
Des avonds kwam Kalis ons mededeelen dat men een spoor van hem had naar den Hoorn. Ik des avonds bij Jan Kalis. Hij was op reis naar Alkmaar, daar was zijn zoon volgens bekomen telegram. Nu was er weer vrolijkheid in de woning.

8 November 1870. Des avonds catechisatie. Ik zond Trijntje Koning weg wegens luidruchtigheid en eindigde te 8 uur in verstoorde gemoedsstemming.

25 November 1870. Sina is sedert woensdagavond aan den Hoorn tot gezelschap van Fokel, die ongesteld is ten gevolge van schrik, en reeds 7 dagen volstrekt geen eten kan inhouden. Zij was hier eergister om naar Ensing te gaan.

25 November 1870. Buisman en Bakker wilden met Van Vledder niets meer te doen hebben.

5 December 1870. Brief aan Samuel: Sina is met Fokel (die hier met Bakels voor 2 nachten gelogeerd is) naar Margo en Rina om daar getuige te zijn van de Sint Nicolaasdrukte in de straten. In ‘t begin van de avond was de familie hier te huis en zagen wij hier van tijd tot tijd troepjes van gemaskerden binnentreden, maar om half 10 begon de drukte ons te vervelen en sloten wij voor hen de deur.

19 December 1870. Bakels en Fokel vannacht hier. Ondanks het ongunstig weder naar ‘t Oude Schild, Krans bij Wassenaar (geen anderen aldaar).

31 December 1870. Brief van Samuel: hij heeft een huis gehuurd voor 3 jaar. Dolfina heeft een opvolgster voor haar bij Dominee Deenik gevonden.

4 January 1871. Bakels geeft Katrina les in ‘t Engelsch.

31 January 1871. Catechisatie, slechts enkele leerlingen om ‘t schaatsen rijden met mooi weer. Ik gister nog even bij Ensing, aldaar Bakker en vrouw, gesproken over de inrigting der Volksvoorlezingen.

21 February 1871. Van Wieringa hebben wij vernomen dat Martinus Wentink met de pokken in ‘t Hospitaal ligt in den Haag, maar nu betert. Ik heb aan Dirk geschreven om pokstof, want Ensing had ze niet.

1 Maart 1871. Afscheidsvisite bij Bakker aan de Waal.

3 Maart 1871. Des voormiddags Dominee Riet hier, hij moest aan den Burg zijn, omdat men ten onregte zijn hond beschuldigde een aantal schapen doodgebeten te hebben (wat vermoedelijk door een arend gedaan was).
[Commentaar CSRoselaar: zeearend is een aaseter, was het schaap eerst doodgevroren of doodgebeten?]

18 Maart 1871. Sijbrand Pietersz Keyser verhaalt de ontmoeting met Dominee Bakker ten huize van Dominee Buisman, waarbij hij de Texelaars gruwelijk beleedigd had door te zeggen: “Het is hier op Texel alles een verdomd gemeene boel!”, waarvan Sijbrand het noodige gezegd had. Dominee Bakker is naar Gorredijk beroepen, maar men meende dat zijne vrouw ook te Gorredijk wel geheel ongeschikt zou blijken te zijn.

20 Maart 1871. Wieringa verhaalt van 2 mannen die uit Australië herwaarts zijn gekomen om hunne Texelsche familie na een afwezigheid van 22 jaren nog eens te bezoeken. Zij heetten Bakker en waren uit Spang afkomstig. De turfschipper Jacob Bakker van ‘t Oude Schild en Biem Lap (waar Wieringa ze ontmoet scheen te hebben), waren familie van hen. Zij hadden zich met goudzoeken beziggehouden.

27 Maart 1871. Des avonds bij Jan Koning. Hij had allang gewenscht dat ik eens komen zou. Gesprek met Albert of de rampen des levens ook aan God moeten worden toegeschreven. Hij meent van niet. Des avonds bij Sijbrand Jans Keyser, aldaar Cornelis P.Keyser. Hier kwam dit onderwerp weer ter sprake. Cornelis Keyser meende dat dit buiten God omging. Ernstig wees ik hem aan waartoe die meening leiden moest.
Gisteren had ik bij Geert Kikkert ook een zeer ernstig gesprek. Hij zeide gerust te kunnen sterven. Waarom? Ik kreeg van hem de verklaring dat hij den dood des ligchaams als het einde van ‘t gansche menschelijk leven beschouwde. Geen onsterfelijkheid aldus. Vrij duidelijk wees ik hem aan hoe hij dwaalde, wat hij ook een weinig scheen te erkennen.

2 April 1871. Ik daarna bij Samuel Vlessing Roosje toegesproken, die zeer ziek en zwak is. Wij wilden haar wel gaarne eenige verkwikkende spijzen zenden, maar zij zoude die om haar geloof niet kunnen aannemen, alleen onder de naam van medicijn zou het nog kunnen. Haremaker was vanmorgen nog bij haar geweest, dat was zulk een beste man, die maakte iemand terstond met zijn komst al iets beter.

2 April 1871. Zondag. ‘t Gesprek van Laatstleden zondag met Geert Kikkert voortgezet. Hij schijnt nog niet overtuigd van ‘t bestaan van God “alles is uit de natuur”. Eindelijk wil hij echter gaarne erkennen dat ‘t geloof aan God en onsterfelijkheid onmisbaar is voor de voor de orde in de maatschappij. Ik sprak tot hem ernstig en krachtig.

3 April 1871. Hier de proponent Koekebakker voor de vacature van de Waal.

15 April 1871. Cornelis Keyser wil proponent Koekebakker, ik verklaar daar niet zeer voor te zijn.
Gesprek daarover, dat wij een zeer waardigen, vromen voorganger behoeven.

29 April 1871. De proponent Koekebakker was reeds te mijnent, door C.Keyser met zijn wagen aangebragt. Hij was wel spraakzaam, maar sprak meest met Katrina en Sina. In spijs en drank zeer matig, houding nonchalant, niet zeer vurig van geest, niet de man om in belangrijke zaken een krachtig initiatief te nemen (preekte zeer goed).
[Huizinga vond de proponent Taconis beter.]

30 April 1871. Met de proponent Koekebakker het dorp doorgewandeld. Roomsche Kerk bezien. Ik zag daar voor ‘t eerst het prachtig altaar.

1 mei 1871. Des voormiddags met Koekebakker naar de Waal, pastorie en kerk bezien.

30 mei 1871. Kerkeraadsvergadering in plaats van verleden donderdag thans in de Pastorij, nu door Lotje bewoond, wijl haar huis wordt afgebroken.
Vrendenberg bij ons. Hij verhaalt ons van den grooten omvang der werkzaamheden van zijn zoons Anton en Jan. Verleden jaar hadden zij den grootsten voorraad van suiker, namelijk alleen West Indië gerekend, aan de Amsterdamsche markt gebragt in commissie. Zij hadden namelijk in de West een agent (Determeijer) die toen zijn vader, een makelaar, failleerde, door hen geholpen was, eerst op hun kantoor en toen naar de West, waar hij voor hen allerlei zaken (zalf en parapluus) verkocht en hun nu ook weder door zijn invloed op de plantagiehouders grooten voorraad van producten ter verkoop in Amsterdam bezorgde, zoo dat zij er nu zelfs toe overgegaan waren om voor eigen rekening een schip in de vaart te brengen tot het aanhalen der goederen. Anton had het zoo druk, dat het huiselijk leven voor hem zoo goed als niets was. Het huis dat hij thans met genoegen bewoont had hem 20.000 gulden gekost.

4 Juny 1871. Dominee Boetje van Appelscha sprak zeer gunstig van Koekebakker, doch het tegendeel van Taconis.

11 Juny 1871. Boeke van Zijldijk preekte.
Lizebeth Veenstra en Pietje Mantje, kraamvrouwen, hadden de Eerste Kerkgang gedaan zonder dankzegging te verzoeken, een meer en meer insluipend gebruik.
Dominee van Vledder bedankte voor Arnemuiden, de menschen waren hem daar te stijf, hij zou altijd met steek en korte broek moeten loopen.

13 Juny 1871. Jufvrouw Vrendenberg 60 jaar.

16 Juny 1871. Dominee Boetje (bij Loman geloogeerd geweest) was vanmorgen in de Roomsche Kerk geweest, waar het 25-jarig pausschap van Pius IX gevierd werd. De preek had hem slecht voldaan, die pastoor kent geen Hollandsch namelijk om het goed te spreken. Zooals ik vanavond van de meisjes hoorde, die ook de kerk bezien hadden, was deze door Willem Westenberg zeer fraay, zelfs prachtig met bloemen versierd, overal in het dorp wapperden de pauselijke en andere vlaggen.

18 Juny 1871. Pieter Jans Keyser zou van die, welke gepreekt hebben Van der Linde verkiezen, schoon velen voor Koekebakker waren. Bakels viel minder in den smaak, het scheen wel dat men in hem miste een deftige kanselstijl. Hij had te veel de taal des gewonen levens, schoon hij ook belangrijke stukken voortbragt.

4 July 1871. Te 12 ure kwamen volgens afspraak Dominees Bron en Cremer, den Heren Rinner en Klink (zangmeester) met enige anderen, met 70 kinderen, de oudsten van de Zondagsschool van Den Helder, met een goede voorraad levensmiddelen. Zij vermaakten zich dapper met loopen, spelen, zingen, kegelen, marcheren in de Zandkuil onder leiding van Bakels, Vrendenberg [en Huizinga].
Na het eten vonden wij de kinderen in de Lindeboom en trokken daarmede door het dorp (de predikanten bezagen de Gereformeerde Kerk en onze Kerk). In het park onder een grooten toevloed van menschen zangoefeningen. Vervolgens weer in den Lindenboom, waar de Burgemeester de kinderen op bier onthaalde, waarop Vrendenberg en ik vertrokken. Het gezelschap zou, na rust en etenstijd op de Tent, met een extra boot weder des avonds terugkeeren. Het weder was vandaag meerendeels gunstig, meest zonneschijn.

9 July 1871. Van der Linde beroepen. Bakels was zeer teleurgesteld, meende dat hij beter had gedaan Ingenieur te worden, nu ‘t weer scheen te blijken dat hij alleen maar geschikt was voor den Hoorn.

20 July 1871. Stikkel des voormiddags hier om Samuel en Dolfina in ondertrouw op te nemen.

22 July 1871. Jan Smit, Menno en Sina en Margo dennenloof uit ‘t Boschje gehaald en daarmee de gaanderij versierd. Twee kleindochters van Vrendenberg komen Samuel en Dolfine een geschenk brengen.

23 July 1871. Van der Linde bedankt voor ‘t beroep.
Buisman nam ‘t beroep naar Wieringerwaard aan.

26 July 1871. Koekebakker wordt als tweede beroepen met 12 stemmen, 5 op Boeke, 1 op Bakels, Boetje en Taconis.

2 Augustus 1871. Zondag. Des morgens half 9 komt Martinus Wentink uit den Haag. Allen naar de Tent
Samuel en Dolfina druk aan ‘t inpakken.

3 Augustus 1871. Om half 11 naar ‘t Raadhuis. Aldaar Trouwplegtigheid door Burgemeester Loman . Te huis gekomen hield ik in de achterkamer een vaderlijke toespraak, over ‘t huwelijk, een verbintenis van groote eerwaardigheid, van innigheid, eenigheid en eindelooze duur, geëindigd met gebed en hartelijke welkomst der aangehuwde dochter.
Na ‘t middagmaal vertrokken Samuel en Dolfina met ‘t rijtuig naar de Haven om des avonds te Amsterdam, den volgenden avond te Keulen en zaterdagavond te Rüdesheim te zijn en daar een dag of 10 te vertoeven.

5 Augustus 1871. Dominee Huidekoper hier. Bespeurende dat Menno ongaarne naar de Oost wil gaan, biedt hij aan geld te verschaffen om hem van den Dienst vrij te koopen, 2100 gulden, als Menno zorgen wil dat hij aanstaand jaar September Arts is, en dan hoeft hij maar 1500 gulden terug te betalen.

6 Augustus 1871. Huidekoper preekt aan den Burg, zeer volle kerk, over 500.

8 Augustus 1871. Vertrek Koosje en Martinus.
Koekebakker komt om de pastorie in de Waal op te meten, hij is zeer weinig spraakzaam, zoodat zijn gezelschap mij weinig aangenaam is.
Des middags naar de Tent.

9 Augustus 1871. Naar de Tent met groot gezelschap, ‘s avonds bij S.Keyser groote visite. Wij met ons allen. Keyser bragt een toast op Koekebakker die hij tamelijk goed beantwoordde.

10 Augustus 1871. Koekebakker vertrokken.

11 Augustus 1871. Katrina en Sina met de sterke hitte naar den Hoorn geloopen, ‘t kind bezien met de kenmerkende neus van Bakels [geboren op 25 July].

25 Augustus 1871. ‘t Ontslag van Menno aangenomen, doch hij moet de subsidie van 2050 gulden betalen. Huidekoper stuurt dit.

21 September 1871. Bij de weduwe Reijer Keyser onaangename ontmoeting met haar zoon Sijbrand, die niet wilde dat ik ooit weer aan zijn huis zou komen tot uitnoodiging ten Avondmaal of in ‘t geheel als kerkelijk persoon. Zijn broeder Pieter was meer handelbaar. Gister bij Simon Eelman mede onaangename ontmoeting, zoodat ik niet voornemens ben dien man ooit weder als lid der Gemeente toe te spreken.

25 September 1871. Sien druk aan ‘t klaarmaken voor de receptie van morgen (Koekebakker).

25 September 1871. Dominee van Vledder klaagt over de meid die zij uit Harderwijk medegebragt hadden en die hen zeer tegenviel, en over zijn jongste kind dat de ouderen alle nachten den slaap ontroofde.

26 September 1871. Katrina en Sina des voormiddags naar de Waal om daar toebereidselen te maken tot de ontvangst van Koekebakker. Cornelis P.Keyser met de wagen naar de haven om de familie af te halen, Koekbakker, Aaltje, Guurtje en de meid. Ik in de Waal geholpen met ‘t plaatsen van de meubelen. Na half 5 vertrokken wij weder.

27 September 1871. De weduwe Pieter Koorn (Dirkje Groeneveld) hier met het verzoek dat ik een brief voor haar zou schrijven ter aanbeveling voor wekelijksche giften. Ik oordeelde beter dat Vrendenberg dat deed.

1 October 1871. Zondag. Bevestigingspreek in de Waal voor Koekebakker, ook zijn moeder en zuster Lobregt uit Deventer overgekomen. Des middags Koekebakker intrede-preek voor 300 toehoorders over Efez. 3. Hij werd algemeen, ook door mij, met veel genoegen gehoord.

2 October 1871. Krans bij Van Vledder. ‘t Plan van Wieringa en Bakels besproken en hun reglement goedgekeurd om op elke Krans een punt van bespreking te stellen.

3 October 1871. Bij Buisman met Koekebakker en Wassenaar. Oesterpartij. Wieringa en Bakels hadden bedankt, daar Buisman gezegd had alleen de heeren en niet de dames te verwachten.

7 October 1871. Zaterdag. Koekebakker hier, zijn vader van ‘t Oude Schild gehaald. Zondagmiddag 3 uur gaat hij alweer.

8 October 1871. Afscheid van Buisman te Oosterend en van Riet te Cocksdorp.

20 October 1871. Brief aan Samuel: Tot mijn blijdschap moet ik zeggen dat de Intreepreek van Koekebakker een zeer gunstige indruk heeft gemaakt en dat de nieuwe dominee zijn taak goed schijnt te begrijpen. Wij hebben aan hem en zijn zuster veel gezelligheid gewonnen, zoodat er niet veel dagen in de week verloopen, dat wij niet de een of ander eens zien.
Hij komt wel wat stroef voor, en zeer levendig in gezelschap is hij ook niet, maar ‘t ontbreekt ons aan stof tot discours toch niet. Er is natuurlijk ook veel waaromtrent ik hem kan inlichten.

8 November 1871. Sina des avonds naar de weduwe Dijksen, aldaar Margo en Rina en Martha de Bleijker, ook Fokel en Let die vooraf hier even waren.

9 November 1871. Sina des namiddags naar de Waal, Koekebakker. Bij ongunstig weder des avonds half 10 door hem geleid terug.

20 November 1871. Krans bij Van Vledder. Sina en ik bleven dezen dag bij Koekebakker eten. Ik verhaalde de geschiedenis van mijn vraagboekenstrijd.

26 November 1871. Zondagavond verslag van ‘t Bijbelgenootschap. Vrendenberg was opgeruimd en wel. Wij aten met Koekebakker en zuster thuis.
Dominee Wieringa komt met het gerucht van Dirk Keyser uitgegaan dat de zaken van Jan en Anton Vrendenberg in Amsterdam fout waren. Na overleg spoedde ik me naar Dirk Keyser. Hij bevestigde mij de waarheid en deelde mij de brief mede waarin stond dat zij beide gearresteerd waren. Dominee Wieringa nam op zich om Vrendenberg, die blijkbaar van niets wist, er opmerkzaam op te maken. Vrendenberg had uit een briefje van zijn zoon Hendrik uit Amsterdam zoo even juist iets daarvan vernomen. Ik ging te 11 ure er nog even heen (Vrendenberg en vrouw gaan straks 3 uur op reis). Groot was ons aller ontsteltenis en verslagenheid. Ik kon de eerste uren niet slapen, net zoo min als Sina.

28 November 1871. Bij Dirk Keyser in een brief van Makkensteijn gelezen dat Anton en Jan Vrendenberg gearresteerd waren om het maken van valsche wissels.

28 November 1871. Ik naar het huis van Vrendenberg, nadat Sina er geweest was en vernomen had dat zij uiteindelijk berigt hadden dat de broers een fout in hunne zaken begaan hadden. Ik bleef bij Leentje, Betje en Christine een tijdlang praten, zooveel mogelijk haar opbeurende, doch daar was weinig stof toe. Sina hoorde van Loman dat het tekort van de Vrendenbergs 70.000 gulden bedroeg.

3 December 1871. Vrendenberg weer te huis gekomen. Wij zijn arm zeide hij. Hij en alle leden der familie hadden hun kapitaal in die zaak gestoken. Velen hadden daarbij alles verloren.
Bij het heengaan verzocht Betje om medewerking dat zij en Adriana in eene conditie kwamen.

5 December 1871. Berigt van Hendrik Vrendenberg dat de curators gezegd hadden dat zij de zaken nu veel gunstiger inzagen dan in de beginne, en dat er van opzettelijke opligterij geen sprake kon wezen. Vrenderberg c.s. veel opgewekter. Gelden weg. Jufvrouw doet de meid weg, alle 3 dochters moeten voor eigen onderhoud zorgen enz.
De dochtertjes van Leentje hier te ten. Sientje hield ze zoo vroolijk mogelijk en maakte des avonds een Sint Nicolaasgeschenk voor hen klaar.

8 December 1971. Bakels verhaalde welk een moeyelijke en gevaarlijke reis hij verleden woensdag gehad had naar ‘t Nieuwe Diep. Met de Urkers in 4 uren heen en toen de terugtogt met hen des namiddags onmogelijk was, met de stoomboot, die eerst te half 7 kon afvaren, wegens de vreeselijke sneeuwstorm, en anderhalf uur werk had naar ‘t Oude Schild. ‘t Was een angstige reis. Donderdagmiddag is de boot niet gevaren.

8 December 1871. Overal spreekt men van het treurig lot van Vrendenberg.

10 December 1871. Sina had aan Aal Koekebakker tot Sint Nicolaas een kraagje gezonden, en van haar ontvangen een mooie boezelaar.

11 December 1871. Betje Vrendenberg heeft reeds eene conditie bij Dominee Loman te Amsterdam en gaat reeds morgen op reis. De familie was nu vrij kalm. Vrendenberg zelf wilde zich van alle betrekkingen van administratie enz. losmaken. Van sommige kapitalen aan zijn zoons verstrekt had hij nog wel bewijzen, maar van vele niet, zoo ook zijn kinderen Hendrik en Leentje. Vrendenberg had een brief van Jan gekregen die van hevige gemoedsaandoeningen getuigde.

21 December 1871. Verjaring Vrendenberg, 65, geen feestdag. Leentje en Adriana zullen zich hier belasten met het onderwijzen van vrouwelijke handwerken. Betje zou in conditie gaan bij Dominee Loman, doch men verlangde van haar wat zij niet kan volbrengen, dagelijks anderhalf uur het kind langs de straat dragen. Die voorwaarde was echter eenigzins gewijzigd en nu zou zij het 1 maand proberen.
Sina aan Katrina geschreven, daarbij een brief van Adriana.

21 December 1871. Doctor Ensing en vrouw hier de avond gepasseerd, verhaalt hoe en waarom hij bedankt heeft om zich naar de Anna Paulownapolder te verplaatsen [Bruno Bok ging eerder rond om geld te verzamelen om Ensing meer te kunnen bieden dan in Anna Paulowna, om hem op Texel te houden]. Ensing toont diep medelijden met Vrendenberg, verzocht mij hem op kiesche wijze te kennen te geven dat zoo hij met zijn huisgezin van zijn hulp als doctor gebruik wil maken hij niets daarvoor rekenen zal, ik beloof dat.

25 December 1871. Wieringa en Van Vledder spraken van de Preekstoel af tegen de Modernen.
Ik met Sina en Bakels naar den Hoorn, aldaar bij Fokel en Let [Dominee] Koekebakker en zuster. Den dag er zeer genoeglijk doorgbragt, doch jufvrouw Koekebakker werd ongesteld, werd om kwart voor 10 met de wagen bij ons te bed gebragt, hoofdpijn.
Wij vernamen hoe Aal [Koekebakker] zondag bij Van Vledder ter kerk was geweest en daar van hem vele hatelijke uitvallen tegen de Modernen had gehoord. Fokel had zondagavond van Wieringa hetzelfde gehoord. Deze had zelfs van den predikstoel af zich meenen te moeten verdedigen tegen de beschuldiging dat hij, antimodern zijnde, toch omgang hield met modernen. Men moet daarbij opmerken, zeide hij, dat zij in hunne samenkomsten rond voor hunne gevoelens uitkwamen en dat er dan ook altijd nog onderscheid was tusschen Modernen (hij wilde zeggen dat niet alle even afschuwelijk waren).
Het een en ander gaf aanleiding dat Bakels, Koekebakker en ik ernstig spraken over devraag wat in zulk een stand van zaken gedaan moest worden, wijl diepe onkunde en vooroordeel de bron was van den ingang dien Vledder en Wieringa konden vinden. Zoo moest boven al gezorgd worden om het volk te verlichten. Ik stelde voor het of gemeenschappelijk of ieder op zijn plaats in ‘t bijzonder houden van volksvoorlezingen, bijvoorbeeld eenvoudig de Bijbel voor jonge lieden of soortgelijke werken. Wij kwamen overeen daarin, dat bij zoodanige provocatie wij toch wel genoodzaakt waren iets te doen, vooral omdat op de woensdagavond vele Doopsgezinden naar de kerk van Van Vledder gingen, althans dat de zaak een ernstige overweging verdient.

6 January 1872. Ik des avonds ten 8 ure mijn preek klaar en toen in duister onaangenaam weer geloopen naar de Waal, waar Sina ‘s middags al was heen gegaan. Aal Koekebakker jarig.

13 January 1872. Met de vader van Arie Jans Rab had ik een uitvoerig gesprek over onze hope op onsterfelijkheid. Deze bestond bij hem in het geheel niet. Hij meende dat de dood en de vernietiging het einde van alles was. Dat wij niet zoo eigenbatig moesten zijn om iets meer te verlangen dan de genoegens die dit leven ons reeds zoo ruimschoots opleverde. Echter wilde hij niet ontkennen aan God te gelooven ….. Hij meende dat de meeste menschen nu in deze meer verlichtten tijd alreeds het geloof aan onsterfelijkheid hadden vaarwel gezegd. Ik bestreed zijne denkwijze met alle ernst. Hij erkende alleen dit, dat het wel zeer gelukkig was als men vast stond in het geloof.

21 January 1872. De lijst der broeders en zusters ledematen opgemaakt. Te zamen 510.

28 January 1872. Zij, die ik de grootste onrustmakers op mijne catechisatie vond, waren dat bij Monsieur Glijnis op school, en daarom weggezonden.

1 February 1872. Sina besteedt in den laatsten tijd al hare vrije oogenblikken aan het vertalen van den Engelschen tekst der Volksprenten die ik bestemd had voor catechisanten, terwijl Aaltje Koekebakker haren vertaling overschrijft.

6 February 1872. Catechisatie, 2 der Engelsche platen gegeven (bij loting) aan wie ‘t meest van mijn preek van zondag kon vertellen.

11 February 1872. Intree van Kapteijn in Oosterend, voor Buisman.

14 February 1872. Koekebakker hier den ganschen avond, wat mij om mijn werk niet best pastte.
[Ze zien Koekebakker nét niet elke dag, bijvoorbeeld
op 15 February bij Glijnis waar Ensing het zenuwstelsel van het menselijk ligchaam verklaarde,
op 16 February belijdenis van Koekebakker aan de Waal,
17 February Koekebakker hier gegeten, 18 February Doopbediening, ook Koekebakker daarbij,
19 February Krans waarbij ook Koekebakker, met middagmaal met zuster Aal en Bakels en vrouw bij Huizinga, en
22 February Sina naar de Waal, daarna Aal Koekebakker hier, ‘s avonds bloedsomloop, waarbij Koekebakker.]

16 February 1872. Naar de Waal, Belijdenis van de 7 leerlingen van Koekebakker voor de Diakens. Koekebakker beviel mij vrij wel. ‘t Bleek dat hij zeer goed onderwijs had gegeven, maar vele zijner leerlingen wisten er weinig van.

18 February 1872. Doopbediening aan 14 personen. Een koffijkan en komfoor van mijn leerlingen ontvangen.

19 February 1872. Des voormiddags met Dyserinck het dorp doorgewandeld, de Roomsche kerk bezien. Des avonds sprak hij op ‘t Nut over “het Ware levensgenot”, niet te vinden in wat wij hebben, maar in wat wij zijn, en een bijdrage “Verveling” en “Snippers”. ‘t Voldeed met alles zeer goed.

21 February 1872. Gisteravond was Vrendenberg hier. Hij was zeer droevig gestemd. Als hij zich diep inliet in de gedachte over zijne kinderen, dan leed hij zeer aan pijn in de rug. Hij zag er slecht uit. Hij had liefst dat er over die zaken niet gesproken werd. Hij duchtte zeer het vonnis dat zijne zoons treffen zou. Jan was ongesteld geweest, maar nu weer beter.

4 Maart 1872. Cornelis Vrendenberg is geplaatst op een spoortrein van Amsterdan naar Bentheim, zeer tot zijn genoegen,1100 gulden tractement.

15 Maart 1872. Brief aan Samuel en Dolfina: Bakels wint gedurig in populariteit, hij belast zich gaarne met allerlei werkzaamheden die ten algemeenen nutte strekken.

18 Maart 1872. Adriana Vrendenberg zal nu a.s. donderdag op reis gaan naar Groningen over Amsterdam om maandag bij Van Houten te komen. Vrendenberg roemde zeer den aangenamen toon der brieven van mevrouw van Houten.
De curators hadden aan Anton Vrendenberg gezegd dat zij den staat des boedels zeer goed bevonden.

20 Maart 1872. Sina naar Leentje Vrendenberg om haar te helpen met het onderrigt der kinderen in de brei- en naaischool.

22 Maart 1872. Den avond genoeglijk doorgebragt bij Bakels en Fokel. Hun kind zeer aanvallig. Gesproken over den invloed dien men mag hopen van onze oefeningen in de anatomie enz. tot verlevendiging en versterking van eerbiedige dankbaarheid jegens God, door Ensing steeds de Natuur genoemd. Over de waarschijnlijkheid van ‘t bestaan van hooger wezens dan de mensch en ‘s menschen bestemming tot een steeds hooger opklimmen, ‘t welk Bakels zeide ook eene zijner liefste denkbeelden te wezen.

9 April 1872. Trijntje D.List en Jakob Jakobsz Kalf komen attestaties vragen naar Noord Amerika.

17 April 1872. Wieringa vertelde gister dat de Werkverschaffing hier 150 gulden te kort komt (de Hoornse Gemeente had arbeidsloon enz. voorgeschoten tot een bedrag van 500 gulden). Hij wilde dat dat tekort door de verschillende Diakoniën gedekt zou worden.

19 April 1872. Dirk Koorn van Driehuizen over de vraag in hoeverre wij gelooven mogen dat alle onze lotgevallen Gods beschikking zijn. Ik kwam er namelijk tegen op dat hij Cornelis Saris beschuldigde van neiging tot dweeperij wijl hij al zijn tegenspoed zich daarmede troostte, dat geen haar van ons hoofd valt zonder de wil van Hem Vader. Ik bij Cornelis Saris, waar ik sinds het begin der maand Maart, toen de pokken daar uitbraken, de eerste bezoeker in huis was. In dien tijd had hij een kind verlooren. Hij en zijne vrouw waren weer hersteld, een kind nog niet geheel. Zij verkeerden in eene goede stemming die ik zocht te versterken. Zij waren blijde met mijne komst.

21 April 1872. Aan den Burg had Bakels gepreekt. Zijn rede had aan Aal Koekebakker naar den inhoud wel, naar de voordracht niet voldaan. Hij zou wel nooit een ander beroep krijgen.
Van Vledder nam ‘t beroep naar Zundert aan.

8 Juny 1872. Sina des namiddags weder naar Leentje Vrendenberg om haar te helpen met de schoolkinderen.

23 Juny 1872. Koekebakker aan den Burg gepreekt over den dood van Thorbecke. Text Deut. 34. De dood van Mozes.

30 Juny 1872. Van Vledder doet zijn afscheid, geeft daarbij in zijn voorafspraak lucht aan zijn verbolgenheid tegen sommigen van zijn gemeente.

21 July 1872. Feest van ‘t 100-jarig bestaan der Gemeente. Uitdeeling aan de armen van varkensvleesch. Rede van Huizinga, orgel bespeeld door de zwager van Koekebakker.
Des avonds samenkomst ten mijnen huize van Diakenen en oud-Diakenen, voor eigen rekening, in de achterkamer en op de overdekte plaats. De vrouwen in de voorkamer. Koffij, madeira, koude maaltijd, brood, vleesch, gebak, bessen en wijn. Daarna thee. Des avonds om 9 uur vertrokken de laatsten. Dirk toastte op Arie Rab den Noordpoolreiziger.

28 July 1872. Dirk plaatste in den Heldersche Courant van l.l. woensdag een opstel “Texelsche Oudheden”, om een onzinnig stuk (van Westenberg en Wieringa?) ten toon te stellen.
Bakels benoemd tot Schoolopziener in plaats van Bok.

3 Augustus 1872. Adriana Vrendenberg hier, sedert een week uit Groningen terug.
De Heldersche Courant behelsde een lang stuk van Wieringa, waarin hij het gevoelen verddigt, dat de leden van de Gemeenteraad gekozen moeten worden in evenredigheid van de geloofsbelijdenis der burgers. Ensing zal met Bakels daarop antwoorden voor ‘t laatst.

3 September 1872. Brief aan Samuel: Adriana Vrendenberg is aangesteld als Hulponderwijzeres te Warnsveld, gaat bij haar schoonzuster aldaar inwonen.
Willem Bok heeft in New York een betrekking gekregen als Translateur bij de Telegraaf, die hem 1000 dollars per jaar opbrengt met uitzigt op verhooging tot 1500. Mevrouw Bok was uitermate verblijd.

22 September 1872. Over Vrendenberg: l.l. maandag is het vonnis van 5 jaar tuchthuisstraf over zijne zoons uitgesproken.

25 September 1872. Huisbezoek aan de Waal, met de zoons van Samuel Vlessing gereden. Ik des middags bij Koekebakker gegeten (Koekebakker bij Sina).
Bakels en Fokel even hier. Ik stel hem 10 gulden ter hand om daarvoor een fraaij portretalbum te koopen (volgens vroeger aanbod van mij) tot een blijk van erkentelijkheid voor de lessen die hij aan Katrina vroeger gegeven heeft in ‘t Engelsch. Hij was echter ternauwernood te bewegen om het aan te nemen.

26 September 1872. Met Sina naar de Waal. Kamerdag. Verjaardag van Koekebakkers komst op Texel. Des avonds met de Burgerdiakens bij hem een glas wijn gedronken. Sina blijft daar vannacht. Wij in de wind opgeworsteld naar den Burg.

29 September 1872. Van de week was hier Pieter Koning met een adres aan de Koning om voor de zoons van Vrendenberg de 5-jarige Tuchthuisstraf in 2 jaar cellulair veranderd te krijgen. Het zou getekend worden door zoo veel mogelijk ingezetenen van Texel. Een gelijk verzoek was door de advocaat Nieuwenhuis en door de familie ingediend.

30 September 1872. Met Koekebakker en zuster naar de verkooping van Bok. Aal naar ons huis, ziek.

7 October 1872. Met Koekebakker naar de krans bij Wieringa. Deze verdedigt de stelling dat de Bijzondere School regel, de Staatsschool aanvulling moest zijn.

12 October 1872. Sien heeft het druk met haar kleed gereed te maken. Zij denkt overmorgen met Aal naar Wormerveer te gaan. De reis werd uitgesteld door ziekte van Aal.
16 October 1872. Onze meid ziek, daarom Aal alleen naar Wormerveer, zeer teleurgesteld.
Koekebakker komt te 7 uur terug met ‘t rijtuig. Zijn paard was op de Oudeschilderdijk aan ‘t hollen geweest totdat de wagen tegen een paal gestuit was en hijzelf eruittuimelde, ongedeerd, hoewel erg verschrikt.

21 October 1872. Des morgens bezoek gehad van Cornelis Bouwes Bakker en Gerrit Dirks Bakker, inlichting vragende waarom hun zuster Neeltje niet met de Doopelingen mocht komen (8 waren door mij afgewezen). Ik wees als reden gebrek aan vordering in Godsdienstige kennis aan. Gerrit was eerst zeer opgewonden, terwijl Cornelis zich bedaard hield, maar tegen ‘t eind werd Cornelis, toen hij zijn zin niet kon krijgen, aan een razende gelijk en stortte zich in de lompste schimptaal. Hij wilde: ik zou hem terstond uit ‘t lidmaatboek schrappen. Nooit zou men van zijn familie meer ter kerk of ter catechisatie komen, enz.

21 October 1872. Ik sprak ditmaal zeer uitvoerig met Vrendenberg over zijne zoons in Amsterdam. Hoe hij hen bezocht en gevonden had. Anton tamelijk bedaard, maar Jan vreeselijk terneergeslagen. Anton was ziek geweest maar nu weer zonder koorts. Uitmuntende behandeling. Hij roemde zeer de directeur van de cellulaire Gevangenis en de humaniteit van De Vries, enz. Toen ik heenging beklaagde hij zich dat hij door het spreken over die zaken altijd zoo ontroerd werd, hij kon dan nu ook niet meer, en moest mij zoo uitlaten.

22 October 1872. Om 6 uur bragt Koekebakker mij vraagboekjes, ik ging naar de catechisatie en toen ik om 8 uur tegrugkwam zat hij nog op dezelfde plaats, alsof hij er niet vandaan was geweest. Hij richtte het woord tot mij, het zou een ernstig en gewichtig woord zijn, een verzoek niets meer of minder dan om de hand van Sina. Ik stond versteld, geheel verbaasd en voelde mij als verplet. Sien viel me om de hals, ik moest spreken, ik herinnerde ‘t gewigt der zaak. Mogt ik weigeren, ‘t zou dan zijn als ik moest twijfelen aan de opregtheid van beider liefde. Ten langen leste verklaarde ik er geen bezwaar in te zien en mijnen toestemming te geven en vurig te wenschen en te bidden dat Gods zegen op dat woord mogt rusten, zoodat wij ons ten allen tijde er in zouden kunnen verheugen, waarop teedere tooneelen volgden..

26 October 1872. Koekebakker des avonds hier. Hij met Sina druk bezig om gedrukte brieven (berichten van ‘t engagement) van adressen te voorzien. In de Waal roemt men de keuze van Koekebakker zeer.

1 November 1872. Van voormiddag Gerbrand Dros, hulponderwijzer te Hoedekenskerke nu met de rang van hoofdonderwijzer, hier koffij gedronken. Gesprek over de grond voor ‘t geloof in Onsterfelijkheid. Wij stonden daarin zeer goed te zamen. Ik gaf hem ter leen het boek van Aebli over dat onderwerp.

1 November 1872. Des avonds naar T.Timmer. Hij was op reis naar Harlingen. Naantje sprak met den grootsten lof van Sina’s geschiktheid als a.s. Domineesvrouw. Algemeen hoorde zij dat me met dat huwelijksplan zeer was ingenomen. Naantje vond in Sina zooveel van haar overleden moeder weder. Zij hoorde ook dat Koekebakker aan de Waal in omgang enz. zoo best voldeed.

3 November 1872. Christina Vrendenberg weer afgewezen voor akte in ‘t Fransch. Glijnis zeer verontwaardigd.

4 November 1872. Betje Vrendenberg is schoolhouderes te Buiksloot.
Sina is in Wormerveer met Koekebakker.
Brief aan Samuel en Dolfina: Ik heb het nu stil, doch dit hindert mij niet. Maar als ‘t verder komt, zal ‘t een groote verandering voor mij zijn als ik weer, gelijk voor 40 jaren, mijn huishouden moet doen met een meid alleen, doch ik zal mij daarover nu nog volstrekt niet bekommeren. Mag ik hier nog eenigen levenstijd hebben, dan zal ‘t mij een groote verkwikking zijn dat ik Sina gedurig zien kan en dat ik haar als ‘t ware als mijn opvolgster kan achterlaten.

17 November 1872. Mijn 40-jarig predikdienst. Klaas Brouwer van de Mient om mij te feliciteren [en vele anderen]. Van de collega’s een barometer.
In zijn toast zeide Keyser dat ik niet noodig had gehad verschooning te vragen voor ‘t vele gebrekkig wat mij in mijn werk had aangekleefd, want er was slechts lof te geven aan mijn werkzaamheid. Er mocht dan een enkel maal eenig verschil van meening zijn geweest over ondergeschikte zaken.

25 November 1872. Sientje leest mij de preek voor, gister door Koekebakker gehoude: de klacht van Mozes “’t Is mij te zwaar”, naar aanleiding van hare geopperde bekommernis, dat hetgeen zij wilde aanvaarden haar wellicht alras zou blijken te zwaar te zijn.

5 December 1872. Des avonds Sint Nicolaaspret. Groot getal van geschenken komen in, voor ieder wat. Voor mij sigaren en pijpekop, brieftasje, broeder Juriaan bloemhanger, Catharina kraagje, Ko schrijfcassette, Sina fraaij werkdoosje, enz. enz. Koekebakker had hier een trommel met banketletters laten bezorgen en groot suikergebak. Wij bragten de avond genoeglijk door. Juriaan met het overige gezelschap nog eens langs den Burg gewandeld. Niet veel beweging. Enkelen drongen nog hier in huis.

16 December 1872. Christina Vrendenberg zal mogelijk in Amsterdam een plaats vinden op eene jonge jufvrouwen kostschool. Betje komt wellicht weer te huis omdat de school des winters niet zooveel geeft dat zij buiten hare kosten nog wat overhoudt. Adriana is te Warnsveld best te vreden.

20 December 1872. Aris List, kapitein, hier. Gesproken over zijn reizen en ondervindingen, voer reeds 21 jaar voor ‘t kantoor van Smit aan de Kinderdijk. Vervolgens kwamen wij aan ‘t spreken over den Bijbel. Hij hechtte al heel weinig waarde aan dat boek, keurde de lezing voor velen zelfs schadelijk. Dit gaf mij aanleiding tot een uiteenzetting van ‘t beginsel der Moderne Rigting. Hij meende, men moest zich vereenigen om een nieuwe Bijbel te maken voor den tegenwoordigen tijd. Ik deed hem opmerken dat dat een onnoodige en verkeerde arbeid zou zijn. Slechts dit was noodig, dat men zich de Bijbel ten nutte leerde maken. Aan ‘t einde gaf ik hem mede een bundel bevattende 63 thans uitgekomen Stichtelijke Blaadjes en ‘t werkje “De Bijbel, een boek voor ‘t Godsdienstig leven”.

29 December 1872. Jan Jakobsz Roeper hier. Hij sprak in alles op zoo veeleischende toon dat ik nu reeds vrees dat zijne diakenschap geen geringe moeijelijkheden zal opleveren.

31 December 1872. Zij [Sina] een brief geschreven aan de ouders van Koekebakker te Wormerveer, waarin zij zeer aandoenlijk spreekt over de smart der aanstaande scheiding van haren vader.

31 December 1872. Ko vanavond met Martje naar de Gereformeerde kerk van Vrendenberg.

28 January 1873. Verleden vrijdag heb ik een opstel over de Geschiedenis van de Doopsgezinde Gemeente alhier aan Professor Scheffer gezonden ter plaatsing in de Doopsgezinde Bijdragen.
De vorst ingevallen.

5 February 1873. Met Sina aan de Waal [verjaardag Koekebakker], daar ook Wassenaar en Tonia en Kaptein. Wij bragten den avond genoegelijk door, ofschoon de vreugde van zulke avonden doorgaans meer voor anderen dan voor mij is. Wij scheidden te 12 uur.

10 February 1873. Met Vrendenberg en vrouw met het mooije weer gewandeld naar ‘t Oude Schild. Krans bij Wassenaar. Jufvrouw Vrendenberg was in meer dan een jaar de deur niet uitgeweest, behalve eens met haar man naar den Hoorn. Terug in sneeuw en regen. Huidekoper heeft ‘t beroep van de Koog [aan de Zaan] aangenomen.

12 February 1873. Bij Koekebakker in de kerkekamer afneming der belijdenis van 8 doopelingen. Ik hoorde hem met veel genoegen spreken en vragen. Hij bleek zijn leerlingen vrij wat ontwikkeld te hebben.

16 February 1873. Doopbediening door Koekebakker aan den Burg.
Hier werd een geschenk voor mij bezorgd van 6 doopelingen, A.Dros, G. en C.Bakker, N.Bakker, M.Roeper en A.Luitse. Theepot, melkkan en suikerpot van Britanniametaal en een nieuw zilveren theekomfoor.

19 February 1873. Dominee Nijenhuis van de Cocksdorp zegt: Tusschen Roomschen en Gereformeerden was het thans zeer gespannen. De pastoor verbood aan de Rederijkerskamer deel te nemen. Zoo ook dat jongens en meisjes naast elkaar op de schoolbanken zouden zitten. Dat was onzedelijk.

27 February 1873. Cornelis Keyser deelde mij mede, dat de Kerkeraad nog was bijeengebleven om te beraadslagen over zijn voorstel dat ik bij de predikreizen naar de Waal mij ook van een rijtuig zou kunnen bedienen. De meerderheid had dit voorstel niet goedgekeurd, men zou daar nog wat mede wachten.

1 Maart 1873. Des morgens den Heer Koekebakker van Wormerveer hier, afgehaald door zijne kinderen Hein en Aal. Sina met hen mede naar de Waal. Ik tegen de middag ook daarheen en daar gegeten. Met de familie Koekebakker gesproken over het aanstaande huwelijk, dat op 24 Juny wordt bepaald.

3 Maart 1873. Naar Loman. Aldaar Dominee Gillot van Zierikzee, overal afscheid nemende om met Paschen naar Petersburg te vertreken. Aldaar een gemeente van 400 zielen, alle rijke kooplieden [uitgebreide beschrijving van Petersburg]. Hij wilde vervolgens voor Nederlandsche correspondentschappen waarnemen. Met 3 jaar kwam hij hier weer, dan kreeg hij 3 maanden vacantie, zou dan te Cocksdorp preeken.

6 Maart 1873. Deze voormiddag ontving ik van Professor Scheffer brief met postwissel van 7-37,5 gulden, na aftrek van 4 gulden voor 25 exemplaren van mijn epistel over de Geschiedenis van de Doopsgezinden op Texel. Welke afdrukken ik met een presentexemplaar der Bijdragen vanavond ontving.

30 April 1873. Hendrik Vrendenberg, mijne thermometer aanteekeningen ziende, oordeelt dat ik die moest opzenden aan Professor Buijs Ballot, die ze gaarne zou ontvangen. Hij verhaalt van het Metereologisch Instituut te Utrecht ‘t welk één der beste, of het beste is van Europa.

11 mei 1873. Intrede van Damsté aan de Waal.

19 mei 1873. Vrendenberg [heeft] reisplannen na Pinksteren de geheele maand Juny uit bij alle kinderen langs [te gaan]. Hij dacht zijn beide zoons te Amsterdam èn op de heenreis èn op de terugreis van Varseveld te bezoeken. Zijne vrouw wilde ditmaal ook medegaan. Zij had hen nog niet eenmaal gezien in hun tegenwoordige staat. Hij had van het lidmaatschap van de Tent bedankt, hij moest alles uitwinnen wat hij kon, niet zoo zeer voor zichzelf (hij zou met zijne vrouw alleen nu ook nog wel leven kunnen, zoo als ik begreep) maar hij moest voor het onderhoud der kinderen zoo veel mogelijk bijdragen of sparen, en met voor die lidmaatschappen te bedanken spaarde hij 30 gulden. Daar kan hij zijne schoondochter Grietje weer eene geheele maand mee gerieven. Met Betje te Utrecht ging het best, Christina heden gelukkig door het Fransche examen gekomen.

19 mei 1873. Bij Wieringa eene meid van den Hoorn, de weduwe van Kapitein Duinker, het wrak van wiens schip aan de Koog was aangedreven. Zij zelve was nog maar zeer kort geleden van haar man uit Engeland, waar hij steenkolen laadde, teruggekeerd. Hij deed zijne eerste kapiteinsreize. Schoone vooruitzigten nu opeens vernietigd, zoodat zij nu eene dienst wilde zoeken volgens Wieringa.

22 mei 1873. C.Keyser toont zich afkeerig van kerkgang. Het behoeft niet. Hij kan zich in de natuur en in huis wel stichten.

5 Juny 1873. Des avonds ontving ik een bezoek van den Heer Jb.Boeke uit Groningen getrouwd met een zuster van Huidekoper, die zijne afnemers van landbouwwerktuigen op Texel had bezocht met Jan Jakobs Roeper. Hij bleef hier boterham eten. Veel en aangenaam gesprek over ‘s Konings verblijf in Groningen en elders. Eerst was hij zeer inhumaan, later had hij dit op eene aanmaning van de Commissaris Van der Heiden geheel verbeterd. Boeke sprak met veel lof van Dirk en zijne vrouw. De verkeering met hen werd door hem en zijne vrouw zeer op prijs gesteld. Gesprek over zijne vader Jan Boeke (diens broer Albert woont in Beverwijk). Hij roemde zeer zijn zwager Willem als een edel mensch.

16 Juny 1873. Damsté nog altijd zonder meid. De weduwe Duinker van den Hoorn had de dienst weer opgezegd.

4 July 1873. Vrendenberg gister van zijn reis van 4 weken teruggekomen. Zijne kinderen allen wel (over de zoons in Amsterdam werd niet gesproken).

10 Juny 1873. Koekebakker met Sina zuster Guurt van de boot gehaald. Menno aan ‘t versieren van de overdekte plaats. Wel 25 vlaggen bij leening verkregen.
Toen wij zouden gaan eten kwamen Dirk met Dolfina en Alida en dienstmeisje Siets, 12 uur op zee doorgebragt.
11 Juny 1873. Wij de tafels ingebragt in de achterkamer en na veel overleg zoo geplaatst, dat wij 25 plaatsen aan tafel kregen en in ‘t midden een looppad om te bedienen.
12 July 1873. Ondertrouw Koekebakker en Sina, met feestmaal.
13 Juny 1873. Zondag. Toen men na 12 uur heenging kwam Samuel die 13 uur op zee had doorgebragt. Dit deed verscheidenen nog weer in de feestzaal terugkeeren. Tegen 3 uur begaf ik mij ter ruste.
Na de preek van Van der Linde receptie hier aan huis.
15 July 1873. Feest aan de Waal.
17 July 1873. Aankomst van veel gasten, bij Huizinga in huis 18 gasten.
18 July 1873. Nog een feest aan de Waal.
21 July 1873. Dagje uit. Hedenmorgen om 10 uur wij allen met 5 wagens (19 personen) naar Akyab of ‘t Konijnenpark. Oude mevrouw Koekebakker en ik bij huis gebleven. De overigen naar de duinen en ‘t strand. Tante Sientje raakte verdwaald. Wij met alle man aan ‘t zoeken. Eindelijk vonden wij haar weder.
23 July 1873. Weer een feest.
24 July 1873. Te half 1 naar het Raadhuis, trouwplegtigheid met toespraak van Loman. In huis terug hield ik in de achterkamer een toespraak. Te 3 uur vertrek van bruidspaar met de ouders Koekebakker naar ‘t Oude Schild. ‘s Avonds naar Haarlem en verder. De achterblijvers naar de Tent, die we gesloten vonden. Eindelijk kwam de oppasster en wij konden er theedrinken en bier.
Langzaamaan vertrekken de gasten weer.

4 Augustus 1873. De tweede zoon van Bakels geboren (Reinier).

5 Augustus 1873. De blijde wederkomst van Sina met Koekebakker van hun huwelijksreis.

6 Augustus 1873. Des namiddags Katrina, Dolfina, Samuel en ik naar de Waal. Bij Koekebakker en Sina samen voor ‘t eerst een avond gepasseerd.

20 Augustus 1873. Boetje van Harlingen hier.

23 Augustus 1873. Doortje Heringa hier, had een week bij Wieringa geloogeerd. De vrouw van Wieringa heeft veel last van Rheumatiek.
‘t Kind van Bakels, Herman, ligt zeer ziek bij Vrendenberg. Bakels en vrouw en meid daar in de slaapkamer geloogeerd om dichter bij den Doctor te weezen.

25 Augustus 1873. Hedenmorgen heb ik volledig met mijn kinderen afgerekend. Samuel had de noodige berekeningen gemaakt. Aan Koekebakker 4 obligatiën met de aanvulling in contanten ter hand gesteld. Zoo ook aan Katrina [de jongens hebben waarschijnlijk studieschulden aan hun vader].

30 Augustus 1873. Bakels weer van Vrendenberg vertrokken naar den Hoorn.

3 September 1873. Koekebakker rekende met mij af, zoo dat de oude Heer Koekebakker en ik nu de kosten der huwelijksfeesten gezamenlijk ieder voor de helft gedragen hebben.

3 September 1873. Aan Bakels gaf ik 5 gulden mede om die in de Spaarbank te zetten voor Martje, onze meid, die morgen trouwen zal met Jonas Schagen aan ‘t Oude Schild. Martje is laatstleden maandagavond van hier vertrokken met Jonas nadat zij des namiddags naar de Waal was geweest om van Sina afscheid te nemen.

22 September 1873. Brief aan Samuel en Dolfina: Katrina en ik, Sina en Koekebakker zijn regt gezond en wij allen tezamen voelen ons gelukkig.
Bakels gaat morgen op reis om te Hinloopen op ‘t beroep te preeken. Hij schijnt wel eens te willen veranderen, schoon wij hem gaarne hier wilden houden.
Met jufvrouw Wieringa blijft ‘t treurig gesteld. Zij is den ganschen dag tot ledig zitten gedoemd, waarbij haar humeur, zoals ik van Wieringa begreep, ook niet altijd ‘t zelfde blijft. Zij heeft zoodanig rheumatiek in de arm en de hand (de rechter), dat zij met deze zelfs niets kan aanvatten. Ook volgens Doctor Hellema van ‘t Nieuwe Diep is daar nog wel genezing van te hopen, maar niet spoedig. Dat Wieringa zelf daarbij geen benijdenswaardig leven heeft, laat zich denken.

9 October 1873. Cornelis Keyser hier om brood te bestellen voor ‘t Avondmaal. Hij zei dat hij er zelf wel niet zou komen om onaangenaamheden, die hij had met Jakob Kooiman, van wien hij een schaap gekocht had voor 47.50 gulden, terwijl die beweerde dat hij 50 gulden moest hebben, waardoor groote verwijdering was ontstaan. Ik vermaande hem ernstig om die [verwijdering] weer uit den weg te ruimen en hoe hij daarin te handelen had, wat niet geheel zonder invloed was. Den volgenden dag had hij voor dien avond Kooiman bij zich gevraagd om weer te verzoenen.

15 October 1873. Adriana en Betje Vrendenberg hier. Zij betaalden de eerste 10 kan petroleum [Huizinga heeft een vat vol voorraad, op een speciaal door Rens Daalder getimmerde stelling].

16 October 1873. Loman wilde gaarne Adriana Vrendenberg als hulponderwijzeres maar zij scheen er geen zin aan te hebben.

16 October 1873. Vanavond ernstige gesprekken met Menno over de waarde der Godsdienst. Ik wenschte dat ook hij zich zou aansluiten aan de Gemeente der Christenen. Hij heeft bezwaren.

3 November 1873. Damsté naar Uithuizen beroepen.

9 November 1873. Intree van Dominee Themmen de Lang op Oosterend.

12 November 1873. Bakels [heeft] voor zijn bedanken voor Hindeloopen een fraaije noteboomen stoel met groen trijp gekregen [2003: in Bussum staat zo’n stoel bij zijn aangetrouwde kleindochter die wordt aangewezen als de stoel van de Dominee].

13 November 1873. Gerbrand Dros van de Waal hier, zeer ter nedergeslagen dat hij no.6 was van de adspiranten voor de hoofdonderwijzerspost aan den Burg, en dat hij niet opgeroepen zou worden om nog practisch examen te doen, maar slechts de 4 eersten. Hij wenschte dat ik voor hem bij de schoolopziener Bakels zou intercederen. Ik wees hem naar Bakels zelven die morgen aan de Waal zou komen.

14 November 1873. Vrendenberg gefeliciteerd met zijn 40-jarig huwelijk.

17 November 1873. Op de Krans heeft Damsté het druk over zijn onaangename positie in zijn gemeente, die hem noopte zoo spoedig mogelijk naar Huisduinen te vertrekken, waar hij menschen hoopte te vinden.

19 November 1873. Janes Kalf ziek, wil wel gaarne eenige ondersteuning van de Gemeente hebben zonder met de bedeelden gelijk gesteld te worden. Ik naar Cornelis Keyser, hij zal hem 5 gulden verzorgen.

24 November 1873. Naar den Hoorn, begrafenis van Neeltje Zuidewind, vooraf bij Bakels koffij gedronken. Bakels mede naar den Burg met de wagen van J.J.Bakker (ook Jakob en Ada Zuidewind). Bakels hier des middags gegeten.

1 December 1873. Koekebakker en Sina hier vannacht (de eerste maal).

3 December 1873. Des avonds Wassenaar en vrouw hier en Bakels en Koekebakker. Wij met elkander te half 6 naar Vrendenberg, hem gefeliciteerd met zijn 40 jaar Evangeliebediening op 1 December. Wij bragten hem ten geschenke een turfbak en kolenbak (f21,75). Met elkander naar de kerk. Vrendenberg preekt Deut.7-1 “deze 40 jaren is de Heer met mij geweest”. Talrijke vergadering. Wij hoorden hem met veel genoegen, deelneming en stichting. De collega’s daarna naar Vrendenberg en familie, koffij gedronken en wijn. Hij had van zijn Gemeente fraaije geschenken: stoel, spiegel, pendule.

7 December 1873. Zondag. Des voormiddags bij Glijnis. Zijn hulponderwijzer Van Putten plotseling overleden. Hij is over dit sterfgeval diep ternedergeslagen. Ik spreek van troost ontleend aan de gedachte aan God en onsterfelijkheid. Dit geeft aanleiding tot uitvoerige ernstige gesprekken. Het blijkt dat die gedachten geen vaste plaats innemen in zijn hart en dat hij tengevolge van dien geheel onvatbaar is voor troost. Hij meent dat elk ontwikkeld mensch die troost moet afwijzen. Ik stem toe, dat hier van geene mathematische bewijzen sprake kan zijn, maar dat dat geloof de eisch is van ons gevoel en dat wij niet minder gevoelige dan verstandelijke wezens zijn enz. Ik acht gemis aan Godsdienstig geloof naauw verbonden met daartoe leidende opvoeding en levenservaring.
Hij voert daartegen aan, dat hij zelf een streng godsdienstige opvoeding heeft genoten en dat hij steeds veel heeft gelezen en nagedacht over alle godsdienstige waarheden. Hij spreekt van mijn zoons, waarvan ook wel niet één mijn geloof zal deelen. Ik spreek mijn diep leedgevoel uit, dat hij welligt in dezen waarheid spreekt. Ik vind ten laatste geen vereenigingspunt met hem dan dit hoog belangrijke, dat alleen een deugdzaam leven naar den eisch des gewetens de beste rust verzekert en een kalm sterven voorbereidt.

15 December 1873. Menno en Koekebakker naar de uitgeschreven vergadering van belangstellenden in de Werkverschaffing, ten behoeve waarvan Menno eene opwekking in de Heldersche Courant had geplaatst.

18 January 1874. Bij Gerbrand Dros de jonge Dros met zijn meisje toegesproken, vooral over zijn verzuim van de kerk, waarover hij ten laatste geen reden wist te geven dan dat de slof er in geraakt was. Gesprek ook met de vader en de moeder, de laatste wil de moderne Dominee van Oosterend nooit horen, toch heeft zij tegen mij, schoon modern, niet.

27 January 1874. Des avonds Vrendenberg en vrouw en Leentje, Betje en Meester Troll na 8 uur bij ons de avond doorgebragt.

29 January 1874. Bij ‘t rapport over de conceptwet van het Emeritaatsfonds op de Kamerdag aan de Waal, deed ik opmerken dat ik in Juny 65 jaar oud zou worden en dat de Gemeente mij dan kon verpligten om met twee-derde traktement emeritaat te nemen. Sijbrand Jans Kejser oordeelde, dat het dan finantieel toch maar beter was mij niet te verpligten. Bij dit zijn woord bleef het.

2 February 1874. Ko krijgt nu dansles voor 30 cents de les en gymnastiekles van Troll. Deze is met een meisje Steghers uit Groningen geëngageerd, die bij Wieringa komt logeeren.

9 February 1874. [Jakob Brans is diaken maar komt niet genoeg in de kerk] een ernstig onderhoud over zijn verzuim van de openbare Godsdienst. Hij meende dat hij met zijn komen in de vergaderingen enz. al vrij wat voor de Gemeente opofferde, wijl hij geen knecht had en dus zorgen moest voor zijn vee (niets echter verbiedt hem een knecht te houden).

16 February 1874. Van de doopelingen ten geschenke gekregen een mooie gelakte turfbak, een bijzonder mooi haardstel en een bouilloir met comfoor van nieuwe zilver.

4 Maart 1874. Menno neemt afscheid van Dominee Vrendenberg, zeer ontroerd door diens woorden. De tranen kwamen Menno nog in de oogen, toen hij ‘t aan Katrina en mij mededeelde. Het deed ons innig goed hem zoo gemoedelijk te zien. Dominee probeert hem te doen erkennen dat de vervulling van zijne eigene en onzer aller wenschen zijnerzijds aanhoudende krachtsinspanning vorderde [Menno gaat proberen de studie in Groningen af te ronden, waar Dirk hem huisvesting wil verleenen].

9 April 1874. Adriana Vrendenberg geslaagd voor haar examen in Wiskunde.

13 April 1874. Des middags Pieter Roeper en Jan Schumacher bij mij met een inteekenlijst voor de versiering van de Waalderstraat, waarvoor zij 80 gulden behoefden. Ik teekende 1,50 gulden. Later kwam Geert Kikkert om mij tot grooter gift te bewegen, waartoe ik eerst ongenegen was. Toch bragt ik het tot 4,50 gulden, vooral door overweging met Dominee Vrendenberg, die inmiddels hier kwam om Krans te houden, dat het volk thans wel dol scheen op die feestviering van 12 mei en men dus, vreezende voor kwaad, wel iets doen moest wat men anders zou laten. P.Roeper had 6 gulden, S. en C.Keyser ieder 5, buurman Keyser 8. Doch deze wilde men overreden 25 gulden te teekenen, want men had 18 gulden noodig om groen te verkrijgen, 22 gulden voor 230 lampions, 14 gulden voor kaarsen, enz.

23 April 1874. Leentje Koning-Vrendenberg gaat naar Arnhem [te] wonen, inzonderheid om Christine op de school te laten gaan waar zij tot onderwijzeres kan worden gevormd. De oude lui Vrendenberg kwamen altijd bij haar in de Weverstraat zondags theedrinken, dan zagen zij nog iets meer dan in hun eigen achterkamer in een achterafbuurt.

5 mei 1874. Christina Vrendenberg door haar Duitsch examen.

8 Juny 1874. [Huizinga, Koekebakker en Bakels op reis naar Amsterdam voor Domineesvergadering] Om 8 uur vertrok ik naar ‘t Oude Schild, op reis naar de Vergadering van ‘t Emeritaats- en Weduwenfonds in Amsterdam.
9 Juny 1874. In Vermaning Westzijde Zaandam.
10 Juny 1874. Naar Amsterdam.
11 Juny 1874. Koekebakker terug naar Texel.
13 Juny 1874. [Huizinga terug naar huis] Daar trof ik Menno, Ko en Vrouwtje in welstand.

23 Juny 1874. Met Sijbrand Jans Keyser erover gesproken, hoe ik zou wenschen af te treden als ik vernam dat mijn aanblijven de gemeente tot spijt of nadeel was. Hij zeide dat men veelvuldig zeide ”Wij kunnen Dominee Huizinga nog niet missen, die houdt de boel nog bij elkander, enz”. Hij wilde bij de kooiveiling, als de diakens alle tezamen waren, een voorstel doen dat men, als ik zelf verlangen zou af te treden, alsdan mijn emeritaatstractement tot 2/3 mijner jaar wedde zou brengen, niet om mij daarmede te verwijderen, maar om erkentelijkheid voor mijn gedane diensten te kennen te geven.

25 Juny 1874. Brief van Dominee Boetje, dat hij zaterdag komt, doch niet bij mij zal logeeren, wat mij aangenaam is om mijn onbeleefde meid.

26 Juny 1874. Gesprek met Sijbrand Jans Keyser. Ik zeide dat ik mijn verlangen om heen te gaan nog niet zou uitspreken, tenzij als het door de Gemeente verlangd werd, voorts dat ook finantieele bezwaren zich wel eenigszins daartegen verzetten, wijl voor mij het traktement, dat ik genoot met pastorij niet wel te ontberen was. Ik gaf te kennen, dat ik de rijkdom niet bezat dien men mij toeschreef, dat de nalatenschap mijner ouders niet groot was geweest, dat die mijner schoonouders nu niet meer ten mijnen bate kwam, dat de opleiding mijner kinderen een deel van mijne bezittingen verzwolgen had, dat deze nog te bezwaard waren om dit te kunnen vergoeden, dat mijn traktement hier eigenlijk steeds te klein was geweest, dat een gunstige samenloop van omstandigheden alleen ‘t mij mogelijk had gemaakt om de kosten te dragen voor de opleiding mijner kinderen, dat er wel reden was om ook nu nog aan traktementsverhooging te denken bij het groote welvaren der Gemeentekas.

14 July 1874. Des namiddags Koos met Dirk en de beide kinderen te half 5 naar de Waal gereden en terug. Koos blijft bij Sina.
Te 8 ure, toen de kinderen rustig sliepen, gaan Dirk en Menno, Katrina en ik, wandelende naar de Waal. Wij brengen daar met Koos bij Koekebakker en Sien zeer genoeglijk den avond door.
Koekebakker had bezoek gehad van Sijbrand Jans Keyser en Jan Roeper, die de achteruitgang van de kerkgang in de gemeente aan hem weten, wijl zijn preeken te lang en niet boeiend waren. Koekebakker had gezegd dat dus hij en de gemeente niet bij elkaar pasten en dat ‘t dus zaak was te zorgen zoo spoedig mogelijk weg te komen. Dit hadden zij echter niet bedoeld. Koekebakker en wij allen waren diep verontwaardigd over deze ontmoeting. Dirk zei dat Koekebakker wel in Noordhorn beroepen zou kunnen worden en Katrina verheugde zich, dat de geheele familie dan spoedig naar Groningen zou komen.
Ik besprak met Dirk op de heenwandeling of en wanneer ik emeritaat zou vragen. Dirk meende dat ik nu een geschikt huis met tuintje voor 300 gulden zou kunnen huren. De mededeelingen van dezen avond gaven ons veel stof tot ernstig nadenken. Te half 11 reden wij allen gezamelijk zeer genoeglijk in den besten welstand huiswaarts.
[In deze nacht stierf Koos Tonkens, de vrouw van Dirk, zo te lezen aan een hartaanval. Zij had al lang last van kortademigheid].

18 July 1874. De diakens van Ouddorp komen Koekebakker horen. Hij is er (in zijne tegenwoordige omstandigheden) blijkbaar zeer mede ingenomen. Ik hoop echter dat het tot zulk een algehele scheiding tusschen mij en mijne dochter niet zal komen.

19 July 1874. Zondag. [Huizinga zocht eerst een vervanger, maar preekte toch zelf] maar later vatte ik moed om het zelf te doen.
De familie Tonkens en Menno vertrekken, Menno naar Harlingen.
Dirk, Katrina en ik ‘s avonds naar de Waal en ter 10 ure weer terug. Op die wandeling spreekt Dirk over de gronden zijner stille berusting. Hij ondervond nu dat hij in zijne wereldbeschouwing ook kracht kon vinden om zich te troosten. Hij had een paar zware dagen gehad maar was er nu doorheen. Hij boog zich voor de noodzakelijkheid, dat is voor God. Ware er onsterfelijkheid, hoe zou hij moeten lijden onder de gedachte van het lijden zijner verstorvene, terwijl hij nu alleen omsukkelde met de kinderen. Wilde men in onsterfelijkheid genot vinden, dan zou men een gansche reeks van onmogelijke wonderen moeten aannemen, enz.
Ik verheugde mij in ‘t aanschouwen zijner ruste, maar ik bedroefde mij diep over de groote disharmonie tusschen zijn en mijn geest. Doch ik wil er niet meer over schrijven.

26 July 1874. Koekebakker preekte aan den Burg. Dirk was voor ‘t eerst zijn toehoorder en dat met veel genoegen. De Heer Burger en zoons en later ook Koekebakker den avond genoeglijk hier gepasseerd.

2 Augustus 1874. Koekebakker bij Keyser, die hem weinig wist op te beuren en hem veeleer de raad gaf om , als de gelegenheid voor vertrek zich gunstig aanbood, daarvan gebruik te maken, wijl hij aan verreweg ‘t grootste deel der gemeente niet beviel. Dit versterkte dan ook ‘t plan van K. om zoo spoedig mogelijk heen te gaan.

5 Augustus 1874. Vanmorgen Dirk en ik gewandeld naar de Kooi, de vrouw van Albert Kooiman bezocht. Zij gaat zeer achteruit, haar vertroostend toegesproken. Kooiman is dankbaar voor mijn bemoedigend woord. Hij heeft versterking des geloofs noodig.
17 Augustus 1874. Ik wegens ongesteldheid niet in staat om mede ter begrafenis te gaan van Hiltje Zuidewind.

9 Augustus 1874. Koekebakker preekt te Ouddorp.

18 Augustus 1874. Veel met Sina gesproken over hoe het mij zou zijn als zij vertrok naar Ouddorp, wat ik echter niet ontraadde. Laatstleden vrijdag had Hein ons getelegrafeerd dat hij daar beroepen was.

22 Augustus 1874. Gisteravond Jane en Betje Vrendenberg hier, heden schaal met heerlijke pruimen van Vrendenberg ontvangen.

27 Augustus 1874. Bij Jan Duinker en zijn jonggehuwde vrouw, die met belangstelling van Dominee Koekebakker sprak en veel van hem hield, schoon ‘t waar was dat zijn preeken niet altijd even duidelijk verstaanbaar waren. Hij prees zijn ijver in ‘t catechiseren op Cocksdorp.

30 Augustus 1874. Afgekondigd dat Koekebakker het Beroep naar Ouddorp heeft aangenomen.

3 September 1874. De Kerkeraad heeft Koekebakker niet gefeliciteerd met zijn beroep naar Ouddorp.

6 September 1874. Sijbrand Jans Keyser van voormiddag bij mij om mijn gevoelen te vragen over de waarnememing der catechisatie door Bakels te Waal en Oosterend (als Koekebakker vertrokken zou zijn) wat hij vanmiddag aan dezen wilde voorstellen. Men had liever dat ik het deed, maar schroomde het mij voor te stellen omdat ik het alligt zou aannemen en het toch mijne krachten zou te boven gaan. Ik zeide, dat ik desnoods de Waal er bij zou willen nemen, maar dat ik gaarne zien zou, dat Bakels den geheelen last op zich nam.

7 September 1874. [Na afscheidspartij bij Wassenaar in ‘t Oude Schild] Toen wij huiswaarts keerden onder dikke duisternis en regen. Wij konden den weg bijkans niet onderscheiden. Wieringa en Mina Bakels waren met rijtuig, maar Wieringa moest tot voorbij de Schans voor het paard aanlopen. Blijde waren wij te huis te zijn.

11 September 1874. Brief aan Samuel en Dolfina: Alle menschen, die ik thans bij ‘t Huisbezoek veelvuldig spreek, vertellen mij gehoord te hebben, dat ook ik mijn post zal neerleggen en bij de kinderen zal gaan inwonen, terwijl Katrina als huishoudster bij Dirk zou fungeren, en zij kunnen zich moeilijk begrijpen dat er niets van aan is. Misschien moet ik ‘t aanmerken als een wenk. Velen nogtans spreken ervan met beklag.
Het doet ons natuurlijk zeer leed, dat wij Koekebakker en Sien met hun kindje hier zoo spoedig zullen zien vertrekken, maar wij moeten en zullen er ons in trachten te schikken. Een groot verlies zal het ons altijd blijven.
Ik hoop ook zoolang niet te blijven tot dat allen verlangen dat ik hen verlaat. Intusschen terwijl zoo menigeen zoo vurig wenschte een aangenamen en nuttigen werkkring te hebben, mag ik, dezen bezittende, dien niet roekeloos verwerpen. Ook finantieele redenen zouden dit verbieden.
Met deernis denk ik aan Dirk in zijn droevig eenzamen toestand waarin hij zijn woonplaats weer betrad. Ach, mogt hij ‘t geloof hebben, wat zooveel leed kan verzachten!

12 September 1874. Koekebakker naar Wormerveer tot de 15de, 40-jarig huwelijk zijner ouders. Katrina vannacht aan de Waal gebleven om Sina in hare eenzaamheid gezelschap te houden.

15 September 1874. De broederschap besluit eerst in ‘t aanstaand voorjaar pogingen te doen tot vervulling der vacature en het werk van Koekebakker inmiddels aan Bakels op te dragen.

19 September 1874. Des middags Ensing hier om te vragen naar de waarheid van ‘t gerucht van Menno’s engagement met een onbekende.
Aal Koekebakker aan de Waal om te helpen inpakken. 18 October zal Koekebakker afscheid preeken en vertrekken. Katrina zal de reis van Haarlem af met hen naar Ouddorp maken en helpen bij ‘t ontpakken. Ik overweeg om dan naar Friesland en Groningen te gaan.
Weldra zal de Pastorie aan de Waal daar staan verlaten en ledig, terwijl wij slechts herinneringen hebben van daar gesleten genoegelijke dagen.

24 September 1874. Afscheidspartij bij Koekebakker.

7 October 1874. Katrina schrijft een brief aan Ten Entel te Deventer om Adriana Vrendenberg als hulponderwijzeres aan te bevelen.

18 October 1874. Afscheidspreek van Koekebakker in de Waal. Hij deed een voortreffelijke preek, die ik met genoegen hoorde: Handelingen 20: 19 en 23. De preek was vol van nuttige lessen en vlug voorgedragen. Velen waren zichtbaar getroffen.
Aan den Burg koffij gedronken. De koffers gepakt. Na het eten te 3 ure, met het rijtuig van J.C.Bakker, Koekebakker en vrouw en kind naar de stoomboot gebragt. Zij vertrokken. Wanneer zal ik ze wederzien? Ooit?

29 November 1874. Hendrik Vrendenberg aan den Helder beroepen.

13 December 1874. Intree van Post op ‘t Oude Schild.

27 December 1874. Katrina en ik naar ‘t Oude Schild bij Post, de deur vast.

31 December 1874. Katrina was naar het Oude Schild gegaan naar Post, bij hem ter kerk geweest. Des avonds half 12 terug. Jonas Schagen kwam met haar, op uitdrukkelijk verzoek van Post. Die bleef hier tot na 12 uur.

17 January 1875. Catechisatie met Cornelis Schuijl. Aartsdom, des menschen dood is hem het eind van zijn bestaan.Veel later herinnert hij zich dat de mensch ook een geest heeft.

31 January 1875. Intree Dominee Boonacker in de Waal als opvolger van Damsté.

14 February 1875. Jan Mantje was verleden week wegens vechterij in dronkenschap veroordeeld tot 13 dagen gevangenis en 60 gulden boete [eigenlijk moest hij voor Sijbrand Koning, die ziek was, invallen in de Kerkeraad].

4 Maart 1875. Men verhaalt hoe de pastoor hier afgeraden heeft (van de preekstoel) om bij Arie Lap iets te koopen, omdat de vrouw aan haar Roomsche dienstbode des vrijdags vet in den middagpot had gedaan.
Mat Gomes had aan Dirk Roeper verteld dat volgens de pastoor binnen 2 jaren een oorlog uit zou breken, zoo verschrikkelijk als er nog nooit een geweest was. Dirk Roeper had ernstige vrees voor de Roomschen, ook hier op Texel, al deden zij zich ook verdraagzaam voor. Zelfs voor de familie Ran, die dikwijls zeer kon aangaan op de pastoor.
Cornelis van Ek (van Cocksdorp) was doorgaans zeer bitter tegen de Roomschen. Volgens hem had de pastoor aldaar reeds 13.000 gulden voor de nieuwe kerk bijeen gebedeld.
Jacob Roeper had dikwijls uitvoerige gesprekken met zijn Roomsche arbeider Boerse, die de stelling maar niet kon loslaten dat men alles gelooven moest dat de pastoor zeide. Ook als wit zwart moest heten. Dat het ketterdom den Gode wel behaaglijk was stond in hun vraagboek te lezen.

3 April 1875. Katrina de familie Koekebakker en Dominee Feenstra van Wirmarsum van ‘t Oude Schild opgehaald. Feenstra en Koekbakker naar de Moderne vergadering in Amsterdam vertrokken reeds den volgenden dag. Feenstra had hier gepreekt. Sina en Guurtje bleven gelukkig. Wij hadden met haar veel genoegen.
8 April 1875. Guurtje is alle dagen allerliefst, soms ‘s nachts wat onrustig.
9 April 1875. Koekebakker weer terug op Texel. Zij zullen 23 April vertrekken.

23 April 1875. Orgelharmonium geplaatst, in huur voor 3 maanden voor 75 gulden.
Brief aan Samuel en Dolfina: Wij hebben voortdurend een aangenaam verkeer met onze collega’s, vooral met Boonacker aan de Waal. Met Wieringa hebben wij ook een veel vriendschappelijker verkeer dan vroeger. Vrendenberg en vrouw hebben onlangs van maandag tot zaterdag bij hun zoon Hendrik aan den Helder een zeer genoeglijk bezoek gebragt, zooals zich wel denken laat. Ik verheugde mij in ‘t genoegen dier oude lui, die zoo weing buitengewone vreugde hebben.
Katrina gaat nog al eens naar de vrouw van Post, die zwak en sukkelende is, ofschoon van een levendig, opgeruimd humeur.

30 April 1875. Gisteravond Kerkeraadsvergadering aan de Waal over ‘t beroepen van een tweede predikant. Men sprak van de noodzakelijkheid van traktementsverhooging als men iemand als Feenstra wilde beroepen. Twijfelachtig werd gesteld of bij verhooging ook het traktement voor mij daarin begrepen zou zijn. Sijbrand Jans Keyser zeide dat ik misschien wel terwille van de Gemeente voor die verhooging zou kunnen bedanken. Ik zeide te meenen dat hij dit wel beter wist enz.

17 Juny 1875. C.Keyser (diaken) vond ‘t niet noodig een tweede predikant in de gemeente te benoemen, daar de kerk zijn aantrekkelijkheid had verloren. Hij liep wel eens heen als hij lust had, doch kon zich zelven heel goed stichten.
Een drietal opgemaakt: Bakels, Gorter en Feenstra. Deze laatste wou niet komen op een tractement van 1500 gulden.

10 July 1875. Des morgens Hendrik Veenstra hier om mij te verzoeken dat ik hem en zijne broeder Latijnsche lessen zou geven. Ik verheugde mij wel in dat verzoek, maar zeide dat ik ‘t alleen dan zou willen, als hij anders niet klaar kan komen, en dat ‘t verkieslijker was dat hij dat onderwijs ging halen van Boonacker aan de Waal, wat ook om de daaraan verbonden wandeling voor hem beter was. Boonacker zou ook Latijnsche les geven aan Lomans zoontje Bernard.

13 July 1875. Hendrik Vrendenberg van den Helder verhaalt van zijn drukke bemoeyingen in vereniging met de overige predikanten, om eene Bewaarschool te stichten, die er niet is, behalve eene van de Roomsch-Catholyken, die zeer veel kinderen trekt ook van Protestanten, die daar allerlei Roomsche manouvres, gebedjes, versjes leeren.

1 Augustus 1875. Zondag. Ik gepreekt aan den Burg. Dirk en Samuel bij mij ter kerk, en Dolfina en Fenna, wat mij van Dirk vooral zeer aangenaam was omdat ik sprak over de vraag hoe de Christen staat aan het graf zijner dierbaren.

1 Augustus 1875. De zoons Jan en Anton van Dominee Vrendenberg zijn na 3 jaar weer vrij.

2 Augustus 1875. Vrendenberg laat verzoeken om de Krans bij mij te nemen. Wij meenen dat zijn zoon Anton bij hem is.

3 Augustus 1875. Vrendenberg verhaalt dat hij nu toch het genoegen heeft gehad dat zijn beide zoons Jan en Anton bij hem zijn geweest. Hun toekomst nog onzeker. Maar Anton had zich in de 3 jaar goed op de hoogte van alle zaken de handel betreffende gehouden. Hij roemde de capaciteiten van Anton zeer.

2 September 1875. Dominee Huidekoper zendt berigt van ‘t overlijden van zijn zoontje.

3 September 1875. Herman Vrendenberg gaat in Londen trouwen met een Engelsche dame. Jan Vrendenberg zal nu handelen onder de firma Pyttersen.

6 September 1875. Vrendenberg deelt mij mede dat zijn zoon Anton met gezin in de volgende week naar Melbourne in Australië gaat vertrekken.

11 September 1875. Catharina Juriaans is nu in Ouddorp.
Gorter heeft bedankt voor de Waal. Bakels schrijft aan de Kerkeraad dat hij buiten aanmerking wil blijven.

14 September 1875. Ik huisbezoek, lopende naar Driehuizen en de Westen. Vandaar met rijtuig van J.C.Bakker des namiddags 2 uur verder naar de Mient. Het laatst bij Antje Wuis. Hier en bij anderen, hoorde ik dat Bakels laatstleden zondag velen geërgerd had met zijn preek: Bij God zijn alle dingen mogelijk [hij had namelijk betoogd dat ook God onderworpen is aan de Natuurwetten en zodoende de gemeenteleden de hoop op wonderen ontnomen].

15 September 1875. [De a.s. echtgenote van Dominee Boonacker, Eliza Huygens, komt enige tijd bij Huizinga logeren om vanuit zijn huis te trouwen].

16 September 1875. Afscheid genomen van de Wieringa’s, die naar Oudega gaan. Hij preekt op de 19de zijn afscheid aan den Hoorn.
Kennis gemaakt met den kandidaat Habbema, die in de Cocksdorp zal worden beroepen.
Brief aan Samuel: Uitgebreid verhaal over de activiteiten op Texel van een Evangelist, voorheen timmermansknecht, op Texel.
De preek van Bakels wordt hier druk besproken, hij sprak over “Bij God zijn alle dingen mogelijk”, waarbij hij zich tot doel gesteld zou hebben om aan te toonen, dat bij God niet alle dingen mogelijk zijn, daar alles naar vaste natuurwetten wordt geregeld en niet naar willekeur.

29 October 1875. Ernstige gedenkdag voor mij sedert 29 October 1851. Deze des morgens aan de ontbijttafel besproken, vreugde en smart komen ons toe onder Gods vaderlijke leiding.
[Veel gezeur met de Kerkeraad over nieuwe benoeming en tractement, als de nieuwe leraar benoemd werd zouden die EN Huizinga elk 1400 gulden krijgen, maar kwam er geen nieuwe, dan bleef het tractement van Huizinga 1300 gulden, terwijl hij dan alleen voor al het werk zou staan].

31 October 1875. Feestmaaltijd aan den Burg voor Boonacker.

5 November 1875. Meester Troll van de Koog beklaagt zich zeer over de onmogelijkheid om hier de school aan haar doel te doen beantwoorden zonder het noodige personeel. Zijn hulponderwijzer Hamakers was om ziekte van vrouw en schoonmoeder, die nu zijne hulp behoefden, in 3 dagen niet ter school geweest, zoo dat hij de kleinen had moeten terugzenden. Vandaag was Meester Brouwer in de school geweest.
Gesproken over de noodzakelijkheid om de onderwijsuren der catechisanten zoodanig te regelen, dat deze aan het schoolonderwijs de minste afbreuk doen. Voorts over de scholieren die bij mij ter catechisatie gaan. Hij verwachtte dat ik groot genoegen zou hebben aan de kleine Teunis Jansz Roeper, evenals aan Neeltje de Ruiter.

7 November 1875. Feest aan de Waal, daar ook de oude lui Boonacker met dochtertje Geertruida. Pandverbeuren. Ik verveelde mij erg. De jongeren hadden meer schik.
8 November 1875. Weer feest aan de Waal. Ik bleef thuis om ‘t onstuimig weder.
10 November 1875. Om 12 uur wij met elkander naar ‘t Raadhuis. Trouwplegtigheid in de kerk aan de Waal door Vrendenberg. Ik in de pastorie een kort woord tot de jonggehuwden. Deze vertrokken.

20 November 1875. De Boonackers van hun huwelijksreis teruggekeerd. Boonacker is 25 jaar geworden. Katrina heeft een plaatwerk tot aandenken gekregen, ik een fraaije met vilt beklede voetenzak.

30 November 1875. Gisteravond Katrina langen tijd bezig gehouden met ‘t voorlezen van mijn dagboek uit den tijd toen neef Huizinga van den Hoorn hier bijkans dagelijks aan huis verkeerde.

2 December 1875. Vrendenberg deelde mij onder geheimhouding mede dat hij aanstaand jaar July zijn emeritaat wil nemen. Zijn broeder zocht reeds een woning voor hem te Amsterdam.
In de Doopsgezinde kerk aan den Burg voor ‘t eerst een kagchel gezet. ‘ Is te vreezen dat die niet genoeg warmte aan de heel kerk zal geven. In de hervormde kerk komen er 2.
In den Hoorn is een partij die Wieringa weer wil beroepen, om hem vervolgens aan den Burg te brengen. ‘t Schijnt dat Wieringa zelf ook de hand in de zaak heeft.
Christine Vrendenberg tot hulponderwijzeres tweede klasse in Amsterdam benoemd.

19 December 1875. In de kerk, na de godsdienstoefening, was Jan Roeper zeer ruw in zijne uitdrukkingen tegen Jantje Dijker, die wat onderstand wou vragen. Naderhand sprak ik haar in haar kamer vertroostend toe.

1 February 1876. Catechisatie, ik des avonds aan de jongens gezegd dat zij niet weer behoefden te komen, dat de catechisatie voor hen gesloten was (omdat zij niet de minste belangstelling toonden, maar wel stoornis bragten).

8 February 1876. Catechisatie met meisjes alleen, wat zeer goed voldeed.
Dominee Vrendenberg heeft een zenuwtoeval gehad.

9 February 1876. Catechisatie met jongens alleen, die op verzoek bij mij verlof hadden gekregen, en met wie ik nu tot wederzijds genoegen catechiseerde.

10 February 1876. Jufvrouw Vrendenberg verhaalde met veel genoegen dat ‘t gelukt was voor hen een huis in de Weteringdwarsstraat te huren voor 400 gulden.

20 February 1876. Van de Doopelingen ontvangen nieuw zilveren koffijkan, theepot, suikerpot en glazen theebus op verlakt blad.

24 February 1876. Kamerdag. Advies aan de Kerkeraad ter tafel gebragt met 60 onderteekeningen van leden, aandringende dat Bakels mocht worden beroepen. Breede kerkeraadsvergadering belegd.

28 February 1876. ‘t Beroepen van Bakels aan de Waal zou aan de Broederschap worden voorgedragen, ‘t tractement wordt bepaald op 1400 gulden, ‘t mijne op 1400 gulden van 1 January af.

1 Maart 1876. De oude Heer Huidekoper te Harlingen overleden.
Sijbrand Keyser gaf als zijn meening te kennen dat de Gemeente, doordien zij Koekebakker aanleiding gegeven had om haar te verlaten, in een slechte naam was gekomen, zoodat iemand allicht zich dubbeld zou bedenken, eer hij een beroep naar hier aanvaardde.

14 Maart 1876. Ouddorp. [In] het begin dezer eeuw had [Dominee] Veenstra hier, waar nu de studeerkamer is, zijn winkel.
Bakels beroepen.

30 Maart 1876. Brief van Bakels dat hij ‘t beroep aanvaardt.

3 April 1876. Het kind van Post zag er waarlijk engelachtig uit.

5 April 1876. Bakels druk bezig zijn nieuwe tuin aan de Waal in orde te brengen.

9 April 1876. Anton Vrendenberg heeft in Melbourne een goede betrekking op een kantoor bij een groote tabaksfabriek. Ook met Jan ging het best, uitgenomen zijn niet sterke gezondheid.

24 April 1876. Post had nu ook een bibliotheekje gevormd voor de oude luidjes in het Armenhuis. Vrendenberg roemde het zeer dat hij daarvoor eene zoo goede keuze deed van werken die in de smaak dier oude lieden konden vallen, preeken van Van der Palm enz. (niet juist werken van de nieuwe rigting).

1 mei 1876. Ringsvergadering en afscheidspartij bij Vrendenberg.

10 mei 1876. Dominee Post verhaalde hoe hij nu wekelijksch een uur naar ‘t Armenhuis ging om daar opzettelijk met de oude luidjes te spreken. Voor het bibliotheekjes beloofde ik hem de twee kwarto boekdeelen Beausobre L’Enfant het Nieuwe Testament (als ik ze niet reeds vroeger weggegeven heb).

3 Juny 1876. Voor eenigen tijd is hier een nieuwe R.K. pastoor gekomen, die zich zeer schijnt te beijveren om de scheiding van Roomsch en Protestants meer volkomen te maken. Aan de Roomsche meid van den Heer de Holl is althans door hem verboden langer bij een protestant te dienen, zoo dat zij is heengegaan.

7 Juny 1876. Verkooping bij Vrendenberg [die naar Amsterdam gaat na zijn Emeritaat]. Katrina den geheelen dag aldaar tot hulpe, ik ook meest aldaar. Spiegel, stoelen, een paar porceleinen bekers, 1 flacon, 1 theestoofje, 6 stooven, enz. gekocht, benevens een partij boeken, die alle voor een spotprijs weggingen.

11 Juny 1876. Boonacker was met Mets naar ‘t Oude Schild om daar te preeken voor Post, die gisteravond om de ongesteldheid van zijn dochtertje vroeger te huis gekomen was.
Afscheid van Bakels aan den Hoorn.

13 Juny 1876. Verjaardag mevrouw Vrendenberg. Zij hadden dien dag van alle de kinderen (behalve Anton) gunstige berigten ontvangen.

16 Juny 1876. Afscheid Dominee Vrendenberg bij mij aan huis, Vrendenberg en vrouw en Cornelis, Boonacker en vrouw en zuster Anna, Habbema en zuster Gusta, Post, Bakels en vrouw en zuster Let. Bakels voerde het woord tot hem en mij en Katrina, als die altijd hulpvaardig in dit en in ieder huis vreugde verspreidt om zich. Habbema en zuster en Anna Boonacker hier geloogeerd.

19 Juny 1876. Krans bij Vrendenberg. Daar ook Dominee Gillot van Petersburg (met vrouw en 2 dochters bij Loman geloogeerd). Vele verhalen uit Petersburg. Kooplieden in linnen uit Vriezenveen, die depots hadden gevestigd in Petersburg, bouwden daar een protestantsch kerkje.

23 Juny 1876. Dominee Trolmer [Folmer] van Opperdoes zegt: de bevolking [daar] achterlijk, eigenaardige kleederdracht, zeden en gebruiken.

25 Juny 1876. Intree van Bakels aan de Waal.

26 Juny 1876. Reünie van de collega’s bij Bakels.

2 July 1876. Afscheidspreek “Het einde is er” van Vrendenberg, na 43 jaar als Evangelisch dienaar werkzaam geweest te zijn. Daarna richtte hij een treffend woord tot mij. Wij hadden elkaar in velerlei omstandigheden bij een onafgebroken vriendschappelijke omgang van 32 jaren gesteund en gesterkt. Wij zouden steeds nauw verbonden blijven.
In de kerkekamer sprak ik mijn diep gevoel voor hem uit. Op zijn dringende uitnoodiging bleven wij, de collega’s en vrouwen enz, bij hem koffijdrinken, aldaar de oudere en de jongere Hendrik Vrendenberg. De jongere zeide dat op den Helder ‘t onderwijs van den Heer Hissink aan zijn zoon Cornelis hem zeer goed voldeed. Hij prefereerde ‘t boven dat van een R.H.B.S.

6 July 1876. Katrina 30 jaar, bezoek Margo Keyser en de dames Veenstra uit Leiden, Jans Brouwer, Marretje Kuiper, ‘s avonds Bakels, Fokel, Let Bakels, Boonakker en vrouw en zuster.
Vrendenberg en vrouw vertrokken.
Van Cleeff is aan den Hoorn beroepen. Inmiddels zullen Bakels en ik de predikdiensten vervullen à 10 gulden per beurt en vrij rijden.

25 Augustus 1876. Familie en vrienden een togt naar de Vuurtoren, zij half 6 weer te huis. Bij Habbema en moeder en zuster koffijgedronken.

17 September 1876. Intree van Van Eerde aan den Hoorn, gulle, vroolijke gastheer. Habbema gedacht de afwezigen, Jeanne Post en mijn Katrina.

23 September 1876. Brief aan Samuel: Ten aanzien van de conversatie zullen wij aan den Hoorn volstrekt niet verloren hebben.

25 September 1876. Gesprek met Jan Timmer, die afscheid kwam nemen om weer naar Leijden te vertrekken. Over ‘t hoog belang van de overtuiging van ons voortbestaan na den dood, wat hij meende niet te kunnen aannemen, schoon hij erkende dat het daarom voor anderen zeer aannemelijk kon zijn. Ik sprak van de vastheid mijner overtuiging dienaangaande, welligt versterkt door opmerkingen over ‘t geestesleven buiten het ligchaam, waarmede ik mij bevoorrecht achtte. Ik verhaalde nu hoe ik het magnetisme had zien werken bij mijne vrouw, wat mij het recht ontnam om te zeggen: ”ik begrijp dat niet en daarom bestaat het niet!”, zooals hij van de onsterfelijkheid scheen te beweren.

27 September 1876. Ringsvergadering bij Boonacker. Aldaar ook Wouters van Terschelling, 68 jaar oud, kan nog een paar uur loopen, dan preeken en dan weer terug, gebruikt nog geen bril.
Van Eerde was over zijn nieuwe standplaats bijzonder tevreden.

10 October 1876. Zondag. Voorbereiding aan de Waal. Ik voldeed mijzelven slecht en naar ‘t mij voorkwam ook anderen. Ik was afgetrokken en kon niet best zien.

26 October 1876. Gisteravond had ik Antje Dekker van de Mient bij mij, zich diep beklagende dat den Kerkeraad haar verzoek om 100 gulden voor eene koe te koopen, had afgeslagen.

24 November 1876. [Katrina was onder invloed van de Duitsche vriendinnen van Margo Keyser gekomen] tot meer ernstig godsdienstig nadenken, dien zij zelve voor zich zeer heilzaam achtte. Ik kan niet genoeg zeggen hoe innig ik mij daarover in stilte verheug, en welke heerlijke gevolgen ik mij daarvan voorstel. Mogt zij alzoo nog het middel worden om anderen op wie zij invloed oefenen kan in deze hare geheiligde gemoedstemming te doen deelen? Zoo wordt zij nog eenmaal de verwezelijking van het beeld mijner onvergetelijke gade, hare vroome moeder! Moge het zoo zijn.

26 November 1876. Zondag. Gepreekt te Oosterend (mijn voerman, Mart Bakker, spreekt over mijn wegzenden van een 5-tal catechisanten verleden woensdag en ziet daarin een bewijs dat ik geen orde kan houden onder de jongens).

30 November 1876. Bij de weduwe Sijbrand Jakobs Keyser. Zij had het mij kwalijk genomen dat ik ook haar zoon, die zich zoo zij zeide, altijd zoo goed bevlijtigde, had weggezonden. Ik trachtte haar te doen opmerken hoe verkeerd ouders deden met hunne kinderen altijd eer in ‘t gelijk te stellen dan hunne leermeesters. Het scheen niet, dat het veel invloed op haar had. Zij was overigens vriendelijk.

8 December 1876. Heen en teruggelopen naar Oosterend, 70 minuten, 5 meer dan in [mijn] jonge jaren.

8 December 1876. De stand van zaken in de theologische en kerkelijke wereld op Texel laat veel te wenschen over [volgens Huizinga en Bakels].

31 December 1876. In geen 40 jaar was er op Oudejaarsavond in de Hervormde Kerk geen preek geweest.

3 January 1877. (samenvatting Ali) Des avonds hield Bakels zijn eerste (in de Courant aangekondigde) voordragt over Godsdienst en Godsdienstleer, voor een talrijke vergadering. Hij stond op een tribune voor de preekstoel. De kerk was met 10 lampen verlicht. Er was zelfs een Israeliet aanwezig.

14 January 1877. Brief aan Samuel en Dolfina: De kerk wordt nu allerbest verwarmd door een groote kagchel in ‘t midden van de kerk.

31 January 1877. Derde voordragt van Bakels over “de Kerk”. Hij oordeelt dat men thans om consequent te zijn moest kiezen tusschen ‘t Katholicisme en de Nieuwe Rigting.

11 February 1877. Met Pieter Boon gesproken over toenemend zedebederf. Hij oordeelt dat de toestand op Texel op den duur onhoudbaar is. Spel en drank nemen de overhand. Kleine knapen worden reeds meester op het billard.

13 February 1877. Lezing over protestantismus door Bakels. Behalve een Israeliet (Vlessing) ook 5 of 6 Roomsch Catholijken, Jan Kooi, Maarten Zijm, ….Buisman, Jak.Verberne (koekbakker).

14 Maart 1877. Des avonds Bakels hier in de kerk zijn 6de en laatste voordragt gehouden over de Moderne Rigting. Bij ‘t eind bragt ik hem openlijk dank daarvoor toe in de vrij talrijke vergadering.

12 April 1877. Bakels heeft ontvangen van een aantal Heeren (Loman, Glijnis, enz) een gravure “Luther op den Rijksdag te Worms”, als blijk van erkentelijkheid voor de voordrachten door hem in den winter gehouden.
Mevrouw Bakels had gevraagd op welke wijze zij ‘t lidmaatschap onzer gemeente kon erlangen zonder doop. Ik vroeg haar schriftelijk af, in hoeverre zij de beginselen der Doopsgezinden in hun geheel voorstond en deelde.

28 April tot 12 mei 1877. [Sina met haar gezin op Texel] Telegram van Menno dat de familie [Koekebakker] om 8 uur vertrokken was. [Huizinga moet bij het afhalen op de boot wachten vanwege het lage water] Eerst in de herberg totdat de werking van de sterke drank bij 2 arbeiders mij noodzaakte mijn toevlugt bij Dominee Post te zoeken. Eindelijk 6 uur stoof de boot van Timmer de haven in. Zij hadden van 10 tot half 4 in ‘t Oude Vlie geankerd. Weldra was ik bij Sina en man en kinderen. Zij was in ‘t laatst alleen zeeziek geweest.

29 April 1877. Des middags talrijke bezoeken. Bakels en vrouw, Margo Keyser, Jansje en Marie Veenstra, Simon Keyser, Jakob Roeper en vrouw, Marie Huijgens.

13 July 1877. Dominee Cool van Harlingen moest eerlijk bekennen, dat hij de waarheid der Onsterfelijkheid niet zoo on ‘t licht kon stellen, dat zij boven allen twijfel verheven was, maar beaamde ten volle mijne opmerking, dat wij daardoor volkomen zekerheid hadden, dat wij ons vertegenwoordigden wat het zijn zou als dat geloof valsch ware.

29 July 1877. Gisteravond telegrafeerde Dominee Gelderman van Schraard dat hij ‘t beroep van den Burg aannam. Niemand is hier die hem ooit gezien of gehoord heeft, men heeft hem alleen op recommandatie van Dominee van Arkel

2 Augustus 1877. Katrina met Bakels en Boonacker en familie (Fokel, Lize, Anna, Truida en Frieda) naar het boschje op de Hoge Berg, een kinderwagen met proviand meevoerende.

24 Augustus 1877. Gesprekken met Dirk over Godsdienst en Onsterfelijkheid. Hij was ‘t met Frederik de Groote eens dat men aan ieder vergunnen moest op zijne wijze zalig te worden. Ik wees erop wat er van ‘t nageslacht worden moest, als zijn wijze van denken meer en meer de overhand verkreeg. Hij oordeelde (ter mijner geruststelling) dat er altijd genoeg menschen zouden overblijven, die door ‘t lage standpunt hunner ontwikkeling behoefte zouden hebben aan godsdienst en voor wie dan ‘t Christendom een uitstekend redmiddel zou zijn, maar alle ontwikkelden zouden zich er van afwenden.
Hij ontkende ook dat alle menschen een en dezelfde bestemming hadden. Hij wilde alleen toegeven dat allen tezamen moesten medewerken tot ‘t geluk van ‘t geheel en dat elk zich vergenoegen moest met dat deel van geluk, wat zijn kring van leven en werken hem opleverde.
Veel sprak ik nog van ‘t pijnlijke van ‘t gemis van innige overeenstemming over de hoogste aangelegenheden des levens tusschen hen, die als ouders en kinders zoo nauw aan elkander verbonden waren Hij oordeelde die overeenstemming onbereikbaar. Elk moest voor zichzelf denken en streven.- Ach, ik voelde diep ‘t voortdurend gemis dier overeenstemming. Hij meende evenwel dat ik mij troosten kon daar wij wel niet op dogmatisch, maar toch op ethisch gebied samengingen, waaromtrent ik echter niet zonder twijfel was.

18 Augustus 1877. A.P.Koorn had Gelderman, die over was geweest om de plaats te zien, ontmoet op de stoomboot. Hij had verklaard orthodox te zijn en de waarheid overal te willen uitspreken. De pastorie was hem weinig bevallen. Hij zou 14 October hier komen.

24 Augustus 1877. Dominee Frerichs van Warns aangekomen, loogeert in de Lindeboom, moet aan den Hoorn preeken.

30 Augustus 1877. Kamerdag aan de Waal. Brief ter tafel van Fokel over haar begeerd lidmaatschap. Ik was daarmee niet voldaan, besloten werd dat ik nog eens met haar zou praten.

31 Augustus 187. Brief ontvangen van Fokel dat zij, gehoord hebbende wat er al was voorgevallen, haar verzoek om ‘t lidmaatschap introk.

9 September 1877. Gepreekt aan den Burg over ‘t alleen staan, ter wille van Catharina, echter geenerlei opmerking daaromtrent van haar vernomen.

17 September 1877. Huisbezoek op Driehuizen en de Westen, koffij gedronken bij Maarten Koorn en Marretje Roeper.

18 September 1877. Huisbezoek verder naar de Mient en het Nieuwland en Ongeren.

24 September 1877. Bij ‘t huisbezoek bij Simon Keyser had ik een zeer onaangename ontmoeting. Hij beweerde dat hij genoeg getoond had dat hij de gemeente liefhad om van iemand, die met hem van gelijke jaren was, een woord van vermaning te ontvangen. Daarvoor was hij te oud en te wijs geworden. Ik bleef hem wel geen antwoord schuldig, maar hij bleef steeds voortgaan op de toon der diepste minachting te spreken.

1 October 1877. P.Boon hier bij mij tot eene langdurige particuliere conferentie. Hij had blijken van bijzondere belangstelling onzerzijds meenen te zien, wat geheel overeenkwam met zijn innigste wensch, waaraan ik echter geen voet mocht geven. Het gevolg nogtans was, dat hij een brief schreef, die terstond na de ontvangst woensdagmiddag 3 October door Katrina beantwoord werd en hem zijne illusieën ontnam.

11 October 1877. Bij Dominee Post, zijn dochtertje Dora is sedert welligt 14 dagen zeer ziek en er is weinig hoop op haar behoud, hersenziekte. Gister 2 jaar oud geworden.
Algemeen is de deelneming. Ook Ensing gaf daarvan laatstleden maandag getuigenis. Elk die hem op ‘t Oude Schild ontmoet vraagt hem: “Hoe is het met Dora?”.
14 October 1877. Dora overleden. Bij Dominee Post vonden wij natuurlijk diepe droefheid. Zij waren vrij kalm. Groot was de deelneming van allen, ook en wel bijzonder van de dorpsgenoten. Hij liet mij de brief lezen, door Dirk hem gezonden, die van ‘t diepste medegevoel getuigde en door hem hoog gewaardeerd werd.
Post vertelde dat hij uitgenoodigd was wekelijks aan den Burg te komen catechiseren met de kinderen der ouders die ze niet naar Gelderman wilden zenden, 19 of 20.

12 October 1877. Naar de pastorie in de Gasthuisstraat, sedert gister weder bewoond. Ik trof er Dominee Gelderman en vrouw en kind van 7 maanden aan. De man maakte geen ongunstge indruk, de vrouw wel. Wij spraken veel in verschillenden zin. Ik kreeg volstrekt niet de indruk dat de pastorie aldus bewoond mij nog menig genoeglijk uur zal schenken.

14 October 1877. Fokel was in Haarlem 4 dagen in functie geweest om te oordeelen over bekwaamheid in handwerken, belooning 10 gulden daags en vrij reizen.

2 November 1877. Monsieur Glijnis even hier met 3 leerlingen, 2 waren Russische knapen, door bemiddeling van Gillot hier geplaatst om een Hollandsche opvoeding te ontvangen (de vader was Hollander van Vriesenveen, de moeder Russin).

18 November 1877. Vergadering van ‘t Bijbelgenootschap. Des avonds allen bij mij met 14 personen aan tafel (ook Gelderman en vrouw, beide voor ‘t eerst). Ten slotte voerde Gelderman ‘t woord en zeide dat hij, hierheen gaande, wel eenigszins beducht was geweest voor de afloop, maar dat zijn verwachting ver was overtroffen. Wij scheidden alle in genoeglijke stemming te 1 uur. Gusta Habbema bleef hier logeeren.

24 November 1877. Begrafenis van Zuidewind, aldaar ook Gelderman. Ik was de spreker. Na de begrafenis bleven wij daar, niettegenstaande ‘t vele volk in de 2 kleine vertrekken, op aandrang der familie nog even theedrinken. Gesprek werd meest gevoerd door Gelderman en mij, onder ‘t luisteren der overigen. Meest over ‘t onderwerp hoe de vreeze des doods kon worden overwonnen, door de bewustheid van ernstig streven naar steeds beter leven, door heiliging des harten, waarbij Gelderman verklaarde dat de betering des levens daartoe geheel niet in staat was. Het kwam echter niet tot een conflict (zoals sommigen misschien wel gewenst hadden) maar wij gingen in vrede heen.

28 November 1877. Brief van dominee Sepp uit Leiden vragende naar de familie van een zekeren Knol die daar in de militaire gevangenis zit.

8 December 1877. Brief van dominee Frerichs uit Warns, die berigt dat hij geëngageerd is met C.Pol en met kersttijd trouwen gaat.

16 December 1877. Visite hier van Cornelis en Sijbrand P.Keyser en vrouw enz. Gesprek over ‘t ruimschoots toetreden van Hervormden tot de Doopsgezinden te Zaandam, alleen door boeking der namen op verklaarde begeerte. De beide Keysers vonden ‘t heel goed. Ik keurde ‘t af. C.Keyser had ook wel met mevrouw Bakels zoo gehandeld willen hebben.

27 December 1877. Kamerdag aan de Waal. C.P.Keyser deed ‘t voorstel om den Hemelsvaartdag en de drie 2de-feestdagen af te schaffen, als zijnde niet meer van onzen tijd. Ik stelde voor om ze te vervangen door avondbeurten. Allen keurden dat goed. ‘t Zou aan de Broederschap worden voorgedragen op Nieuwjaarsdag.

13 January 1878. Des avonds groot gezelschap aan de Waal bij Bakels. Toen de maaltijd ten einde liep werd ‘t zeer rumoerig. Ik nam tegen 1 uur mijn afscheid. Ik heb geen plan zulke gezelschappen verder bij te wonen, schoon anderen zich dapper vermaakten.

27 January 1878. Cornelis Pzn. Keyser over de diakenen: Hun streven was het alleen om hun verkregen geld zuinig te bewaren, niets deden zij daarmede ten nutte van het algemeen [dit bij een discussie over de Bewaarschool].

30 January 1878. Bakels de 2de voordracht in onze kerk over “de openbaring van God in den Bijbel”, aangetoond dat de Bijbel geen openbaringsboek is, of wil zijn. ‘t Voldeed mij vrij goed.

8 February 1878. Algemeen spreekt men veel over de te vreezen achteruitgang van Texel, waartoe aanleiding geeft het a.s. vertrek van Glijnis, de pianiste juffrouw Vlessing, wier man en broeder onderwijzer is in den dans, voorts dominee Post, Boonacker, Dirk Tuinder en anderen.

9 February 1878. In het Gesticht bij Schagen geweest. Gelderman was 3 maal bij hem geweest, maar had zoodanig gesproken dat hij er telkens geheel neerslachtig van was geworden en uiteindelijk mij had laten roepen om een woord van bemoediging. Ik sprak ook de andere kranken toe.

20 February 1878. Bezoek afgelegd bij August Keyser en vrouw, welke mij steeds te kennen geeft, dat zij zeer op mijn bezoek gesteld is en mij ook hartelijk ontving. August toonde veel belangstelling in ‘t behoud van Bakels, aan ‘t min aangename van zijn voordracht was men langzamerhand gewoon geraakt. Wij spraken over het lid worden zonder doop. Mijn voorslag dat dezulken alleen als gasten of buitengewone leden (zonder stemrecht) zouden worden aangenomen, keurde hij zeer goed. Hij had er niet veel mee op dat gereformeerden zich bij ons zouden aansluiten. Hun doopsgezind zijn was nooit ‘t ware. Het zat hun niet in het bloed.

27 February 1878. Bakels houdt een voordragt in de kerk over ‘t bestaan van ‘t bovenzinnelijke. Hij weersprak krachtig ‘t materialisme, wat hier bij sommigen veel ingang vindt, door de lezing van ‘t boek van Buchman “Kracht en stof”, waarmede Cornelis Keyser zoo hoog loopt dat hij ‘t zijn Bijbel noemt (‘t zal wel een bijbel zijn zonder moed en troost).

28 February 1878. Kamerdag aan de Waal. De diakens besloten aan Dominee Bakels ‘t recht toe te kennen om voortaan ook in de kerkeraad zijn stem uit te brengen, wat dezen zeer welgevallig bleek te zijn (een blijk van waardering na ‘t bedanken voor Baard). Voordien had hij alleen recht van advies. Aan geen van zijn voorgangers is die eer te beurt gevallen. Ook mag hij er nu op rekenen dat hij na mijn vertrek zijn woonplaats naar den Burg mag overgrengen.

13 Maart 1878. Bakels hield zijn 5de voordragt, waarbij hij aantoonde hoe dan nu eindelijk God zich openbaarde namelijk in ‘s menschen eigen gemoed, voor zoover ‘t opregt gebeert om God te zien.
Bakels ontving 7 lepels en 6 vorken voor de gelden bijeengezameld als blijk van erkenning van de gemeenteleden voor zijn voordragten.

18 Maart 1878. Dhr. de Vries van Grouw komt bij Boonacker om zijn zoon bij hem te plaatsen om in oude talen te worden onderwezen. De zoon van de Vries komt bij Boonacker tegen 800 gulden jaars.

25 Maart 1878. Des avonds kwamen hier Bakels en Boonacker en vrouw om met Katrina te gaan naar het concert door Polak en juffrouw Vlessing gegeven in de Lindeboom met daaropvolgend bal. Zij vermaakten zich daar zeer.

29 Maart 1878. Bij Trijntje Nans Eelman wilde ik gaan spreeken over haar verhouding tot zekeren Aris Eelman die niet onopsprakelijk is. Ik vond haar niet te huis, sprak een tijdlang met de 78-jarige Chrisje genoemd “menschenlief”, die in haar zwart berookt kamertje met haar wekelijks inkomen van f 1,25 zeer tevreden was. R.Nieuwenhuis plaatste nu een kagcheltje, met welke weelde zij zeer verheugd was. Zij sprak vertrouwelijk niet zeer ten gunste van Trijntje Eelman.

18 April 1878. Brief aan Samuel en Dolfina: Christina Vrendenberg neemt steeds in beterschap toe, schoon zij haar school heeft moeten opgeven.

19 April 1878. Vrouwtje vanavond 7 tot 10 uur ter kerk bij Gelderman, Avondsmaalbediening.

23 April 1878. Afscheidspartij bij Post. Tot mijn leedwezen kon ik die niet bijwonen (lange tijd al hoestend en koortsig). Toen ik laatst uit den Hoorn kwam was ik zoo moe dat ik het niet wel op de been kon houden en dreigde flaauw te vallen. Katrina hielp mij spoedig met alle zorgvuldigheid in bed.

28 April 1878. Des morgens naar Oosterend, aldaar zonder eenige hinder gepreekt (Ensing had ‘t sterk afgeraden). Katrina naar de afscheidspreek van Post. Toen Post c.s. des namiddags te 3 uur vertrok was geheel Oude Schild op de been en aan de haven.

24 mei 1878. Dirk had Dominee Heringa in Groningen gesproken. Deze had hem wel goeds van Berlicum verteld wat het dorp betreft, maar weinig goeds van de bewoners. De behandeling die zij den liberalen predikant Reigersberg hadden aangedaan was schandelijk. Zij gaven zelfs hun wensch te kennen gegeven dat zij spoedig door den dood van hem ontslagen mochten zijn.

8 Juny 1878. Vanmorgen ontvingen wij berigt van Dominee Vrendenberg aangaande ‘t overlijden van zijn dochter Christina.
Men had aan de Waal omtrent mijne gezondheidsstaat tijdens mijne reis zeer ongunstige gerugten verspreid, ik zou een beroerte gehad hebben, en wel nooit weer op den predikstoel komen. Jufvrouw Roeper was er erg van ontsteld geweest.

25 Juny 1878. Huidekoper is nu bankier geworden.

28 Juny 1878. Trijntje Nans Eelman hier bij mij ontboden. Haar ernstig onderhouden over haar opsprakelijk verkeer met Aris Eelman( Kievit). Ten langen leste zegt zij toch te begrijpen dat het niet goed is, nadat ik haar gezegd heb dat de diakens haar onderstand van f2,- per week zouden intrekken (gister op de kerkeraadsvergadering besproken).

14 July 1878. Des avonds naar de Lindeboom, vergadering van de Protestantenbond. Hugenholtz van Amsterdam houdt een Rede over “de Vrije Gemeente der Toekomst”.

17 July 1878. Ringsvergadering aan den Hoorn bij Van Eerde. Dolfina met de kleine Jacoba mede.

22 July 1878. Wij des namiddags naar de Tent van Westenberg te 3 ure. De wagen van Cornelis Keyser bragt eenig personeel met proviand van de Waal en van hier naar de tent. Ik wandelde daarheen met de Holl, Samuel en juffrouw Christine Roering. Boonacker en Bakels kwamen later. Wij bragten daar de namiddag en avond tot half 9 genoeglijk door, terwijl het jongere volkje zich bijzonder vermaakte met allerlei oefeningen en spelen vooral in de Zandkuil. Prachtig weder. Voor een goede tafel was gezorgd door Katrina, Lize en Fokel. Het personeel bestond uit Bakels en vrouw en haar zuster en twee zoons Hessel en Reinder en eene jufvrouw Opta. Boonakker en vrouw en zuster en broeder Henri en Hidde de Vries, Samuel en Dolfina en 4 kinderen, en Huizinga en Katrina te zamen 26. In de tent van Bok was een ander gezelschap waar onder Jannetje Duinker, Anna Keyser, M. en E. Flens, enz. Dominee de Holl en Bakels waren inzonderheid de hoofdpersonen der pretmakerij, waarbij men in hen bezwaarlijk predikanten herkend zou hebben. De wagen van Keyser moest tweemaal rijden om vrouwen en kinderen terug te halen naar den Burg en de Waal.

31 July 1878. De familie Koekebakker gaat naar Berlicum verhuizen op beroep.

6 Augustus 1878. Des avonds de familie Boonacker, Bakels en Hartman hier.

7 Augustus 1878. Des avonds Hartman om Latijnsche les.

9 Augustus 1878. Katrina door Hidde de Vries (leerling van Boonacker) met de velocipede naar huis gebragt van de Waal.

12 Augustus 1878. Bakels en Huizinga op reis, eerst naar IJmuiden, daarna naar Velzen met de spoorboot, met de trein naar Haarlem. Daar bij de weduwe Bakels.
13 Augustus 1878. Amsterdam, Vergadering in Remonstrantsche Kerk wegens restauratie van de Doopsgezinde.
Na afloop naar Dominee Vrendenberg, Eerste Weteringsdwarsstraat 12, bij de Spiegelgracht, daar ook zijn vrouw, Betje en Cornelis.
‘s Avonds Reunie met vuurwerk in het park. [Daardoor moesten ze in Amsterdam blijven logeren] en zoo ging ik na het prachtige vuurwerk op sterken aandrang met Vrendenberg mede en deelde vervolgens met hem het bed.
14 Augustus 1878. Weer naar de vergadering in de Remonstrantsche Kerk. Bij Vrendenberg gegeten, met hem gewandeld naar ‘t Rembrandtplein, prachtige bloemperken, daar een glas bier gedronken. Des avonds met Bakels weer naar Haarlem.
15 Augustus 1878. Gewandeld door de Hout, Groote Kerk enz. bezien, na het middagmaal naar Amsterdam. In de Haas gelogeerd.
16 Augustus 1878. Wandeling door Amsterdam, om 3 uur met de trein naar Wormerveer naar huize Koekebakker, waaar Sina met het gezin is.
17 Augustus 1878. Naar Nieuwe Diep en Texel.

22 Augustus 1878. Des avonds afscheidsvisite bij Boonacker. Verlichting en Bengaalsch vuur in den tuin.

26 Augustus 1878. Des namiddags met Samuel en Dolfina en de kinderen een rijtoer gemaakt naar ‘t Oude Schild, daar de fraaij gerestaureerde kerk en pastorie bezien. Over Oosterend en de Waal weer naar den Burg.

29 Augustus 1878. Bakels te Almelo beroepen (2000 gulden zonder pastorie).
De kerkeraad hoort ‘t berigt met bekommering.

1 September 1878. Koekebakker heeft l.l. zondag zijn intreepreek in Berlicum gehouden. Velen wenschen hier wederom 1 predikant op flink tractement met gebruik van rijtuig, daarvoor zou men Bakels wenschen te verbinden.

4 September 1878. Op de kerkeraadsvergadering wordt eenparig besloten Bakels 1600 gulden aan te bieden en een geschenk van 300 gulden als hij blijft.

15 September 1878. De vernieuwde kerk in ‘t Oude Schild door Post ingewijd. In ‘t voorportaal werd dien morgen een marmersteen onthuld met de woorden “herinnering aan D.Post”. Post is op ‘t zestal te Hoorn geplaatst.

16 September 1878. [Dominee Post logeert bij Ensing] Post hier te 11 uur. Wij zetten de gesprekken voort ten huize van Doctor Ensing, waar wij ook (Katrina en ik en Boonacker) zouden koffij drinken te 12 uur. Post vertrok met Ensing te kwart over 2, eerst nog het graf van Dora bezoeken, dan naar ’t Oude Schild.

16 September 1878. De Bewaarschool zooals hij thans wordt ingerigt bezien, zal nu spoedig gereed zijn. De timmerman Geus zegt dat dominee Gelderman druk werkzaam is om eene andere bewaarschool aan de Burg te doen verrijzen.

22 September 1878. Bakels bedankt voor ‘t beroep naar Almelo.
Ik voel mij ongesteld. Op de preekstoel te Oosterend was ‘t of mijn gezicht beneveld was, ik kon niet goed zien en ook niet goed spreken.

6 October 1878. De Boonackers vertrokken naar Hem.
De voorouders van Bakels waren gereformeerd, ook zijn vader. Zijn moeder, oorspronkelijk Luthers, had zich bij de Doopsgezinden laten inschrijven. Hij erkende dat ‘t waar was, dat hij bij ‘t huisbezoek het er nooit bijzonder op toelegde om een ernstig Godsdienstig woord in overeenstemming met de behoefte aan hooger leven te spreken. ‘t Was hem genoeg zoo hij de kennismaking met de menschen eens vernieuwd had, ‘t welk ik op die wijze vrij nutteloos vond.
Ik moet nu ook overdag bij behoorlijk licht de bril gebruiken.

13 October 1878. ‘t Avondmaal bediend aan 260 personen. C.P.Keyser had opgemerkt, dat bij mijn improviseren mijn gedachtengang soms verstoord was en ik in herhalingen viel. Ik was intusschen zeer verblijd deze taak volbragt te hebben waartegen ik erg had opgezien.

16 October 1878. De Holl zendt ter mijner verkwikking een gebraden haan, Jans karnemelk, vroeger Fokel een paar maal soep, Jakob Zuidewind een kan met eijeren.
Sijbrand Jans Keyser had met Bakels de vergadering van ‘t Emeritaatsfonds bijgewoond, als velen had hij rekenschap moeten geven op de vraag waarom ik er niet was.

16 October 1878. De Roomsche pastoor bezoekt gedurig het Raadhuis om uit het archief geschiedkundige bescheiden te verzamelen. Deze had Loman gezegd dat eenmaal een der hoogste R.C. geestelijken op Texel was geweest om tegen de Mennisten te disputeeren (ik voor mij betwijfel dit zeer).

24 October 1878. Ik gevoel mij veel beter. Van 6-9 zonder vermoeienis gecatechiseerd met mijn 18 doopelingen.

30 October 1878. De brief gereedgemaakt die ik morgen aan de kerkeraad op zijn vergadering zal zenden om reden te geven waarom ik die samenkomst niet bijwoon (de nog niet herroepen brief van Sijbrand Jans Keyser om ‘t niet aannemen van zijn zoon als doopeling).

1 November 1878. Bakels reikte een briefje aan, waarin hij namens de kerkeraad als besluit van gister mededeelt, dat deze zich met de zaak tusschen S.J.Keyser en mij niet bemoeit. Van voldoening aan mijn verzoek tot medewerking aan een goed einde wordt geheel niet gesproken.

9 November 1878. Blij berigt uit Berlicum, Willem Koekebakker geboren.
(Samenvatting Ali) Bakels had den zoon van Sijbrand J.Keyser als doopeling aangenomen, wat Huizinga niet goedkeurde. Keyser meende dat Huizinga hem niet meer lijden mocht sinds zijn bezoek aan Koekebakker, zoo ook Roeper. Dit misverstand werd uit den weg geruimd en Keyser zeide verkeerd gedaan te hebben dat briefje te schrijven.

15 November 1878. Simon Pietersz Keyser verhaalde van zijne ontmoetingen met Roomsch Katholieken. Hunne sterke kerkleer en gebruiken bij alle voorgewende verdraagzaamheid. Ook Kroese laat niets daarvan los. Hij verdedigde onlangs ook tegen mij de stelling: Buiten onze kerk geen zaligheid. Hij meende dat iedere kerk die stelling volgde en volgen moest.

2 December 1878. Brief aan het Emeritaatsfonds dat ik per 27 July 1879 emeritus wil worden, brief aan Den Hartog over ‘t bekomen van landspensioen en aan Dirk om advertentie te zetten in de Groningsche en Friesche Courant voor ene woning tegen Augustus.

5 December 1878. Katrina is zeer verheugd met de ontvangst van een fraaije toilettafel van gesneden hout, blijkbaar van Boonacker gezonden, hier bezorgd door C.Nieuwenhuijzen.

22 December 1878. In ‘t Oude Schild Dominee Boon bevestigd door Van Eerde.

29 December 1878. Sijbrand Jans Keyser bragt mij een kwartaal tractement, geen 400 gulden zoals Bakels ontving, maar de gewone 350.

29 December 1878. Bij de weduwe A. Dijksen (Kil), zij verheugt zich dat ik haar eens kom opzoeken. Bakels was zoolang hij aan de Waal woonde nog maar eenmaal even bij haar geweest. Zij had ten dien aanzien zeer veel aan Koekebakker verloren. Gesprek over hare kinderen. Zij beklaagt zeer de afwezigheid van Rennetje (te Amsterdam woonachtig waar zij vrij goed haar brood had).

31 December 1878. Ik hier aan den Burg ‘s avonds half 7 Oudejaarsavondpreek gehouden. Voor ‘t eerst en voor ‘t laatst (voor talrijke vergadering, ongeveer 270). Katrina en ik hadden daarna een rustige Oudejaarsavond, de eerste die ik alzoo in de huiskamer doorbragt, wijl ik anders altijd tot na middernacht op mijn studeerkamer had te vertoeven.

1 January 1879. Te half 10 Bakels horen prediken over: “Zoo wie in Christus is, die is een nieuw schepsel, het oude is voorbijgegaan”. Hij betoogde dat niets
nieuw geworden was, dat wij nog altijd in dezelfde toestanden voortleefden, dat het oude niet was voorbijgegaan, maar dat Paulus van vernieuweing sprak als met profetischen blik in de verwachting, dat het eens zoo worden zou. En hoe zou dat zoo kunnen worden? Dan als de mensch een nieuw schepsel werd en dit zou gebeuren als hij in Christus was, als de geest des Christendoms hem en de menschen doordrong…. Ik hoorde hem zonder genoegen en zou elk beklagen die alle zondagen een zoo geheel onbelangrijke improvisatie hooren moest.

5 January 1879. Van Eerde is beroepen te Akkerwoude, H.Vrendenberg naar Warga.

29 January 1879. Eerste voordragt van Bakels in dit seizoen over de Praedestinatieleer.

30 January 1879. Laatste kamerdag aan de Waal. Aan de maaltijd bragt ik in herinnering dat het nu de laatste maal was dat ik deze bijeenkomst bijwoonde. Ik sprak van mijn herinneringen en dronk op het welzijn van de Gemeente en hare opzieners, die dat bevorderen moesten. Later voerde Bakels het woord, mij heilwenschende en met veel waardeering sprekende van mijn langdurigen arbeid in de Gemeente in een tijd van wisselingder denkbeelden waarin ik moedig mijn weg gekozen en vervolgd had enz. Daarna [sprak] ik een woord aan Bakels als mijn aangewezen opvolger en hij weder een hulde aan de aftredende diakens. Van de diakens was er niemand die het waagde een woord openlijk te spreken.
Op de terugreis sprak Sijbrand Jans Keyser van de wijze waarop mijn pastorie verbouwd kon worden voor Bakels (bijzonder aangenaam was ‘t een en ander mij niet).

1 February 1879. Vanwege de langdurige vorst wordt in de schuur van P.Koning eene inrigting gemaakt om voor behoeftigen spijze te kooken.Voor de soepkokerij was goed geteekend, ook door de Roomschen, maar de pastoor stond er op dat in de keuze der spijzen de 2 wekelijksche vastendagen in ’t oog gehouden moesten worden.

2 February 1879. Bezoek van mijn doopelingen in den Burg, 5 in getal, uit aller naam mij uitnoodigendigende dat ik mij met de Doopbediening zou willen belasten. Na redewisseling stemde ik toe als zij de kerkeraad konden bewerken dat zij mij machtigden.

4 February 1879. Berigt ontvangen van Sijbrand Jans Keyser dat hij (na vanmorgen met Bakels geconfereerd te hebben) schoon zelf er tegen zijnde, kon mededeelen dat de kerkeraad het goed vond dat IK de Doopplegtigheid zou bedienen. Ik eindelijk daar toe besloten.

16 February 1879. Doopbediening aan 18 personen (fraaije anaeroide barometer van de doopelingen gekregen). Het ging naar wensch in zoover dat mijn geheugen mij weinig of niet teleurstelde. De laatste toespraak na de doop had echter indrukwekkender moeten zijn.
Des namiddags naar Sijbrand Jans Keyser en vrouw en Dirk om hem in de huisselijke kring nog eens bijzonder toe te spreken en geluk te wenschen, met het doel tevens om alles wat ons nog van elkander scheidde te vernietigen, hetwelk mij echter maar half lukte. Van hartelijkheid of gemoedelijkheid van zijne zijde was geen sprake, veel min van dankbaarheid. Hij begon zelfs weer zijn grieven op te halen (en geen van mijn jongens-leerlingen kon in de schaduw staan van Dirk, zoals ook Sijbrand Koning en Jan Roeper zouden getuigd hebben).
Toen ik nu onbevredigd wilde heengaan verzette hij zich daartegen en zeide dat hij alles niet op een oogenblik van zich konde gooien, maar dat hij nog altijd veel van mij hield, dat hij veranderd was, dat hij groote spijt en berouw had over het voorgevallene, dat de uitkomst toonen zou, dat hij niets tegen mij had, enz. Waarop ik zeide dat ik dan nu bevredigd heenging.

18 February 1879. Catechisatie. Vanavond ergerde ik mij zoo, aan ‘t gebrek aan aandacht van sommige knapen, dat ik wrevelig ben weggeloopen zonder de gewone sluiting der catechisatie.

1 April 1879. Brief aan Samuel en Dolfina: Mijn tuin is gereed ‘t zaad te ontvangen, dat ik voor anderen, niet voor mijzelven daarin zal strooijen. De domineeswereld schijnt ons af te sterven. Bakels zie ik gedurig en een enkele maal ook Habbema. Gelderman en Boon nimmer. Van Eerde vertrekt met Paasch naar Akkerwoude. Alzoo van onze eertijds menigmaal zoo genoeglijke Krans is geen sprake meer.

6 April 1879. Bakels had aan Katrina gezegd dat hij wel gaarne een teekening voor mij wilde maken van mijn tegenwoordige pastorie.

13 April 1879. Katrina naar de afscheidsrede van Van Eerde. Deze had, zoo hij mij zeide en Katrina later verhaalde, in de kerk openlijk melding gemaakt van zijn erkentelijkheid voor ‘t geen in ‘t bijzonder ons huis hem en de zijnen altijd goed had opgeleverd. Hij hoopte ons in Groningen nog al eens weder te ontmoeten.

15 April 1879. Trijntje Willems Keyser, de dienstbode van Dominee Boonacker te Hem, met haar zuster Dirkje hier thee gedronken.

24 April 1879. Kerkeraadsvergadering, Trijntje Nans Eelman wil men om haar zedeloos leven wel alle ondersteuning ontzeggen, wat echter door mijne tusschenspraak niet gebeurde.

4 mei 1879. Gelderman wil ook een Christelijke school oprigten.

11 mei 1879. Bij Jakob Kikkert en vrouw, die zich zeer gelukkig gevoelen weer op Texel te zijn, en gevestigd in eene nieuwe slagerij waarmede het aanvankelijk zeer goed gaat, terwijl hij laatstelijk als knecht vrij wat te verduren had. Ernstig gesprek over het kerkbezoek in verband tot de ware Godsdienstigheid. Te Utrecht, zeide hij, was de Dom doorgaans vol bezoekers. Daar werden bij velen de winkels zondags gesloten. Hij erkende dat het hier ook zoo zou kunnen zijn indien men het wilde.

22 mei 1879. Des namiddags groote kindervisite van mijn jongste catechisatie, 25 in getal. Zij vermaakten zich allen kostelijk tot ‘s avonds half 10, zonder eenig ongeval, behalve dat Jakob, ‘t zoontje van Gerrit Kooiman door het uitslippen van een kram van ‘t schommeltouw zich door de val een winig aan ‘t hoofd bezeerde.
Bij ‘t heengaan werd een verloting gehouden om, ieder op zijn beurt, de mooiste prent uit te kiezen uit de 30 waarmede het zijkamertje behangen was. Zij zouden dien bewaren tot een herinnering aan dezen dag.
Gesprekken met Dominee De Holl over magnetisme enz. Het meest blijf ik waardeeren de uit eigen ervaring geputte overtuiging der mogelijkheid en zekerheid, dat des menschen geest een bestaan heeft, waarbij hij de werking der zintuigen, dus van ‘t ligchaam, kan ontberen en nogtans kan zien, hooren, voelen enz.

30 mei 1879. Albert Koning was de eerste die bij mijne afscheidsvisite behalve de gewone gelukwenschen ook zijn dank betuigde voor alles wat hij met de zijnen van mij Huizinga genooten had, waarin hij door zijne dochter Trijntje gevolgd werd.
Dominee Pol te Norden kan de aantekening van mijn geboorte niet vinden.

3 Juny 1879. Mijn 70e verjaardag. Regt genoeglijke dag, al hadden wij verwacht dat meerdere gemeenteleden zich zouden hebben laten zien.

14 Juny 1879. Dirk Keyser zijne vrouw meende dat als Huizinga eens weg was men wel in moeijelijkheden zou komen.

28 Juny 1879. Bakels hier om een schets van ‘t uitzigt op de studeerkamer te maken.

6 July 1879. Zondag. Bakels en Fokel en 3 kinderen en Habbema en zuster genoodigd om den dag bij ons door te brengen. Wij met elkander over de kermis (laatste dag). Bij ‘t schoone weder van heden was er veel volk. Ik [heb] nog menigeen bij die gelegenheid toegesproken.- Het vlooijentheater en de zeemeermin gezien.- Bakels daarna druk aan het werk: zijn teekening van ‘t achterhuis.
De Heer van Aken van den Hoorn hier theegedronken met drukke verhalen.
Fokel vertrok met de kinderen te 10 ure met de wagen van Sijbrand C.Keyser. Bakels te voet. Habbema en zuster bleven wachten op de wagen van Reuvers, die hen af zou halen, doch die eerst na 2 uur in den morgen aankwam, na herhaald onderzoek van Habbema of men hem ook vergat.
Wij na 12 uur nog eens den tuin doorwandeld, op den schommel, enz. Eerst te half 3 konden wij ons ter ruste begeven, echter na een genoegelijken dag.

10 July 1879. Ensing gaat met Bakels en Stoffel op reis naar ‘t buitenland, Salzbergen.

13 July 1879. Aan de Waal Fokel nog even gesproken. De meid Neeltje Plaatsman was vanmorgen met ons meegereden. Onze meid was naar hare familie.
Naar Oosterend met Katrina en Ko. Aldaar mijn laatste predikbeurt vervuld.
Simon Vlaming zeide, dat een Dominee die nog zoo kon preeken nog niet behoefde af te treden.

20 July 1879. Afscheid gepreekt aan den Hoorn.

21 July 1879. Brief gekregen waarbij mij 400 gulden Rijkspensioen wordt toegestaan.

26 July 1879. Brief van Samuel aan Dolfina: Vader krijgt van ‘t Doopsgezind Emeritaatsfonds 971 gulden, en van ‘t Rijk 400, samen dus een zeer behoorlijk pensioen. Katrina deelde mij mede dat de relatie tusschen haar en Habbema nooit uit is geweest sedert 22 Augustus van ‘t vorig jaar, toen wij zoals je weet, bij Boonacker feest vierden. Vader is echter nog niet officieel in kennis gesteld met wat er op til is. Alle dagen verwacht ik dan ook een echt theatrale knieval van Habbema en Katrina voor Vader, waarbij zij zijn zegen afsmeken. Habbema heeft geen geld, en ‘t trouwen wacht op een betere plaats voor hem.

27 July 1879. Zondag. Van alle kanten komen de menschen naar de kerk stroomen. Bakels en Boonacker hier, Fokel ook. Ik predikte mijn afscheid met goed suces in zooverre, dat mijne aandoeningen mij niet te zeer belemmerden, van half 10 tot 12. Overvolle kerk. Velen konden geen zitplaatsen krijgen. Ook de beide zoons van Samuel Vlessing.
Na ‘t nagezang stond Bakels op en sprak met veel aandoening eenige treffende woorden, getuigende van groote waardeering en stelde voor, dat allen staande zouden zingen: Psalm 121.4. Een treffend gezicht op die groote vergadering (beneden 400, boven ongeveer 150).
Ik dankte voor die bewijzen van belangstelling, uitgaande niet enkel van Doopsgezinden, maar ook van Hervormden.
Te huis gekomen zag ik tot mijn groote verrassing een prachtig meubelstuk voor de schoorsteen geplaatst: een schrijfbureau. Weldra kwamen eenige broeders, Cornelis P.Keyser hield een gelukwenschende toespraak. Gusta Habbema en haar broeder gebruikten met ons het middagmaal. Veel bezoek. Wij bij ‘t schoone weder des avonds veel in de tuin gewandeld, heerlijke dag. Ik niet buitengewoon vermoeid.
AFSCHEIDSCADEAU
20 July 1879. 120 gulden uitgetrokken door de Kerkeraad, weer ingetrokken. Jan Jacobsz Roeper had de zaak tegengewerkt (later wel meegedaan voor 2 gulden).
Cornelis Sijbrandsz Keyser (aangemoedigd door Loman) had er zondags vóór ‘t afscheid een particuliere zaak van gemaakt. Zij waren daarin uitmuntend geslaagd, in een paar dagen 147,50 gulden verzameld.
(Gerrit Dirksz Bakker, gevraagd zijnde, had geweigerd mede te doen. Daartegenover had Pieter Reijers Keyser, niet gevraagd, 3 gulden gegeven).
27 July 1879. Woensdags had Cornelis Keyser, naar Amsterdam gaande, ‘t stuk besteld dat gisteravond [zaterdag] nog bijtijds met de beurtman was aangekomen en onder kerktijd door de knegts van Cornelis Keyser hier geplaatst. Een prachtig meubelstuk, een schrijfbureau, waar op een zilveren plaatje de herkomst en bestemming aanwees.

30 July 1879. Afscheidnemen bij Samuel Vlessing. Zijn zoons waren zondag bij mij ter kerke geweest en bijzonder voldaan. Gesprek o.a. over het houden van Vastendagen. Gister was het de Gedenkdag van de verwoesting van Jeruzalem. Hij vastte dan getrouw, maar zijn zoons vonden dat geheel onnodig. Ik ook. Wij scheidden als goede naburen.

1 Augustus 1879. Samuel en Ko hebben nu al 30 kisten vol. Ik bij Gelderman en vrouw. Het viel mij niet zwaar van dezen te scheidden, ofschoon ik ‘t beklaagde dat wij zoo weinig aan elkander gehad hadden.

3 Augustus 1879. Katrina met Ko naar de Waal. Bevestiging van Dominee Mazure door Habbema.
Cornelis P.Keyser brengt mij de lijst van contribuanten voor ‘t schrijbureau (147,50).

5 Augustus 1879. Laatste verhuisdag. Om half 2 vertrok de laatste wagen. Wij bij C.Keyser met Bakels, Fokel, Habbema, Samuel, Ko, Katrina, Catharina en ik. Daar koffij gedronken.
Ik bezocht ten laatste nog eens het kerkhof Nr. 15 en stond daar in diepe en ernstige gepeinsen. De vrouw van Klaas Geus kwam bij mij en sprak mede op meewarige toon.
Bij ‘t passeren van mijn ledige pastorie den Heer De Holl nog gesproken. Toen wij nog bij den Heer C.Keyser een glas wijn dronken, sprak deze daarbij woorden van dankzegging en zegenwensch, die alleszins van zijn hartelijkheid getuigden. Ik zelf liet ‘t ook aan woorden van waardeering en dankbaarheid niet ontbreken. Het waren regt gevoelvolle oogenblikken. Aan de 5 kinderen gaf ik een door hen uit de verzamling gekozen boekje tot aandenken.
Albert Keyser, vrouw en dochters en Sijbrand Keyser bragten ons tegen half 4 des namiddags naar de haven. Naar alle kanten zond ik mijn blikken tot afscheid henen.
Bij Duinker aan boord. Men reed de haven rond om ons zoo lang mogelijk nog te zien en te groeten. Ik moest mij weldra naar beneden begeven omdat ik mij duizelig gevoelde.

29 October 1879. Brief van Dirk P.Bakker over zijn aanstaand huwelijk.
Postwissel klaargemaakt voor Vrendenberg, ten behoeve van zijn ongelukkige kinderen Jan en Grietje (25 gulden).

20 December 1879. Vrendenberg half verlamd door beroerte.

15 January 1880. Brief jufvrouw Vrendenberg, Dominee Vrendenberg krankzinnig.

3 mei 1880. Katrina schrijft beslissende brief naar de Cocksdorp [zij breekt de relatie met Habbema af].

19 Augustus 1880. Brief aan Huidekoper met 300 gulden [Dominee Huidekoper heeft indertijd geld geleend aan Huizinga voor de studie van diens zoons. Hier aan wordt nog steeds afbetaald. Huizinga zelf ontvangt geld van zijn zoons].

11 mei 1881. Katrina heeft vacantie. Zij gaat met Huizinga en Jantje van der Werf op reis naar Texel.
Zware zee, Jantje meest den ganschen nacht buiten doorgebragt.

14 mei aangekomen, om 5 uur des morgens aan wal, te 8 ure aan de Burg: wij werden met de meest gulle blijdschap ontvangen. Bij Bakels: ik herkende nauwelijks mijne vroegere woning. Veel aanloop.

24 mei 1881. Huizinga bij Cornelisje List (Akkes Kil), zeer blijde, de andere leeraar zag zij omtrent niet, over haar toestand en dien harer kinderen, over haar geloof en hoop, enz. Nog veel meer menschen bezogt aan de Waal die allen de groeten aan de familie Koekebakker meegaven, zeer bijzonder Akkes Kil, Trijntje Vos en Trijntje Dekker.

6 July 1881. Brief jufvrouw Vrendenberg, Dominee Vrendenberg diep treurig.

25 July 1881. Vrendenberg overleden.

19 mei 1882. Jan Vrendenberg in Meerenberg overleden.

22 Juny 1882. Amsterdam. Om 12 uur mevrouw Vrendenberg, Rozengracht 12, opgezocht. Aldaar haar schoonbroeder Hendrik en zuster Geertje, ook Betje. Adriana had haar benoeming aan de school in Twisk ontvangen, 1000 gulden en vrij woning. Zij woonden hier zeer goed voor 500 gulden, benedenhuis met behoorlijke ruimte.

24 July 1882. Troll hier bezoek gebragt, klaagt over de altijd voortdurende kibbelarijen op Texel. Ensing staat aan ‘t hoofd van een club, Dominee Boon behoorde daar vroeger ook toe, die het materialisme ten toon wil heffen, tegenover Bakels c.s. Troll meende dat men Ensing niet ongaarne zou zien heengaan, als maar in de behoefte aan geneeskundige hulp genoegzaam kon worden voorzien.

12 December 1882. Brief van mevrouw Bakels. Ensing stelt zich scherp tegenover Bakels. Er is veel op Texel, wat niet verblijden kan.

29 Maart 1884. Hedenmorgen briefkaart van Cornelis P.Keyser (uit Leeuwarden) dat hij hedenmiddag bij ons hoopte te zijn. Ik haalde hem van de trein. Samuel had hem gisteren den ganschen dag geholpen met ‘t zoeken van een kosthuis voor Pieter. Gesprekken over Texel:
Het was wel ‘t grootste deel der gemeente tot spijt, dat Van der Ploeg het beroep naar Drachten had aangenomen. De predikwijze van Bakels wilde hem nog altijd niet bevallen, liet hem koud. De doopbediening nogtans had hem wel voldaan.

6 mei 1884. Zondag. Met Katrina gesproken over het treurig gemis van Godsdienstig geloof wat ik overal met diepen smart meen te bespeuren, zoodat ik niemand ken, van wien ik in mijn uiterste een bemoedigend woord zou meenen te mogen verwachten.



[Al lezende vroeg ik me af of de Texelaars echt zulk uitzonderlijk lastig publiek voor hun Dominees waren. De meeste leraren die op Texel beroepen werden bedankten voor de eer, en als ze het beroep aannemen zijn ze, vooral in de Waal, zo snel mogelijk weer vertrokken]. De candidaat Cannegieter van ‘t Zandt meldt dat hij geen plan had zich voor de predikantsplaats aan den Hoorn aan te bieden (het is ook erg afgelegen)].


Terug naar de vorige bladzij