Klaertie Cnelis.


WIE WAS KLAERTIE CNELIS?

In het tweede jaar van de opgraving op het terrein van de Oude Bleekerij waren wij op een mooie zomerdag bezig om de ‘grote kuil’ tot op de bodem leeg te graven, op zoek naar de ‘ontbrekende stukjes’. De pomp had de hele dag gedraaid om al het water er uit te halen. De kuil lag tot op de bodem bloot, heel groot en diep, 3 bij 16 bij 1 meter. Er moest snel gewerkt worden om het opkomend grondwater voor te blijven, en wat op die dag niet geborgen werd, zou voorgoed onontdekt blijven. De volgende dag zou, zo was eerder gebleken met diepe kuilen, de hele kuil weer tot de rand vol water staan.
Het werd al donker, het was al tegen tienen. Maarten stond in de kuil, stak nog eens voor de zekerheid met de schep rondom, de kuil leek leeg. Toen tikte hij toch nog iets aan, wat met moeite aan de kant werd geworpen: scherven van een grote pot, die werkelijk op de allerdiepste bodem had gelegen.
Pas de volgende dag, bij het afwassen van de scherven, bleek dat er woorden op stonden:
KLAERTIE CNELIS MET HAER LIEF 1724


Klaertie

Huwelijksgeschenk
Het was in de zeventiende eeuw gebruik dat zo’n pot bij het huwelijk door de bruidegom aan de bruid werd gegeven. Hij had dan een lepel en roerde daarmee in haar roompot, dat was een belangrijk onderdeel van de trouwceremonie. In Noord Holland zijn meer van dit soort potten met vrouwen-namen gevonden.
Klaertie is een werkelijk bestaand persoon geweest. Maar wie was haar lief, de man met wie zij in 1724 trouwde?

De oude Bleekerij was sinds 1721 eigendom van Paulus Lammerse. Hij kocht toen “een stuk land met de Oude Bleekerij leggende in Gerritsland, staende op een slegt, en heeft jaerlijcks een erfpacht van 2 gulden aen de Poldermeesteren van de Westen” uit de nalatenschap van Jacob Wuijts.
Deze Paulus werd in 1725 door Crelis Gerrits van de Nieuwe Bleekerij benoemd tot erfgenaam van zijn bedrijf:
Cornelis Gertsz Bleker en Meijs Jans, wonende in de bleekerij op de Mient
testateur siekelijk naar den lighame, sittende op een stoel bij het vier ende sij testatrice gaande en staande, beijde wel bij verstande ……
langstlevende, daarna de erfgenamen van de testateur in de eene helft en de erfgenamen van de testatrice in de andere wederhelfte ……
Onder volgende conditiën dat Poulus Lammersz Bleeker de bleekerij met sijn toebehoren en gereetschap, het huijs, de schuijre ende het coeijweijtjen aan de wegh op de Mient in Gerritsland groot 400 roeden sal vermogen naar hem te nemen, soo hij sulks begeert, vrij en suijver van alle ordinare en extraordinare lasten, dijk of hoefgelt, tot die tijd toe mits hij dan tot vergrooting van den boedel sal inbrengen de som van 1200 gulden om onder de gemene gesamentlijke erfgenamen sonder uijtsluijting van imant te werden verdeelt, welke erfgenamen mede gehouden sullen sijn voor alle deelinge uijt te reijken per legaat aan Maarten Dirksz een somma van tweehondert gulden eens, ende verder in min en vrindschap met den anderen te deelen soo voorsz. staat
Dat betekent dat er een speciale relatie was tussen Cornelis en Paulus, zoals die van schoonvader tot schoonzoon. In die tijd werden vrouwen niet vaak bij name genoemd, behalve soms na de mans naam ‘als in echt hebbende’.
Het kan niet anders zijn dan dat Paulus de man van Klaertie was, immers, haar vader heette Crelis, Cornelis of Crillis.
Meijs Jans, de vrouw van Crelis Gerrits, was niet de moeder van Klaertie, bleek uit deze akte.

Het huwelijksgeluk van Klaertie en Paulus heeft niet lang geduurd, want in 1730 waren ze allebei dood, en niet alleen zij.

FAMILIE
In 1730 werden er door Crelis Gerrits en Meijs Jans, de eigenaren van de Nieuwe Bleekerij achter elkaar enkele testamenten opgemaakt waarin bepaald werd wie de erfgenaam van wie was:
17-6-1730 Testament van Meijs Jans, weduwe Crillis Gerritsz Bleeker, wonend aan de Mient in de bleekerij. Meijs overleefde haar man slechts enkele weken.
Haar erfgenamen zijn haar zuster Trijn Jans en haar broederszoon Maarten Dirksz Bleeker.

Crillis zijn erfgenamen waren:
Teunis Jacobsz Bleekert
Symon Jacobsz Bleekert
de voogden van de kinderen van Cornelis Lammerts Dekker, getrouwd met Cornelisje Cornelis
de voogden van de kinderen van Paulus Lammerse, echtgenoot van Klaertje Cornelis

Waarschijnlijk waren de eerste twee mannen familie van de onbekende overleden eerste vrouw van Crillis Gerritsz. De namen Teunis, Jacob en Symon komen ook voor bij de familie van Jacob Wuijts, maar hoe het precies zit met de familierelaties zal wel niet meer achterhaald kunnen worden. Deze mensen waren doopsgezind, wat onder andere inhield dat ze pas bij hun belijdenis en intree in de doopsgezinde gemeente werden geregistreerd. Dat is voor geschiedvorsers bijzonder onhandig.
De twee andere mannen lijken schoonzoons. Van alle direct betrokkenen waren in 1730 alleen nog ‘de kinderen’ in leven. Van die kinderen wordt echter verder niets meer vernomen, ze zijn waarschijnlijk niet volwassen geworden. De voogden van deze kinderen waren o.a. Dirk Keijser en Augustijn Dijksen, stamvaders van bekende doopsgezinde families.
We weten niet of Klaertie ver voor 1730 is gestorven, bijvoorbeeld in het kraambed, of gelijk met de anderen in een soort epidemie.


Klaertie

Wie zou de pot hebben weggegooid?
De pot lag onderin de sloot, op de bodem. Dat betekent dat die er als eerste is ingegooid. Al het andere afval lag er over heen.
Het zou kunnen dat de inboedel deels is blijven staan na de verkoop en dat de koper van het huis deze pot niet wilde niet gebruiken. Het was niet zo maar een gebruiksvoorwerp, maar iets heel persoonlijks. Het kan ook zijn dat Paulus de pot in de sloot heeft gegooid toen zijn vrouw gestorven was. Dat blijft gissen.

Cornelis Lammerse Dekker is overleden voor 1730. Hij was in 1707 (pro deo) getrouwd met Cornelisje Cornelis (29-12-1707). Ze lieten 7 kinderen dopen in de Waal: Marijtje, Cornelis, Vrouwtje, Grietje, Lammert, Grietje en Maarten. In 1711 is Cornelis Dekker uitgeschreven als lidmaat van de Gereformeerde Kerk van de Waal.
Deze gegevens staan in de familie Vlaming-stamboom in het boek ‘Texelse Geslachten’ van Dijt, een naam die aansluit bij het verhaal dat veel bleekers afkomstig waren uit de Zuidelijke Nederlanden. Er was geen andere Cornelis Lammertsz Dekker in die tijd.

De meeste gegevens komen van Miriam Klaassen

Home