Bakels zijn schetsboek (3) / Kelder-1
Previous Home Next

Kelder

De kelder onder de Weezenschuur.

Tekeningen in het schetsboek van Pieter Simon Bakels gedateerd 17 Mei 1886

Deze kelder, kerker of donjon is meermalen beschreven, maar er werd niet eerder een plaatje van gevonden.
Van de Weezenschuur is nooit een foto gemaakt. Kort na het maken van de tekening is de schuur vervangen door twee huizen op hetzelfde perceel. Misschien is de tekening gemaakt is omdat er verandering op komst was. Dominee Bakels (of zijn zoon Reinier, want ze tekenden in elkaars schetsboeken, maar in dit geval het meest waarschijnlijk Dominee zelf) bewaarde op deze manier iets dat belangwekkend genoeg was om niet te vergeten.
In het nieuwgebouwde huis naast het Weeshuis was ‘voor de Oorlog’ het klompenwinkeltje van Ouwe Dijksen. Tussen het Weeshuis en dat winkeltje was de Weeshuispoort met erboven de ‘Texelse Weeskinderen’, en een roodstenen muur. De kelder zou ongeveer onder de binnenplaats erachter gelegen hebben.
Bij de bouw van het Postkantoor is de kelder nog gezien door Sjaak Schraag: “grote rooie stenen”. Of die toen is gevuld met puin, of dat men tot slopen is overgegaan, is niet bekend. Het is heel goed mogelijk dat de kelder nog aanwezig is. Tegenwoordig staat de hal van het Postkantoor boven op deze plek.

Het Agnietenklooster (Karel van Empel in het blad van H.V.Texel nr. 24):
Het is niet bekend wanneer dit klooster is ontstaan, w.s na 1425. De nonnen leefden volgens de derde regel van Sint Franciscus, waren tamelijk vrij in hun opvattingen en hielden zich bezig met armenhulp en ziekenzorg.
In 1569 waren er slechts 9 in aantal, terwijl in 15 jaar niemand had verzocht om in ’t klooster te worden opgenomen. De godsdienstige woelingen na de Beeldenstorm in 1566 deden de kloosterdeur voorgoed dicht. De overgebleven nonnen waren in augustus 1569 overgeplaatst naar het Sinte Barbara-klooster in Leiden.
In maart 1571 kwamen de Watergeuzen op Texel aan land. Zij verwoestten verschillende gebouwen, waaronder de kloosterkapel en het Schoutshuis. De schout betrok toen het verlaten klooster.
Burgemeesters en Schepenen wilden het gebouw bestemmen als Weeshuis. Twee Burgemeesters trokken naar Den Briel om dit aan de Prins van Oranje te verzoeken. Zij verkregen de toestemming op 15 september 1573. Tot het Schoutshuis aan de Vismarkt gereed was moesten de wezen in het “Coehuys” verblijven. Daarna werd het hele gebouw als Weeshuis in gebruik genomen. Het is zo gebleven tot de brand in 1940.

Pieter van Cuyck over het Weeshuis (1789): Het gebouw hetwelke thans een Weeshuis is, was voor deezen een Nonnenklooster, toegeweid aan de heilige Agnes; van dat Kloostergebouw is weinig meer te zien; door eene groote deur, welke de ingang van het Klooster schijnt geweest te zijn, koomen wy op eenen open plaats; en door een gaanderijtje aan de linkerhand in een huis, hetwelke voorheen een gedeelte van het Klooster heeft uitgemaakt, maar, zooals aan de wyze van bouwen gezien kan worden, verbetert in de zeventiende eeuw; daar binnen is echter nog de oude refter of eetzaal, met oude verglaasde roode en geele tegeltjes bevloert; in het midden is eene plaats welke altyd vogtig is, hoe droog het weder ook moge zijn; over dit gebouw gaan groote zolders, en nabij hetzelve staat een oud stuk muurs, welke een overblyfsel is van het oude Kapelletje; achter het gebouw is noch eene groote schuur, en onder dezelve eenen ruime wél gemetselde kelder.
Dit Weeshuis heeft eene groote tuin, die met een muur omringt is, en tegen de groene plaats stuit.

In 1828 stond op de plattegrond van Den Burg op nr.17 “eigenaar D. Kalf, schuur landbouw, schoenmaker”. Nr.18 is het Weeshuis.

Deze kelder werd door F. Allan in zijn boek over het eiland Texel zo beschreven: “Naar men wil, zou dit gebouw omstreeks het jaar 1203, gedurende eenigen tijd tot gevangenis hebben gestrekt aan de rampspoedige Gravin Ada.
In eenen aan het Weeshuis belendende, en door de Regenten van dit gesticht in 1830 in 1830 aan eenen particulier verkochten schuur, geleid men den vreemdeling in het Zuidelijk gedeelte daarvan, langs eene, deels vervallen, steenen wenteltrap van zeven treden, door eene zware eikendeur, in een onderaarsch gewelf, dat bij een lengte van 4.86 ellen, eene hoogte van 2.15 ellen en eene breedte van 4.19 ellen heeft. Dit ongevloerd en van roode moppen stevig gebouwde gewelf, zou de eigenlijke gevangenis van Ada geweest zijn. Meer waarschijnlijk echter is het, dat dit gewelf voormaals tot eene kloostergevangenis heeft gestrekt; althans, eenige in den muur bevestigde, zware ijzeren krammen, pleiten voor deze onderstelling”.

Dominee Jakob Huizinga is ook in de kelder geweest. Hij schreef op 12 april 1875: Ook de kelder in den Weezenschuur bezien. Eene vrij groote gemetselde ruimte met veele steenen trappen, daarin een getraliede deur en een paal met ijzeren beslag.

Het Weeshuis is in de winter van 1945/46 gesloopt door aannemer Henk Veenema. Er was hem speciaal gevraagd te letten op de kelders en onderaardse gangen, die hier aanwezig zouden moeten zijn. Hij vond wel een kelder aan de westkant van het Weeshuis, maar nergens een gang. Van de stenen is een muur gebouw om het park.
Later, rond 1953/54, is het Postkantoor gebouwd. Op de plaats van het Weeshuis is tegenwoordig de Parkstraat.
Veenema herkende desgevraagd de kelder op de tekeningen als die onder het Schoutshuis, waar hij, in de tijd van Joop Vroom, regelmatig in was geweest. Die kelder is gewit en verbouwd, maar lijkt er wel op, met dezelfde grote stenen in de muur. De kelder onder het Schoutshuis is echter veel groter en heeft 3 gewelven.

Kelder


Wanneer zijn de kelders gebouwd?
Het verhaal van Henk Veenema werpt een geheel ander licht op de zaak. Het betekent dat er twee soortgelijke kelders waren.
Het was al vreemd, een ‘Coehuys’ met een boevenkelder.
Zou die niet in de schuur gebouwd kunnen zijn in de tijd dat de Schout hier woonde, nadat het oude Schoutshuis was verwoest door de Watergeuzen? De schout heeft van 1571 in het Klooster gewoond, tot het Schoutshuis aan de Vismarkt gereed was. Zo iemand kon zijn werk niet doen zonder een stevige kerker om boeven in op te sluiten. Een kelder in de stal maken was bouwtechnisch geen enkel probleem.
Het nare beeld van arme nonnetjes, weggelopen, gevangen en opgesloten in de kelder, kunnen we dan gelukkig vergeten.

Met dank aan: Henk Veenema, Jook Nauta, Henny Voigt, Theo Timmer, Sjaak Schraag.