Schipbreuk van het koopvaardijschip ‘Betsy & Carolina’ 1825


Schipbreuk van het koopvaardijschip ‘Betsy & Carolina’ 1825

Dappere redding van schepelingen, beloning voor de redders en uitreiking van die beloning

De burgemeester van Texel, CGW Reinbach, zag kans om voor de dappere zeelieden die reddend optraden bij het vergaan van het schip ‘Betsy en Carolina’ een beloning in de wacht te slepen. Hij schreef een brief aan het Bestuur. Dat gaf een premie van 150 gulden, te verdelen over 17 personen.

De heren van het College zouden graag een plechtige uitreiking organiseren voor het getoonde ‘menschlievend gedrag en edele Zelfs opoffering’, maar dat bleek niet zo makkelijk te gaan. In voorjaar en zomer waren de meeste zeelieden buitengaats, en voor zo’n prijs kwamen ze niet thuis. Uiteindelijk werd het geld op 30 mei 1826 aan de zoon van schipper Duynker overhandigd. De schipper zelf kwam niet, hij was ‘ziek’.

‘Zeemanscolleges werden ooit als belangenverenigingen opgericht met het doel voorzieningen te treffen voor zeelieden en om hun leden met raad en daad bij te staan. Bij gebrek aan enige zekerheid voor henzelf of de nabestaanden, sloten groepen zeevarenden zich aaneen, waarbij vooral sociale zekerheid voorop stond. Als een man en kostwinner op zee omkwam bleven vrouw en kinderen vaak onverzorgd achter en waren overgeleverd aan familie, diaconie of armenzorg. Een College ondersteunde dan de nabestaanden’, zegt men op internet.

Het Koninklijk College Zeemanshoop te Amsterdam was opgericht in 1822.

Brief van burgemeester Reinbach

N 5 9-1-1826 Aan de Heeren Commissarissen van het Collegie Zeemanshoop

Dat van het schip ‘Betsy en Carolina’ de equipage is gered geworden, 14 man, 7 door Fulps J. Krijnen (loodsschuit) en 7 door loodsschipper C.J. Duinker, met de manschappen tot derzelver schuiten behoorende .

Dat werkte, al een maand later kwam bericht:

Amsterdam 7 February 1826

Extract uit de notulen der gewone vergadering van het Bestuur van het Zeemans Kollegie Zeemans Hoop, gevestigd te Amsterdam gehouden op donderdag den 26e January onder voorzitting van den Heer L: Hamerster Amshoff locopresident

De voorzitter enz:

En wordt hierop naar aanleiding van art 101 & 102 van het Reglement voor het Weldadig Zeemans fonds met eenparigheid van stemmen genomen het volgende Besluit:

1: aan ieder der beide Rinkelaars, of Loodsschuiten, de ‘Commercie’ gevoerd bij schipper Cornelis Jansz Duynker en ‘Koopmans welvaren’, gevoerd bij schipper Fulps Jansz Krijnen, wordt eene premie van 150 Guldens uit de Kas van het Weldadig Zeemans Fonds toegevoegd om onder den Schipper en de manschappen, welke bij het redden van de 14 Scheepelingen der Equipage van het op den 16e December 1825 op de Noorder Haaks verbrijzeld schip de Betsy & Carolina, waaronder deelnemers in het Weldadig Zeemans Fonds, en gezegde Loods schuiten zijn aanwezig geweest, en bij dat redden zooveele blijken van moed en zelfs opoffering aan den dag gelegd hebben.

Welker namen zijn als volgt:

Van de Commercie: Cornelis Jansz Duynker, Schipper

Jan Dalmeyer, Jacob Kuyper, Jacob Kok, Dirk C. Daalder, Loodsen

Willem Griek, Daniel Klaasen, Jan C: Duynker, Jongen, geen geadmitteerde Loodsen

Van de Koopmanswelvaren: Fulps Jansz Krijnen, Schipper

Reyer J. Duijnker, Cornelis Vos, Pieter J. Kunst, Jan Trap, Folkert Kunst, Wilm E: Slyboom, Jellen Freynen, Loodsen

Klaas F: Krynen, Loodsmansleerling

Verslag van de gebeurtenissen

Misschien was ook bij de Maatschappij tot Nut van het Algemeen een beloning los te krijgen, dacht de burgemeester.

Hendrik Altmann, onderwijzer te den Burg, maakte in zijn functie als secretaris van de Texelse afdeling, een gedetailleerd verslag van hetgeen was voorgevallen op 16 december 1825. Over een uitgekeerde premie van het Nut staat niets in de boeken.

Toen in onzen jongstleden Vergadering van 27 Januarij door een der leden aan het Departement werd voorgesteld of het niet doelmatig en overeenkomstig de instelling der Maatschappij zoude zijn, om aan het Hoofd-Bestuur van genoemde Maatschappij verslag te doen, van de aangewende en ook gedeeltelijk gelukte pogingen tot redding der Equipage van het op den 16e December J.l. op de N. Haaks verongelukte O. Indische koopvaardij-schip de Carolina en Betsij, gevoerd door kaptein Schöder.-

Vondt zulks algemene bijval onder de Leden des Departements, en werd door het Bestuur van het Departement door de Leden verkozen om voorloopige informatie intewinnen van het voorgevallene op dien dag.- Het Bestuur heeft aan deze taak zoo veel in hun vermogen was, met de meeste yver en naauwkeurigheid voldaan en de verklaringen der Schippers en de aan boord zijnde Lootsen, benevens dat van eenige der geredden gehoord.-

De Equipage van Twee Rinkelaars genaamd: Koopmans welvaren en Commercie; de eerste gevoerd door Fulps Jansz Krynen, hebbende aan boord 6 Lootsen en een Lootsmansleerling en de tweede gevoerd door Cornelis Jansz: Duinker hebbende aan boord vier geadmeteerde Lootsen, 2 niet geadmeterde en 1 Loodsmans leerling hebben zich (blijkens hunne verklaring en die van sommige der geredden) op dien dag zeer verdienstelijk gemaakt om het leven der Equipage van genoemd schip te redden: waarin zij, zoo als wij weten ook gedeeltelijk geslaagd zijn.-

Fulps Jansz: Krijnen en de zijnen verklaarden ons, dat zij des morgens met het aanbreken van den dag van achter de Hors naar buiten waren gezeild om te zien of er ook schepen waren welke een Loots begeerden; dat zij al spoedig opmerkzaam werden gemaakt door eenige visschuiten en 3 Rinkelaars welke hun achterna zeilden en veronderstelden dat men van de hoogte der duinen iets gezien moest hebben, werden zij ook werkelijk, steeds tegen wind en sterke stroom opwerkende, des morgens 9 uren en schip ontwaar, dat op de Noorderhaaks met de voorsteven om de N.W., en de zeilen tegen door eene verschrikkelijke branding geteisterd werd. Hetzelve steeds naderende, toonde hun drijvende watervaten, stukken hout, coffyboonen &a- dat het alreeds met het schip slecht gesteld was.-

Zij verdubbelden daarop hunne poogingen om nader te komen ten einde de schepelingen voor eene anders gewissen dood te behoeden.- Door hevig brandingen welke over de schuit en tot ver in de zeilen opsloeg heenworstelende, kwamen zij ook zo na aan het schip, dat zij het angstgeschrei der ongelukkigen die met uitgestrekte armen om hulp smeekten, konden hooren.-

Losgerukte balken, planken en afgescheurd tuigage bedreigde intusschen gedurig de schuit en maakte het onmooglijk aan het wrak vast te komen; de visschuiten welke van tijd tot tijd genaderd waren konden het in de hevige branding niet houden en trokken de een na de ander af. Daar de Rinkelaar de Commercie welke ook genaderd was; de branding wederom moest verlaten doordien hij een ongeluk aan zijn Bazaanstuig kreeg.-

Bijna elf uren zoo na mooglijk aan het schip gekomen zijnde, werd er besloten het anker uittewerpen en met de boot eene pooging te doen om de menschen te redden; doch zulks mislukte geheel, dewijl met eene hevige storting de kabel brak en men dus genoodzaakt was weder zeil te maken. Nu wendde men alle poogingen aan om toch bij het schip te blijven; het welk door de drijvende stukken hout etc. echter zeer gevaarlijk was en om 12 uren werden er van 2 menschen welke op een stuk hout zaten met moeite 1 gered. Weinig tijd daarna werd er weder 1 man gered, en hier op zag men 4 menschen op eene zware balk zich vastklemmende naderen, met de schuit bijschietende gelukte het 3 hunner te redden: terwijl de balk zoo geweldig tegen de schuit werd aangeslagen dat de vierde bezweek en gewond onder de schuit doorging: Naderhand redde men op dezelfde wijze nog 2 menschen en dus in het geheel 7, welke men ook, na hen zoo goed mooglijk verkwikt en verwarmd te hebben, behouden in het N. Diep heeft gebragt.-

Cornelis Jansz Duinker en de zijnen verklaarden ons; dat toen het gerucht zich aan den Hoorn verspreidde dat er een schip op de N. Haaks in nood zat, hij zich met zijne Equipage dadelijk naar boord van zijne schuit begeven had en zee had gekozen; dat met hem tegelijk 2 Rinkelaars en verscheidene visschuiten uitgegaan waren, doch dewijl men door tegenwind in laveren moest, bevonden gezegde schuiten zich gedurig in een drom bij elkander, waardoor de twee Rinkelaars elkaar overzeilden, zoodat de eene gezonken was en de andere ontramponeerd naar zijne ankerplaats moest terugkeeren.-

In de nabijheid van het schip gekomen: moesten de visschuiten ter oorzake van de hevige branding terugkeren: doch zij in de branding opgemerkt en bezag- op het meer en meer overhellende schip duidelijk de menschen op het zelve tegen de overstortende brandings worstelen.- Stukken hout, vaten, tuigaasche omringden steeds de schuit en maakten het naderen hoogst gevaarlijk, en spoedig was men door eene ramp aan het Bazaanstuig genoodzaakt uit de branding te gaan, terwijl het intusschen aan schipper Fulps Krijnen gelukte 7 menschen van wrakken te redden.-

Het Bazaanstuig hersteld zijnde ging men weder met moed door de branding op het schip aan: de schuit stootte van tijd tot tijd met het afloopen der branding geweldig tegen de grond, zoodat men vreesde het roer te zullen verliezen: doch desniet tegenstaande kwam men het schip zoo na mooglijk en wierp men het anker uit dat gelukkig hield.

Nu zette men met gevaar de jol uit en tot geluk van hen die zich in dezelve begaven en van de nog levende schepelingen kon men met dezelve naderen: dewijl de Woede der branding door de onder de lij van ’t wrak leggende tuigaasje, min of meer gebroken werd en men had het geluk in 2 togten 7 menschen te redden zijnde de eenigen welke zich nog in leven bevonden, en die ook in goeden toestand op Texel aan den wal werden gebragt na hen aan boord zoo goed mooglijk gepleegd te hebben.

Drie der geredden: te weten C. Hofsté, Alb: Hofsté en W. Hagen verklaarden ons ook dat zij met de grootste moeite en zelfopoffering waren gered, de twee eersten door Krijnen en de andere door Duinker. Zij waren doordrongen van erkentelijkheid voor de hun betoonde hulp en Liefde waarmede zij vervolgens gepleegd werden. Verklarende de eerste, dat hij reeds in de kooi leggende nog vreesde zijn leven te zullen verliezen doordien de schuit van tijd tot tijd geweldig stoottede.-

Zie dan mijne Heeren aan den ons opgelegde taak zoo veel ons doenlijk was voldaan.- en veronderstellende ook hiermede aan Uwe verwachting voldaan te hebben, teekenen wij ons als Leden der Commissie het Bestuur voornoemd en in derzelver naam.

Hendrik Antonius Altmann (1791-1863) uit West Zaandam was sinds 1815 onderwijzer en schoolhoofd op Texel. Hij trouwde daar met Geertje Sijbrands Koning (1796-1838), 12 kinderen. Na 1826 vertrokken zij naar Rotterdam.

De feestelijke uitreiking

Nu werden plannen gemaakt voor een plechtige samenkomst met als het even kon alle bemanningleden.

Amsterdam 24 February 1826

Den WelEdelen Gestrengen Heer J:J: Reinbach Burgemeester op Texel

Het Bestuur van het Kollegie Zeemans Hoop heeft my belast om inleggende besluit ter uwer Kennisse te brengen, met dankbetuiging voor de Zoo naauw Keurige narichten, welke UWEG ons wel heeft gelieven toetezenden, aangenaam zou het ons zyn indien UWEG met den Heer Burgemeester der Gemeente aan den Helder, de verdeeling op zoodanige wyze als UWEGn het best zullen oordeelen, aan de belanghebbenden wilden doen.

Zullende wy alsdan, door de toezending of overmaking der penningen UWEGn hiertoe in de gelegenheid stellen.

Wy hebben de Eer hiernevens de betuiging onzer byzondere hoogachting te voegen.

Namens het Bestuur voorn.

W:J.C: van Hasselt sekret:

Amsterdam den 27 february 1826

Den WelEdelen Gestrengen Heer J:J: Reinbach Burgemeester op Texel

Het Bestuur van het Zeemans Kollegie Zeemans Hoop alhier; alvorens deszelfs besluit ten opzichten der Loodsschuiten of Rinkelaars Koopmans-welvaren & de Commercie door de Couranten bekend te maken, wenschte gaarne, te zyn onderrigt, of UWEdelGestrenge en de Heer BM van den Helder, genegen zouden zyn, de uitdeeling der premien, aan de manschappen te doen.

Aan my heeft hetzelve de taak opgedragen om UWEdelGestrenge ten vriendelykste te verzoeken, hieromtrent aan ons uwe meening bekend te doen worden, terwyl het aan voorn: Bestuur, ten hoogste aangenaam zal zijn, indien UWEdelGestrenge zich met deze taak zouft willeen belasten.

Ontvang UWEdelGestrenge de verzekering onzer byzondere hoogachting.

Namens het Bestuur voorn.

W:J.C: van Hasselt sekret:

Aan den WelEdelgestr Heer & Mr W:J.C: van Hasselt secretaris van het kollegie Zeemans hoop te Amsterdam (klad)

Texel den 9 Maart 1826

Ingevolge mijn vorige heb ik de Eer UWEdG te melden dat ik voor eenige dagen aan den Helder geweest zijnde, met den Heer Burgemester aldaar heb afgesproken dat wy aan UEdG zouden voorstellen, vermits het departement tot nut van het algemeen op Texel (waarvan ik zelve Lid ben) aan het Hoofdbestuur van gemelde manschappij te Amsterdam een ampel verslag heeft gedaan van de aangewende n ook gedeeltelyk gelukte pogingen tot redding der Equipagie van het op den 16 december l.l. op de Noorder Haaks verongelukte O-indische koopvaardij schip, de Carolina & Betsy door de Equipagie van de Loots schuyten Commercie & Koopmanswelvaren alhier, en welke edle Pogingen ik my flateer, dat geenzints volgens het doel en instelling der maatschappy, door het Hoofdbestuur onbeloond zullen blyven; of het dan niet doelmatiger zoude zyn, de uitreiking der door het Kollegie Zeemans hoop aan deese Lieden toegelegde premie zo lange uittestellen, eensdeels omdat het moeyelyk zall zyn, 2 maal agter elkanderen alle deese Lieden ’t huys te vinden; daar deselve niet allen daaglyks na Zee gaan maar ook dikwyls verscheydene dagen agter een in het Kanaal blyven kruysen-

Ten anderen dat deese dubbele uitreiking alsdan hier ook nog met meerderen luister konde geschieden, waartoe ik het myne gaarne will bydragen; want om Inwoonders uit deese gemeente, na eene andre te zenden, om aldaar eene gratificatie te ontfangen, zoude wellicht voor ondoelmatig gehouden kunnen worden, vermits eene gedeeltelyke aanbrenging der geborgene Manschappen aan den Helder noodwendig aan eene toevallige gunstige gelegenheid van wind en stroom als wel andre oorzaken worden toegeschreven.

Indien het Kollegie Zeemans hoop nu met dit voorstel genoegen neemt zall ik zo dra wy hier met het besluyt van het Hoofdbestuur der maatschappy te Amsterdam bekend zyn, de Eer hebben UWEdG daarvan te informeeren ten eynde de nodige orders tot de overmaking der Penningen te kunnen overgaan.

Met de meeste Hoogachting heb ik de Eer te zyn

De Burgemeester van Texel

Texel den 14 April 1826 (klad met veel doorhalingen)

Op het zelve ogenblik dat ik UEdAchtb: missive van den 11 deezer ontfing was ik voorneemens aan UEdA te schrijven een brief van gelyken als de Uwe over den Jnhoud die ik van het College Zeemans hoop heb ontfangen;

Bewust dat schipper Cornelis Jansz Duynker met zyn Lootsschuyt na het Canaal was om aldaar te huys komende oost en westindisch scheepen aftewagten en van Lootsen te voorzien, informeerde ik my daarop na zyn terug komst, die my gezegd werd zeer onzeker te zyn en nog well eenigen tyd zal aanloopen dog gesteld dezelve was kort op de Hoorn, dan komt hy dog alleen met een jonge t huys en heeft alle zyn Lootsen in onderscheiden schepen over gezet; dit kan nu hetzelfde gevall ook worden met Fulps Jansz Krynen, die ook voor en paar dagen nog te daaglyks met zyn volk na zee gaat zoo dat eene gelyktydige uitdeeling in dit Saisoen niet van orde is.

Ik kan derhalven daar het Collegie Zeemans hoop niet gaarne langer wagten will op het idé gekomen om UEdAcht: te proponeeren of het in dit gevall niet beter ware, de uitreiking aan jeder schipper afzonderlyk te doen; en well zodanig dat het aan schipper Fulps Jan Krynen welke de geborgene manschappen aan den Helder heeft aangebragt; en waaronder zij twee loodsen die aldaar ook woonagtig zyn aan den Helder doed, en ik aan schipper CJ Duynker alhier, op zodanige tyden, dat men eenige hoop heeft, de schipper met de meeste zyner manschappen aan de wall zyn, wordende van wegens het Hoofdbestuur der Maatschappy tot nut van t algemeen aan deese Lieden nog eene Beloning toegelegd en kan en moet de uitdeeling daarvan uitgesteld worden tot het najaar als men meer Zeekerheid heeft, dat beide schippers met hun volk aan de wall zyn,

Het zall my aangenaam zyn, UEdAcht gedagten hierop te mogen verneemen, en zall het my aangenaa, zyn daarvan spoedig te worden geinformeert ten eynde aan het Collegie zeemans hoop kan versoeken, aan jder afzonderlyk, de Penningen te willen ter hand stellen die zy daarvoor bestemd hebben .

Amsterdam 29 April 1826

Aan den Edel Achtbaren Heer Burgemeester van den Eylande Texel te Texel

Ingevolge UEdAchtbare’s missive aan den Heer Burgemeester van den Helder & Huisduinen van dn 14 e April jl door Zyn EdelAchtb. aan ons by deszelfs missive van den 20 e dezer medegedeelt, hebben wy de Eer UEdAchtbare hiernevens te zenden de som van 150 Guldens, met verzoek, om dezelve aan Schipper Cornelis Jansz Duinker en zyne manschappen, die met hem een gedeelte der Equipage van de Bethsij & Carolina hebben gered, ingevolge vroeger aan UEdAchtbare mede gedeelt besluit op de meest plegtige wyze te willen uitdeelen, een gelyk versoek, is door ons op heden aan den Burgemeester van den Helder, met betrekking tot Schipper Fulps Jansz Krynen gedaan.

Wy vleyen ons, dat UEdAchtbare door aan ons verzoek te voldoen, onze dankbaarheid aan UEdAchtbare voor de reeds in deze bewezen bereidwilligheid, wel zal gelieven te vergrooten, aangenaam zal het ons zyn, van den ontvangst dezer te worden bericht, als mede van de Eventueele uitdeeling te worden onderrigt.

Inmiddels herhalen wy onze betuiging van ware hoogachting

Het Bestuur van het Kollegie Zeemans Hoop te Amsterdam

Namens hetzelve

W:J: van Hasselt sekretaris & lid des bestuurs

Vergadering van de gemeenteraad gehouden den 30 Mei 1826

3 uur Present de Burgemeester en alle de Leden, dempto de Heeren Cornelis W. Smit en Jacob P. Dijksen

Eindelyk is door den Heer BM in tegenwoordigheid van den Raad afgifte gedaan van de Som van f 150- door het Collegie Zeemanshoop aan schipper Cornelis Jansz Duinker, en verdere manschappen van deszelfs Loodsschuit, toegelegd, ter belooning voor derzelver menschlievend gedrag en edele Zelfs opoffering by gelegenheid van het redden van Schipbreukelingen van het verongelukte schip Betsy en Carolina, zynde die Som alzoo door gemelden Heer Burgemeester met een toepasselyke aanspraak aan Jan Cornelisz Duinker by indispositie van deszelfs vader, den voornoemden Cornelis Jansz Duinker, uitgereikt en ter hand gesteld geworden.

Brief van Burgemeester GCW Reinbach

Texel den 31 Mey 1826

Toen ik de Eer had UWEd by myn laatst missive den ontfangst der gelden te melden was schipper Cornelis Jansz Duynker met zyn schuyt en volk weederom na het Canaal gezeild van waar hy niet voor gepasseerde donderdag den 25 dezer is terug gekomen.

Ik heb also niet voor gisteren, wanneer de gehele gemeente Raad vergadert was, en in wiens byzyn ik gaarne de uitreiking wilde doen aan hun de ontfangene gelden kunnen ter handen stellen; het geen dan ook op de meest vererendste wyse is geschied, en daarvan aanteekening in de notulen van de raad waarvan ik de Eer heb UWEd by deese kennis te geven;

Het heeft my egter leed gedaan dat schipper Duynker uit hoofde van ziekte daarby zelve niet tegenwoordig heeft kunnen zyn, maar door zyn zoon Jan Cornelisz Duynker, die ook by de berging van de schipbreukelingen present was, is gerepresenteert geworden.



In het verhaal van Cornelis Duynker staat: ‘waardoor de twee Rinkelaars elkaar overzeilden, zoodat de eene gezonken was en de andere ontramponeerd naar zijne ankerplaats moest terugkeeren’. Over die schade had men het verder niet.

Volk van de Commercie:

Schipper

Cornelis Jansz Duijnker (1773-1843), zeeman (1829, 1832); loodsman (1826, 1830); gepensioneerd loods (1843). Getrouwd met Willempje Pieters Bakker (177-1826), 4 kinderen.

Loodsen

Jan Dalmeijer (1807-1880) loods (1839); sjouwerman (1841); sloeperman (1864); zeeman (1866, 1868); werkman (1872). Getrouwd in 1839 met Dirkje Vette van Wieringen (1810-1840), kind Jan. Daarna in 1841 met Maartje Huiberts van Medemblik, 11 kinderen te Helder.

Jacob Kuijper (1772-1827) loodsman. Bij zijn overlijden was hij 55 jaar; hij is overleden om 01.00u; aangifte overlijden door: Gerrit Jonker, 31 jaar, loodsman en Jan Cornelisz Duinker, 24 jaar, zeeman; beide wonende in Den Hoorn. Ongehuwd.

Jacob Klaasz Kok (1791-1876) zeeman (1816, 1818-1820, 1822, 1832); loodsleerlimg (1816); loodsman (1817, 1838, 1841, 1843); loods (1843-1844, 1847-1848); loodsschipper (1873). Hij trouwde in 1816 met Engeltje Pieters Boon (1797-1832), 5 kinderen en in 1842 met Cornelisje Kuijper (1807-1866), 2 kinderen, allemaal geboren aan den Hoorn.

Dirk Cornelisz Daalder (1792-1851) boerenknecht (1823); zeeman (1823-1824, 1826, 1830); loods (1840, 1851). Getrouwd met Jantje Pieters Drijver (1798-1840), 2 kinderen aan den Hoorn. In 1840 hertrouwd met Cornelia Bispinck uit Velp (1809-1867), 4 kinderen aan den Helder. Zij was een zuster van timmerman Willem Bispinck die een tijdlang in den Hoorn woonde.

geen geadmitteerde Loodsen

Willem Cornelisz Griek (1798-1852) boerenknecht (1822, 1834); werkman (1822, 1831, 1844, 1849); landbouwer (1823, 1825-1826); zeeman (1827-1828, 1852); arbeider, schaapherder (1836, 1838, 1841). Getrouwd met Meijs Boon (1800-1870) van den Hoorn, 9 kinderen, de laatste 3 geboren te Eierland.

Daniel Hendriksz Klaassen (1781-1858) boerenknecht (1813, 1817); werkman (1822, 1834, 1835); boer (1840); arbeider (1843); veeschutter (1848, 1849). Getrouwd in 1804 met Dirkje IJsbrands Metselaar (1784-1849), 6 kinderen.

Jan Cornelisz Duynker , Jongen, (1803-1868) overleden te Helder, zeeman (1830-1831); loodsman (1835); loods (1842, 1856-1857, 1863). Getrouwd in 1830 met Lijsbeth Kramer, 7 kinderen, waarvan 6 aan den Helder.

Van de Koopmanswelvaren

Schipper

Fulps Jansz Krijnen (1773-1843) loodsschipper (1818, 1823, 1827); loodsman (1819, 1827); loods (1833); zeeman (1834, 1836, 1837) gepensioneerd loods (1843). Getrouwd in 1797 met Vrouwtje Jans Bruin (1773-1858) 8 kinderen.

Loodsen

Reijer Jansz Duijnker (1776-1859) zeeman (1836, 1838) getrouwd in 1808 met Trijntje Remmerts Kunst (1777-1829), 2 dochters.

Cornelis Klaasz Vos (1788-1872) loodsman (1818, 1819, 1827, 1841, 1845); zeeman (1820, 1822); loods (1828-1829, 1833, 1835, 1840, 1847); gepensioneerd loods (1872), Getrouwd in 1818 met Geertje Klaas Plavier (1790-1841) van den Burg, 4 kinderen.

Pieter Jansz Kunst (1785-1866) loods (1814, 1818); zeeman (1826, 1827, 1829, 1835); loodsman (1835, 1837, 1839); gepensioneerd loods (1849, 1854). Getrouwd in 1806 met Jannetje Pieters van Grouw (1785-1826), 4 kinderen.

Jan Klaasz Trap (1773-1845) zeeman (1812, 1821); loods (1816); loodsman (1817, 1820, 1824, 1835); zeeloods (1830, 1833); gepensioneerd loods (1845). Getrouwd in 1797 met Antje Dirks Dijksen (1773-1813), 4 kinderen, in 1816 met Martje Jans Roetschild (1778-1858), 2 zonen.

Folkert Remmertsz Kunst (1792-1828) zeeman (1813, 1815, 1821, 1826); loodsman (1821, 1823, 1827). Getrouwd met Antje Cornelis Boon (1796-1816), 2 kinderen aan den Hoorn. In 1821 met Feitje Cornelis Boon (1795-1859) van de Waal, 3 kinderen.

Willem Ernstsz Slijboom (1756-1834) loods (1794, 1815); loodsman (1819, 1827); herbergier in het "Loodsmanswelvaren" in Den Hoorn (1834). Hij trouwde in 1780 met Grietje Klaas Drijver (1760-179x), 4 kinderen, en in 1796 met Pietertje Gerrits Kistemaker (1760-1806) 4 kinderen, allemaal geboren aan den Hoorn.

Jellen Freynen, Loodsen

Loodsmansleerling

Klaas Fulpsz Krynen (1805-1833) zeeman (1827, 1828); loods (1833). Hij trouwde in 1827 met Aaltje Zwart (1810-1875), 2 zonen geboren aan den Hoorn, gestorven te Oudeschild.

De persoonsgegevens komen van de Genealogische Databank van Rob Gomes


Home