Meester Michiel Marschalk van Oosterend
en zijn echtgenote Hendrikje Egbers



Na de Omwenteling van 1795 kreeg het plaatselijk bestuur opdracht om de namen van ‘onwaardige ambtenaren’ op te geven. Wat men precies met ‘onwaardig’ bedoelde was ook toen niet duidelijk. Oranjegezindheid was zeker verkeerd. Plundering en onderdrukking is kwalijker. Maar wat zou een Schoolmeester geplunderd en onderdrukt hebben?
Wel waren veel mensen niet blij met de veranderde politieke situatie en spraken daar openlijk over, wat ze verdacht maakte van sympathie voor het Oude Bewind.
Meester Marschalks naam stond op de lijst van verdachten, terwijl zijn dorpsgenoten hem steunden. De Gemeenteraadsleden van Oosterend wilden deze besprekingen niet bijwonen.
Waarom zij vertrokken uit de Vergadering staat er helaas niet bij.
Ook bleek later, na een bestuurswisseling in Den Haag, dat deze zaak werd ingetrokken.

Vergadering den 24 November 1795
present alle 3 de Committé’s demto de Leeden Jacob C. Boon, Poulus Kikkert Alb, Pieter Alb. Kikkert, benevens Simon Bakker
Als meede brengen de Commissie van 12 te weeten: 6 op de 27 October 1795 verkoosene Leeden uit de Municipaliteit en 6 uit de Burgery verkoosene Burgers ingevolge Last en aanschryvinge der Provisioneele Representanten van ’t Volk van Holland, in dato 12 October 1795, hunne geformeerde Lysten der Amptenaaren en bediendens welke zig schuldig hadde gemaakt aan Plundering en onderdrukking hunner MedeBurgers ter Tafel deeser Vergadering
Naar by meerderheid geconcludeerd was, dat de Schoolmeesters behoorden tot de Amptenaaren, en dus dat het Eilands Amptenaaren waaren-
Is men overgegaan tot Examinatie der Lysten- zynde de volgende begreepen te vallen onder de Termen van de publicatie te weeten: M. Marschalk Schoolmeester aan Oosterend
Dan eer dat men verder ging, hebben de Leeden Biem Dekker en Jacob Vermeulen de Vergadering verlaten.

Een half jaar later overleed Marschalk. Hij was nog steeds als Schoolmeester werkzaam.
Een kwekeling van Meester Veldhuys van Oudeschild was invaller, en naar een nieuwe leerkracht werd gezocht.

Vergadering den 14 Mey 1796
Door het sterfgeval van de Schoolmeester aan Oosterend nodig zynde, deswegens wederom spoedige voorsiening diende te werden gedaan, en intusschen tot onderwys der Jeugd diende te werden versorgt, proponeerd den precident hier toe te emploijeeren Pieter Buysje, fungeerende by Jacob Veldhuys aan ’t Oude Schil voor ondermeester.
Is zulks conform de propositie geconcludeerd en den Burger Poulus Kikkert versogt, hier over met den Burger Jacob Veldhuys te spreeken- en ter naaster Vergadering rapport te doen.
Voorts zal by advertentie in de Couranten den vacature van het Schoolmeestersampt publicq werden bekend gemaakt- en die geene welke de vereyschte kunde van Schryven, Reekenen en Cyfferen als meede de Stuurmanskunst kan onderwysen, uitgenodigd zig voor den 1 July 1796 aan de Municipaliteit addresseeren-
Zynde het Jaarlyks Tractement f 112-vry inwooning en verdere Emolumenten- als meede daar van over Texel advertentie te doen.

Vergadering 11 Junij 1796
Voorts heeft den Burger C.H. Bakker Lid deeser Vergadering, aangenoomen te zorgen dat aan Oosterend by den aankomst van denselve P. Buysse in het School alles gereed was, waartoe ook de vrouw van de overleedene Schoolmeester zou aangemaand worden- en is den Secretaris versogt dadelyk twee advertentien een voor Oosterend en een voor het Nieuwe Schil te vervaardigen, waar by de Burgery geadverteerd word van de provisioneele aanstelling van P. Buysse met Last hem als zodanig te erkennen- het welk dadelyk verrigt zynde, die aan de Bode Kikkert ter besorging zyn gegeven.

Vergadering van het Committé van Algemeen Welzyn 6 September 1796
Cornelis Luytsz Schoolmeester aan Oosterend, willende zyne functie aanvaarden, versoekt omme zyne Instructie-
Is hem aangezegt, dat hy aanstaande Maandag zyn dienst kan beginnen te aanvaarden, en dat men hem wel nader zyne Instructie zou ter handen stellen; intusschen is de Boode gelast, die oude Instructie van de Huysvrouw der geweezene Schoolmeester aftevragen en die ter Secretary te brengen, ten eynde daat uit eene behoorlyke Instructie te formeeren-

De weduwe van Meester Marschalk bleef in Oosterend wonen. In 1803 overleed ze.

De dood van de Weduwe Maarschalk
De weduwe van Schoolmeester Maarschalk was gestorven op 8 april 1803. Ze was weliswaar lid van de Gereformeerde Gemeente in Oosterend, maar de diakenen daarvan vonden niet dat het hun taak was de begrafenis te regelen. Er was geen familie op het Eiland en zo bleef het lijk liggen, wat toch wel erg onbehoorlijk was. Er moest iets gebeuren.
Op 9 en 10 april schreef haar dorpsgenoot en Lid van de Municipaliteit in het Committé van Justitie Biem Dekker een briefje aan de Gemeenteraad- met de vraag wat te doen.

Brief

Brief


De Gemeenteraad belegde een Extra Vergadering op 11 April 1803
present alle de Leeden demto Wilkes, Huysman en Koning
Zaturdag Morgen 11 uuren
De precident zegt de reeden te zyn van deeze byeenkomst, het overlyden van de wed. Marschalk aan Oosterend, als dewelke Lidmaat zynde by de Gereformeerde Gemeente aldaar, dog hier anders nog Vriend nog Maag hebbende, niemand zig haare doode Lyk aantrekt- ofschoon het Sterfgeval bereids den 8: deezer had plaats gehad- dat alhoewel men Diaconen der Gereformeerde Gemeente aldaar had aangezegt, zorge voor het Lyk van het Lid hunner Gemeente te moeten dragen, deeze verklaard hadde, daar zy nooit by hun gealimenteerd was geweest, zy uit dien hoofde zwaarigheid vonden zig ‘er meede intelaten-
Dat hy precident niet kunnende poinctieeren welke reedenen diaconen hadde, zodanig te handelen- te meer: daar volgens informatie de Overleedene nog vry wat Meubilaire Goederen had agtergelaten- hy alzo versogt dat de Vergadering hier omtrent, een spoedig besluyt zoude neemen-
Waar over zynde gedelibereerd is geresolveerd, de Burger A. Koning Lid deezer Vergadering en den Burger Biem Dekker, Lid van Justitie, de eerste thans niet present, dog de andere aan Oosterend woonagtig- te zende de navolgende Missive

Geagt MedeBurger
Na de ontfangst deezes, gelieve met den Burger Biem Dekker dadelyk maatregulen te beramen, tot het beredden van het doode Lyk van de weduwe Marschalk en zorgen zo het mogelyk was, dat het morgen ter aarde besteld wierd- ook dat het vuyle Linnen Beddegoed als andersints werd gereinigd- de Meubelen en verdere naargelatene Goederen by elkanderen in een Kamer van haare woning saam gebragt, en die geslooten of verzegeld word, waar van Dekker de Sleutels onder zig gelieven te houden- omme betreffende de nalatenschap zodanige resolutie te neemen als nodig zal zyn-
In afwagting hier van zyn wij
Uwe Heilw. Medeburgeren
’t Gem. Bestuur van Texel
ter Ordonn. van deselve (get) WRomans Secretaris
Texel 11 April 1803

Zoon in Gouda
In de Klapper op de impost [belasting] op het begraven staan 3 mensen met de naam Marschalk: zij zijn begraven op 14 december 1772, 12 juli 1792 en 10 april 1803.
De eerste twee zullen wel kinderen van het echtpaar Marschalk zijn geweest. Meester zelf, overleden in het voorjaar van 1796 staat er niet bij. En als zijn weduwe begraven was op 10 april- waarom moest daar dan op 11 april nog over vergaderd worden? Of zou men in Oosterend, waar dit geval heel goed het gesprek van de dag zou kunnen zijn geweest, er zoveel schande van hebben gesproken, dat men haar toch nog maar snel op de 10e onder de grond gestopt heeft?
Daar heeft de Gemeenteraad dan niets van geweten. Die gaf op 11 april opdracht dat ze op de 12e begraven moest worden. Merkwaardig.
Later bleek dat er toch nog wel een zoon van Meester Marschalk in leven was. Deze Johannes was ‘geconfineerd’- die zat in de Gevangenis van Gouda. Het ‘kleijn dogterje van haar zoon’ woonde bij de grootmoeder omdat de vader er niet voor kon zorgen- die was zolang hij gevangen zat ‘dood voor de wereld’.
Een broer van Michiel Marschalk kwam naar Texel om te overleggen over de nalatenschap. Maar de gemeenteraad hield zich aan de regels en gaf het ‘kleijn inboeltje’ niet zomaar mee.

Vergadering 11 Meij 1803
present alle de Leeden demto Huysman en Wilkes
Zaturdag Morgen 10 uuren
Binnen gestaan Maarten Marschalk, Oom paternel van de Kinderen van Johannes Marschalk geconfineerd te ter Gouda, waar van een Kind ten lasten der Gereformeerde Diaconen te Bennebroek gealimenteerd is geweest, by derselver Grootmoeder aan Oosterend alhier Hendrikje Egbers wed. Michiel Marschalk, onlangs aldaar overleden-
Te kennen gevende: dat hy uit Naam van Diaconen te Bennebroek voornoemt gezonden zynde tot bereddering van de nalatenschap van de genoemde overleden, was geinformeert zulks niet te kunnen doen, zonder voorkennisse van deeze Vergadering; als zig de Begraaffenis hebbende aangetrokken en provisioneel de nalatenschap onder hunne custodie genomen-
Waar over zynde gedelibereerd, en in agting genomen dat genoemde Maarten Marschalk niet is gemunieerd met eenige qualificatie hoegenaamd, ten opzigte van deese nalatenschap- zo kan deeze Vergadering denzelve Marschalk niet erkennen: nog deswegens eenige daartoe laten voeren, zynde hem schriftelyk het volgende ter handen gesteld:
Het Gemeentebestuur van Texel, kan de nalatenschap van Hendrikje Egbers wed. Michiel Marschalk aan Oosterend overleden niet laten volgen, als op behoorlyke qualificatie of aan die geene, welke daar toe geregtigd zyn.
Diaconen van Bennebroek als in alimentatie hebbende de Kinderen van de geconfineerde Johannes Marschalk, zoon van Hendrikje Egbers en Michiel Marschalk alleen waaren hiertoe bevoegd, dierhalven dienen diaconen van Bennebroek behoorlyk met bewysen gemunieert of iemand anders door henlieden gequalificeerd op Texel te komen, en zig aan het Gemeentebestuur te addresseeren, om verder den Boedel en nalatenschap te redden


In de Notulen staat geen woord over hoe dit geval verder werd afgehandeld.



Terug naar de vorige bladzij