Martje Jacobs Koorn


Dochter van Jacob Aldertsz Koorn (1714-17xx), gedoopt in de Waal, en Anna Gerrits Smit (1713-17xx) van Wieringen.
Martje Koorn is gedoopt op 11 october 1745 in den Burg, getuige Neeltje Alders. Zij stierf op 22 augustus 1801 in Haarlem.

Haar echtgenoot was Jan Cornelisz Dijksen (1739-1788), zoon van Cornelis Simonsz Veeger (1699-17xx) van Texel en Maartje Jans Dijksen (1703-17xx). Doopgetuige was Trijn Jans uit de Koog.
Waarom was Jan zijn achternaam geen Veeger? Op Texel was het de gewoonte de eerste zoon te vernoemen naar de vader van de vader, de tweede zoon naar de vader van de moeder.
Er was hier zeker geen sprake van een buitenechtelijk kind. Er was tweemaal een Jan Veeger, daarna een Jan Dijksen [de vader van Cornelis Veeger staat in de Databank als Simon Teunisz Veeger, dus daar klopt wel iets niet].
Cornelis Veeger en Maartje Dijksen kregen als kinderen: Neeltje (1726), Jantje (1728) getrouwd met Reijer Jansz Molenaar, Jan (1730), Grietje (1731-voor 1762) getrouwd met Cornelis Lammertsz Hin, Trijntje (1734), Jaapje (1736), Jan (1737), Jan Dijksen (1739) getrouwd met Martje Jacobs Koorn, Simon (1745).
Alle kinderen werden geboren in De Koog.

Jan en Martje trouwden op 19 januari 1776.
Ze kregen twee zonen, Simon in 1776, Jacob in 1778. Hun dochter Martje werd geboren op 4 augustus 1784. Zij overleed op 14 december 1859, om 10 uur, de aangifte werd de volgende dag gedaan door Barend Nielen (62), zonder beroep, zwager van de overledene en Cornelis Burger (72), arbeider, beide wonende op Texel.

Martje Dijksen trouwde op 13 februari 1819 met Aldert Hendriksz Nielen.
Getuigen waren Barend Nielen (21), landbouwer, broer van de bruidegom, Cornelis Spijkman (48) neef van de bruidegom, Cornelis Spreeuw (52) werkman, neef van de bruid en G. Bakker (52) doende boerenberijf, alle wonende op Texel.
Aldert (1790-1829) was een zoon van Hendrik Nielen (1757-1830) en Catharina Alderts Spijkman (1759-1808) uit Oosterend. Hendrik woonde in de Koog, waar hij met zijn echtgenote vier zonen had gekregen, waarvan Aldert de oudste was en Barend (1797-1878) de jongste. De andere twee, Bernardus en Barend, stierven als kind. Barend bleef ongetrouwd.
Hendrik hertrouwde met Martje Dirks van der Werf, die bij het huwelijk in juli ruimschoots zwanger was, gezien de geboorte van het eerst kindje op 30 augustus 1810.
Heel gewoon op Texel.
Grietje (1810-1888) trouwde met Jacob Witte uit den Hoorn, 8 kinderen, zij overleed op de Westermient, Dirk (1813-1851) was een ongetrouwd werkman, Maria (1815-1886) trouwde met Hendrik van der Wielen, 5 kinderen. Zij stierf op de Hoogeberg.

Aldert werd op 13 februari 1790 gedoopt in de Koog, getuigen Dirk Spiekman en Aagje Ran. Hij was ‘doende boerenbedrijf’. Zijn overlijden op 13 mei 1829 in de Koog werd gedaan door Barend Nielen (32) boer, broeder van de overledene wonende in de Koog, en Teunis Schaatsenberg (48) werkman, wonende in den Burg.
Martje en Aldert hadden geen kinderen.

Koorn

De Koog in 1828, reconstructie van Miriam Klaassen
40
kadasternummer H 2, huis en erf
Het was het tweede huis vanaf het zuiden aan de westkant van het dorp, tussen de kerk en het eerste huis. Het was door Aldert Nielen gekocht van Cornelis Keesje.
In 1830 was het huis eigendom van Martje Jans Dijksen, inmiddels weduwe van Aldert Nielen. De ongetrouwde Barend Nielen woonde bij haar in.
Barend deed de boerderij, Martje was tapster. In 1835 verkochten ze huis en land aan het RK Armbestuur. Ze huurden het daarna. In 1873 werd het huis gesloopt.
Een paar huizen verder woonde schoonvader Hendrik.
37 kadasternummer H 6, huis en erf
In 1787 verkocht Antje Jans, de weduwe van Willem Mooij, het huis voor f 40,- aan Kors Jacobsz Bakker. Kors verkocht het op zijn beurt aan de boer Hendrik Nielen. Die overleed hier in 1830. Hij was afkomstig uit Gelderland en getrouwd met de Texelse Martje van der Werf (zie het hoofdstuk over Martje van der Werf).

Koorn


Schapendieverij
Hoe kwam Martje Koorn in Haarlem te overlijden?
Zij zat daar opgesloten wegens een misdaad:
Marijtje Jacobs Koorn Weduwe Jan Dijksen Geboortig op Texel, oud zo zij zegt 50 jaaren ingevolgen Appointement van 't Commtité van Algemeen belang binnen deze Stad, op verzoek van den Bailluw van Texel bij vonnis van het Committé van Justitie aldaar, voor den tijd van 25 jaaren Geconfineerd bij de gevangen Crimineelen vrouwen, den dato 16 april 1796 overleden in deezen huizen 22 aug 1801

In de huwelijksbijlage van dochter Martje Dijksen en Aldert Nielen vermeld het extract uit het Lijkregister der stad Haarlem haar als Marijtje Jacobse Koning

From: Miriam Klaassen
Subject: [TEXEL] schapendieverijen in 1795/1796
In oktober 1795 werd er door de schepenen van Texel besloten om 's nachts een wacht van gewapende boeren in te stellen, wegens de 'menigvuldige schapendieverijen'. Wie na tien uur ’s avonds goederen vervoerde op Texel, kon worden aangehouden en gevisiteerd. In
de maanden die volgden werd enkele keren huiszoeking gedaan, omdat men dacht de dieven gevonden te hebben.
Nadat Klaas Keesje een klacht had ingediend over een van hem gestolen schaap, begaf de schout Elout zich op 13 februari 1796 met een aantal anderen naar De Koog om een huiszoeking te doen bij Martje Jacobs Koorn, weduwe van Jan Dijksen. In haar huis werden niet minder dan zeven 'afvallen van schapen meestal met de vellen' gevonden. Met haar zoons Simon en Jacob Jansz Dijksen werd ze overgebracht naar de gevangenis, en het huis werd afgesloten met het eilandsslot. Schout Elout eiste op 21 april de doodstraf tegen hen alle drie. Het vonnis van de schepenen werd op 23 april uitgesproken:
Met een strop om de hals moesten ze onder de galg plaatsnemen met een bord voor de borst waarop stond SCHAPENDIEVEN. Vervolgens werden Martje en haar zoons gegeseld en gebrandmerkt. Martje moest 25 jaar naar een tuchthuis, en zou vervolgens voor altijd worden gebannen uit Holland.
Haar zoons Simon en Jacob Jansz Dijksen werden meteen voor altijd gebannen uit Holland.
De schepenen richtte een verzoek aan het tuchthuis in Haarlem om Martje Jacobs Koorn op te nemen.
[bron: oudrechterlijk archief Texel inv.nr. 6812]

Misdaad en straf in Texels verleden (5) J.S.M. Dijt TC 6-3-1964
Spoorzoeken in De Koog
In februari 1795 miste Klaas Keesje uit De Koog op een dag een schaap.
Hij ontdekte, beginnende bij een hoek in zijn land, een schapenspoor en een mensenspoor, dat zich voortzette achter de Roomse kerk over een stuk land genaamd Niepkedel en verdween door een gat in de tuin[wal] van het erf van Martje Jacobs Koorn, bijgenaamd Mat Al, de weduwe van Jan Cornelisz Dijksen. Cornelis Sluijsman , een achterbuurman van Martje Koorn kwam hem daar bij het speurwerk te hulp en zag over de tuin dat het spoor verder liep tot aan het huis.
Keesje stelde de schout, Mr. Elout, van zijn ontdekkingen op de hoogte en deze trok dadelijk met 2 schepenen naar het verdachte pand. Toevallig ontmoetten zij onderweg Cornelis Schaatsenberg, Bijgenaamd Kil Aay, een opkoper van vellen, die een schapevel bij zich had, dat hij voor 10 stuivers van Martje Koorn had gekocht. Het vel werd alvast in beslag genomen. In De Koog voegde de regerend schepen Arie Gerritsz Spigt zich bij het gezelschap.
Men trof Mat Al aan met een ketel schaapsvlees boven het vuur. Haar uitvlucht, dat dit vel evenals het aan Kil Aay verkochte vel afkomstig was van een dood beest, mocht niet baten. Het hele gezin werd gearresteerd. Een grondige huiszoeking leverde een overvloed aan bewijsmateriaal. Overal bevonden zich afvallen van schapen, de meeste in verregaande staat van ontbinding: begraven in de koestal, onder een bedstede (2 stuks), in het hooivak en voor de kas in de doorloop. Van het laatste kadaver was het vel nog zo goed bewaard gebleven, dat Pieter Cornelisz Boon er een van zijn reeds lang vermiste schapen in kon herkennen.
De schout schreef niets over de in huis hangende geuren.
In gevangenschap bekenden Martje Koorn en haar zoons Sijmon en Jacob Jansz Dijksen ook nog schapendiefstallen bij Hendrik Formersz en Kors Jacobsz Bakker.
Ter terechtzitting eiste de schout tegen allen de doodstraf. Na advies van 2 rechtsgeleerden werd de moeder veroordeeld om op het schavot, met een bord om de hals aan de galg gebonden, met roeden te worden gegeseld en te worden gebrandmerkt. Daar bovenop kwam 25 jaar tuchthuisstraf en levenslange verbanning. De zoons, toen 18 en 16 jaar oud, kregen dezelfde straf met uitzondering van het tuchthuis.
De hier genoemde families Koorn en Dijksen waren rooms-katholiek en hebben niets te maken met de tegenwoordige Texelse geslachten van dezelfde naam.

In die tijd was het stelen van een schaap een van de zwaarste misdrijven, de doodstraf was niet ongewoon. Die werd al jaren niet meer toegepast, hoewel- deze straffen kwamen op hetzelfde neer. De daders waren ‘dood’ voor de Texelse gemeenschap en maakten het in de wijde wereld of in de gevangenis ook niet lang meer.

De dieven waren bestraft, de moeder voor 25 jaar, dus levenslang opgesloten, de jongens verbannen. Maar het jongste kind was nergens schuldig aan bevonden. Dat mocht niet gestraft worden voor de zonden van haar moeder. Ze was nog geen 12 jaar en dus nog net jong genoeg om in het Weeshuis opgenomen te worden- daarboven kwam een weeskind daar niet meer in. Dat vond de Gemeenteraad ook, maar de Regenten van het Weeshuis dachten er anders over. Hierover werd enige maanden gesteggeld, tot het kind echt boven de 12 jaar was.

De uitvoering van de straf, opgelegd aan Martje Koorn en haar zoons, was op de volgende dag. Zou de kleine Martje daar naar gekeken hebben?
Vergadering Vrydag Morgen om 10 uure den 22 April 1796
Eyndelyk stelt de Maire ter overweging aan deze Vergadering, dat voor het Jonge Kind van Maartje Jacobs Koorn, weduwe Jan Dyksen, thans gedetineerd alhier, welke eerlang haare welverdiende Straf ontfangen zal, en dus buiten staat gebragt om voor dat Kind te zorgen, of het zelve Kind als van eene gebooren Burgeresse zynde, niet zoude kunnen werden gebragt in het Weeshuys alhier; te meer: daar het Zelve tot Lasten van het Eiland komt.
(In de marge: en zy Martje Jacobs Koorn, buiten staat werd gebragt door de Justitie omme verder voor haar Kind te zorgen)
Waarop gedelibereerd zynde, en in overweging genomen, dat dit Kind de misdaad zyn’s Moeders niet kan worden toegereekend ‘er ook geene reedenen zoude kunnen weesen, waarom het zelve niet in het Algemeene Weeshuijs van Texel, zou worden opgevoed, en zullen door het Committé van Algemeen Welsyn, by hun laast te houdene Vergadering Regenten van het Weeshuys hier van werden kennisse gegeven-

Vergadering 26 April 1796
Aan de Ordre van den dag zynde te spreeken met Regenten van het Weeshuys, over het agter gelatene kind van den geexecuteerde Martje Jacobs Koorn, en de resolutie over dat Kind door de gezamentlyke Municipaliteit genomen, is tot dat eynde binnen gestaan den Burger Sybrand Koning, Regent van het zelve Weeshuys alhier aan den Burg- aan dewelke de intentie der Municipaliteit is aangezegt-

Het kind woonde zolang bij haar oom, de broer van haar moeder. Die wilde haar wel kwijt.
Vergadering 31 Mey 1796
Binnen gestaan Aldert Koorn, onder zig hebbende het Kind zyner Zuster Martje Jacobs Koorn, geexecuteerd en thans gedetineerde in het TugtHuys te Haarlem voor 25 Jaar; versoekende de voorziening deeser Vergadering tot Alimentatie van dat kind, also denselve het niet langer onder zig konde houde-

Koorn

Is hem aangezegt: dat hy dat zelve Kind conform de resolutie door alle de 3 Committé’s op den 22 April 1796 laastleden genomen, zal hebben te brengen in het Algemeen Weeshuys deeses Eilands, ten eynde aldaar voor desezelfs onderhoud en opvoeding kan werden gezorgd.
Deselve vraagt nog vergoeding van Kostgeld als andersints aan dat zelve kind door hem besteed, geduurende nu ruym 1/4 Jaars-
Werd aangemerkt dat zo hy dit gepretendeerd had, zig dan direct moest geadresseerd hebben aan de Schout Elout, die hem het Kind ter besorging aanbevolen had- maar dat men ‘er niets in doen kon, of het Weeshuys de betaling van dit onderhoud opleggen.

De Schout had de moeder veroordeeld, waardoor men kosten moet maken voor het onderhoud van haar dochtertje- laat die ook maar betalen!
Oom Aldert ging met het kind naar het Weeshuis, maar daar liet men haar niet binnen.

Vergadering 11 Juny 1796 Dat hy precident ook geinformeerd zynde dienselve Regenten geweigerd hadde, het Kind van Martje Jacobs Koorn, gedetineerde te Haarlem, tegens de resolutie van 22 April 1796 Laastleden aan, in het Weeshuys te neemen, ook geoordeeld had nodig te moeten denselve Regenten daarover te onderhouden.
De Vergadering al het zelve aangehoord hebbende, heeft het gedrag van den precident ten volle gegouteerd, en by derselven resolutien conform gepersisteerd-
Vervolgens zynde binnen gestaan de burgers Sybrand Koning & Ryer Dyt regenten van het Weeshuys. En ten opzigte van het kind van Martje Jacobs, dat deselve meede wel bereid waare, dan versogte Vryheid te hebben, daar zy zulks alleen niet over hun konde neemen, de Vergadering hunner meede Leeden alvoorens, aanstaande maandag te convoceeren, wanneer zy dingsdag daar aan by deese Vergadering rapport zoude doen, ’t welk hun dan ook is geaccordeerd.

Vergadering 14 Juny 1796
Binnen gestaan Sybrand Koning en R. Dyt, Regenten van het Weeshuys. Wyders zeggen gemelde Regenten, dat by hun eene Resolutie genomen was, dat het kind van Martje Jacobs Koorn, als in den Letterlyke zin geen Weeskind zynde, na haaren zien ook niet in ’t Weeshuys kon- Waarover naar de Resolutie van 22 April ll nogmaals aan hun was gecommuniceerd, en aangezegt dat men daar by persisteerde; en dat dit kind, wiens Moeder als zig schuldig gemaakt hebbende aan Schapendievery, daar voor Exemplaare publicq Straf ontvangen hebbende, bovendien was gecondemneerd voor 25 Jaaren in een Tugthuys, en daar werkelyk in gedetineerd- dus Levendig dood zynde, gevolgelyk daar zy geene goederen had agtergelaten, ook dit kind notoir een ouderloos wees was- dat zy Martje Jacobs Koorn eene geborene poorteresse van dit Eiland zynde, dan ook haar kind in het Weeshuys komen moest-
Dat dierhalven Burgemeesteren, Scheepenen en de Raden die in den Jaare 1579 stigters van het Weeshuys waaren, de Municipaliteit als deselve vervangenden, hier omtrent ook zodanige Resolutie konde neemen, zelfs den Regten van den Burger meede bragten- - dan alzo regenten nopens de weigering van dit kind by hun besluyt volharden-
Is naar hun vertrek geresolveert: de resolutie van deese Vergadering benevens die van het Committé van Justitie op den 22 April ll genomen te maintineeren, en dat dus op de eerste Vergadering van Regenten van het Weeshuys, eene der Eilands Bodens zal werden gelast met het zelve Kind naar het Weeshuys te gaan, benevens eene Extract uit de Notulen van die dag en een en ander aan Regenten van het Weeshuys overgeven-

Vergadering 26 July 1796
Binnen gestaan Aldert Koorn, Oom van het kind van Martje Jacobs Koorn, geexecuteerd alhier, versoekende nogmaals ontheven te worden van de Alimentatie des gemelde kinds- waarop hem versogt is, met hetzelve kind aanstaande Vergadering van Regenten van het Weeshuys met het zelve naar den Burg te komen, als wanneer eene der Eilands boodens met het zelve zal gezonden worden naar het Weeshuys, omme aldaar opgevoed te worden-

Vergadering 9 Augustus 1796
De Precident kennis gevende: dat conform de resolutie deeser Vergadering, de Boode met het kind van Martje Jacobs Koorn naar het Weeshuys gezonden zynde, en aan Regenten aldaar overgegeven hebbende de schriftelyke Resolutie van de geheel Municipaliteit tot inneeming van dat Kind, deselven zulks evenwel hadde geweigerd aanteneemen-
Waarover gedelibereerd zynde, is geresolveerd ter naaster Vergadering de Regenten van het Weeshuys van den Burg te requireeren, en hen te condemneeren dat zy dat Kind zullen hebben aanteneemen. Zo niet dat men hen dadelyk dan demitteerde, en zy gehouden zoude weesen hunne Verantwoording te doen-

Ongewenst door iedereen
Wat moet het meisje gedacht hebben toen ze met de Bode naar de vergadering van die vreemde Heren gestuurd werd. En wat dacht ze toen ze daar geweigerd werd?
Martje was door al dit tijdrekken inmiddels 12 jaar en te oud om nog opgenomen te worden in het Weeshuis. Kinderen van 12 konden gaan werken. Dat werd door de Regenten als hoofdreden van de weigering aangevoerd. Maar een paar maanden eerder gold dat nog niet. Ook vond men dat Justitie maar voor het kind moest betalen. Voor het kind werd een nu pleeggezin gezocht, want haar oom wilde haar ook liever kwijt.

Vergadering van het Committé van Algemeen Welzyn 6 September 1796
Aan de Ordre van den dag zynde, een Resolutie te neemen, wegens het Kind van den geexecuteerde Martje Jacobs Koorn, opgedragen zynde aan het Weeshuys, dog door Regenten geweigerd het zelve aanteneemen- eindelyk naar langduurige deliberatie ondervonden is, het zelve Kind boven de Jaaren te zyn, en uit die hoofde het Weeshuys niet verpligt is, het zelve aanteneemen, en ten anderen: dat daar Martje Jacobs Koorn door de Justitie te regt gesteld is, ook alle deswegens gemaakte kosten van denselve Justitie komt, gelyk ook het onderhoud van denzelve Martje Jacobs Koorn in het Tugthuys te Haarlem.
Eyndelyk de kosten van onderhoud voor dit haar Kind, ook door deselve gedragen moet worden- en dat dienhalven de Resolutie van 22 April ll waarby dat Kind ter onderhoud aan het Weeshuys opgedragen word, moet werden ingetrokken, gelyk deselve ingetrokken en vernietigd werd by deesen- zullende dat Kind tot lasten van het Eiland werden genomen, en voortaan by ordentelyke Burgerlieden werden opgevoed en in alle burgerlyke deugden onderweesen- zynde zulks aan de Oom van dat Kind Aldert Koorn aangezegt-

Na de notulen van de Vergadering volgde de tekst van de verzonden brieven.
Daarna de aantekening: Op den 8 September 1796 is het Meysje van den geexecuteerde Martje Jacobs Koorn besteed by Jan Scheepers a f 2.15.- per week te betalen alle 4 weeken-
Mits daar voor werdende onderweesen in het Spellen en Leesen, de Kost en drank, bewasschen en benaaid- en voorts in alles geleerd, wat eene Christelyke Godsdienst betaamd
Zullende van het Eiland van behoorlyke Kleeding werden voorsien-
En met dat alles eenen aanvang werden gemaakt, op Zondag den 12 deeser Maand.

Koorn

Dat was een betere opvoeding dan zij van haar eigen moeder had kunnen krijgen. Helaas duurde dat niet lang en moest ze weer naar oom Aldert. Maar die werd nu fatsoenlijk betaald.

Vergadering 30 Mey 1797
De Secretaris van den Burger Elout ontfangen hebbende reekening voor Kost en Kleedergeld van Martje Jacobs Koorn en Tryntje Breroe gedetineerdens in het Werkhuys te Haarlem over 1796, in advys tot de naaste Vergadering.

Eigenlijk was het plaatsen van veroordeelde criminelen in de gevangenis te duur. De Gemeente moest er veel geld voor betalen. Niet alleen voor het arme achtergelaten kind, maar ook kostgeld voor de gevangenen zelf, want Justitie deed dat niet. Het was beter om dat soort misdadigers te verbannen, dat kostte verder niets.

Vergadering den 1e Juny 1797
Aan de Ordre zynde de reekening van de twee Tuchtelingen te Haarlem, voor 1 Jaar Kostgeld ter Somma van f 317.10- is geresolveerd hier over aan den Burger Elout te schryven, met versoek zo zulks konde, hy opgemelde reekening voldeed, uit het geene het Eiland van hem competeerde voor de gedaane uitschotten van de Crimineele Reekening, zullende er by gedaan worden, de Reekening van Transportkosten van Martje Jacobs Koorn, na Haarlem.

Vergadering 4 July 1797
Ingekomen Missive van Mr. C.T. Elout inhoudende dat hoe zeer bereids en 5 January 1797 den Eed op zyn Crimineele Reekening had afgelegt, maar nogthans daarop geen betaling had ontfangen- evenwel dat hy provisioneel de aan hem te rug gezondene Reekening voor Kostgeld voor de Twee Tuchtelingen te Haarlem onder zig zal houden.

Vergadering den 7 Augustus 1797
De precident geeft kennis, dat vermits het overlijden van Trijntje Rijers, bij wien het kind van de geexecuteerde Martje Jacobs Koorn was besteed- het zelve kind voor kost, wasch en naayloon had besteed bij haaren Oom Aldert Koorn voor f 2- per week.

Inmiddels was er onenigheid ontstaan tussen de voormalige Schout en de Gemeenteraad. De Schout won- de Gemeente moest betalen.

Vergadering 12 September 1797
Aan de Order zijnde resolutie te neemen over het te betalene Kostgeld van de twee Tuchtelingen te Haarlem geconfineerd
Is naar dat in overweging genomen te hebben nog wel f 1400- dit Eiland van de Crimineele reekening van den geweesene Schout Elout competeerende was- geresolveert een assignatie aan Regenten van het Tugthuys te Haarlem ten beloope der Kostpenningen voor de twee Tuchtelingen op den Burger Elout aftegeven, dog denzelve voorlopig ‘er van te adverteeren- alvoorens die afzending deed-

Brief gedateerd Texel 12 September 1797
Aan den Burger C. Elout over rekening Tuchthuys Haarlem voor twee Tuchtelingen f 317.10-

Vergadering 26 September 1797
Elout zal de op hem getrokken assignatie tot betaling van de Kostgelden der twee Gevangenen te Haarlem niet betalen-

Vergadering 17 October 1797
Aan de ordre zijnde te depecheeren Ordonnatie voor de Kostpenningen van de Twee Tuchtelingen te Haarlem- is zulks geresolveert te doen ter naaster Vergadering, als wanneer den Burger Albert Koning de penningen konde meede neemen-
dan zal voorlopig regenten van het Tuchthuys te Haarlem hier van gepreadverteerd worden-

De Missive aan Regenten van het Tuchthuys te Haarlem, luide aldus
Mede Burgers!
Uiterlijk nog 14 dagen zende wij de Kostpenningen voor de twee Tuchtelingen van hier ter Somma van f 317.10- met een bekende Schipper die naar Leyden door Haarlem passeert
Waaromme vriendelijk versoeken UL. zo lang ons te excuseren-
Heil en Broederschap
De Municipaliteit van Texel Ter ord: van deselve WRomans
Texel den 20 October 1797

Geld overmaken, dat was niet zo eenvoudig- het muntgeld ging in een zak, en moest door een vertrouwd iemand van de ene naar de andere plaats gebracht worden.

De zoons van Martje Koorn waren verbannen. Jacob overleed al in 1799.
Vergadering 24 December 1799
Wyders zyn de gelden leggende in de Kist geprovenieert van de verkogte goederen wyle Jacob Dykse zoon van Mat Al ter Somma van f 69.2- aan de Ontfanger Jan Star ter handen gesteld, omme nader te verantwoorden-

Vergadering 18 February 1800
Daar de Vergadering geinformeerd word: dat dat de dogter van de geexecuteerde Mat Al genaamd Martje Jans Dykse bereids tot die Jaaren gekomen is: dat zy beleydenis gedaan heeft van de Roomsche godsdienst, is geresolveerd: dat deselve Martje Jans Dykse als nu niet langer uit de Eilands Casse gealimenteerd worden- zynde also de Kostpenningen opgezegt-

Het kind was nu 16. Ze kon gaan werken en als dat niet lukte moest haar Kerkgenootschap voor haar zorgen. Het lidmaatschap daarvan was een soort verzekering voor dergelijke gevallen. Bleef ze bij haar oom wonen? Of moest ze ergens gaan werken?
De Roomse Gemeente van Den Hoorn probeerde de verantwoordelijkheid af te schuiven op de Gemeente van De Koog.

Vergadering xx Augustus 1800
Over het Kind van Martje Koorn geworden zynde Lidmaat bij de roomsche Gemeente aan den Hoorn, dog welke die Gemeente weigerde het zelve te ondersteunen- voorgevende dat het Kind haar ouders gewoond hebbende aan de Koog, men van oordeel was, dat zij daar behoorde-

Een besluit werd op die volgende vergadering niet genomen. Oom Aldert bleef voor het meisje zorgen, maar kwam toch weer eens vragen om geldelijke steun daarvoor.
Het trof dat er net een Decreet was uitgevaardigd over de alimentatie van de ‘verlaten kinderen’- ze was de enige niet! Nu was de plaatselijke Armenkas verantwoordelijk.
Aldert vroeg 1.10 per week, waarmee de Gemeente accoord ging.

Vergadering 27 January 1801
Binnen gestaan Aldert Koorn, vragende hoe zig te gedragen ten opzigte van de dogter van de geexecuteerde Martje Jacobs Koorn, waarover hy Oom was- als hebbende dat Meysje al byna een Jaar tot zyne Laste gehad- terwyl zy ruym 1 1/2 Jaar al Lidmaat geweest heeft by de Roomsche Gemeente van Texel aan den Hoorn-
Waarover zynde gedelibereerd, en in aanmerking genomen, dat dit Meysje even als allen andere Verlatene Kinderen, ingevolge decreet van 14 Nov. ll moet geconsidereerd worden, die volgens dat van 6 Sept. te vooren tot het Armewesen der Roomschgezinde aan de Hoorn behoorende, also uit die plaatselyke Cas moet worden versorgd- is geresolveerd: tegens de naaste Vergadering S’ morgens 11 uuren opteroepen de genoemde Roomsche Armebezorgeren aan den Hoorn- en vraagt deselve Aldert Koorn tot S’ weekelykse onderstand voor dat Meisje f 1.10-

Vergadering 10 feb. 1801
Binnen gestaan Cornelis Jansz Smit, Gerrit Willemsz Smit en Aldert Koorn, Roomsche Armbezorgeren aan den Hoorn, en is deselve voorgehouden het decreet van 4 Nov. 1800 ten opzigten der Kinderen welke vroeger of later door haare ouders verlaten waaren en onderstand behoeven, en dat alzo het Meysje van de geconfineerde Martje Jacobs Koorn, als zedert 2 Jaar aan den Hoorn gewoond hebbende tot hunne plaatselyke Armen Kas behoord, waarover met deselve hebbende geconfereerd, hebben genoemde Armevoogden provisioneel aangenomen het zelve Meisje zig aantetrekken, dan versogte ter hunner Verantwoording Copie van het decreet voornoemt- hetgeen hun geaccordeerd is-

Hetzelfde jaar stierf Martje Koorn in de gevangenis. Over hoe het verder ging met haar dochter werd niets meer genotuleerd.



Terug naar de vorige bladzij