Doolhof


Twee kaarten, waarop de plattegrond van het Doolhof is te zien.
De eerste is gemaakt na 1794. Zo zag het Doolhof er uit toen Mr. Reinbach het kocht.

Doolhof

Links is een Slinger en rechts een Sterrebos. Maar daarvan was in 1813 niets meer over. Het was een bosje met paden, precies zoals het nu nog is.

Doolhof

Veel minder bewerkelijk, met minder kosten te onderhouden- zo’n hagenstelsel als van het oorspronkelijke Doolhof moest voortdurend bijgehouden en gesnoeid worden. Dat kostte veel arbeidsloon. Nu werd er af en toe gedund, tegen veel minder kosten en daar ging het om.
Het land was in de Franse Tijd totaal verarmd. Voor dit soort dingen was geen geld meer.
Ook het vrolijk Rozenhout is verdwenen, afgebroken zoals zoveel buitenplaatsen in die tijd- te duur in onderhoud, geen personeel te krijgen.
Rechts helemaal onderaan staat het Huis aan de Put.

BESCHRIJVING door Pieter van Cuyck

Aan het hellen van die hoogte, welke de Hooge Berg genoemt wordt, tegen het zuiden, alwaar eene plantaadje is, legt eene ronde, gladde, en bruinroodachtige, langwerpige kei, welke door het volk genoemd wordt de Engelsche steen; zy stak met haaren top een weinig uit den grond, en het domme gemeen waande, dat de voet van die kei tot in Engeland doorging; doch toen dezelve werd ondergraven en blootgemaakt wierdt, zag men, dat het eene losse kei was, welke naar gissing omtrent vijf-en-twintig duizend ponden woog. Onder aan dien heuvel, is een gegraven inham, welke de Zandkuil genoemt wordt, waaruit een ieder voor een gering geld zand kan halen. Deze heuvel, daar wy nu op koomen, draagt den naam van den Engelschen steen, van welken steen of kei, op dien heuvel gevonden, zoo als ook van de reeden van zyne benaming, ik reeds van te vooren gesproken heb.
Boven dien steen is een heuvel en eene naalde of Pyramide met bankjes tot een zoogenoemt Belvidere gemaakt. De plantaadje zelve is door een liefhebber van de schilderkunst, met uitspaaring van de voornaamste en vermaakelykste gezigten, aangelegt, en wel op die wyze, dat, ofschoon de plantaadje nauwelyks twee morgen lands groot is, wy er wel een uurtje met wandelen kunnen doorbrengen, zoo wy alle de fraaije gezigten en alle derzelver veranderingen naauwkeurig willen beschouwen.
Ten zuiden gaat ons oog over weiland en over de Schans op de reede, welke van den vroegen morgen tot den laaten avond altyd levendig is van schepen en vaartuigen; lings af zien wy over de buitenplaats Roozenhout naar het oude Schild, de reede in het verschiet, en het eiland Wieringen aan de gezichteinder; een weinig meer links zien wy het nieuwe Schild, en by helder weder ook van verre de kust van Friesland; regts af vestigen wy het oog op schoone bezaaide heuvels en op weiden, vol runderen en schaapen, alwaar de gezigteinder bepaalt wordt door de noordwestelyke zeeduinen, die op sommige plaatsen naauwe openingen laten, waar door wy schepen in de Noordzee kunnen zien zeilen.
Dit boschje, hetwelke thans in zyn vollen groei is, bestaat uit heggen van beuken en eiken boomen, wier tusschenruimte met berk en elst beplant is; de slingerlaanen en rondtens geeven telkens zoo veele verandering, dat wy op deeze plaats zouden meenen in Gelderland te zyn; en nu wy eenige stappen verder een hoekje om gaan, krygen wy het ontzaggelyke Rijk van Neptunus in het oog; van twee overdekte huisjes, die Gy hier op de voornaamste plaatsen ziet staan, is eene naar aanleiding der gezigten genoemt naar Ceres, en het andere naar Neptunus.
In dat laatstgenoemde huisje gaf myn Vriend een middagmaal aan eenige vreemdelingen, om hun, zoo veel mogelyk, in één opslag van het oog het aangenaame en nuttige van dit eiland te toonen; …… Het uitzigt, hetwelke zich van hier over de boschaadje op de reede uitstrekt, en zich voorts door het nieuwe Diep en verder voorby de helder in den Oceaan verliest;------ de Oost-Indische schepen, die het Vaderland met hun geschut vaarwel zeiden, en door de Oorlogschepen, aan het nieuwe Diep ten anker leggende, beantwoord wierden;------ en het gezicht van zoo veele Koopvaartdyschepen, die ons de goudmyn van het Vaderland, den Koophandel naamelyk, als in één oogpunt vertoonden;----- maakten onze gesprekken zoo levendig en vrolyk, dat ik niet weet, ooit eenen genoeglyker maaltyd gedaan te hebben; en er is geene prachtige eetzaal, welke ik boven dit eenvoudig huisje verkiezen zoude.

[De beelden van Neptunus en Ceres, die later in de tuin van Braakenstein stonden, hoorden waarschijnlijk bij de huisjes]

ENGELSTEEN of ENGELSE STEEN
Pieter van Cuyck schreef ‘Engelsche Steen’
In de Gemeenteraadsnotulen en de Brieven van Burgemeester en Secretaris gaat het steeds over ‘Engelsteen’, zoals bij de verkoop van het bosje door de Erven Reinbach aan de Gemeente Texel:

Doolhof

Jan van der Vlis nam deze schrijfwijze over van Pieter van Cuyck: Vroeger lag er een bizonder grote kei in het Bosje op de Hoge Berg, waarvan sommige mensen meende dat het onderstuk onder de Noordzee door liep tot in Engeland. Men noemde die kei daarom de Engelse Steen …
Archief Van der Vlis: 1764 Cornelis Roepel kocht het bos.
Andere aantekening: hij was de ‘stichter’ van het Bosje Engelsteen.

KOOPAKTEN
In 1764 was er echter van een bosje nog geen sprake. Uit de beschrijving in onderstaande acte gaat het over een stuk land, waar slechts 6 gulden voor moest worden betaald. Het had geen vorige eigenaar, zodat het voorheen wel woeste heidegrond zal zijn geweest.

Doolhof

Wij Meijert Boon en Maarten Groot, schepenen van Texel verklaren dat voor ons zijn gecompareert Jan Cornelisz Koger en Jacob Ariensz Koorn wonende alhier, als Buurheeren ten Hogeberg, die bekende, in voorn qualiteit met consent van de regeerende Burgemeester van den Burg verkogt te hebben en bij dezen in vollen vrijen eijgendom over te dragen en te transporteeren en ten verzoeke van de Heer Cornelis Roepel, Commissaris van den Monstering en Commis ter Recherche Wonende aan ’t Oudeschil alhier, 700 roeden Lands elkanderen annex gelegen in de Polder Oostegeest genaamt Engelsteen belend de Zandkuyl aan de Oost, en Jacob Somer aan de Westzijde; de Transportanten als Eijgenaars van de voorz: Sandkuijl verbinden zig, om dit Lant met het haalen van Zand uijt gemelde Kuijl niet te zullen verminderen of benadeelen direct of indirect: waartegen den Koper sig wederom verbind, om uijt dit Lant geen Zand te zullen verkopen-.
Voorts met alle sodanige vrijdommen Servituten en geregtigheden als hetzelve laatst beheert en beseten is geweest; zijnde vrij en onbelast, met daar op staande als den Heer zijn regt, dat den koper tot zijnen lasten heeft genomen soo ordinaire als extraordinaire verpondingen die na dato dezes zullen worden geconsenteert, van dijkgeld en alle andere Polderlasten, waar mede dit Land mogte worden beswaart geen uytgeslooten xxx xx
Belovende zij Transportanten in hunne gemelde qualiteit hetselve ook te zullen xx xx waar als Regt is, en bekenden dan desen Transport te zijn voldaan met eene Somma van Zes guldens contant geld.
Ten deze hebben de Passeerders getekent en onze Zegelen hoedanigheid den 8 October 1764

Het land had de naam Engelsteen. In alle latere correspondentie was dat ook de gebruikelijke naam voor het Bosje, maar in de twee latere verkoopakten was het ‘Engelse steen’, net als in het verhaal van Pieter van Cuyck. Merkwaardig.
Zou men de gedachte aan oude heidense rituelen verborgen willen hebben?

Verkoop 1786
ORAT 6891 18-7-1786 samenvatting: Een ongemeen en met fraaye wandellaantjes, slinger en sterrebosjes beplant Houtgewas en Bosje, voorheen genaamd de Engelsche Steen, doch nu ’s Lands Welvaartzigt, groot 700 roeden, belend ten oosten de Zandkuyl. Koper Ary Kikkert, verkoper Cornelis Roepel voor F 735,-
Wij Abraham Hendrs. Plavier en Dirk Gorter, Scheepenen van Texel, oirconde dat voor ons is gecompareerd de heer Cornelis Roepel wonende in Schagen, dog tans alhier present dewelke bekende op den 22 December 1785 in publieque veiling te hebben verkogt, en als nu bij heden te cederen, Transporteren en in vollen vrijen Eijgendom over te dragen aan en ten behoeve van dWe. Arie Kikkert wonende aan den burg alhier, Een ongemeen en met fraaye wandellaantjes, Slinger en Sterrebosjes beplant houtgewas of Bosje voorheen genaamd de Engelse Steen, dog nu S’Lands Welvaart Zigt, leggende in de polder Oostergeest alhier groot 700 roede belent ten Oosten de Zandkuyl ten Westen volgens de oude brief Jan Somer.
De Eijgenaars van de Zandkuyl mogen dit Land, door het weggraven of halen van Zand niet benadeelen, en den koper vermag uijt dit Land geen Zand verkoopen:-
Bekennende hij Transportant aan het getransporteerde geen verder regt van Eijgendom meerder te hebben houden of reberneere, maar belovende integendeel hetzelve ten allen tijde te sullen vrijen en waaren als regt is onder verbant als naar Regten, en bekende van den inhoude dezer Transporte te zijn voldaan met eene Zomma van Zeven hondert vijf en dertig Guldens gereet geld-
Den Oirconde ter waarheid dezer geteekend en gezegeld op den 18 July 1786
In kennisse van mij Secrt. GVanSteenbergen

Arie Kikkert was VOC-kapitein in ruste (zie het hoofdstuk over Lysbeth Dekker, zijn echtgenote). Hij was degene die in 1789 de Stadhouder ontving. De Prinsgezinden waren toen aan de macht, maar in 1794 lagen de zaken heel anders. Arie verkocht zijn onroerend goed en ging aan de Overkant wonen.

Verkoop 1794
Wij Jan Dirksz en Simon Klaasz Bakker Schepenen
Oirconde dat voor ons is gecompareerd de Heer Ary Kikkert wonende aan den Burg, die bekende te hebben verkogt en als nu bij deezen te cederen, Transporteeren, ende in vollen vrijen Eigendom over te dragen aan ende ten behoeven van den Heer Mr. Gijsbert Coenraad Wilhelm Reinbach meede aldaar woonagtig Een Bosje of Tonneke voorheen genaamd de Engelsche Steen, dog nu ’s Lands Welvaart Zigt, liggende inde Polder Ostergeest alhier, groot 700 roeden belend ten Oosten de Zandkuijl, ten Westen
Volgens de oude Brieven van vorige Eigenaars van de Zandkuijl mogen dit Land voor het weghalen of graven van Zand niet toenaderen en den kooper vermag uit dit Land geen zand te verkoopen-
Idem nog een Huis en Erve benevens een Stuk land groot 370 roeden, als meede een Put aan de overzijde van de Weg aan de Oostzijde van ’t Huijs gelegen inde polder Oostergeest onder Hogeberg voor de helft, waar van de wederhelft behoord aan den Heer Hendrik van der Merct. Blijvende dus deeze perceelen in gemeenschap ingevolge Koop en Transportbrief van dato 24 Maart 1789, waar aan ten deezen werd gerefereerd, belend ten Oosten de Weg ten Westen Jan Sandersz Helm-
Bekennende hij Transportant aan het Getransporteerde geen verder recht van Eigendom meerder te hebben, houden of reserveeren, maar belovende integendeel het zelve ten allen tijde te zullen vrijen en waare als regt is, onder verband als naar regten, en bekende van den inhoud deezer Transporte te zijn voldaan, met Eene Zomma van Negen Honderd twee en veertig Guldens en Tien stuijvers gereed geld-
Geteekend en Gezegeld den 26e April 1794
In kennis van mij Secretaris Cons. Maronnier.

Waar is de Engelsteen gebleven?

Dat staat beschreven:

Boven dien steen is een heuvel en eene naalde of Pyramide met bankjes tot een zoogenoemt Belvidere gemaakt, schreef Pieter van Cuyck.

Toen men de steen had uitgegraven bleek dat men die met de middelen van die tijd niet kon weghalen. Dan maar zand erover - want zo'n oude steen paste niet in het ontwerp van de 18e eeuw. Of wist men dat dit geen gewone grote steen was, maar een heidense offersteen?

Rond het jaar 700 kwam men in deze streken voor het eerst in aanraking met het Christendom. Voordat de Texelaars werkelijk gelovige Christenen waren ging nog lange voorbij. Voor die tijd geloofden ze andere dingen. Wat precies weten we niet, maar men maakte deel uit van de Friese en noordelijke cultuur met goden als Fosite, Donar, Wodan en Saxnot (er is erg weinig bekend uit de voor-christelijke tijden, blijkt uit het boek van Marco Mostert over de tijd van 0 - 1000, waaruit dit verhaal komt).
Er is een lijst bewaard 'Bijgelovige en Heidense gebruiken'. Daarop stond wat men als Christen niet meer mocht doen, maar niet wat men precies deed. Een daarvan is 'wat ze op stenen doen'. Dat doet denken aan het brengen van offers, het doden van dieren en mensen - de Friezen deden dat zeker. Voor de Friese tijd had men hier de Kelten, die daarin minstens zo erg waren (wij vinden in onze tijd het brengen van mensenoffers niet goed, maar er zijn heel veel culturen geweest waarin dat heel gewoon was).

Zo'n steen als de Engelsteen was daarvoor bijzonder geschikt. Wat erbij kwam was dat ten zuiden van de steen niet het Marsdiep was zoals nu, maar een groot moeras. Dat maakte de plek extra bruikbaar voor rituelen. Het op de steen doodgemaakte offer kon zonder veel moeite in het veen gedeponeerd worden.
Of dit werkelijk zo gegaan is valt niet meer te bewijzen, omdat hier alles door de zee is verzwolgen. Het zou kunnen, want zo was in die tijd de cultuur. In het oosten van Nederland is alles nog waar het voorheen was. Daar vereerde men de Keltische godin Tanfana. Het verhaal lijkt sterk op ons verhaal van de Engelsteen: www.runningfox.nl/overigeartikelen/tanfana.html

Tanfana had een soort kaboutertjes als helpers. Op Texel zijn Sommeltjes. Vlak bij de Engelsteen was nog in 1813 een grafheuvel - en dan is het verhaal rond!

Hoe groot was de steen, welke vorm had die?
Als ik niet over de tekst van Pieter van Cuyck had heengelezen, zou er misschien geen onderzoek gedaan zijn naar de exacte plek en de vorm van de steen. Maar dat was wel het geval, zodat een kennis van een kennis die grondboorder van beroep was (geweest) kwam helpen met het opsporen van de steen.

Engelsteen

Jan boorde het eerste gat achter het bankje. Op anderhalve meter diepte knarste de boor tegen en langs iets groots.

Engelsteen

Daarna voor het bankje. Het werden 4 gaten, eerst de middelste van de 3 op een rij, waarin de grondboor staat. Daar ging weer de boor langs de steen, net als in het voorste gat.
De beide andere gaten kwamen uit boven op de steen. Het linkse gat is niet dieper dan 90 cm - liggend op de grond kon je de steen aanraken, een scherpe rand.

Jan zei dat de steen zo'n 3 tot 3,5 meter lang was, op z'n dikst 90 cm en op z'n breedst 1.20 cm. De vorm is ongeveer zoals een hand, en gezien de dicht bij elkaar gelegen punten waarop we de zijkant raakten, ligt hij niet plat op zijn rug, maar op z'n zij, misschien wat gekanteld.

Schets

Eerste schetsjes van wat we gevonden hadden - steen onder bankje, steen op de helling en ligging van de steen.

Schets

De Engelsteen op de kale helling - er groeide voor de aanleg van het Doolhof vooral hei.


Schets

Reconstructie van de huidige toestand.


Werd de naam Engelsteen veranderd in Engelsche Steen door de eigenaar van het Doolhof om heidense betrekkingen te verdoezelen?

Niet alleen Pieter van Cuyck gebruikte die naam, maar ook in de verkoopaktes aan Kikkert en Reinbach staat dat. Dat kan geen vergissing zijn.
Reinbach ging terug naar de oude naam, en gedurende de hele 19e eeuw werd het woord Engelsteen gebruikt als het om het bosje ging.


GEMEENTELIJK WANDELBOS
Verkoop 1839 het Bosch gelegen op Hoogeberg genaamd genaamd Engelsteen door de Erfgenamen van wijlen Burgemeester Reinbach aan gemeente Texel (brief 28-11-1839)

Raad 30-11-1839 De voorzitter brengt daarop ter tafel eene Missive van den Heer en Mr. W.M. Reinbach, als Executeur Testamentair in den boedel van wijle zijnen Vader de Heer en Mr. G.C.W. Reinbach, in leven Burgemeester dezer gemeente, in dato 28 November ll en ten geleide strekkende van een geschrift van dato 20 Augustus 1838 door denzelven Heer Burgemeester indertijd geschreven, waarbij dezelve op grond en om reden daarbij aangevoerd, het door hem bewoond geweest zijnde Huis alhier, benevens het Bosch gelegen op Hoogenberg genaamd Engelsteen, ter overneming aanbiedt aan de Regering van Texel voor eene Som van vijfduizend Guldens- eens.-
De voorzitter noodigt als nu de vergadering uit om, alvorens een besluit te nemen, het Huis in kwestie in oogenschouw te nemen, terwijl het Boschje genaamd Engelsteen mag verondersteld worden bij den vergadering genoegzaam bekend te zijn.-

De vraagprijs voor huis en bos was f 5000-, wat wel erg veel was. De Gemeenteraad bood f 3000, waarvoor de Erven Reinbach bedankten. Wel wilden zij van het bosje af. Als de Gemeente het niet wilde kopen, zou het hout worden omgehakt en verkocht.
Dan zou een geliefde wandelplaats verdwijnen.

Raad 29-9-1840 Bosch Engelsteen
De voorzitter geeft der vergadering te kennen:
Dat bij hem dezer dagen is ingekomen voorstel van de Erven Reinbach om het Bosch, genaamd Engelsteen, groot 1 Bunder 68 Roeden 10 ellen, gelegen alhier op de Hoogte, in de Kadastrale Legger bekend onder Sectie D. N 1338, 1339, 1340 en 1341, voor onze gemeente aantekoopen voor eene Som van f 1000.- ééns, als mede afstand dezer zijde van zekere dienstbaarheid, bestaande ten behoeve der gemeente en ten laste van het Huis gelegen aan den Burg, Sectie D N 47, laatst door den vorige Heere Burgemeester bewoond geweest; welke dienstbaarheid gelegen is in den eigendom van en toegang tot zekeren gevangen Kelder onder voornoemd Huis gelegen.
Dat dit voorstel alvorens door hem voorzitter en assessoren was onderzocht en overwogen en tevens voornoemd Bosch was opgenomen en het zich daarin bevindend opgaand en Hakhout was getaxeerd geworden, waaruit was komen blijken dat, de gevraagde Koopsom in aanmerking genomen, de waarlijke waarde van Bosch en grond, en vooral in aanmerking genomen deszelfs betrekkelijke waarde voor deze gemeente niet te overdreven was.
Dat intusschen dit voorstel alsnu door hem voorzitter werd onderworpen aan de deliberatie van dezen Raad.
Waarover gedelibereerd:
Overwegende dat overgenoemd Bosch sedert eene lange reeks van Jaren heeft gediend tot eene uitspanning en wandeling voor de opgezetenen van dit Eiland, met name door de bewoners van het Oudeschild, voorwelke deszelfs uitroeying een wezenlijk verlies zoude zijn.
Overwegende dat uit de bekomen inlichtingen tevens is gebleken dat bij aldien voornoemd bosch door dit Gemeente bestuur niet wordt aangekocht voor den gestelden prijs en voorwaarde, het zelve onverwijld zal worden omgehakt en uitgeroeid, als het meest geldelijke voordeel voor de Erven Reinbach opleverende.
Overwegende al verder dat voornoemde Servitutie ten behoeve deze Gemeente, zoo door den onbruikbaren staat waarin zich voornoemde gevangeniskelder bevindt, als door andere omstandigheden, alle waarde voor deze gemeente verloren heeft.
Overwegende eindelijk dat den aankoop geschieden kan zonder eenig buitengewoon bezwaar voor deze gemeente.-
Gelet op art: 24 en 35 van het plattelands reglement,
Is besloten
A voornoemd Bosch, groot 1 Bunder 68 Roeden 10 ellen, genaamd Engelsteen, gelegen alhier op de Hoogte, in de Kadastrale Sectie D. N 1338, 1339, 1340 en 1341, ten behoeve van deze gemeente aantekoopen in volledigen en onbezwaarde Eygendom, tegen afstand dezerzijds voor de Erven Reinbach van het bestaande Servituut ten laste het Huis Sectie K N 47 en bestaande in de eigendom van en toegang tot zekeren gevangenkelder onder evengenoemd Huis gelegen en tevens eene Som van f 1000- eens, en al zoodanige verder ondergeschikte voorwaarden als de voorzitter dezer vergadering zal goed en gepast oordeelen als welke tot de overdragt daarvan wordt geautoriseerd mitsdien.
B Het vorenstaande besluit onder behoorlijk geleidende Missive van Zijne Excellentie den Heer Gouverneur optezenden aan HunEdeleGrootAchtbare HH gedeputeerde Staten, ten einde aan dit verzoek hoogere goedkeuring te worden onderworpen,-met verzoek tevens de tot dit einde benoodigde gelden te mogen vinden uit de daartoe genoegzaam voorhanden zijnde gereede gelden dezer gemeente middelen en batige staten van dienst of uit te doene rekening over het loopende dienstjaar voortvloeyende, met vermelding daarvan bij wijze van rappels op de begrooting over 1842 in het aanstaande jaar optemaken, onder de post van buitengewone uitgaven.

30-10-1840 Bosch Engelsteen autorisatie GS van dato 8-10 N 23 van de familie Reinbach ten behoeve dezer gemeente. Aangenomen voor kennisgeving.

Gemeentelijk wandelbos
Nu was de Gemeente verantwoordelijk voor het onderhoud, wat in de praktijk niet meeviel:
Gemeenteraadsnotulen 20-6-1873 Boschje Engelsteen.
Het raadslid den heer K. Bakker maakt den Heer Voorzitter opmerkzaam op den slechten toestand waarin het zoogenaamde Dovehof (sic) verkeert, en vraagt of daarin niet eenige verbetering kon worden gebracht. Voorzitter… berigt het hoogst moeijelijke om het Doolhof in order te houden, doch verzekert tevens dat door hem daarin zal worden voorzien.

Notulen B&W 13-11-1873.
6 De Voorzitter berigt dat Schaatsenberg zich bij hem heeft aangemeld met verzoek om in het Boschje Engelsteen te mogen fretteren.

B&W 28-10-1875. 6 A. de Ruyter wil ‘eenige grond in het boschje Engelsteen in erfpacht, tot daarstelling van een uitspanningsgebouw’. Gewezen van de hand.

Gemeenteraadsnotulen 29-10-1875 Rekest van Abraham de Ruyter verzoekende om een gedeelte grond in het boschje Engel Steen ter grootte van 20 Are in erfpacht te mogen erlangen, ten einde daarop een uitspanninglokaal te bouwen.
Op preadvies van het Dagelijksch Bestuur wordt het verzoek na eenige discussie gewezen van de hand.

B&W 8 Verzoek van P. Vermeulen, verzoekende belast te mogen worden met het schoonhouden van het boschje Engelsteen. De Heer Keyser deelt mede dat P. Vermeulen van de plaats [boerderij] van den Heer Langeveld af gaat. Het verzoek komt daarmede te vervallen [want Pieter Vermeulen zou niet meer in de buurt daarvan wonen].

24-7-1897 Vliegend Blaadje
Aan de Zuidelijken helling van den eenige heuvel, die men op Texel vindt, ontwaart men beoosten den druk bereden schulpweg het bekende, veel te weinig bezochte ‘Boschje’ met zijn ‘zeven pannekoeken’ en zijn diepen zandkuil, en bewesten dien weg het ‘Schilder Kerkhof’, eenzaam gelegen, doch vormende een liefelijk plekje, omgeven door ahornen en espen, waarin telken jare hofzangers en spotvogels hun vermenigvuldigingslied, hun ‘vrede op aarde’ laten hooren.

Uit de Texelsche Courant van 1902
10-9-1902 Begunstigd door het heerlijke weder hebben de kinderen van de Algemene Bewaarschool gisteren een hoogst gelukkigen dag gehad. Bij allen was daags tevoren eenen uitnoodiging gekomen, om bij gunstig weder een uitgaansdag naar Doolhof te maken. Om 10 uur zou de aftocht per rijtuig plaats hebben. Het was een weldadig gezicht die kleine kleuters te zien schoolwaarts gaan, allen met een lach op het gezicht, hunkerend naar het te wachten genot. Voorbeeldig, ordelijk en zorgvol had het instijgen plaats en toen de rijtuigen zich in beweging zetten, barstte het gejubel aldra los.
In Doolhof hebben de kleinen zich kostelijk vermaakt, ruimschoots werden zij op versnaperingen, met smaak gekozen en met gulle hand geschonken, onthaald. Wij zijn ongetwijfeld de tolk van de ouders, wanneer wij dezen een woord van dank brengen voor dezen aan de kleinen bereide feestdag, zoo hartelijk aangeboden en zoo liefdevol ten einden gebracht.
(blad HV-Texel)

Onder Staatsbosbeheer
TC 15-4-1966 Weggetjes en Bosje “het Bossie” op de Hoge Berg behoren voortaan aan de Staat der Nederlanden en zullen worden onderhouden door Staatsbosbeheer. Zowel weggetjes als bos zullen voor het publiek toegankelijk blijven.

2012 Bij een wandeling door het bosje trof ik ‘natuurbos’ met woekering van bramen aan.



Terug naar de vorige bladzij